NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. a CHRISTELIJK- v I HISTORISCH elde. rg. ICHE VEER—GOES. TELEGRAAF'. lo. m. 1894. $ondktfag 19 lufi. Icfifsfc laatgatig. Maldeghem, Stad Zierikzee eland. dienst. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN De Kennis. Schetsen over Middelburg. 1 JSDIENST ;zondering van Dinsdag. {L Vertrek Veer's morgl O, 's avonds 5,uur', h) 'smorg. 8,21, 'snamid', I, 's avonds 6,30. Des er 'smorg. 9,—, 'gav. (Slot Ostende), 's nam. 2.30 van het Veerver- »dig) door naar den trein, ■ertrekt. iEN-OP -ZOOM-THOLEN iom naar Tholen, 5,30, 1,05, 5,30, 7,40. Bergen-op-Zoom 6,10, 150, 6,15, 8,30. sn-op-Zoom n. Halsteren •en naar Tholen 15 min, 'uli. van Anlwerpen Dinsdag 17 6.— Donderd. 19 7.30 Zaterdag 21 8.— Dinsdag 24 9.— Donderd. 26 1.— Zaterdag 28 2.30 Dinsdag 31 5.30 )OTDIENST DELB.-ROTTERDAM. bmsche tijd.) fnli. Van Van IMiddelburg. Rotterdam, voorin. voorm. 10.30 10.30 10.30 10.30 10.30 10.30 10.30 10.30 10.30 10.30 10.30 10.30 10.30 50 77 9. 50 71 8.45 50 77 8.45 50 7) 8.45 50 77 9.45 iO 77 8.45 :o 77 9.— 10 77 8.45 0 77 8.45 0 8.45 0 77 8.45 0 77 8.45 0 77 9.— amdienst ir Draaibrug 6,23, 8,28 ,13. aar Maldeghem 5,26, ,35, 5,20, 8,26. naar Draaibrug 7,45, ,55. |iar Breskens 6,50, 8,50, Sluis 5,22, 6,5, 7,43. 12,32, 5,25, 8,24, 9,05, librug 5,40, 6,27, 8,15, ,1, 8,03, 8,45, 9,25. OTDIENST. JiOTTEBÜAM 'elegen plaatsen. lli. .sche tijd). Van Rotterdam Dinsdag 17 1. Woensdag 18 11. Donderdag 19 11. Vrijdag 20 11.— Z. 21 11.— 2.— Zondag 22 Maandag 23 1.— Dinsdag 24 1. Woensdag 25 11. Donderdag 26 11. Vrijdag 27 11 Zaterdag 28 11. Z. 29 62 Maandag 30 1. Dinsdag 31 1. ötdienst Hulst-Vlake. 20 min. na kloktijd ■LIJKS. ar Vlake 35 uur. alsoorden uur. worden vm vm. 4,50 7,50 vm. 7, 11, lonmiddellijk na aan- 8,50, nm. 12,50, 111,45, nm. 3,25 6.2q 12,15, 3,55 6.50 |ke vm. 8,40. 9,10- Dinsdag en Vrijdag. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prjjs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. 7,10 11,45 3,25 6,20 .7,30 12,05 3,45 6,40 7,40 10,10 1,50 4,50 10,30 2,10 5.10 in. Maar de kermis zoo heweert men is niet onvoordeelig voor de burgerij Dat is de vraag nog! Voor kramers en spellebazen, voor kroeg en bordeelhouders mag zij voordeelig zijn. Maar eerstgenoemden brengen het verdiende geld de gemeente Uit. En al heel vlug ook. Het is of zij hang zijnéen broodje meer te koopen dan mogelijk is, zoodra de ker mis is afgeloopen. Spoedig hebben zij afge broken en zijn reeds weer op de plaats kunner bestemming, wanneer zij die hunne beurzen bij hen hebben geledigd, nog nau welijks ontwaakt zijn uit den roes, waarin zij zich daar hebben geworpen. En dan het voordeel dat enkele burgers winkeliers van de kermisloopers hebben, wordt niet opgewogen door de twijfelach tige groote winst, door herbergiers en der- gelijken behaald. Gaat niet integendeel menig zuur ver diend dubbeltje van den werkman door deze zoogenaamde „volksvermaken" de stad uit, dat zoo noodig in den spaarpot of bij den bakker had moeten gebracht wor den, of dat misschien ter aflossing van oude schuld nuttig zou zijn geweest Hoe zeer wordt door dergelijke uitspat tingen de welvaart onderdrukt, de armoede binnengehaald, de diaconie bemoeilijkt. Want hoe meer er in den zomer aan de kermis geofferd wordt, hoe meer men des winters de kas der diaconie of van het algemeen bestuur bezwaart. En eigenlijk komt dat weer op de geheele burgerij ne der die daardoor, des te meer voor de armenzorg heeft te missen, hetzij als bur gers van den staat, hetzij als leden der ge meente. Gezwegen nog van zooveel verzwegen armoede, van zooveel bange winterdagen, waarop men de weggeworpen penningen van den zomer betreurt en met ledige handen staat tegenover het van honger schreiend gezin, waar men hij een weinig spaarzaamheid, orde en gehechtheid aan den huiselijken haard, althans het noodigste voor den kwaden dag zou hebben over gehouden. Neen, de kermis is wel degelijk een on voordeelig vermaak. En dat wij met deze opmerkingen niet alleen staan, blijkt uit de discussiën in raadsvergaderingen als die te Rotterdam, FEUILLETON. BURGERLIJKE RECHTSPRAAK. Dat men in den goeden ouden tijd niet zacht met de deugnieten omging mag van algemeene bekendheid geacht worden. En ook dat er velen waren die straf verdienden en alleen gevoel schenen te hebben voor eene hardhandige behandeling. Komt laat ons in bijzonderheden eens nagaan op welke wijze de straffen zooal uitgedeeld werden. Daar leefde eens een Hendrick Huyberts- zoon, zijn bijnaam was Dootbyterhij was poorter dezer stede, werd tot verbanning veroordeeld, en evenwel nochtans durfde hij in 't geniep de stad binnen komen, en wat erger was, hij begon opnieuw zijn dieve rijen. Mijne heeren de schepenen, gehoord den eisch op hem gedaan door mijnheer den Schout veroordeelden hem om gegeesseld en- de in syn neu.se gesplit te wordenen dat onverminderd het vonnis van bannissement beyde syn oorenbij den scharprechter sul len afgesneden worden. Pieter Sehastiaensz., wiens scheldnaam was Pietgen Mats, had verscheidene dief stallen op zijn kerfstok. Zoovele zelfs, dat hij daarom wel aan 'syne halse soude mogen gestraft worden. Maar mijne heeren zijn jonkheid en zijn vroeger goed gedrag in aanmerking nemende, waren tot barmhar tigheid en gratie genegen, en prefereerden ffracie voor rigeur van justitie. Hij mocht zich niet verder dan tot honderd roeden Utrecht, Amsterdam of eenige jaren gele den te Ierseke gevoerd. Zelfs van liberale zijde begint men het onprofijtelijke en onnoodige van de kermis in te zien. De reeds eenmaal door ons aangehaalde schrijver in het Sociaal Weekblad beziet de zaak van zijn liberaal standpunt en Jkomt dan tot dezelfde slotsom. „In den ouden tijd, toen men op ker missen werkelijk iets te zien kreeg, wat men anders, met de beperkte middelen van verkeer en de afwezigheid van groote winkels, schouwburgen, dierentuinen en dergelijken, misschien nooit van zijn leven zou aanschouwen, hadden die „jaarmark ten" recht van bestaan. Men kon dan koopen, wat anders niet te koop was, zien wat anders niet te zien was, en vond gelegenheid tot ontspanning en vermaak, die men in de overige weken van het jaar tevergeefs zou zoeken. Doch men kan moei lijk deze redenen van bestaan ook thans nog doen gelden. Men vindt tegenwoordig in kleine plaatsen magazijnen, cafe's, too- neelvoorstellingen die men vroeger in groote steden nog als bijzonderheden be schouwde, en reizen, die vroeger met dili gence en trekschuit dagen vorderden, wor den thans in een of twee uren, zonder moeite, of hooge kosten, gedaan. Blijft dus over de kermis week als een tijd van dolle pret, om de veiligheidskleppen eens open te zetten, en overtolligen tijd, geld en levenskracht op te ruimen. Alleen zou men kunnen vragen, of die artikelen hij de meeste kermisgangers zoo overvloedig zijn dat een opruiming onvermijdelijk is? Hieromtrent zou, dunkt ons, eenige twijfel niet ongerechtvaardigd wezen. „De eenige argumenten, waardoor de ge meenteraden zieli gewoonlijk laten weer houden om de kermis af te schaffen, zijn: het genoegen van den minderen man en de belangen der neringdoenden. En wanneer deze redenen werkelijk bestaan, zal een ge meenteraad oek moeielijk tot afschaffing kunnen besluiten. Alleen is het al-of-niet bestaan er van moeilijk te constateeren. Het beste middel daartoe is ongetwijfeld, dat een groot aantal vereenigingen, te za- men het overgroote deel der burgerij ver tegenwoordigend (immers elke burger is wel lid van de eene of andere vereeniging), zich ten dezen uitspreken. Persoonlijk hebben de raadsleden gewoonlijk geen bij zondere sterke sympathie voor de kermis van de stad verwijderen en op eerlijke wijze zijn brood verdienen. Andries Nuys van den Bosch, had zich vervordert te gaen bidden syn broodt voor diver sche huysenhoewel hij des gheen noot en haddewel gedroncken teas, en daaren boven met weyff noch kinderen belast ende starek genouch ivas synnen kost te gewinnen. Hij werd veroordeeld, zoolang de heeren zeggen de houten tonne te dragen en een jaer lang hui ten de stad en haar rechtsge bied te blijven. Hardebol, Simpel en Blaucok hadden op het Paasclifeest zich op de Vischmarkt met kaartspel onledig gehouden. Ook toen reeds schijnt het spreekwoord gegolden te hebben dat uitgaan een bilslag waard is. Gegee- seld worden voor de vierschaar was hun lot. Fennme Luberts dochter, van Campen ge boortig, mocht op straffe van gegeeseld te worden, gedurende vijf en twintig jaren de stad tot op een mijl afstand niet na deren. Wat zij bedreven had? Wel niets, maar zij werd van ietsvree- selijks verdacht. Begrijp eens. Bij haar werd bevonden een cedullelcen, inhoudende een superstitieuse maniere omme huysen botermelckkaasroom ende andere dier- gelycke dingen te segenen tegen alle toveryen, mede seker geivijt hartwasse ende broot oock mede selcere steenkens met cruyskens ende verscheidene crayden kussenkens ende doexkens. Uit dat alles bleek overvloedig, dat zij zich met waarzeggerij e of tooverije ophield. ingelicht te worden omtrent de gevoelens hunner medeburgers kan hun niet anders dan aangenaam zijn. En wat de belangen der neringdoenden betreftmen zou allicht zeggen dat al die concurrentie van kramen en tenten hier nu juist niet altijd voordeelig behoeft te zijn. Er is maar ééne klasse van neringdoenden, die ongetwijfeld voordeel van de kermis hebben de tappers en slij ters hunne begunstigers loopen, met zwaar hoofd en lichten buidel rond om het te bewijzen. Maar alleen ten hunnen gerieve een instelling te laten bestaan, die de rest der burgerij öf onverschillig laat öf ergert, dat gaat toch waarlijk niet aan Tot zoover deze liberale schrijver, die de zaak uit een practisch oogpunt beziet en hiermede ook tegelijk het antwoord ge geven heeft op de vraag of de kermis niet liever moet uitsterven, of doodbloeden, of langzaam verdwijnen, gelijk men in menige raadsvergadering u met een philosophischen glimlach op het gelaat tracht wijs te maken. Indien het een uitgemaakte zaak is dat de kermis geen geoorloofd, geen voordee lig, geen fraai, maar een ongepast, schade lijk, leelijk vermaak biedt, dan is het eene vanzelfsheid dat zij verdwijnen moet. Maar dan niet langzaam, want dat geschiedt toch nooit maar op eenmaal. Een zaak, hij welker plotselinge verdwij ning een deel der burgerij gedupeerd is, mag niet als met een pennestreek worden weggedaanmaar een zaak, die den burger met den omwoner, den rijke met den arme benadeelt, bevoordeelt hen wanneer zij wordt afgeschaft. En het is de roeping der over heid dit voordeel zoo spoedig mogelijk de burgerij in den scboot te werpen. Het zou de dwaasheid gekroond zijn, te beweren dat de kermis al zoovele eeuwen bestaan heeft en daardoor het zedelijk recht bezit om te blijven bestaan. Met een dergelijk argument wordt het kwade niet goedgepraat. En nog minder met het satanische argu ment, dat de mensch ook wat moet hebben. Niet lang geleden werd met groote meer derheid in eene vergadering van den Utrecht- schen gemeenteraad op deze en dergelijke gronden een voorstel tot afschaffing der kermis verworpen. Een lid, een werkman, had gezegd: de kermis moet blijven bestaan, opdat de werkman en zijn gezin eens prettig kunnen uitgaanimmers de rijke lui hebben zooveel Hendrik Lems die 'oproerige geschriften aan de kerkdeur aanplakte, werd veroordeel om met met ontbloot hoofd en op bloote knieën de heeren van de justitie vergiffenis te vragen. Bovendien strekte zijn vonnis tot geeseling en verbanning. Onwillekeurig vraagt men zich af welke straf, naar dien maatstaf gerekend de tegenwoordige schrijvers onzer schotschrif ten en onze in openbare vergaderingen lasterende redenaars wel verdienen zouden. En wat zou men in onze dagen wel zeggen van een vonnis als aan Cornelis Hendriks- zoon is voltrokken. Hij was droogscheerder van beroep, maar scheen niet veel lust in den arbeidtehebben. Zijn vonnis zegt althans dat het hem heeft beliefd hem te begeven tot ledigheid, levende als degenen die groote inkomsten hebben, dagelijks in de herbergen zittende en niets doende. Hij werd in de gevangenis gezet om hem werken te leeren Steven, de vuiler van IJselmont, sprak zulke vuile taal en vloekte zoozeer, dat andere goede luydendeselve hoorende, seer onsticht ofte geschandaliseerd werden. Schout en schepenen duldden dat niet en wezen dezen scherpgebekte voor den tijd van drie jaren -de poort uit. Symon Maertensz. van Pijnacker was een antieke Sequah. Hij gaf zich uit voor me dicijnmeester, had een hoek vol bezweringen, bezag der simpeler menschen ivateren, die jugeerende, ordonneerende en innegevende dranken voor de ziekenOok sprak hij bezweringen uit over menschen, paarden en koeien. Meester Symon werd een half uur op „de kaekete pronk gesteld met genot in hun Tivoli En met dit argument stemden de zooge naamde groote heeren in. Anderen beweren dat er volksvermake lijkheden moeten zijn. Maar zijn dat eoM-.svermakelijkheden, wanneer gij minstens de helft van het volk dwingt om aan deze vermakelijkheden geen deel te nemen? En zijn het volks vermakelijkheden, wan neer zij op dergelijke uitspattende, vaak dierlijke wijze een einde nemen; de beurzen geledigd, de hoofden verhit, de krachten ondermijnd worden, de rust van rustige burgers wordt gestoord, de onedelste harts tochten gewekt, de vuilste lusten botge vierd worden? Welk fatsoenlijk man durft deze dingen verdedigen Wie durft ze verdedigen met het oog op de toekomst onzer kinderen, die meedoogen- loos aan dezen moloch geofferd worden, en zoo licht op den weg der zonde worden meegesleept of een eeuwigheid worden tegemoet gevoerd, waaruit zij nimmer ontwaken Niet dat het zedelijk peil der be volking, door afschaffing der kermis zonder meer, zal worden verheven, maar om een der oorzaken voor verder verval weg te nemen, blijven wij derhalve aan dringen hij de overheid verlos ons van den gruwel der kermissen. Grijp den moed om die enkele penningen voor staan geld of belasting op publieke vermakelijk heden, er aan te gevengij zult het er op andere wijs weer wel uithalen. En bovendien het zedelijk belang des volks gaat boven de twijfelachtige winst van enkele guldens. En er is geen doel dat de middelen heiligt Met andere woorden: het geld geslagen uit de periodieke ongebondenheid van stad- en landgenooten, levert eene plaats geen profijt op; wijl er toch een zedelijk ver lies tegenover staat, welks omvang niet is te becijferen Wij hebben nog niet alles tegen de kermis ingebracht. Wij zetten echter ons betoog niet voort; doch vragen veel liever den steun van alle weidenkendenhelpt ons de kermis buiten onze poorten te drijvensteunt ons in onzen strijd tegen de drankzonde en de ontucht die de kermis vergezellenin ons pogen om de armoede en ellende te weren die haar volgen. zijn hoek om den hals. Daarna werd in zijn bijzijn en in 't openbaar zijn boek plechtig verbrand, en hij voor tien jaren uit de stad gewezen. Jan van Samen moest de houten huyck of tonne dragen, omdat hij gevloekt had, en Jan de Wijs, een hoef ken van 13 of 14 jaren, had voor rabaut (straatslijper) geloo- pen en met gezelschap van rabauwen ge- loopen. Hij werd daarvoor gegeeseld. Cors. Arentsz, schuitevoerder, was getrap- peerd in een bordeel, waar hij zijn geld nutteloos verdronken en met lichte vrouwen doorgebracht had, „syn wijf en kinderen ontreckende dat haeren nooddrufte behoeftich is, niettegenstaande ook syn huysvrouwe in de craem van hinde gelegen is, ende van quartiermeesters mede onderhouden iverd. Mijne heeren van den gerechte gedoogden niet dat zulke dingen ongestraft blijven zouden, maar deden hem openhaarlij k gee- selen en alle man waarschuwen dat het een ieder zoo gaan zou die zulke praktijken bestond. Jan Dircksz. hadde met den teerling geworpen en de kleederen van zijn lijf ver dobbeld. Hij werd ter correctie aan mijne- heeren van den gerechte overgeleverd, die besloten tot geeseling en verbanning. En nu ga ik tot slot van mijne mededee- ling merkwaardige vonnissen betreffende, nog dit vonnis in extenso mededeelen Alsoo jonge Jan Claesen ende Lucas Ha- semoer hem selven qualijck gedragen heb ben mit vloeken jegens sijn Godt Almaoh- tich ende syn bitter lijden, ende doende den goeden lieden veele overlasten, alsoo we Te zekerder treffen onze wapenen naar mate zij geestelijk zijn. Met Gods Woord weerstaan wij eiken vijand. En het christendom zal ook in dezen strijd machtig zijn, wanneer het niet gelijk de roomsche kerk, het looden gewicht harer heerschappij doet gevoelen maar wanneer het als een zuurdeeg het alles doortrekt, tot het zijne zending zal volvoerd hebben, en de Rechter komt op de wolken, om gerichte te doen over ieder drager van den Christennaam die, dezen schoonen naam ten schand, zijne kinderen heeft gevoerd op den weg des verderfs of hunne pogingen om van dezen weg te rug te keeren, heeft bemoeilijkt. Oud-minister Havelaar, thans directeur- generaal der posterijen, is een warm bevor deraar der Zondagsrust voor zijn ambte naren. Hij heeft dit ook nu weder getoond door een circulaire aan alle uitgevers vau dag- en weekbladen te zenden, met het verzoek niet meer op Zaterdag te verschij nen of althans zoodanig hunne kranten te verzenden dat zij niet meer op Zondag aankomen. Verscheidene bladen betuigden reeds hun ne ingenomenheid met dit verzoek. Doch andere protesteerden. Onder deze noemen wij Uilenspiegel en het roomsche blad De Zoom. Zij toch beweren dat het verzoek van den heer Havelaar niet kan ingewilligd worden, dewijl de menschen's Zondags het nieuwsblad moeten lezen en wel het nieuw ste nieuws. Wij behoeven niet te zeggen dat wij geheel staan aan de zijde van den heer Havelaar. Toch zouden wij willen vragen waarom hebben tot nog toe niet alle gereformeer de, christelijke huisvaders en kooplieden de afspraak met het postkantoor, om de brieven en de bladen die voor hen 's Zon- - dags aankomen, tot 's maandags te laten liggen Dat is een kleine moeite. Op tal van plaatsen hebben alle vrien den van de post en van de Zondagsrust een dergel ij k verzoek hij den postdirecteur of bij den brievengaarder gedeponeerd. Maar er zijn er ook nog velen die het niet deden. Menige postambtenaar klaagt in haer huysen als anders, dwelck men in goede steden niet en behoort te lijden, ende mijnen heeren van den gerechte niet ge dogen en willen hij iemande gedaen te worden noch laeten ongestraftseggen daeromme den voors. jonge Jan Claesen ende Lucas Hasemoer over voor correctie, dat sy beyde openbaerlicken op de plaetse gegeselt sullen worden, gaende voort bij sonneschijn uytter stede ende vrijheit van dien, ende daer niet weder in coomen, te weten, jonge Jan voor ende aleer hij ge weest sal hebben tot St. Jacob in Galicen, ende Lucas Hasemoer ten hoogen Roemen, brengende daer ofte behoorlijke certificatie, op poene weder gegeeselt te worden ende ten eeuwigen dagen gebannen te wesen uyt dese stede ende de vrijheit van dien. Presentibus de Schout, alle de burgem. Pieter Claes Heyn, ende alle de schepenen. Ziedaar een kijkje in de jaarboeken der oude vierschaar. Ook hier kunnen we, als in de schoolwereld de ontwikkeling opmer ken. Yerre van ons dat we de dagen zouden terug wensehen dat de eene stad hare minder gewenschte burgers de ander te huis stuurt, na ze een pak slaag gegeven te hebben. Maar ook onze hetere inrichting heeft tal van bezwaren. Zoovele dat ons de lust vergaat al te heftig den staf te breken over de oude rechtsbedeeling. Ook in dit opzicht zijn we nog ver «f van het volmaakte.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1894 | | pagina 1