Het standbeeld
Michiel Adriaansz. de Ruyter.
b. Met de heeren Paul van Vlissingen
en Dudok van Heel te Amsterdam voor
de gieting van het beeld en de ver
vaardiging van het ijzeren hek, en
VAN
Zij, die het eerst pogingen in 't werk
stelden om ter vereeuwiging van de
nagedachtenis van den grooten zeeheld
een standbeeld op te richten, warende
heeren P. J. Zijnen en D. Uytenhoven,
die in de algemeene vergadering van
liet Vlissingsche jDepartement tot Nut
van 't Algemeen op 1 Mei 1830 hier
omtrent een voorstel deden, dat luide
werd toegejuicht.
Nog in diezelfde vergadering werd eene
Commissie van voorbereiding benoemd,
bestaande uit de heeren
G. N. de Haan, voorzitter, (lid van
het bestuur) O. W. Gobius, D. Uyten
hoven, P. J. Zijnen en A. L. Tromp.
Deze commissie zou zich met een
voorloopig onderzoek bezig houden, de
•gegevens pogen te verkrijgen voor eene
begrooting der kosten, het bestuur der
afdeeling van advies dienen in zake de
middelen tot het verkrijgen der noodige
gelden en de noodige onderhandelingen
aanknoopen.
Deze commissie had gansch geene
gemakkelijke taak, welker vervulling dooi
den Belgischen opstand werd vertraagd.
Toen echter de onlusten in België eenigs-
zins ophielden, bracht de Commissie
den 20 April 1836 rapport uit aan het
Bestuur der afdeeling van hare werk
zaamheden, gaf eene globale begrooting
van kosten, en stelde voor, bij 's Rijks Zee-
en landmacht eene inschrijving te ope
nen, en wanneer de benoodigde fondsen
bijeen waren, eene prijsvraag uit te schrij
ven.
Door het Hoofdbestuur werd mede
werking en ondersteuning toegezegd.
De Commissie adviseerde voorloopig
bij de verschillende afdeelingen van het
Nut de inschrijving open te stellen, en
daarvan den uitslag af te wachten al
vorens aan dezelve een meerdere uit
breiding te geven.
Het bestuur der Vlissingsche afdee
ling dienovereenkomstig handelend, hield
allereerst in eigen kring inzameling.
Van de verschillende afdeelingen der
Maatschappij en velen onttrokken-
zichkwam echter nog geen lk ge
deelte bijeen der som, die naar de zui
nigste berekening zou gevorderd wor
den, om het voorgenomen plan, ook
maar op kleine schaal ten uitvoer te
leggen.
De Commissie had met vele moeilijk
heden te worstelen. De bestuurders van
het Departement gaven haar opnieuw
opdracht voor de financiëele zijde der
zaak. Door het bedanken van eenige
leden dier commissie werd deze aange
vuld en bestond toen uit de heeren
D. Uytenhoven, P. J. Zijnen, A. Ruysch,
Q. Harder, J. F. R. Schultz en W. G.
Story. Tot voorzitter werd gekozen
D. Uytenhoven en tot SecretarisJ. F.
R. Schultz.
Besloten werd er een nationale zaak
van te maken en de inschrijving alge
meen open te stellen. Den 2en Juli 1837
ontving, te Vlissingen aanwezig, Z. M.
Koning 'Willem I eene deputatie dei-
commissie. Z. M. gaf vele blijken van
belangstelling met het doel en de werk
zaamheden dier commissie terwijl hij,
en de andere leden van het Vorstelijk
Huis, stoffelijke blijken van sympathie
gaven. Doch hier bleef het niet bij.
Ook de verschillende autoriteiten zoo
burgerlijke als van zee- en landmacht
verleenden hunne medewerking en van
alle zijden in Nederland en in onze Oost
en West-Indische bezittingen werden
gelden bijeengezameld. De daarna nog
noodig gebleken gelden werden door den
Koning en door den prins van Oranje
(later koning Willem II) verstrekt, zoo-
dat de financiëele zijde der zaak op
gelost was.
Daar het een nationaal monument
bloest zijn, diende het werk aan een
Nederlander te worden opgedragen, en
fflen zocht en verkreeg daarom voorlich
ting van het Koninklijk Nederlandsch
Instituut van Wetenschappen, Kunsten
en Letteren.
Het Instituut ontraadde het uitschrij-
ven een er prijsvraag. Ongedacht werd
de commissie verrast met een miniatuur
model van het standbeeld, vervaardigd
door den kundigen L. Royer te Amster
dam en een op diens verzoek door
den heer Tetar van Elven ontworpen
model van het voetstukbeide werden,
net laatste met eenige wijzigingen, goed
gekeurd.
landelijk had men een volledig plan
Vai' uitvoering en werden de noodige
c°ntracten gesloten
aMet den heer L. Royer te Amster-
am, voor de vervaardiging van het mo-
Van liet standbeeld en de zorg voor
8 opbeiteling van hetzelve, na de
gieting.
c. Met de heeren W. v. Uije en Zo
nen te Middelburg, voor het doen ver
vaardigen, leveren en stellen van het
voetstuk, het leggen der fundatie, het
oprichten van het beeld en hek enz.
Met het stedelijk Bestuur werd on
derhandeld over de geschiktste plaats
voor het standbeeld. Door het Bestuur
der stad werd vergunning verleend om
het gedenkteeken te plaatsen op het
Rondeel, toenmaals de aanlegplaats dei-
stoomboot op Breskens en een bewapend
bastion en zeker de geschiktste plaats.
Het geheel zou rusten op 36 palen.
Op Woensdag 29 April 1840 (datum van
De Ruijters dood) werd de eerste steen ge
legd door den 82 jarigen Vice-Admiraal
O. W. Gobius, de oudste vlagofficieren
van de Nederlandsche Marine, opperbe
velhebber van Zr. Ms. Zeemacht op de
Schelde. Gansch Vlissingen vierde toen
feest.
partement van de Schelde, welke, 'op de
aan Zijne Excellentie gedane uitnoodiging,
zich daartoe wel bereid had willen ver
klaren.
Bij deze plechtigheid waren tegenwoordig:
eene Commissie uit het Bestuur der ge
noemde Afdeeling, op welker voorstel en
door wier zorg het bedoelde monument
wordt opgericht, benevens de daartoe ge-
noodigde Provinciale en stedelijke, zoo
Burgerlijke als Militaire autoriteiten en
eene talrijke volksmenigte uit deze stad
en van elders.
De kosten aan de daarstelling verbonden
worden bestreden door vrijwillige bijdragen
van het Koninklijk Huis, van eenige depar
tementen der Maatschappijtot Nut van
't Algemeen, van de Zee- en Landmacht en
van de inwoners van Nederland en deszelfs
Buitenlandsche Bezittingen. Hetzelve zal
bestaan uit een standbeeld den Admiraal de
Ruijter voorstellende, naar de inventie en
het model vervaardigd door den heer L.
Royer, Directeur der koninklijke Academie
van Beeldende kunsten, Ridder der Orde
van den Nederlandschen Leeuw, Konink
lijke Standbeeldhouwer te Amsterdam, ge
goten van ijzer in de fabriek van de Hee
ren Paul van Vlissingen en Dudok van
Heel aldaar, en staande] op een massief
hardsteenen voetstuk, vervaardigd door de
heeren W. van Uije en Zonen, Mr. Metse
laars en steenhouwers te Middelburg, ge
plaatst op eene gemetselde fondatieen om-
Aan de' voorzijde
MICHAËLI
ADRIANI FILIO
RUITERO
p
ANNO MDCOCXLI.
Aan de achterzijde in het Nederduitsch
herhaald
VOOR
MICHIEL
ADRIAANSZOON
DE RUIJTER
OPGERICHT IN DEN JARE
1841.
Den 6en Juli 1841 had de gieting van
het beeld plaats met uitnemenden uitslag.
Den 7 Augustus werden het gegoten
beeld en het ijzeren hek naar hier in-
gescheèpt, na eerst met een gegalvani
seerde verfstof te zijn gedekt om het
roesten van het ijzer te voorkomen.
Op Maandag den 9 Augustus kwam
het vaartuig met het beeld in de haven
en werd het onder het lossen van geschut
en bij het uitsteken van vlaggen met
vreugde binnengehaald.
Een der coupletten luidt alfius
In 't gloeiend Oost, in 't kille Noorden,
Sicilië's strand en Tunis' boorden,
Glanst nog zijn naam als 't morgenrood,
Als Mensch, als Christen, Burger, Vader,
Als Echtvriend, Zoon, als Held, te gader,
Was hjj De Ruijter - altijd groot
Na het zingen der cantate begaven
allen zich, onder het spelen 'van de mu
ziek naar het standbeeld. Het was een
treffend oogenblik toen de twee Neder
landsche vlaggen, waarin het standbeeld
gehuld was, zich ontplooiden en vorst
en volk met ongedekten hoofde, daar
bij het beeld stonden van den man, die
voor zijn vaderland leefde en in deszelfs
dienst den heldendood stierf.
Het beeld bleef onder het beheer van
het Departement, het onderhoud aan eene
afzonderlijke commissie opgedragen. Veel
is sedert dien tijd veranderd. De man
nen die het initiatief namen tot het op
richten van het standbeeld, zijn reeds
lang heengegaan. De Marinewerf en
wat daarbij behoort werd opgeheven
waarmede de gemeente eene zware slag
toegebracht.
(De sierlijk vervaardigde troffel met ivoren
handvat, waarop eene inscriptie was gegra
veerd en het mahony houten kalkbakje met
zilveren haak gebruikt bij het leggen van
den eersten steen zijn ook nu weder ge
bruikt hij het leggen van den eersten steen
van het verplaatste beeld en behoort toe
aan de Ruijter's afstammeling, den heer
J. C. de Ruijter de Wildt.)
Door de Commissie werd van het
feit proces-verbaal gemaakt dat aldus
luidt
Op heden den 29sten April 1849 heeft de
Commissie uit de Vlissingsche afdeeling
der Maatschappij.- tot Nut van 't Algemeen,
bestaande uit hare leden
D. UIJTENHOVEN, Voorzitter.
P. J. ZIJNEN.
N. RUIJSCH.
Q. HARDER.
W. G. STORIJ en
J. T. R. SCHULTZ, Secretaris.
als belast met de daarstelling binnen deze
stad Vlissingen van een monument ter ver
eering van den onsterfefijken én onover
wonnen zeeheld, den Luitenant-Admiraal
Generaal Michiel Adriaanszoon de Ruijter
over zullende gaan tot het leggen van den
eersten steen aan de fondeering van dat ge
denkteeken zich tot dat einde ter plaatse voor
de oprichting bestemd, vereenigd, en is daarop
de plechtigheid verricht geworden door Zijne
Excellentie, den heer
QTTO WILLEM GOBIUS,
Vice-Admiraal, Kommandeur der Orde van
den Nederlandschen Leeuw, Direeteur en
Commandant der Marine in het Hoofd-De-
geven van eon Ijzeren hek van al hotweik
door de voorschreven Commissie is opge
maakt dit Procos-verbaal, bij vier eenslui
dende, alle door haar, met en benevens
Zijne Excellentie, den Vice-Admiraal O. W.
Gobius voornoemd, onderteekend, waarvan
een exemplaar op perkament geschreven,
zal geplaatst worden in eene looden doos
onder het voetstuk,'en de overige worden
gedeponeerd bij de archieven der Provincie
„Zeeland", van deze stad, en van de Vlis
singsche Afdeeling der Maatschappijtot
Nut v a n 't A 1 g e m e e n, om te strekken
tot een blijvend aandenken en tot staving
van het verrichte op dezen dag.
(Get.) D. UIJTENHOVEN.
P. J. ZIJNEN.
(Get.) 0. W. GOBIUS. A. RUIJSCH.
Q. HARDER.
W. G. STORIJ.
J. T. R. SCHULTZ.
Op het laatst van het jaar 1840 ge
lukte het den heer Royer het model van
het beeld geheel gereed te hebben. In
Maart 1841 werd het, teneinde de vor
men te vervaardigen en tot de gieting
over te gaan, naar het etablissement der
heeren Paul van Vlissingen en Dudok
van Heel overgebracht.
Wat de opschriften betreft, hierover
liepen de meeningen van de leden dei-
Commissie uiteen. Men vroeg advies
van het Instituut en besloot daarna de
volgende opschriften basreliëf te laten
uithouwen
Den volgenden dag, ID Augustus, werd
het beeld gelost en na vurloop van eenige
dagen stond het geheel afgewerkt op
het voetstuk.
De dag der onthulling werd op 25
Augustus bepaald, daar Z. M. de Koning
alsdan kon tegenwoordig zijn.
Eindelijk naderde het tijdstip der ont
hulling en in den vooravond van het
feest lieten zich de klokken van den St.
Jacobstoren hooren als herauten van het
geen den volgenden morgen geschieden
zou.
Bij de plechtige onthulling was Z. M.
koning Willem I met zijne zonen, (waar
onder Prins Hendrik) aanwezig. In de
St. Jacobskerk werd de Ouverture
„Meeresstille und glückliche Fahrt" on
der leiding van den muziekdirecteur A.
J. Emden, uitgevoerd, waarna professor
des Arnorie van der Hoeven een feest
rede hield en daarbij ook het woord
richtte tot Zijne Majesteit den held van
Quatre Bras, die hulde kwam brengen
aan den held van Chattam, en tot Z. K.
H. Prins Hendrik die in den stand van
De Ruyter was getreden.
Deze rede werd gevolgd door het op
voeren eener cantate, vervaardigd door
dhr. A. Ruiscb, gecomponeerd door
dhr. D. J. Reese. Een zangkoor van
80 zangers en zangeressen voerde deze
cantate uit
Zij kwam veei te bdvén, doch nog altijd
kwam zij niet tot die hoogte, die, in
aanmerking genomen de sommen gouds
aan grootsche werken besteed, men re1
delijk verwachten kon. De vestingwer
ken verdwenen, vele nieuwe straten
werden aangelegd, het getal bewoners
vermeerderde aanzienlijk en door de
groote maatschappijen de Koninklijke
Maatschappij „de Schelde" en de Stoom*
vaart-Maatschappij „Zeeland" kwam er
weder eenige drukte.
Vlissingen kwam ook in bezit van
den schoonen Noordzee-boulevard. Er
gingen stemmen op om het beeld naar
dat hooggelegen punt te verplaatsen.
Het stond dan niet meer met den rug
naar de reede gekeerd, zoovele maleft.
bezocht door de vloten onder beve'
den zeeheld.
En toch was het-nin'
overweging dat.H<vie«ir
beeld injü af Wbt>.
v^PWör
Df
dan
^far"
te.
geb.
nis, hv
aan cjr^
lan<?
bee