NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
A
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
IV*
8. 1894.
Safewfag 6 ©cfoöec.
legend^ Jaargang.
X
'S*
VERSCHIJNT
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
Geen verdrag met de Zonde.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Gemengde Berichten.
m, 2 October.
in.
Vorig
2% 92% 92%
3 1C2 *,02%
31/s ''0 Va 192%
3% 10 102%
31/a I001/»
5 101 102
4 991/4 99%
4% l02i/4 -
5 7«I/4 73
«0% 86S/4
71% 793/4
79% 791/4
79% 797/8
80% 80%
101% -
93
28% -
- 25% 25%
41/9 34%
5
5
5
4
4
4
4
4
4
3
6
5
4
4
5
5
5
5
5
4
5
4
4
74
116%
68% «9%
94 91%
94% 95
94% 43/4
99%
96
99
99% -
9 3/8 -
501/4
102% 102%
til 66
91%
98% 98
271/4
253/3
4 103% 103%
6 63%
4% 771/4 -
4% 795/8 783/3
4 72% 731/4
43/4 19
6 47V2 47
4 OI/3 *0%
ke Leeningen.
3% 1003/j 1000/3
3% 1005/3 1005/8
3% 10o% 10.»%
Ondernemingen.
91
162
41/2
4 102 1013/j
41/3 101%
4 1015/g
75 75
4% 1031/4 102%
4 023/, 102%
3% 993/4
4% 1015/, 102
41/3 1027/8
148
99
4 102
VI/, 1023/4 1 \J23/4
48%
4 -
210 211
237/8 -
41/3 1033/4
3 631/, -
5 lOu
4% 98 98%
gen.
100%
8 983/,
3% >00%
8% IOO1/4
21
192
00%
3 477/)$
8 52%
1347/,
155
41/3 100
4 95V3
3 63%
5 104
4% 99%
5 102%
5 104
93i/8
1081/,
102%
657/8
1003%
101%
1003/3
21
198
527/g
99%
941/4
63
102%
104
93
103%
1023/3
104%
- 1'%
6 10 U/3
5 86%
103
5 10>%
5 83%
7 10»3/
- 193/4
- 93%
4 101
- 56%
6 101%
- 99%
7 111%
6 107
- 1-%
6 IO.7/3
66%
91%
101%
863/4
1011/,
84%
lli9%
91%
553/4
101%
99
1071/i
117/g
1033/4
5
lappijen.
81/, 100
4 92
63
4% 1027/, -
gen.
8 108
3 109% 1071/4
3 107 -
gg
27/, 103% 1026/,
21/4 112% -
00 124 -
4 122% -
5 120 1191/4
100 159V,
100 1571/4
- 143
100 156%
100 14
lOo 41% 41%
400 31% 807/J
~>"sl
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
G. M. KLEMKERK, te Goes
EN
van
eens.
Daar de zonde de schandvlek
der natiën ia, vraagt „Patri
monium" dat de Overheid het
houden van hoerenhuizen bij
de wet strafbaar stelle.; dat
zij het onderzoek naar het
vaderschap toelate dat zij allen
handel in binnen- en buiten-
landsche loterijen were dat zij
breke met alles wat in Indië
den vloek van den opium- en
hier te lande van den drank
duivel bevorderen kanen dat
naar Gods inzetting de dood
straf weder in onze strafwetge
ving worde opgenomen.
{Artikel 5 van het Sociaal
Program van het Neder Ian cl
iche Werkliedenverbond Pa
trimonium
Met den boven omschreven eisch
Patrimonium zijn wij het van harte
Patrimonium zou er zeker alle overige
artikelen van zijn program voor een tijd
aan geven om alle wensehen in dit ar
tikel uitgesproken, ingewilligd te krijgen.
Patrimonium wil de Overheid aan het
werk zetten tot wering van ontuchtkans
spel, opiumgebruik, drankzonde, doodslag.
Tot invoering van eene strafrechtpleging
tegen hoererij en dronkenschapen de
doodstraf.
Welk een triomf zou 'tzijn voor zijne
beginselen, zoo de overheid dit artikel
5 eens op hair werkprogram overnam.
Er worden zulke schromelijke ver
woestingen aangericht door de zonden hier
hoven genoemd.
En het verderf lieerscht zoo algemeen.
Het aantal dronkaards en wellustelingen,
zwendelaars en eerroovers, dieven en dood
slagers is zoo grooten minstens even
groot het aantal misleide ongelukkigen,
die een leven van schande leiden of zich
storten in den dood ten gevolge van de
schandelijke bedriegerijen waarvan zij het
slachtoffer werden.
Tal van meisjes uit de arbeidersklasse
door de zucht naar opschik gedreven, be
gaven zich naar de plaatsen der verleiding,
om daar, in de strikken der zonde ver
ward, tot veile lusten gebruikt en ten
slotte voor hun leven bedorven te worden.
De mannen der Middernachtzending zijn
er menigmaal getuige van geweest dat
de kinderen onzes volks door onnutte zonen
van kapitalisten werden misleid en onteerd
gezwegen nog van de vele gevallen dat in
het fatsoenlijk liberaal of christelijk huis
zelf waar eene dezer dockteren dient, de
laffe wellust het op haren zedelijken onder
gang toelegt.
Doch daar kan de staat niets aan doen.
Waar de Staat wel iets aan doen kan,
is het diep treurige feit dat er plaat
sen der verleiding zijn, waar de prostitutie
schaamteloos gedreven wordt, waar de
publieke vrouw van overheidswege gekeurd
en gemachtigd wordt om met onze zonen
allerlei ongerechtigheid te plegen. Waar
dus de Staat zijn stempel drukt op eene
onzer grootste en meest doodelijke volks
zonden.
Aan een dergelijk verdrag tusschen de
Overheid en de Zonde zag Patrimonium
en wie zon 't wraken gaarne een
einde gemaakt.
Een verdrag veronderstelt immers twee
partijen, die heiden gelijk hebben en op
voet van gelijkheid staan en het samen
eens zijn.
En als nu de Overheid die het kwaad
keeren moet, begint met op dit kwaad
haar stempel te drukken, dan houdt dit
kwaad op kwaad te zijn. Het is goed ge
worden. Het is niet langer verboden.
Integendeel het is toegestaan ja wat meer
zegt die het bedrijven, worden in het
anti-protectionistische Nederland beschermd,
beschermd door den Staat, opdat dit kwa :d
hen niet dere opdat het hen goed doe.
Voorwaar hier mag herinnerd worden,
dat de zonde de schandvlek der natiën is.
Dit geldt ook voor het onderzoek naar
het vaderschap.
Niet langer moet de zonde der ontucht
zoo schaamteloos worden bedreven, en als
bedrijf toegelaten.
Waarom zal de vrouw, de zwakkere,
alleen de schande dragen, en alle andere
onaangename gevolgen van de zonde die
door den man mede j bedreven werd, en
waarbij zij meestal de verongelijkte, de
misleide en mishandelde, de overrompelde
partij is.
Waarom op haar naam en op den naam
haars vaders verhaald, wat hij den hoofd
bedrijver van het gewraakte feit moest
worden gezocht.
Hef op die onbarmhartige bepaling, dat
men naar den vader van de buiten echt
geborenen niet vragen mag. Ook met dit
verbod naar het onderzoek wie de vader is,
sanetionneert de wet een onzer nationale
zonden.
Wij geven ze gelijk die daartegen pro
testeeren in naam van zedelijkheid en recht.
Ook op dezelfde gronden verzetten wij
ons tegen rechtstreeksche en uzijdelingsche
bescherming van het onzedelijke kasardspel,
tegen de goed-verklaring van loterijen.
De Staat honde op er een Staatsloterij
op na te houden. Eene staatsloterij, waar
mede hij in duizend e harten de geldzucht
kweekt, over menig gezin ellende brengt;
de hartstochten van velen prikkelten
waar er eens een enkele met een zooge
naamd gelukkig nommer uit komt, er toch
nog den zegen niet indraagt.
De Staat houde op uit de hartstocht der
burgers geld te slaan en keere dan den
gruwel der buitenlandsche loterijen, met
hare buitensporige winsten en verliezen,
met haar humbug en boerenbedrog.
Want eok deze zonde zal eerst dan in
derdaad zonde worden, wanneer de Staat
ophoudt er zijn jroedkeuring aan te geven.
Ook dit verdrag moet verbroken.
De Staat is ook opiumschuiver. Ontzet
tend zijn de gevolgen van den opiuinhan-
del. Duizenden onderdanen van de Konin
gin der Nederlanden en Keizerin van In-
sulinde gaan te gronde door het gebruik
van opium en het misbruik van sterken
drank.
Niet minder schaamteloos wordt deze
zonde bedreven, onder protectie van de
Nederlandsche regeering.
Tel ze, de slachtoffers van den drank
duivel in Nederland, en van de amfioen-
kit in Indië, zoo gij ze tellen kunt en
verhaas u, ja ontzet u dat de Nederland
sche natie zich nog niet in z.ik en asch
bekeerd heeft tot Hem die eens van hare
hand het bloedal dezer ongelukkigen zal
eischen.
En hoe komt het dat vooral in ons
land deze zonde zoo onbeschaamd wordt
gepleegd
Omdat de Nederlandsche slaat haar tole
reert en aanmoedigt.
Het bordje Vergunning aan de deurpost
onzer tappers en drankslijters is eene aan
klacht tegen de al te ruime consciëntie
van den Staat, die niet alleen tot den
verkoop van sterken drank vergunning
geeft, maar tegelijk het denkbeeld ingang
vinden doet dat dit een goede zaak is.
De Staat heeft er immers permissie voor
gegeven. En zou de Staat tot iets kwaads
machtiging verleenen
En daarom wandelt de kroeghouder wel
gedaan eu wel door onze straten. Zijn
vak juist, het eenige onder zoo velen, ge
niet de hooge eer van door den -Staat als--
een goed vak geijkt te zijn.
En inmiddels loopen eerzame vakman
nen onder onze ambachtslieden een groot
deel des jaars werkloos en onbeschermd in
hun vak daarheen, met geen andere „ver
gunning" dan maar te zien hoe ze aan den
kost komen.
En dan de opium-handel Dit is nog
erger.
Aan het hoofd daarvan staat de Staat.
Die is de groote opiumschuiver van het
bloedgeld des inlanders onderhoudt hij de
scholen die dezen moeten opvoeden tot
christelijke en maatschappelijke deugden,
terwijl hij bezig is het christelijke in hem
te dooden en hem te voeren naar den af
grond van maatschappelijke ellende.
Dit is de beteekenis van het vijfde ar
tikel van Patrimonium's Sociaal Program.
Wanneer zal Nederland breken met deze
gruwelen en zich stellen onder het gebod
Gods?
Onder het gebod Gods, dat de belofte
mee draagt, dat gerechtigheid een volk
verhoogt, terwijl de zonde een schandvlek
der natiën is
LOMBOK.
In het dezer dagen verschenen Koloniaal
ierslag over 1893 vindt men ook uitvoe
rige meedeelingen over hetgeen voorafge
gaan is aan het besluit tot uitzending der
Lombok-expeditie.
Omtrent het verloop der Loinhoksehe
zaken dan, sedert April 1893, leest men
in het verslag
Nadat de resident (van Bali en Lombok)
als zijn oordeel had doen kennen, dat de
vorsten op een aanbod van bemiddeling
vermoedelijk beleefd, maar ontwijkend
zouden antwoorden, besloot de G.-G. in
Juni 1893 de zaak voortgang te doen
hebben, in dien zin, dat de Lomboksehe
bestuurders op de overhandiging van een
brief van den G.-G. door een schrij ven van
den resident zouden worden voorbereid,
opdat, wanneer op de aankondiging der
komst van den controleur, als brenger van
den brief des Landvoogds, geen bevredi
gend bescheid werd gegeven, de uitreiking
achterwege zou kunnen blijven of althans
nadere instructiën uït Batavia zouden kun
nen worden gevraagd. Tevens werd hij
vernieuwing den resident voorgehouden,
dat alles behoorde te worden vermeden,
wat tot een gewapend optreden tegenover
Lombok zou kunnen nopen. Met nadruk
werd op dit punt de aandacht van den
resident gevestigd, opdat hij de gelegenheid
behield om, wanneer er z. i. voor zoodanig
gevaar aanleiding mocht bestaan, daarop
den G.-G. te wijzen vóór de verzending
van den brief.
Den 22sten Juni werd alsnu van Boele-
leng een inlandsche tolk naar Lombok ge
zonden met een brief van den resident,
waarbij, met het oog ep de bestaande on
rust op het eiland, aan de vorsten bericht
werd verzocht waar en wanneer de met
de overbrenging van 's Landvoogds brief
te belasten controleur door hen zou kunnen
ontvangen worden. Hot antwoord dd. 4
Juli luidde, dat, wanneer de controleur
kwam om den brief over te brengen en
de aangelegenheden te bespreken, zij hem
op de vanouds gebruikelijke wijze zouden
ontvangen. Bij telegram van 17 Juli werd
de resident alsnn gemachtigd om den con
troleur naar Lombok te doen vertrekken
ter overhandiging van den brief en des
noods ter aanhooring van hetgeen de vor
sten mochten te berde brengen, maar zon
der zich daaromtrent in besprakingen te
begeven.
Toen de controleur den 24sten Juli ter
reede Ampenan kwam, zond hij den tolk
naar den wal, die, geen der Lomboksehe
pembekels te Ampenan aantreffende, zich
naar Mataram begaf, waar de rijksbestier
der beloofde dat hij aan de beide zich te
Kotta Radja bevindende vorsten van de
komst des controleurs zonder verwijl zou
kennis geven. Daags daarop werd door
twee aan boord gekomen pembekels den
controleur een spoedige ontmoeting met de
vorsten te Mataram in uitzicht gesteld,
doch het doen af halen van den controleur
van Ampenan werd telkens uitgesteld, o.
a. op grond dat de onlusten zich tot in de
onmiddelijke nabijheid van Boger (het ge
bruikelijke logies voor geuvernements-amb-
tenaren) hadden uitgebreid en het dus be
zwarend was den controleur aldaar te ont
vangen, omdat hij er wellicht in moeielijk-
heid zou geraken. De controleur merkte
echter op, dat het voldoende was hem in
de gelegenheid te stellen den brief in een
der poeri's te Mataram of Tjakra Negara
van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
aan de vorsten te overhandigen, en dat
hij dan daarna dadelijk naar boord kon te-
rugkeeren, totdat de vorsten hun antwoord
gereed hadden, hetwelk hij vervolgens op
dezelfde wijze in ontvangst kon komen
nemen.
Aan deze mededeeling van den controleur
werd echter geen aandacht geachonken,
maar in den namiddag van den 29ste n Juli
nadat wel dienzelfden dag een van Sin
gapore aangekomen Europeesehe zaakwaar
nemer, die den Lombokschen bestuurder
van advies scheen te dienen, hij hen was
toegelaten kwam een pembekel, namens
den rijksbestierder, den controleur in over
weging geven voorloopig naar Boeleleng
terug te keeren, daar hij toch in de eer
ste dagen onmogelijk door de vorsten zou
kunnen worden ontvangen, maar dat, zoo
dra dit wel het geval kon zijn, de Lombok
sehe bestuurders den resident daarvan
zouden onderrichten. Na zes dagen wach-
tens ter reede moest derhalve de contro
leur onverrichter zake terngkeeren. De
vorsten vonden het zelfs niet noodig den
resident hun verontschuldiging aan te bie
den over de vergeefsche reis des contro
leurs, en evenzeer liet zicli wachten het
toegezegde bericht betreffende het tijdstip,
waarop de brief van den G.-G. zou kunnen
in ontvangst genomen worden.
De kennisgeving echter, die de resident
van het optreden op 19 October van den
tegenwoordig en G.-G. aan de vorsten van
Lombok deed, werd, zij het ook na eenig
tijdsverloop (in de eerste dagen van De
cember), in beleefde termen beantwoord.
In de tweede helft van Maart, even
voordat hij naar Batavia zou gaan om de Lom
boksehe zaken met den G.-G. te hespreken
ontving de resident een brief van de
Lomboksehe bestuurders d.d. 12 Maart,
waarin zij onder opgave van gezochte re
denen, waarom zij in Juli 1893 den brief
van den vorigen G.-G. niet hadden kunnen
in ontvangst nemen, maar zonder veront
schuldiging daarover, mededeelden dat zij
zich (wat de oorlogszaken betrof) weder
meer gerust gevoelden en zich aanbevalen
voor een voorafgaande schriftelijke mede
deeling, „indien er gevolg wordt gegeven
aan het plan om den controleur naar
Seleparang af te vaardigen, ten einde ons
(de Vorsten) te ontmoeten op de wijze als
vermeld in ons antwoord van 4 Juli 1893"
terwijl twee dagen later, onder dagteeke-
ning 14 Maart, de vorsten de aan hen
gedane kennisgevig, betreffende het van
wege den resident ingestelde plaatselijk on
derzoek nopens de schaarste aan levens
middelen in Oost-Lombok, beantwoordden
met de mededeeling, dat zij met die handel
wijze geen genoegen konden nemen, op
grond dat geen der vroegere residenten
van Bali en Lombok zich met de binneu-
landsehe aangelegenheden van Selaparang
zou hebben bemoeid, waarom de vorsten
den resident verzochten zich daarin te
willen gedragen als zijne voorgangers.
Toen deze laatste brief ontvangen werd,
was de resident reeds naar Batavia vertrok
ken. In antwoord op hun schrijven van
12 Maart had hij voor zijn vertrek den
Lombokschen bestuurders nog laten weten
dat een afschrift van den Lombokschen brief
den Goiwerneur Generaal zou worden aan
geboden, met wiens beslissing de vorsten
te zijner tijd in kennis zouden worden ge
steld. Be resident was niet vreemd aan
het vermoeden dat er verband bestond
tusschen de thans, na ruim zeven maanden
wachtens, door de Lomboksehe bestuurders
betoonde bereidverklaring om den brief van
den G.-G. in ontvangst te nemen en 's resi
dent's ophanden zijnde afreis naar Batavia,
wiens oproeping derwaarts hun blijkbaar
was ter oore gekomen.
Na al het voorgevallene, en in aanmer
king nemende dat, naar de verzekering van de
betrokken militaire autoriteiten, geen be
letsel bestond om een beslister optreden
tegen de Lomboksehe bestuurders desnoods
door krachtige dwangmiddelen te doen
volgen, is de Indische Regeering tót het
besluit gekomen om daadwerkelijk in de
Lomboksehe zaken in te grijpen. Te dien
einde wierd, onder dagteekening van 27
Mei jl., den resident gelast zich alsnog
persoonlijk tot de vorsten van Lombok
te begeven, dezen de grieven en bezwaren
der Indische Regeering bloot te leggen, en
tevens hun de bekende eischen te stellen."
Tot zoover de meedeelingen uit het ver
slag.
Het vervolg der historie kent men.
In de moderne provincie Groningen met
haar uitstekend openbaar onderwijs, had
men voor twee jaren de gelegenheid op
te merken dat de arbeiders wereld nog
tamelij k ruw en onbeschaafd in haar optreden
kan zijn.
Die arbeiderswereld heeft gelukkig hare
tactiek van brandstichting en afpersing niet
herhaald: maar wat gaat nu de beschaafde,
de geleerde, de geletterde wereld doen
Zij maakt het zoo mogelijk nog slechter,
en is te meer te laken, naarmate zij zooveel 1
hooger staat.
Reeds vernam men van een advocaat die
de plaat poetste om zijn straf te ontgaan
wegens afpersing van eenige duizenden,
waardoor hij een landbouwer tot zelfmoord
bracht.
Ook vernam men van een procureur die
geschorst of afgezet werd wijl hij een pro
cedure slepend hield en daar eenige duizenden
uit wist te halen, ten nadeele van zijn cliënt.
En thans verneemt men weer van een
modern predikant die zich jegens een or
thodoxen collega aan zoo gruwelijk een laster
schuldig maakt, dat de rechtbank te Gro
ningen bem een subsidiaire boete moet
opleggen.
Zijn dat nu de vruchten van het neutraal
modern openbaar lager-, middelbaar- en
hooger onderwijs?
Is dan de belaching van Opzoomers pro
fetie nog niet sterk genoeg, dat nu zelfs de
overbevolkte gevangenissen ook nog voor de
hoogst geplaatsten moeten ontsloten worden
Reeds Thorbecke sprak van „something
rotting" in onze maatschappij. Maar dat
de kwaal zoo ernstig zou worden heeft deze
staatsman zeker nooit kunnen droomen.
Wel mag steeds herinnerd blijven da
Costa's dichterlijke vermaning
't Geheim van allen zegen
Oranje en Neerland, hoort
Is in Gods vrees gelegen,
Zijn vrees, zijn dienst, zijn woord.
^tt rfi -i'i—~Tfc*i "iTufiTr ut m i m 11 n iwihhb«ï':h-ii^ ui >p
Aan het onlangs tentoonstelde werk
stuk van twee leerlingen der Goesehe Am
bachtschool is door het hoofdbestuur der
Nederlandsche Maatschappij ter bevordering
van nijverheid te Haarlem de uitgeloofde
premie van f 50 uit het daarvoor bestemde
Tkiemefonds toegekend. Dit bedrag is
Woensdagmiddag door het bestuur der am
bachtsschool aan de betrokken leerlingen
J Crucq en W. E. van Riet ter hand ge
steld.
De kapitein voor speciale diensten
van het 3e regiment infanterie, B. van
Bekum, in garnizoen te Middelburg,
wordt voor den tijd van 3 maanden gede
tacheerd hij het koloniaal werfdepot te
Harderwijk en zal zoo spoedig mogelijk
zijne bestemming volgen.
- Bij kon. besluit zijn de le luitenant
J. Buys en de 2e lnitenant M. P. Golden-
berg, beiden van het 3e regiment infanterie,
voor den tijd van 5 jaar gedetacheerd hij
het leger in Nederl. Indië.
De afdeelingen der tweede kamer be
noemden tot rapporteurs voor de algemeene
beschouwingen over de Staatsbegrooting de
heeren Rink, de Beaufort, Lobman, Tak en
Kerdijk.
Benoemd tot notaris te Ter Neuzen
W. A. De Ridder, thans notaris te IJzen-
dij ke.