NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
Icfifeff laarpaj].
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Ho. 112. 1894.
Sttfctilag 28 ftuit.
VERSCHIJNT
G.
M. KLEMKERK, te Goes
F.
P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
IlllSMANSKIKSRKCUT.
Uit de Pers.
ierseke. De uitslag der verkiezingen
voor een lid van den gemeenteraad op
Woensdag 11. was, dat op de 270 kiezers
werden uitgebracht 212 geldige stemmen,
volstrekte meerderheid 107. De heer D.
Spruit bekwam 115, de heer J. Molhoek
69, de heer W. van Oevereu Jr. 26 stemmen.
Gekozen is dus de heer D. Spruit.
UITGAVE VAN
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p p0,95.
en
Enkele nummers0,02E.
van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 centiedere regel
meer 10 cent.
Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel.
Zij die zich met 1 Juli a. s
op "ons blad wenschen te abonneeren
ontvangen de tot dien datum verschijnende
nummers, gratis.
Artikel 11 van Ons Program luidt
Opdat de Staten Generaal in de natie
wortelen, het volk niet slechts in naam
vertegenwoordigen en in hun samenstel
ling niet langer een krenking van het recht
der minderheden opleveren, eiseht zij de
invoering van een ander kiesstelsel, en
ter voorbereiding daartoe verlaging van
den census.
Tot dat „andere kiesstelsel" heeft het
bij de daarop gevolgde Grondwetsherzie
ning en daarna onder de ministeries Mackay
en Tak niet kunnen komen.
Toch moet op dat „andere kiesstelsel"
worden aangedrongen.
Een kiesstelsel waarin ook plaats is voor
liet huismanskiesrecht, voorzoover de Grond
wet dit gedoogt.
Voor dat Huismanskiesrecht is door onze
beste staatslieden herhaaldelijk het pleit
gevoerd. En in de Programs van Actie
van '88 en '91 is hierop door de kiesver-
eenigingen aangedrongen.
Reeds in zijn toelichting van Ons Pro
gram schreef dr. Kuyper onder anderen
„Neen werkelijk algemeen kan een stem
recht dan slechts zijn, als ge het toekent
aan de hoofden van huisgezinnen, dat wil
zeggen aan de hoofden, de tolken, de na
tuurlijke woordvoerders van die kleinste
cellen of kringen, waardoor een natie een
■natie is.
„Niet door eenzame mijmeraars op hun
gehuurde kamer, maar door het volk in
zijn huisgezinnen immers, worden de le
vensgedachten gekweekt, die op geestelijk
terrein den volkgeest beheerschen. Een
eenzaam philosoof moge later die gedachten
ordenen; een dichter in zijn musenkabinet
die in tonen vertolken een staatsman die
op zyn studeerkamer tot staatsrechtelijke
uitdrukking brengen, maar, gelijk de taal
al het volk is, en die taal toch niet door
den hoogleeraar aan het volk onderwezen,
maar door hem van 's volks lippen wordt
opgevangen, zóó ook is het met den poli
tieleen geest die het volk bezielt.
„Aan de vorming van dien geest arbeidt
onbewust en ongemerkt heel het volk bij
zijn kuisliaarden eerst als dat huiselijk
leven een sublimaat voor de gedachtenwe-
reld afschift, komt de taak van den
deskundige, om alsnu in rechtsvormen over
te zetten wat in den boezem van het volk
was gerijpt.
„„Nationaal" stemrecht, „algemeen" stem
recht wordt daarom óók door ons als eisch
gesteld, maar gesteld op den eenigen voet,
waarop het werkelijk „algemeen" worden
kante weten door het toe te kennen aan
"He hoofden van huisgezinnen, mits dan ook
ronder onderscheid".
Hierbij protesteert de geleerde schrijver
"ij voorbaat tegen de beperkingen van
leeftijd en schoolgeleerdheid. Hij zegt onder
meer
„Indien de Staat iemand oud en wijs ge-
Joeg keurt om hem te laten huwen en een
huishouden te regeeren en kinderen op te
voeden, dan heeft diezelfde Staat straks
°°k niet het recht om nu dienzelfden man
weer te jong en te onwijs te keuren voor
het meespreken over de geestesrichting
Waarin hij wenscht dat men sturen zal.
„En wat het lezen en schrijven aangaat,
ze biedt volstrekt geen den minsten
waarborg voor geestesadel, ja heeft met de
mchting van iemands leven zoo volstrekt
"iets uitstaande, dat we er bij duizenden
hunnen aanwijzen die, goede schrijvers en
ezers, f°ch elke vaste geestesrichting mis-
fn> eni heel wat mannen en vrouwen
ennen die, op het stuk van lezen en schrij-
oi» brekebeenen, niettemin uitnemend goed
T len ?7er '»ct „kwaad of goed" van
weg dien men op wil.
„Al deze bij bepalingen, hoe goed bedoeld
ook, zijn dan ook van de liberalistische
markt afkomstig, en kunnen in ons stelsel
nooit bindend zijn, om de eenvoudige reden
dat ze het uitgangspuntde qualiteit van
familiehoofd als factor ter vorming van den
volksgeest, niet raken".
Geheel in overeenstemming met dit laat
ste is, wat de heer Loliman in de zitting
der Tweede Kamer, zitting 10 Maart 1887,
den heer Heldt opmerkt
De heer Lohman zeide
„Ik begrijp zeer goed dat er redenen
kunnen zijn waarom het beter uitkomt aan
den een stembevoegdheid te geven, aan
den ander niet. Maar waar berust dat alles
op Men sluit toch zoodoende, dit mag niet
ontkend worden, een deel der natie van alle
politieke rechtsbevoegdheid uit om aan een
ander deel allen invloed te geven. Ik
ontken op dit punt hen ik het met den
heer Heldt eens dat Nederlanders, van
welken rang of stand ook, niet hebben
bekwaamheid, niet hebben belang bij de
politieke zaak, of de eerlijkheid of het
inzicht missen, noodig tot deelneming aan
de publieke zaak. Allen hebhen belang.
Wanneer men in de minder gegoede klassen
der maatschappij komt, valt het niet te
ontkennen dat men daar aantreft mensehen
die wel degelijk gevoelen belang te hebben
bij de publieke zaak, wel degelijk een goed
inzicht hebhen en ook eerlijk genoeg zijn
om te oordeelen. Die dit ontkent, kent
mijns inziens het volk niet.
„De vraag is alleen: waarbijhebben zij
belang waarin hebben zij inzicht? Wan
neer men zegt dat die klassen geen voldoend
inzicht hebben in vele, zelfs niet in de
meeste politieke vraagstukken, dan geef ik
dit gaarne toe maar wie heeft dit dan
wel Ik beweer dat zelfs de bedeelden, die
men altijd uitsluit alsof zij per se geen be
lang hebben bij de publieke zaak, even
zeer daarbij betrokken zijn als de andere
Klassen."
En omtrent den eisch van lezen en schrij
ven sprak de heer Lohman
„Het gaat dunkt mij volstrekt niet op,
om iemand, alleen omdat hij lezen en schrij -
ven kan, altijd als kiezergeschikter te
achten dan iemand die dit niet kan. Dat
vermoeden van ongeschiktheid berust op
een onderstelling die in de werkelijkheid
niet altijd uitkomt."
Zijn voorstel om het huismanskiesrecht
in de Grondwet op te nemen, verwierf
slechts 18 stemmen, waaronder 17 antire
volutionairen.
De heer Lohman, na verklaard te heb
ben, dat hij liever het kiesrecht aan gezins
hoofden had toegekend gezien in de wet,
had, omdat hij toegaf dat dan ook perso
nen bedoeld werden die eigenlijk geen
hoofden van gezinnen zijn, het „goed gevon
den de zaak om te koeren en te zeggen
de individuen worden ter stembus geroepen,
maar zij kunnen niet individueel stemmen
wanneer zij te zamen één gezin uitmaken,
Ju dat geval mag slechts één persoon"
de vader of een ander door de wet aan te
wijzen „komen".
En over de verschillende kringen spre
kende, waartoe ook het huisgezin behoort,
zeide de heer Lobman (4)
„Wanneer men wil hebben eene behoor
lijke vertegenwoordiging van de natie, dan
moet in de eerste plaats weder hare orga
nische verbinding op den voorgrond treden
of worden bevorderd en moet men in de
tweede plaats het volk leeren deelnemen
aan de publieke zaak, veel meer dan thans.
Het volk bestaat niet uit individuen
maar uit kringen, en daarop behoort bij de
Staatsinrichting te worden gelet."
Doch, zooals gezegd is, het beginsel van
huismanskiesrecht werd uit de Grondwet
geweerd het kon dus ook in de Kieswet-
ontwerpen van minister Tak niet anders
dan formeel ingedragen worden.
Ons Program, 2e uitgaaf bl. 195 e. v.
(J) Handelingen bl. 1180.
(8) Handelingen blz. 1246.
t. a. p. bl. 1182.
Er kon door wijziging van een artikel
betreffende de kenteekenen, een zeker ken-
teeken bepaald worden dat het huismans
kiesrecht eenigszins naderde.
Die poging deden de lieoren Meckay en
van Alphen, in de zitting der tweede kamer
van 28 Juli 1893.
De heer Mackay zei bij die gelegen
heid
„Het staan aan het hoofd van een ge
zin geeft waarborgen.
„Dat zün personen, die geleerd hebhen te
zorgen niet alleen voor ziohzelven, maar
ook voor anderen zij hebben meer verant
woordelijkheid leeren krijgen; zij zijn
geroepen de zaken ook van anderen te
beheeren zij zijn gewend aan meer orde, en
hebben bovenal geleerd in den organischen
kring waarin zij geplaatst zijn, eenige sou-
vereiniteit uit te oefenen in eigen kring.
En dat zou in den toekomstigen kiezer wel
gewaardeerd moeten worden.
„Men zal bij de uitbreiding van het
kiesrecht wel doen ook te letten op de
organisatie van den Staat, en waar het
gezin als organisme, daarin een zeer voor
name plaa s inneemt en in e sre staat, mag
op die wijze wel het gezin geëerbiedigd
worden. Daarin is meer waarborg te vin
den dan in de kennis van lezen en schrijven."
En de heer Van Alphen sprak in de
zitting van 21 Febr. 1894 (6) omtrent huis-
manskiesrecht dit schoone woord, dat zoo
juist de voorliefde van ons volk voor het
beginsel van buismanskiesrecht vertolkt
„Het uitgangspunt van het huismans
kiesrecht ligt in de autoriteit, waarmede
naar de goddelijke ordinantie, in de schep
ping gelegd, het gezinshoofd over zijn gezin
als organische eenheid, bekleed is. Als
vertegenwoordiger van dien levenskring en
ter bescherming der rechten van den kring
waarover hij in zijn mate souverein is,
is hij het die waardigheid en bevoegdheid
heeft om bij de overheid op te treden,
waar deze zich met het volk in contact
heeft te stellen".
Deze spreker, blijkens wat liij er op
volgen Het, zag in opneming van dit be
ginsel in eene kieswet, ook waar het in
de grondwet niet staat, geen bezwaar.
Dit weten wij alvast.
En ook, al wisten wij het niet, nu eene
nieuwe kieswet in de maak is, is er ook
niets tegen het stelsel van huismanskiesreeht
andermaal aan de aandacht der regeering
aan te bevelen.
Wij kunnen ons daarbij beroepen op
vier antirevolutionaire kamerleden.
(s Handel, blz. 1668.
t. a. p. bl. 782.
De Nederlander heebt niet aan de mo-
tiën in Groningen aangenomen immers
daarals antwoord op den uitval van den
heer Lohman uit Groningen, noodig en
verklaarbaar. lied. Z. „waarbij met
applaus wordt geconstateerd dat dr. Kuy-
pers leiding geheel overeenstemt mot de
beginselen van het program".
„Niet dewijl het blad geen waarde hecht
aan de algemeene meening eener partij.
Integendeel. Maar die meening moet vrucht
zijn van behoorlijk, ernstig, grondig on
derzoek. En dit ontbreekt.
Daaraan hebben de Standaard en de lo
cale leiders schuld.
De Nederlanderof liever de voortge
zette Prot. N. Brabanterzegt om dit te
bewijzen:
„De Standaard hooft zoo goed als nimmer
ons gevoelen aan haar lezers meegedeeld,
laat staan zuiver meegedeeld; alleen
telkens haar tegenstanders ingedeeld
bij de openbare erkende bestrijders onzer
beginselen; zij heeft stelselmatig, ondanks
voortdurendon aandrang, geweigerd begane
onjuistheden te he stellen; zy heeft de fei
ten noodig ter beoordeeling verzwegen.
„En wat deden en doen de 1 o c a 1 o
leiders
Als uit één mond roepen de meosten:
„wacht u voor De Nederlander".
Alsof onze hoofdredacteur geen ree lit
var. spreken had; alsof alen die liet
met hem eens zijn, enkel boitaan bij de
gratie van het kiezersvolk; alsof zijn blad
verderfelijker ware dan welk liberaal blad
ook, poogt men hem eenvoinig als tegenstan
der van dr. Kuyper in verdenking te
b' engen. Toen wy onlangs zekeren localen lei
der,die eon blad van dubbelzinnigheid bosch tl
dig ie omdat het èti Standaard è.i Nederlander
heidon had aangehaald, vroegen of hij den
inhoud van die aanhalingen kende en of
hjj ook de Nederlander las luidde op beide
vragen het antwoord ontkennend.
Juist op de „kleine luiden", die de motie-
vergaderingen by wonen, doch eenzijdig zijn
ingelicht, hebben die verdachtmakingen
grooten invloed. Zy kennen do N e d o r I a n-
d e r gewoonlyk niet anders dan nit het
geen de Standaard goedvindt hun mee
te doelen.
Ziedaar do reden waarom die demonstra
tief in onze oogen volkomen waar
deloos zijn.
#ie demonstrantie's zullen eerst iets bo-
teekenen, na lat ernstig en kalm aan weers
zijden het vóór en tegon gehoord is.
Het blad herinnert er voorts aan dat de
„bekrompen" Roomwchen de „stoere zonen
van Calvijn" op dit punt voor zijn, dat zij
bladen van verschillende richting in dezelfde
partij lezen Tijd,, Centrum, en Maasbode
maar dat het onder ons, in plaats van een
eerlijken strijd over beginselen een oneerlijke
strijd over personen wordt.
„De pers is een zelfstandigo macht, die
zich niet verpanden noch ve, koopen mag".
Deze woorden van De Standaird, no 6819,
nemen wy gaarne over.
„Neraini me mancipani", fk
heb myn vrijheid aan niemand verpand, was
ook do leuze van onzen onvergetelyken
Groen van Prinsteror.
„Wat men derhalve ook „verklaro" of „be-
treure", hoevole motiëu men ook moge aan
nemen en opzenden men bereikt er geen
loei mee. Op die wijze ontstaat er niet
eenheid, maar wel scheuring."
Mislukte proeve van een socialistischen
heilsstaat.
Door talrijke vroegere mislukte pogingen
niet afgeschrikt, beeft de reeds meer dan
30-jarige Albert Owen onlangs een nieuwe
proef genomen met de vestiging eener kolo
nie op socialistisoli-communistisehsn grond
slag.
Hij koos voor dat doel de Baai van To-
polobambo, aan de Golf van Californië.
Volgens een schildering van den wel-be
kenden Flürscheim in de Zukunft kon
moeilijk gunstiger plaats voor de nieuwe
stichting zijn uitgezocht. De streek heeft
een prachtige ligging aan de baai, een zacht
klimaat en een bijzonder vruchtbaren bo-
d<ïm. Er werd een bevloeiingskanaal ge
graven maar ook al ware dat niet ge
schied, dan zouden de kolonisten door een
doelmatige aanwending der stoompomp,
waarover zij beschikten, reeds in staat
zijn geweest liet land in een klein para
dijs te herscheppen.
Onder de kolonisten vond men veel
krachtige en bekwame mannen, en ook aan
geldmiddelen was geen gebrek, daar niet
all;en vrienden van de nienwe stich-
t'ng een som van 150.000 dollars hadden
bijeengebracht, maar ook de regeering aan
de onderneming haar steun schonk.
Ondanks al die gunstige omstandigheden,
waardoor het welslagen der zaak haast ver
zekerd moest schijnen, is een keer te meer
gebleken, dat het socialistische droombeeld
niet voor verwezenlijking vatbaar is. Het
meerendeel der kolonisten heeft reeds
aan de stichting den rug toegekeerd, en
een algemeene liquidatie staat te wachten,
die, natuurlijk, een aanzienlijk geldelijk
nadeel zal opleveren.
Het blijkt uit de door Flürscheim ge-
plubieeerde bijzonderheden, dat het per
soonlijk karakter van de lieden der onder
neming aan de mislukking er van veel
schuld draagt, doch tevens wordt daar
door in helder licht gesteld, met, hoe weinig
recht door Bebel en zijn geestverwanten
wordt beweerd, dat in den toekomststaat
alle menschen door het eigenbelang tot
vlijt en trouwe plichtsbetrachting zullen
worden aangevuurd.
Daar volgens socialistisch begrip de acht
uurs werkdag algemeen was ingevoerd,
in de arbeid van ieder, zoowel de met
ijver als de traag verrichte, met denzelf
den pi ijs van 3 dollar per dag betaald
werd, konden de treurige gevolgen vau
dien onpractischen maatregel niet uitblij
ven. Zij openbaarden zich spoedig in
luiheid, slordig en slecht verrichten ar
beid, krachtsverspilling en buitensporig hoo-
ge productiekosten waardoor, natuurlijk,
niet weinig ontevredenheid werd opgewekt.
Zeer karakteristiek is het feit, dat de
waarde van den dagelij kschen arbeid op do
eerste gemeenschappelijk bewerkte land
bouwonderneming slechts 17 dollarcenten
bedroeg volgens het ter plaatse geldende
tarief, terwijl 3 dollars loon moest uitbe
taald wordenHet spreekt vanzelf, dat bij
de te wachten liquidatie de uitbetaling
der ingeschreven dollars achterwege bleef.
Men is nu van plan, in dezelfde streek
een nieuwe proef te nemen met een kolo
nie, van de vorige vooral hierin verschil
lende, dat de vaststelling der prijzen en
arbeidersproducten niet van de overheid
zal uitgaan, maar op vrije overeenkomst
tussehen voortbrengers en verbruikers zal
berusten.
Toch blijven velen, en met reden, vol
houden, dat deze en audere soortgelijke
proefnemingen (zooals bijv. professor Herzka
uit Weenen er een in Afrika wil nemen,)
wel weder op een mislukking zullen uit-
loopen, als zijnde gebaseerd op utopistische
berekeningen, tegen de vuurproef der prac-
tijk niet bestand. Boaz.
In „de Amst. Kerkbode" schrijft de heer
Lohman Jr. over het onderwerp Voogdij een
belangrijk weord, waaraan wij de volgende
opmerkingen ontleenen, waarmee sommigen
onzer lezers zeker winste kunnen doen.
1. Er is den ouder in 't bijzonder
den Christenouder zeer veel aan gele
gendat na zijn dood de opvoeding van
zyn kroost in zijn geest worde voortgezet,
m. a. w. dat de voogd of toeziende voogd
lieden zijn, die met hom een levensbeginsel
huldigen. Hoe moet hij nu handelen, om
hiervoor zooveel mogelijk zorg te dragen?
2. De langstlevende ouder is voogd.
Naast hem benoemt de kantonrechter een
toeziende voogd, na raadpleging met den
familieraad, aan wiens advies hij echter
niet gebonden is. Als dus de ouder voor
een z. i. verkeerd advies van den familie
raad beducht is, zorge hij dit te neutrali
seeren door schriftelijk zijn verlangen te
kennen te geven, dat na zijn dood een
(duidelijk aangewezen) bepaald persoon als
toez. voogd optrede. Voor een billijk rech
ter zal 't verlangen dos overledenen gewis
meer nog gelden dan dat van den fami
lieraad.
3. De langstlevende ouder kau voor
zijn sterven, 't zij bij testament, 't zij in
een afzonderlijke notariééle akte een voogd
benoemen. Doet hij dit niet, zoo benoemt
de kantonrechter. In 't laatste geval kan
weer gehandeld worden als boven beschre
ven werd omtrent de benoeming van een
toezienden voogd. Sti aksbedoelde nota-
riëele akte wordt tegen geringe kosten pl. m.
f5) opgemaakt, ja zelfs kosteloos, in geval
bewijs van onvermogen overgelegd wordt.
We meenen dat bovenstaande bij ver
korting ontleend aan „de Heraut" niet van
belang ontbloot is. -j-
22 Juni '94.
M. C