NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH De Remonstrantsche Troebelen. VERSCHIJNT PRIJS DER ADVERTENTIËN G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. lo. 7. 1394. ÜHnsdojj 16 ©efofiec. Hpjmifp ïwicgntir). UITGAVE VAN ELitEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent. Prijs per drie maanden franco p. p 0,95. EN Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel Enkele nummers 0,025. meer 10 cent. LOMBOK. Aan een particulieren brief van bet eiland Lombok ontleend het Dagblad het volgende „Wij zitten op het oogenblik of liever zijn gehuisvest in eenige bamboezen hutten op een sawah naast kampong Soekarara gelegen. Deze kampong zelf ligt op 15 paal afstand van Tjakra Negara. Vorige week Vrijdag zjjn wij hierheen gemarcheerd om de rust. en orde hier ge heel te herstellen, want ge moet weten, dat deze uitgestrekte streek voor geheel verwoest is tengevolge van een 4-jarigon oorlog. Wij zijn hier op het tooneel, waar de strijd het hevigst geweest is en waar sommige kampongs nog vijandig tegenover elkaar staan. Ge kunt u geen voorstelling maken van deze uitgestrekte verwoeste streken. Men kan uren ver marcheeren over sawah's, die in geen jaren bebouwd werden en waar thans de alang-alang groeit en dan weer komt men deor een kampong die in een volslagen wildernis is veranderd zoodat men slechts met moeite door het dichte struikgewas heenbreekt; en overal langs den weg menschelijke geraamten en sche dels, geen spoor van menschen, alles woest, stil en verlaten. In de kampongs, die bewoond zijn, een opeengehoopte massa menschen, uitgeteerde wezens, die misschien in geen jaren rijst gegeten hebben en moeten leven van wor tels en boombladeren, en vooral een massa kinderen wier ouders vermoord zijn, stum perde, die er ellendig uitzien, niets dan vel over been, met wie men zielsmedelijden heeft." Uit bovenstaand citaat kan men bij ver nieuwing zien, hoe ontzettend de Baliërs hebben huisgehouden in het land der Sassaks, waaruit de diepe haat moet wor den verklaard, die de verdrukten jegens de verdrukkers bezielt en die, naar het Dgbld. meent, hun vertrouwen in ons deed schok ken, toen wij met de Baliërs een verdrag wilden sluiten. Hoog gras. 9) FEULLETON De remonstranten hekelden de gevangen neming als ondragelijk geweld, terwijl de gereformeerden haar toejuichten als een daad tot beveiliging van den staat gebodenj De gevangenen waren in afzonderlijke groote vertrekken geplaatst, zoodat zij geene gemeenschap met elkander konden onderhouden. In September 1618 werden zij door vijf gemachtigden in het verhoor genomen. Ledenberg schreef daarna, blijkbaar onder den indruk van het voorloopig verhoor een brief in het Fransch aan zijn zoon waarin hij verklaarde zedelijk zich onschul dig te gevoelen, doch voor de rechters zich niet te kunnen verdedigen. En daar hij langs dezen weg voor de schande van een onteerend vonnis wilde bewaard blijven en hij hoopte door deze daad de verbeurd verklaring zijner goederen te voorkomen, besloot hij zoo schreef de rampzalige maneen einde aan zijn leven te maken. Den volgenden morgen vond men zijn lijk met afgesneden hals op den grond liggen. Een broodmes lag naast hem. Zijn dood schijnt een uitkomst voor 01- denbarneveld te zijn geweest. Herhaaldelijk toch in het begin had hij gevraagd, of er te Utrecht iets uitgelekt was. Men leidt hieruit af dat hij en Ledenberg meer geweten en nog andere geheime raadslagen gesmeed hebben, welker uitvoering slechts door hunne onverwachte gevangenneming was verijdeld. Oldenbarneveld werd eerst met Novem ber in verhoor genomen. Al zÜn papieren waren hem afgenomen Aan een brief in het N. v. d. D. ont- leenen wij onderstaande beschrijving van den terugtocht der colonne-Bijleveldt van Soekarara naar Mataram. Te Soekarara in het bivak ontvingen wij in den nacht van den 25en op den 26en Augustus om half drie het hevel van den generaal Vetter om terug te gaan op Ma taram, zoo spoedig mogelijk en met de meest mogelijke veiligheidsmaatregelen. Wij braken om 9 uur v. m. op en be reikten om 1 uur n. m. Kediri. Onze co lonne was sterk 2 compagnieën infanterie, 2 bergstukken en 1 sectie genietroepen. Te Kediri vernamen wij, dat er oorlog was tusschen den Generaal en den lladja, zooals de bewoners zich uitdrukken. Te Klobo, p. m. 500 palen westwaarts van Kediri, werden ons door vrouwen cn kinderen ververschingen aangeboden. Onze marsehformatie was als volgt1 sectie infanterie voorhoede, gevolgd door de sectie genietroepen voorts de hoofdcolonne met trein en 1 sectie achterhoede. De overste Van Bij leveld reed aan het hoofd der hoofdcolonne. Plotseling klonken een paar schoten en was de overste zwaar gewond. Onmiddellijk opende de voorste sectie der hoofdcolonne het vuur. Het vijandelijk vuur werd af gegeven op 3 passen afstands door schiet gaten uit een Missigit (tempel)tegelij kertijd kregen wij een lansaanval op onze rechterflank, door salvo's der infanterie en door granaatkartetsen afgeweerd. Daarop kwam de artillerie voorwaarts van de in fanterie in batterij; de genie hakte een poort van de Missigit openwaarop een pe loton infanterie die Missigit forceerde, waarbij luit. Musquetier sneuvelde de vijand was uit de Missigit verdreven te gelijkertijd opende de achterhoede het vuur om den vijand, welke zich ook in onzen rug vertoonde, te verdrijven. Spoedig week deze terug en trokken wij voorwaarts om in de rivier „de Babak" af te dalen. Eerst werd de overkant schoongeveegd met salvo's en granaatkartetsen. Onder dekking van vuur daalden wij bij gedeelten en hij zelf werd streng bewaakt. Van briefwisseling met zijn vrienden kon dus geen sprake zijn. En toch vernam hij nog verschillende nieuwtjes van zijne vrouw en (kinderen door middel van zijne vrienden. Een der koks in de gevangenis had zich laten overhalen de briefjes te verbergen in gebraden peren en zoo onderhield de Advocaat de gewenschte verstandhouding met de buitenwereld. De Groot en Hoogerbeets werden op een andere manier geholpen. De geleerde Schrijver, meer onder zijn veria tij nsch- ten naam Scriverius bekend, had eerst ge probeerd Oldenbarneveld het een en ander te schrijven. Hij was namelijk bezig aan eene nieuwe uitgaaf van (het boek van) Janus Secundus. Nu zond hij aan Oldenbarneveld zijn hand schrift (copie) ter corrigeering, dat wil zeggen om het van fouten te zuiveren. Doch tusschen die regels schreef hij in het latijn verschillende bijzonderheden die alleen voor Oldenbarneveld bestemd waren. Doch deze wist niets van de list en doorzag ze ook niet. Hij was te weinig vriend der letteren. Ook was hij te stomp en te zwaar moedig in die dagen om zelfs maar voor tijdverdrijf deze dingen ter hand te nemen. Hij liet de handschriften onaangeroerd liggen en zond ze ongelezen terug. En zoo ontging den armen man de rijke troost van te weten dat zijne vrienden aan hem dachten, en van te vernemen hoe zijne lievelingen, die hij niet weerzien zou, het in deze omstandigheden maakten. Treffend beeld van zoo menigen armen zondaar die Gods Woord in huis heeften niet wetende, hoeveel kostelijkers zelfs dan banknoten het bergt, dit Boek ongelezen liggen laat. Met De Groot beproefde Scriverius deze list ook, en slaagde daarin beter. Doch de af. De rivier was vrij dieptot aan de borst gingen wij door het water. Gelukkig kwam de geheele colonne er goed over. Al vechtende trokken wij verder iedere kampong moest beschoten werden om den vijand er uit te verdrijven; zoo bereik ten wij 's avonds om 5 uren Tjakra van de Zuidzijde; de colonne rukte hierbinnen en rustte een oogenblik. In Tjakra heerschte een doodsehe stilte, op een pas of wat voor een deur stond een tafeltje met karaffen water Wij lieten het signaal „6e bataljon, geeft acht" blazenantwoord kregen wij niet, met slaande trom rukten wij voorwaarts, meenende dicht bij 't bivak Tjakra te zijn, waar de andere helft van ons bataljon was achtergebleven, alzoo op veilig terrein. Plotseling kregen wij vuur van rechts en links op 3 4 passen afstands :_dit werd door ons krachtig beantwoord; voorwaarts werdj geruktsteeds-! hevig vuur van weerszijden van den weg wij beantwoordden dat zoo goed mogelijk; dooden en gewon den vielen bij hoopende artillerie nu eens zijwaarts in batterij vuurde met gra naten op de muren, dan weer voorwaarts in batterij met granaatkartetsen en kartet senhier bestormde de infanterie de schiet gaten, daar gaf zij salvo's op een drom vij anden vooruitdoch het vuur van den vijand nam in hevigheid toe, van rechts en links, door en over de muren, van vo ren en van achterende vuurmonden rol len terug, doch worden weder in batterij gebrachtdooden en gewonden vallen re- peteers vuur van den vijandsalvo's van ons voorwaarts om maar weder verder te ko men. Teruggaan is onmogelijk 1 De stukken rijden over gedoode vrienden en vijanden; vuur van alle kanten; brokken steen en klei vliegen ons in 't aangezicht. Zoo ruk ken wij verder, telkens „6e bataljon" bla zende, in de hoop, dat het bivak ons zoude hooren. Eindelijk waren wij bij den laat- sten zijweg en besloten wij links af te slaan, daar verder zich voorwaarts begeven gelijk stond met het sneuvelen van allen Alzoo links af, steeds onder het vuur van' zaak lekte uitdoordat verscheidene malen te opvallend aan Hoogerbeets, die ze even min las, gevraagd was geworden of deze de „proeven" van het boek wel ge lezen had. Aanvankelijk had Oldenbarneveld een beschermer gevonden in den Franschen ge zant, die de staten dreigde met zijns mees ters ongenoegen en tusschenkomst. Van Aarssen had echter dit dreigement met een glimlach beautwoord en de Fran- sche gezant was daarover zoo verstoord geworden dat hij vertrok. De koning van Frankrijk gelastte hem echter terstond terug te keeren en zijn raad aan te bieden. De man kon niet beter doen dan zich terstond van die opdracht te kwijten. De Staten antwoordden echter dat de zaken door 's Prinsen beleid volko men in orde waren, en dat men den Ko ning bedankte dewijl er geen raad of hulp meer noodig was. De ziel van de beweging tegen Olden barneveld was van Aarssen. Nu was Van Aarssen een aartsvijand van Oldenbarneveld, niettegenstaande hij door dezen de man in de Staten geworden was. Door toedoen toch van Oldenbarneveld was hij de zoon van den dubbelhar- tigen Cornelis van Aarssen reeds op 26 jarigen leeftijd agent der Algemeene Staten, daarna onze gezant, beide aan 't Fransche hof geweest en had hij medege werkt aan de tot staudkoming van het twaalf jarig bestand. Op aanstoking van Olden barneveld zooals hij meende werd hij we gens zijn stadhoudersgezindheid op dat punt het tegenbeeld zijns vaders door de Alge meene Staten ontslagen. En dat niettegen staande Kichelieu, de eerste minister in Frankrijk, hem een van de drie grootste staatslieden van zijn tijd noemde. Doch die grootheid kon hem dan toeh den vijand, de dooden latende liggen, de gewonden medenemende. Het was intusschen donker geworden, en wij konden alleen zien bij het vuur der losbrandingen van de geweren. Voor- op gingen 1 peloton infanterie en de 2 bergstukken als voorhoede, daarna de in fanterie in carré met de achterflank open in dit carré de gewonden die loopen kon den voorts trein met gewonden 1 peloton achterhoede. Plotseling ontstaat er eene paniek in de rechterflank van het carré deze drong door in de linkerflank welke door mij werd gecommandeerd, zoodat wij genoodzaakt waren onze eigen troepen met de kolven der geweren te dreigen, zelfs te slaan, waarop de orde hersteld werd. Maar door deze interruptie waren wij onze voorhoede kwijt geraakt, en dat in't stikdonkerSig nalen werden geblazen maar geen ant woord kwam gelukkig herkenden wij den weg. Eindelijk was de colonne, nl. de débris daarvan, buiten Tjakra, en hadden wij eenige verademing een juichtoon ging op toen wij in de verte het signaal „7e bataljon" hoerden. Op dit signaal gingen wij af en bereik ten om half tien 's avonds de Dewa, nabij Mataram, doch van rusten geen sprake, daar de Dewa beschoten werd door de Baliërs, gedurende den geheelen nacht. Welk een nacht daar in dat „bedehuis" is doorleefd, is niet te beschrijven. In eene enge ruimte pl. m. 1000 menschen, generaal, officieren, soldaten, kettinggangers, gewonden die kermden, gewonden die stierven, dooden begraven, wonden, die be gonnen te rieken, en, last not least, de uitwerpselen van een ieder welke een on- dragelijken stank verspreidden. Er zijn er onder die in dien eenen nacht grijs geworden zijn De blijkbare zucht van generaal Vet" ter (na de aanneming van het ultimatum door den vorst van Lobok) om niets te doen wat de Baliërs maar eenigszins kren ken kon vindt de Haarlemsclie Ct. niet niet beletten en daarin was de groote staatsman als man niet groot dat hij sedert zijn afzetting Oldenbarneveld met allerlei schotschriften vervolgdeen ten slotte niet weinig tot diens gevangenne ming en terechtstelling bijdroeg. Eerst in het volgende jaar benoemden de Algemeene Staten rechters over de ge vangenen. Zij waren 24 in getaltwaalf waren uit Holland en twaalf uit de ove rige gewesten, allen contra-remonstranten. Onder hen waren enkele persoonlijke vij anden van den Advocaat. Wij noemden u reeds Van Aarssen. Doch er waren ook enkelen den Advo caat zeer genegen, wegens zijn groote ver diensten. Onder anderen de voorzitter der rechtbank Nicolaas Kromhout uit Dordt en Van den Sande, de afgevaardigde voor Friesland. Ook de zachtzinnige Junius betreurde het zeer dat hij Oldenbarneveld moest hel pen vonnissen. Van Aarssen had echter gezegd „Zoo hij niet sterft is al ons dessein te niet". En Junius, schoon den Advocaat zeer ge negen, verklaarde zich te onderwerpen aan den Staat die een voorbeeld eischte. Bechtsgeleerde hulp werd niet toegestaan. Lang en breed waren de overwegingen, punt voor punt, van elke beschuldiging, die tegen den Advocaat en zijne vrienden was ingebracht. Onder deze punten warenGewetens dwang, onderdrukking der Contra-remon stranten; vijandelijk verhond tegen de Staten; waardgelders, konkeling met Frankrijk, met Albertus den Spaanschen landvoogd. Ofschoon dit laatste weigerde men aan te roeren. Men liet er tijdens de behandeling van het rechtsgeding slechts af en toe maar eens iets van merken ten teeken dat men zoo gansch onverklaarbaar, al blijkt die zucht thans dwaas en verderfelijk en waar schijnlijk de voorname oorzaak van de ge heele ramp geweest te zijn. „Als (zegt het blad) men zich herinnert wat onze zeeofficier Thorbecke indertijd heeft moeten hooren over zijn voorzichtig gedrag als commandant van de „Benkoelen," waardoor hij Toekoe Oemar dezelfde die tegenwoordig onze bondgenoot is beleedigd heette te hebben, dan kan men begrijpen, dat een Nederlandsche gezag voerder er tegen opziet, zich zulke ver wijten op den hals te halen. Want dat de heer Thorbecke, toen hij Toekoe Oemar, die den naam had van niet te vertrouwen te zijn, met een 150, zoo heette het, niet vijandig gezinde, gewapende Atjehers aan boord kreeg, om hen te vervoeren, terstond last gaf hun de wapens af te vragen, was zeker een daad van prijzenswaardige waak zaamheid en voorzichtigheid, geheel in den geest, waarin men zen wenschen, dat gene raal Vetter gehandeld had. Toch, teen bij het verlaten van het schip de Atjehers de mannen van de laatste sloep, die hen overbracht, vermoordden en toen Toekoe Oemar bleek het wantrouwen van den commandant kwalijk genomen te hebben, toen werd het den commandant ook in Nederland euvel geduid, dat hij gehandeld had, zooals hij had gedaan. Had generaal Vetter de Balineezen met gepast wantrouwen bejegend, had hij strenge voor zorgsmaatregelen genomen en bv. ontwa pening geëischt en ware er dan verzetWan hunne zijde gevolgd, dan zou het geheel in den geest geweest zijn der mannen, die den commandant Thorbecke hard vielen, ook over Vetters wegens zijn voorzichtig wantrouwen den staf te breken." In de Wereldstrijd klaagt ds. Adama van Scheltema over het jenevergebruik van onze soldaten in de Oost. Uit ver trouwbare cijfers bleek dat op éen dag door 300 soldaten 2200 borrels gedronken werden. Op een buitenpost van 35 Euro- peesche hospitaal-soldaten en kader, was het wist. Ten slotte werd het vonnis opgesteld. Het luidde voor Oldenbarneveld de dood met verbeurdverklaring. Ook aan de anderen werden zware straffen opgelegd. Niet echter dat men aanvankelijk plan had zoo gestreng op te treden. Maar het drieste optreden der remonstrantsche pre dikanten op de Dortsche Synode, die ter zelfder tijd gehouden werd, maakte een streng optreden noodzakelijk. Oldenbarneveld had zulk een vonnis niet verwacht. Op Zondag den 12 Mei des mor gens te 6 uur traden de fiscalen Van Leeu wen enSylla bij hem binnen om hem na mens de Algemeene Staten zijn doodvon nis aan te zeggen. De trotsche man stond verplet. Hunke rend naar het leven, was hij toch te hoog hartig om het te vragen, om het te vragen vooral aan den Prins en de Staten. In dien diep geschokten toestand waarin de vreeze des doods twistte met de hoogheid des harten, vond hem in den laten namiddag de predikant Waleus (De Waal). Zij kenden elkander niet. Zij haddfen elkander nog nooit gezien. Doch Walaeus was door de Dordtsehe synode aangewezen om den raadpensionaris bij te staan en ter dood voor te bereiden. Een der rechters, te weten Schotte, bur gemeester van Middelburg, werd aange wezen om Waleus uit Leiden naar den Haag te ontbieden en te vergezellen. Waleus schrikte er van en vroeg van de taak om den veroordeelden het dood vonnis aan te zeggen ontheven te worden. Ten opzichte van De Groot drong hij er het sterkst op aan. Daartoe waren hij en De Groot immer te zeer door innige vriendschapsbanden verknocht geweest. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1894 | | pagina 1