NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
Mecifag 18 lugusfus.
fkftfsfe laargaug.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Oranje en Nederland.
lo. 186. 1894.
VERSCHIJNT
PRIJS DER ADVERTENTIËN
G.
M. KLEMKERK, te Goes
F.
P. D'HUIJ, te Middelburg.
VREEST GOD.
Oorzaken en Gevolgen.
UITGAVE VAN
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
en
Familieberichten van 1 5 regels 50 centiedere regel
Enkele nummers0,025.
meer 10 cent.
Het is een heuglijk feit in de geschie
denis van Nederland en Oranje datzoo
de Heere het hun vergunt onze geliefde
Koningin en hare Koninklijke Moeder hare
Zeeuwsche onderdanen op Zeeuwschen bo
den komen ontmoeten.
Een feit dat terecht uit allerlei toonaard
bezongen en door velerlei huldebetoon in
dp plaatsen voor het koninklijk bezoek be
stemd, geprezen wordt.
Ook wij, als christelijk historisch orgaan,
wenschen de blijdschap niet te verzwijgen
welke ons vervult bij de gedachte binnen
enkele dagen onze Vorstinnen binnen onze
landpale te zien.
En wij juichen het toe dat uit alle oor
den onzer provincie, van Haamstede tot
Hulst, van Sluis tot St. Philipsland de
Zeeuwen toestroomen naar Zeelands hoofd
stad om deze beminde Moeder en haar af-,
gebeden Kind van Oranje te verwelkomen
De gelegenheid om aan een nationaal feest
te mogen deelnemen, mag met beide handen
aangegrepen.
Zulk feestvieren is niet alleen niet ver
boden, het is zelfs plichtmatig het verdriet
geen echten Zeeuw, het is den christen
welkomhet biedt een te weinig gekend
genot aan elkeen die zijn Koningin en zijn
Vaderland lief heeft.
Oild Israel vierde zijne van God yigezette
feesten met oprechte vreugde en dank
baarheid.
Dagen te voren bereidde de vrome zoon
Abrahams zich op zijn feesten voor.
Zijn God te mogen ontmoeten eenmaal
'sjaars te Silo was hem een eere. Zijn
loofhut te bouwen hem een genot. Zijne
gedenkdagen te vieren hem een vreugde.
Zijne jubeldagen en sabbathjaren waren hem
een oorzaak van blijdschap.
Neen, de mensch weet het niet, die be
weren zou dat de dienst Gods een harde
dienst, een onafgebroken inspanning zou zijn.
Onze God is geen harde heer. Integen
deel voor allen die Hij met gezag heeft
bekleed is Hij het eeuwige model, en Zijn
Woord het machtige richtsnoer om den
onderhoorige te leiden en op te voeden.
Mits de vreeze Gods er niet in ontbreke
mag ook de christen opgaan tot zijne fees
ten. Het „verblijdt u met de bigden" is een
woord van zijnen Heer. Het is in de eerste
plaats voor hem geschreven.
Te meer is er reden voor in dagen als
die wij thans zien naderen.
Het is nu eenmaal niet te loochenen dat
er een band bestaat tusschen Nederland en
Oranje. Een band in de ure des gevaars
gelegd, en in dagen van benauwdheid toe-
geknoopt; een band door de eeuwen be
vestigd.
Reeds in 1572 had met name het Cal
vinisme zijn natuurlijken beschermer
zijn Willem gevonden in den Oranjeheid
die eerst zijn goed en daarna zijn bloed
gaf om het verdrukte volk te redden en de
gemeente des Heeren te behouden voor zijne
zaak.
En nog in onze dagen is de liefde voor
zijn doorlucht nageslacht, in Zeeland althans,
tiet verkoeld.
Onder aller toejuiching verschijnen straks
onze Koninginnen in ons midden. En een
|nid Hoera, een driewerf Oranje boven
bezegelt de belofte van trouw aan HH.
MM. en Haar Huis, die wij bij deze herhalen.
Evenwel
Op éene zaak dient gelet.
De Apostel heeft aan het „Eert den Ko
ting" een „Vreest God" doen voorafgaan.
Vreest God, eert den Koning!
De eerbied voor het gezag, de majesteit,
de opperhoogheid des Konings moet aan de
vreeze Gods zijne wijding ontleenen, moet
Van de vreeze Gods zijn stempel ontvan-
8en; kan zonder deze niet beoefend wor
den, is zonder haar een ij dele klank.
Den machten onderworpen te zijn, die
eoven haar gesteld zijn is eene kunst die
de ziele slechts door de vreeze Gods open
earen kan.
Het is eene ernstige vermaning, waarmede
wij elkander immers in deze gewichtige
dagen wel mogen lastig vaUen, eene ver
maning die wij onzen kinderen hebben voor
te houden, opdat zij en wij niet zondigen
bij onze feestviering.
Met de nationale feestviering die op han
den is, mag de christen vrijmoedig en
big moedig meedoen, mits hij hieraan gedach
tig zij, en hij de vreeze Gods, het beginsel
van alle wijsheid zich tot richtsnoer koos
voor zijn doen en laten.
Het is een ijdel, een ledig feestvieren
dat den christen ontsiert, wanneer hij zich
niet doordringt van deze gestrenge nood
zakelijkheid.
„In Godes vrees te leven heb ik altijd
betracht". Zoo sprak de groote stamvader
van de Oranjes. Zoo zingen ook wij het
Marnix na. En wij erkennen dat in die
vreeze Gods het geheim lag van de kracht
der Oranjehelden aan wie wij naast God de
welvaart en de gezegende historie van ons
vaderland danken.
Laten dan onze christenmannen en vrou
wen, laten onze kinderen, onze jongelingen
en jongedochters vooral deze les ter harte
nemen.
Niet in een vreugdevertoon zonder we
zen, niet in uitgelaten pret, niet in het
najagen van eigen eer of voordeel ligt het
geheim der ware feestviering.
Laat de wereld het aan ons kunnen zien,
dat onze liefde voor Oranje "in
zuiver gehalte, vrucht is van de liefde
Gods die in onze harten is uitgestort; dat
wij ook bij onze feestvreugde de goede
belijdenis bewaren en onze consciëntie rein
houden.
Weg dan, weg uit onze huizen en har
ten met alles, wat hiermee strijdt.
Weg ook met den schijn zelfs als zou
het ons om menschenvergoding of vorsten-
vereering te doen zijn.
Ook onze beminde Vorstinnen zijn zwakke
stervelingen, die hun aanzijn, hun konink
lijke macht enkel en alleen aan de gunst
huns Gods hebben dank te weten en wie
dus niet de eereplaats toekomt bij de feest
viering. Gode de eer. Door Hem regeeren
zij. Hij droeg Haar, Hij bracht Haar tot
ons. Hem dus de dank voor alles, en Hem
deze zwakke vrouwen aanbevolen, opdat zij
nog lange ons regeeren, en wij ons door
hen laten regeeren; en Neerland onder
Haar bestuur een rijk gezegende toekomst
moge tegengaan.
o
(Variant op het middenstuk van het lied
voorkomende in ons Oranjenommer.)
„Weest ons gegroet" juicht ons gemoed
Zoodra ons oog U zietgeen drommen van
(soldaten
Omstuwen Uwe koets, uit vrees voor onver
laten
Ge onttrekt U niet aan 't oog der menigt
(waartoe ook
Zou 't noodig z(jn - o ja, wij weten wel
(het spook
Der revolutie waart in 't ronde, verft
(zijn sporen
Met bloed en bloedig puin, en laat zijn
(stem ook hooren
In onze stratenmaar vermocht althans
(den band
Nog niet te breken, die Oranje en Nederland,
Sinds drie maal honderd jaar op 't nauwste
(hield verbonden
Door zelfzucht of door waan nooit ongestraft
(geschonden.
Voorwaardie band is sterken jadat
(moet hij zijn:
De hechtste trouw ontkiemt niet in den
(zonneschijn
Van vroolijk feestgenot, van bigde wel
vaart lijden
Vereenigt hechter, die het samen dragen;
strijden,
Voor één en 't zelfde doel, in 't eigen wor
stelperk,
Ziedaar wat harten bindt met koorden ijzer-
Sterk.
En dus is Nederland verbonden aan Oranje:
O, 'twas een bange tijd, toen 't slavenjuk
(van Spanje
Ons loodzwaar drukte, toen de vrijheid
(werd ontzegd,
Den Heer te dienen naar Z(jn Woord, toen
('t heiligst recht
Vertrapt werd door een schaar, gespeend
(aan mededoogen,
Toen sloeg ons volk het eerst op Vader
(Willem de oogen,
Zijn een'ge sleun op aard, sinds alles het
(verliet
Van hem nog wachtte 't hulp die hoop
(beschaamde niet.
Hij gaf, een Vader, ja, in 't hachlykst
(uur gebleken,
Niet zijn juweelen slechts, ten dienst van
('t schier bezweken,
Het afgemarteld volk: hij gafzichmlven, h(j
Zijn leven, ja zijn bloed. En Nederland
(werd vrjj.
Vrij door Oranje, 't zwaard des Heeren.
(In de weeën
Des krjjgs verscheen de Staat, die andere
(tropeeën,
Dan die van 't slagveld dra zou toonen,
(op de baan
Van Kunst en Wetenschap Europa voor
gegaan.
Nog grootscher was zjjn taakde kamp van
(tachtig jaren
Was niet een opstand slechts van vrijheid -
(zieke scharen,
Gold niet in de eerste plaats de goederen
dezer aard.
Hij gold de toekomst cier Gemeente. Zal
(het zwaard
Der Alva's, 't houtmijf uur, den helderen
fsohij!) verdo-svon
DesEvangelielichts? Dat was do vraag. Van
(Boven
Vernam deze aard een stem, een antwoord
(in den moed
VanLeidens burgerij, een antwoord: in
(den gloed
Der overwonnen Onverwinbre, een ant
iwoord weder:
In Filips' gruwbren doodGodzelf sloeg
(Spanje neder.
Toen voor Held Maurits' zwaard Albertus
(onderlag.
God zelve schreef't Tractaat van Munsters
(vrededag
Dus was die vraag beslist, beslist door den
(Almachte,
Die aller lot regeert, en Neêrland, klein van
(krachte,
Met zijn Oranje aan 't hoofd, was 't werktuig
(Zijner trouw.
Nog wacht der kerk een storm en weder
(zal Nassau,
Met Nederland verknocht, haar schuts en
(redder wezen.
De Satan heeft opnieuw zijn knechten uit-
(gelezen
Wat Habsburg niet vermocht in Duitsch- of
(Nederland,
Neemt Stuart en Bourbon met nieuwen moed
(ter hand.
Hoort aan :zij raadslaan saam„niet langer
(onze staten
Het gif der ketterij getroost ten buit gelaten
Verscheurd de wetten, die haar schutten, ja
(den eed
Gebroken, die de mond, maar nooit het
(harte deed.
Geweld en list staan ons ten dienstewaar
(de oogen
Niet vatbaar zijn, het goud te schatten, daar
(vermogen
De koorden der palei wellicht een weinig
(meer,
Licht zet reeds kerkertucht den overmoed
(wat neer.
Voor 't minst't weerbarstig volk zal rad en
(galg nog vreezen."
O, arme Christuskerk, wat zal uw toe-
(komst wezen
„Zeg tot de boden van mijn volk, spreekt
's Heeren mond
Tot zijn profeet dat Ik Mijn Zion heb
(gegrond,
Een toevlucht den bedrukte - alle eeuwen
(onbewogen."
Houd moed dan, Kudde van Mijn HeilandI
(wat vermogen
De helsche machten tegen Hem Getrouwen
(ziet,
Daar wappert Zijn banier aireede in't verschiet.
Wie voert haar Juich mijn hart't is
(weder een Oranje.
Wie volgen haar - Gij 't eerst, mijn volk,
(straks ook Brittanje,
De oogen op het Kruis. Zie, zie, daar wij-
(ken zij
Èn Stuart èn Bourbon. - Des Heeren Kerk
(is vrij
Oranje en NederlandI ja 't waren heiige
((stonden,
Die u, in spijt der hel, onwrikbaar samen-
i (bonden
En banden, dus gelegd, zij breken waarlijk
I (niet
Bjj de eerste tonen van het revolutielied
pT(') Zie Jes. 14:32.
Licht zal menigeen de beschouwing hier gehuldigd
van de oorlogen van den stadhouderkoning zeer een
zijdig vinden. Toch geloof ik nl was het dan, dat
we toe moesten geven, dat dit bij Willem III slechts
in de 2e plaats deel was dat in de Hand, die alles
leidt, de hardnekkige weerstand tegen den man der
dragonades en zijn bondgenoot, eerst en meest geweest
is tot redding der Gemee..te. Trouwens ook de vromen
van dien tijd zagen er zulks in. Wat Lodewijk wilde
was hun te Utrecht gebleken.
O
Onder bovenstaanden titel geeft dr. Schaep-
man, in het Centrum schrijvende over den
politieken toestand en over politieke per
sonen zijn oordeel over de geschillen tus
schen Dr. Kuyper en Mr. Lohman en zegt
„In twee richtingen kan men een onder
zoek instellen naar de oorzaken der in de
anti revolutionaire partij heersehende ver
deeling en dreigende scheuring.
Men kan aan de hand der bespiegeling
de oorzaak dezer verschijnselen zoeken in
het geheele wezen, het geheele samenstel
der antirevolutionaire partij. Eenheid van
beginselen op staatkundig gebied is op den
dttur onmogelijk, waar een nog kooger en
nog noodzakelijker éénheid ontbreekt. Ook
de beste organisatie kan onder deze om
standigheden de scheuring niet tegenhouden.
Voor het oogenblik kan deze hoogere
beschouwing achterwege blijven. Juist als
zij moge zijn en blijken, zij doet geen dienst.
Om den staat van zaken en partijen op te
maken, heeft men gegevens noodig van meer
gewone orde.
Men zou dan zijn toevlucht nemen tot
een andere richting. Wat men in de hoogte
niet zoeken wil, kan men vinden in de
laagte. Men zou dus gaan vorschen naar
persoonlijke oorzaken, oorzaken, die met
persoonlijke eigenaardigheden van allerlei
soort samenhangen. En, inderdaad, hier
zou hij, die op zulke aar en belust was
wel een schoofje kunnen te zamen lezen.
Het is onmiskenbaar, dat tusschen mannen
als Kuyper en Lohman een geregelde,
vaste samenwerking alleen mogelijk is,
wanneer van beide zijden een groote offer
vaardigheid bestaat. Een offervaardigheid,
waartoe de kracht in beider karakter en
overtuiging kan worden gevonden, die door
beide ook van hooger kracht word afgebe
den. Een offervaardigheid, die in haar
uitoefening maar al te dikwijls door ijverige
vrienden wordt bemoeilijkt, in haar bestaan,
zeker in haar bereidwilligheid bedreigd.
Men denke aan de twisten over de leiding,
aan de motiën voor en tegen en wat daar
mede samenhangt.
Even onmiskenbaar is het, dat van beide
zijden in dezen strijd fouten zijn begaan. Niet
zonder schijn van redenen heeft men kunnen
zeggen, dat Dr. Kuyper de antirevolutionaire
partij wilde drijven naar de radicalen. Het
zeggen vond mede zijn grond in den nooit
verheelden lust, om de „zilveren koorde" te
breken. Het is altijd onvoorzichtig eene zaak
te verlangen om iets meer en iets anders dan
de zaak zelve geven kan. Met minstens even
veel redenen kan men zeggen, dat sedert de
indiening van het ontwerp-Tak in 1892
niemand eigenlijk met zekere zekerheid wist
of weten kon, wat de heer de Savornin Loh
man eigenlgk bedoelde. Men heeft hem
bestreden, omdat hij onder afkeuring van
den inhoud toch tot aanneming der wet
scheen te besluiten. Men heeft hem toege
juicht, omdat hij de wet met alle wapenen
van wetenschap en vernuft bestreed. Men
zag voorbij, dat die bestrijding tot zonder
linge dingen voerde, wel tot een nederlaag
voor den tegenstander, niet tot een stellig
gevolg voor den bestrijder. Het is niet on
mogelijk, dat deze onzekerheid en deze on
vruchtbaarheid Dr. Kuyper hebben geprik
keld. Zijn stelling is men moet altijd iets
willen en iets verkrijgen; het is dwaasheid
alleen den strijd te willen en ledig uit te
gaan. Waagt men den strijd, dan moet men
de kans hebben op iets beters.
In geen van beide richtingen ligt de
groote oorzaak, de eigenlijke verklaring
van dezen strijd. Deze is nergens anders
te vinden, dan in de altijd bestaande, maar
soms in scherper vorm zich openbarende
worsteling tusschen ontwikkeling en behoud.
Deze worsteling behoort tot de onver
mijdelijke dingen der menschelijke historie.
Zij behoeft geen enkele partij, met name
geen christelijke partij, te verdeelen. Geen
christen erkent, dat het bestaande, alleen
omdat het hestaat, onaantastbaar, onschend
baar, onveranderlijk is. Alleen dan wan
neer men eenerzijds zou beweren, dat iedere
vooruitstrevende ontwikkeling, die vermeer
dering van volksinvloed ten doel had,
uiteraard uit den booze zou wezen, alleen
dan zou er strijd kunnen ontstaan. Maar
deze bewering wordt door niemand op den
duur volgehouden, al doet zij somtijds bij
de eerste verbazing over de eischen der
vooruitstrevenden een tijdlang dienst.
Men zou den heer Lohman onrecht doen,
indien men hem onder een van de beide
hier aangeduide opzichten een conservatief
noemde. Hij is een conservatief in den goe
den edelen zin, maar dan ook een tamelijk
sterke. Ter wille van zijn conservatisme,
of liever, uit kracht van zij n conservatisme
heeft hij den moed bang te zijn. Hij is niet een
vijand van de lagere standen, verre van
daar. Hij wil voor hun ontwikkeling strij
den, voor hun lotsverbetering zorgen. Maar
de magistraat in hem is voorzichtig, is be
ducht. Hij vreest voor de handhaving van
het recht, die voor hem buiten sommige
vormeu niet mogelijk schijnt. Hij zou in
den volksgeest meer waarborgen willen vin
den voor vele dingen, die hij lief heeft
en eerbiedigt. Hij is van de groote Fransche
school, van de noblesse de robede Ger-
maansche Godsoordeelen zijn niet van zijne
gading.
Bij Dr. Kuyper is het anders. Hij ge
looft in het volk met een onverstoorbaar
geloof. Hij is de vooruitstrevende.
Wat tusschen dezen behouder en dezen
vooruitstrevende de goede verstandhouding
niet bevordert, is de beperkte voorstelling
van het volk, die, naar het mij voorkomt,
trots allerlei verklaringen, beide beheerscht.
De grootsche idee der volkséénheid van
alle rangen en standen, breed en kloek op
gevat en doorgevoerd, kan en moet ont
wikkeling en behoud verzoenen.
Na al deze beschouwingen rijst de vraag:
welke de gevolgen van al deze dingen
zullen zgn
Indien men de aandacht vestigt op de
gretigheid, waarmede organen van ver
schillende richting van alles, wat op dezen
broedertwist betrekking heeft, gewag ma
ken, dan kan men zekere gedachten niet
tegenhouden. Dan voelt men het vermoeden
ontwaken, dat zij in dit alles belang stel
len met een zekeren wensch in het hart.
Zij wenschen den strijd te zien worden
tot een veete en de veete tot een scheu
ring. Uit den wensch komt dan de ge-
gedachte, dat met die scheuring ook het
einde der anti-revolutionaire partij zal ge
komen zgn. De gedachte beweegt zich in
deze lijnen: Kuyper machteloos; zgn
volgers zonder leiderLohman leider
van een keurige, maar kleine schare, nooit
de leider van het antirevolutionaire volk.
Zijn deze dingen waarlijk te vreezen en
waarlijk nabij Somtijds zou men bevesti
gend antwoorden. Immers, het kan nie* ^et-
worden ontkend, dat elk twistpunt, <f'
men dood waande, steeds juist voor
dood nog eenige grimmige jc
Twisten behooren in ons „y
tot de lagere orde en
der lagere diersoor'
Het ils6".T
ders, lEa
zaak i
niet
het h
eenige
revoke
heeft, on