NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Ho. 103. 1894.
SaMag 2 Ittiii.
Jkfifsfe laacptig,
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
IJK.
Neutraliteit en Mislukking.
in.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,02 5.
UITGAVE VAN
EN
van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Zierikz® ook voor Kerkwerve, 4, 5, 6,
7, 8, 9,11, 12, 13, 14,15 en 16 Juni.
Cortgene 7 Aug., Wissekerke 8 en 9
Aug., Colijnsplaat ook voor Cats 10 en
11 Aug.
(Slot).
Wij gaven in de twee voorgaande epis-
telen aan verschillende getuigen het woord,
om daarvan let bewijs te leveren.
Nog aan enkele vertrouwbere mannen
mogen wij het woord niet onthouden.
Nemen wij daartoe het geschriftje ter
hand: Ons lager onderwijs voorwerp van
aanhoudende zorg".
De schrijver is Dr. B. v. d. Meulen een
alleszins bevoegd opmerker, althans van
het standpunt der neutrale schoolmannen.
Hij toch is schoolopziener en directeur
der Hoogere Burgerschool te Winterswijk.
De man drukt zich in welwillende ter
men uitdoch laat genoegzaam voelen dat
hij de vruchten der lagere school niet
mooi vindt:
Hij zegt onder anderen:
„Raadpleeg ik zoowel mjjn ervaring bij
het schooltoezicht als die van vele mijner
ambtgenooten; verder de uitspraken van
mannen, die hun leven in dienst gesteld
hebben van ons volksonderwijs en vergrijsd
zjjn in dien dienst, dan voelen allen, die van
nabij betrokken zjjn bij het onderwijs en de
opvoeding van ons volk, zich teleur
gesteld, zelfs bij bescheiden
eischen,"
„Leg aan een leerling, die pas de lagere
school doorloopen heeft, twee zeer bekende
voorwerpen voor uit uwe omgeving en laat
hem deze met elkander vergelijken in de
punten van overeenkomsten verschil; laat
hom eens aanwijzen, hoe groot ongeveer
een centi- en een decimeter is, welk deel
van het bord ten naaste bij een vierkante
decimeter of een meter is en gij zult
ervaren, hoe slecht onze leerlingen geleerd
hebben nanwkeurig te zien, en hoe gebrek
kig zij zich weten uit te drukken, zelis
waar het de waarneming der eenvoudigste
zaken betreft. In ieder geval moet erkend
en betreurd worden, dat onze lagere school
te kort schiet, waar het betreft hare leer
lingen in de wereld rondom Jien te leeren
zien en opmerken".
Het kan zyn zegt gij dat hij gelijk
hieft. Op het punt van verstandelij k» vor
ming is de school te kort geschoten maar
hij zegt toch niets omtrent de zedelijke
Vorming.
Helaas, ook dit wapen slaat deze doctor
u uit de hand.
Hoor hem klagen op blz. 20 van zyn
Vlugschrift.
„En heeft de lagere (lees de neutrale) school
voldaan aan den eisch, hare leerlingen op
te leiden tot al die goede deugden, die de
wet bedoelt als Christelijke en maatschap-
pelyke deugden Welnu, onder alle waar
deering der goede bedoelingen, die de wet
gevers achtereenvolgens geleid hebben tot
wyziging der wet van 1857, van 1878 en
laatstelijk: nog van 1889 moet ik vreezen
onze wet op het lager onderwijs de oor-
zaak worden zal, dat in de toekomst dit
dfidl der opvoeding telkens meer terug ge
drongen wordt, bij den steeds grooteren om-
J.ang, dien de wet geeft aan gepaste en nut-
kundigheden, 't Gevaar dreigt, dat het
middel hoofdzaak en het doel teruggedron-
SMi wordt."
Van nog |grooter tsleurstelling op dit
aatste punt gaf het kamarlid mr. de
eanfort blijk, toen hij in een schoolver
gadering de volgende klaoht slaakte
^bben ons in den laatsten tijd wel
znn a'fe'evraagd Hebben wij zooveel moeite,
cmrit.V - oP°ff0i'ing ons getroost voor het
u&rwfls, met het vooruitzicht er zoo wei-
Van I" 6n van bezien? Wat hebben wij
v61 6 verbetenng van het lager onderwijs
Niet sPeciaal voor onze lagere standen
belii>Z°i0zeer. verm06rdering van wetenschap-
dat i nnis vvant wij wisten en weten
door 'i moes,; vervliegen, snel wegspoelen
t zweet van den arbeid, het zwoegen
om brood maar toch hadden we mogen
hopen dat algemeene ontwikkeling en toe
nemende beschaving, een gevoel voor nood
zakelijke orde en tucht, een atsljjten van
ruwheid en woestheid van zeden, een ster
ker plichtbesef er het gevolg van zouden
geweest zijn.
En waarin is nu die hoop vervlogen. In
'tgeen we gezien hebben van de tooneelen
van ruwheid en tuchteloosheid; tooneelen
waarvan ook de radicale afgevaardigde in de
Tweede Kamer, de heer Tijdens, bij de jong
ste debatten een schildering heeft gegeven,
door inwendigen drang daartoe gedrongen
En nu is er wel, vooral in onze provin
cie, meer dan men u zeggen zal een ge
dienstigheid der praktijk in het spel om
de betrekkelijke neutraliteit te drijven;
dat wil zeggen orthodox te zijn met de
orthodoxen en roomsch te zyn met de
roomschen.
Doch deze door de Overheid bevorderde
of oogluikend toegelaten wets verduistering,
om niet te zeggen wetsontduiking, wordt
toch niet overal volgehouden.
Toen dezer dagen mr. Troelstra in een
vergadering der Amsterdamsehe afdeeling
van den Bond van Nederlandsche onder
wijzers deze drie stellingen verdedigde
a. De onderwijsbeweging is een onder
deel van den klassenstrijd.
b. de vakvereeniging der onderwijzers
dient als zoodanig op te treden in den politio-
ken strijd.
c. In den politieken strijd is haar plaats
aan de zijde der arbeidersklasse en wel in
de sociaal-democratische partij stelde hij
genoemden „Bond van Nederlandsche On
derwijzers" op oene lijn met alle andere
vakvereenigingen daar deze volgens hem
niets anders was dan eene oeconomische
organisatie van loontrekkers, van proleta
riërs, met hetzelfde doel, dezelfde taak en
dezelfde middelen als gewone vakvereeni
gingen. Als zoodanig moest de „Bond" de
politieke actie op den voorgrond stellen en
zich daarbij plaatsen op het standpunt der
arbeidsbeweging. Arbeidersbeweging is in
zyn oog synoniem met sociaaldemocratische
beweging.
Een zijner opponenten, de heer Lohr,
kwam er toen tegen op en hekelde daarbij
een artikel van den heer Troelstra in de
Nieuwe Tijd waarin den onderwijzer wordt
aanbevolen de kinderen zooveel mogelijk
geschikt te maken om later het wezen van
den klassenstrijd te kunnen begrijpen en
het onderwijs (voor zoover dat kon zonder
door zijne vijanden ontslagen te worden)
zooveel mogelijk in te richten als eene
voorbereiding voor den bewust-politieken
strijd.
De heer Lohr zag in die gecursiveerde
woorden eene poging om den onderwijzer
te verleiden tot de meest karakterlooze
en lage houding die hij zou kunnen aan
nemen. Zulk een onderwijzer mogen de
ouders hun kinderen niet toevertrouwen.
Wat wil nu deze oppositie zeggen
Niets anders dan dat men de consequentie
van het stelsel der betrekkelijke neutrali
teit van het „openbaar" lager onderwijs
niet aandurft.
De onderwijzer J mag in een roomsche
plaats roomsch neutraal, op een gerefor
meerd dorp orthodox neutraal onderwijs
geven in een socialistische of anarchistische
gemeente mag hij geen anarchist neutraal
of sociaal neutraal zijn.
En nu staat het te vreezen dat men daar
tegen is, niet omdat het schadelijk is voor
het kind, maar omdat het het gezag der
liberale partij verzwakt.
Niet onaardig heeft dezer dagen de
Standaard eene opmerking in dien geest
van de Liberaal gepersifleerd.
Gesproken werd van de afzetting van
meester Dijkstra, den anarchist uitMenal-
dumadeel.
De Liberaal keurde die afzetting goed
en wel op gronden die de Standaard te
recht heeft erkend dezelfde gronden te
zyn waarop wij tegen de „neutrale" school
zijn.
De Standaard oordeelt hem op zijne
eigen woorden. Hij neemt ze met eenige
wijziging over.
De overeenkomst zal te duidelijker wor
den als wij Liberaal en Standaard doch
met de woorden van de Liberaalden een
voor 't neutraal, den ander voor 't christe
lijk onderwijs, tegelijk laten spreken.
DE LIBERAAL. DE STANDAARD.
„De vraag ia niet, of de
onderwijzer bij het opgeven
vaH rekensommen onchris
telijke bespiegelingen ten
beste geeft; de geestelijke
invloed van den modernen
onderwijzer is verderfelijk.
De inan, tegen wien de jon
gens „meester" zeggen, en
die o, zoo knap is, de man
die staatsambtenaar en on
derwijzer is, en het|dus wel
weten zal, die man blijkt de
Christelijke belijdenis een
dwaasheid te achten, en de
Godheid van den Christus
te loochenen. En aan zoo
iemand zullen Christenou
ders hun kinderen moeten
toevertrouwen
Onmogelijk
„De vraag is niet of de
onderwijzer by het opgeven
vnn rekensommen of het
oorrigeeren van ontledingen
anarchistische bespiegelin
gen ten beste geeftde ze
delijke invloed van den on
derwijzer-anarchist is ge
vaarlijk en verderfelijk. De
man tegen wien de jongens
„meester" zeggen, die o 1
zoo knap is en het antwoord
i de som al weet, voordat
zij nog de vraag hebben
opgeschreven, do man, die
Staatsambtenaar, onder wij -
zeris, en dus het wel we
ten zal, die rnan blijkt de
godsdienst een huichelach
tige uitvinding te achten
en het bestaan eener over
heid noodlottig te viudm
„En aan zooioinaod moe
ten de ouders hun kinderen
toevertrouwen 1"
En tot wat stuitende conflikten men komt,
als men het lan eens met de volstrekte
neutraliteit wil probeeren, heeft de sehool-
quaestie te Beesd ons geleerd, waar de
onderwijzer zelfs het woordje God uit
zijne leesboekjes schrapte.
Neen wij zeggen het den radicalen
ongeloovige, den Franschen oud-minister
Jules Simon na: „Er is geen neutraal en
derwijs".
En nu mogen wij het met het verdere van
zijn betoog niet eens wezenzijn oordeel
over de „neutrale" school verdient wel
eenige ruchtbaarheid.
Hij zegt:
Er is geen neutraal onderwijs, omdat er
geen onderwijzer is, die geene godsdienstige
of philosophische opinie heeft.
„Indien hij er guone heeft, staat hij hui
ten de menschheid, of is een idioot of een
monster".
„Indien hij er eene heeft en hij verbergt
het, om zijne positie te redden, dan is hij
de ergste van alle lafaards. Maar ik daag
hem uit, zijne opinie te verbergen. Hij kan
zijn* lippen op elkander drukken, zijne over
tuiging zal zich vertoonen, ondanks hem
zijne oogen, zijne gebaren, geheel zijn per.
soon zal spreken".
„Ook het kind zal vragen stellen. God
immers dringt tot op twee passen van de
school door de oogen, door de ooren."
„Er mag slechts een hoekje zijn, waar
van God verbannen is, en dat is de schooi,
waar men het hart van den burger moet
vormen, waar men zijn geest moet ver
lichten".
Doch genoeg.
Wij zouden onze aanhalingen nog met
vele kunnen vermeerderen.
De lezer zal echter wel tevreden zijn
met de verschillende getuigen uit het kamp
van de voorstanders der neutrale school
en van die tevredenheid doen blijken door
in te stemmen met de bewering, die wij
aan het eind onzer aanhalingen niet dur
ven achterhouden.
De neutrale school is eene mislukking.
De vrije school van wat kleur ook door
gelijkdenkende ouders gesticht, dat zij
het ideaal!
Dat het althans hij de jongste herstemmin
gen niet ging om voor of tegen Tak, laat
zich gemakkelijk bewijzen.
Neem bijvoorbeeld Katwijk.
Bij de verkiezing op 11 Mei werden
daar uitgebracht
Yoor Reekers 1518.
Tegen Reekers 1160 (van Donner) plus
448 (van Wassenaar) plus 251 (de Coningh)
totaal 1859.
Bij de verkiezing op 25 Mei kwamen
165 kiezers meer opdezen stemden op
Reekers. Donner verkreeg 1859 juist al
de stemmen van 11 Mei, waaronder 448
van de antirevolutionaire tegenstanders
van Tak.
Ook Den Haag gaf eene dusdanige on
zuivere stemming
Eene omstandigheid die het vermoeden
bevestigt dat er verwarring in onze gele
deren is geweest, welke zich thans be
gint te herstellende twee voorzoover
zij bij elkander hooren worden weder een.
Wie zon niet hartelijk wenschen dat
de oude antirevolutionaire Kamerclub zich
op gelijke wijze herstellen kon.
De Standaard heeft uit onze opmerking
in zake de verkiezing van den heer Donner
gelezen dat wij den heer Donner voor
een „verkapten tegenstander" hielden, die
„tegen Tak", „con amore voor dit Kabinet"
met „de fractie Lobman" is.
Dat de Standaard met deze woorden als
vaststaand aanneemt wat juist in onze partij
betwist wordt, gaan wij stilzwijgend voorhij.
Immers de heer Lohman is noch warm voor
v. Houten, noch tegen Tak noch „tegenstan
der" dit weet de Standaard ook welen
dat de fractie Lohman con amore voor v,
Houten of „tegenstander" is, moet nog
bewezen worden.
Wat echter de zaak zelve aangaat, heb
ben wij ous wat onduidelijk uitgedrukt
of wel heeft de Standaard onze bedoeling
niet begrepen.
De heer Donner heeft in zijne verkie
zingsrede herinneren wy ons wel
gezegd waarom hij tegen het amendement
de Meijief stemde en tegen artikel 4 zou
zijn doch er uitdrukkelijk bij doen uit
komen dat hij was voor finale kiesrecht-
uitbreiding zoo breed mogelijk.
Dit deed ons den wensch uitspreken dat
hij de beide clubs tot elkander mocht bren
gen niet dat hij een „immoreele politieke
houding" zou aannemen.
Hebben wij ons echter vergist omtrent
des heeren Donners opvatting omtrent arti
kel 4, dewijl wij slechts op ons geheugen
afgingen dan vervalt hiermede onze conclusie.
Maar eene conclusie als de Standaard
ons toedicht namelijk dat de heer Donner
thans con amore dit kabinet zal steunen,
is tot heden toe nog niet in ons opgekomen.
it
De eerste uitwerping van den heer Don
ner in Katwijk achtten wij een vergissing
door de vrienden van v. Limburg Stirum
begaan.
Misschien hadden wij heter gedaan te
zeggeneen beleediging voor dezen ge
trouwen belijder der antirevolutionaire
beginselen. Te meer zoo schreven wij
dewijl zijn opvolger zich bij de antirevo
lutionaire kamerclub aansloot.
De heer Donner heeft zijn antirevolutio
nair standpunt nog nimmer verloochend,
ook waar hij eens een enkele maal van
conservatisme is verdacht gewordendit
is het juist wat wij hebben doen uitkomen
en daarom begroetten wij zijne verkiezing
met genoegen.
De vraag naar weder-invoering van de
doodstraf komt weder aan de orde.
Over het beginsel hebben wij op het
voetspoor der christelijk historische bladen
ons herhaaldelijk uitgesproken. Ook wij
achten de doodstraf een noodzakelijk element
in onze strafrechtpleging als passend op de
misdaad die het recht Gods aanrandt en het
beeld Gods in den mensch vertreedt.
Maar ook uit een staatsrechterlijk oogpunt
is het vraagstuk van de doodstraf belangrijk.
En dan loopt het al dadelijk in het oog
dat in het radicale Zwitserland, waar in
1874 de doodstraf is afgeschaft, al spoedig
na deze afschaffing om wederinvoering er
van gevraagd werd.
Ja, reeds in 1878 werd door den Volks
raad een voorstel aangenomen en in 1879
door het referendum, bij volksstemming
bekrachtigd om den kantons toe te staan
de doodstraf weder in te voeren. Alleen
voor politieke misdaden bleef zij opgeheven.
Een groot aantal kantons heeft reeds
weder van dit recht gebruik gemaakt; te
weten Uri, Schwijz, Luzern, Obwalden,
Valais, Zug, Appenzell, St. Gallen, Schaff-
hauzen en laatstelyk Freiburg.
Deze daad van de Zwitsersche kantons
heeft aan de Nederlandsche wetgeving wat
te zeggen.
En onmogelijk schijnt het niet, nu in
alle landen de erbied. voor het leven van
den naaste zoo schrikbaarlij k vermindert,
dat ook andere landen en Nederland het
prijzenswaardige voorbeeld dezer Zwttser-
sche kantons volgen.
Uit de Pers.
De Standaard komt op tegen de be
schuldiging dat zij van den antirevolutionai
ren trein de eerste klas waggons (die voor
de hsogere standen n.l.) heeft laten afhaken
en nu alleen met tweede en derde klasse
rydt, ja, dat de tweede klas waggons reeds
op de nominatie staan om uit den antirevo
lutionairen trein verwijderd te worden.
Men kan met eigen oogen zien, als men
den gereedstaanden antirevolutionairen trein
op het perron wil monste; en, dat deze trein
nog steóds als van ouds óok een genoeg
zaam aantal eerste klasse waggons
voert en dat de conducteurs nog even be
leefd als vroeger vooral de reizigers eerste
klasse op hun plaats helpen. Het verschil
is maar dat er in deze fraaie waggons voor
hands maar enkele bekende gezichten zijn
overgebleven, en heel wat heeren, die er
vroeger geregeld medereisden, nu uit zijn
gestapt en liever met eigen equipage
de reis vervolgen.
Men verwijt verder de Standaard
dat zij niet langer zou willen sturen in da
democratische richting van de antirev.
partij, maar veeleer sturen in revoluti
onaire richting van eene partij, die
zelve in slechten zin democratisch
was geworden. Dit verwijt is geheel onge
motiveerd. Er is geen partij in den lande,
de politieke historie der laatste twintig jaren
bewijst het, die hare mannen van hoo
gen stand met zulk een volharding,
met zooveel taai geduld en met zulk eene
toewijding heeft pogen te eeren. Een tijd
lang zaten er zelfs namens de antirev.
partij niets anders dan millionairs in de
Kamer, in eene latere periode waren de
meeste plaatsen door het element van den
adel ingenomen.
Het verwijt is te meer ongegrond daar
de Standaard altijd de leer beleden
heeft en voorgestaan dat de natie naar
Gods ordinantiën uit ongelijksoortige la
gen bestaat, die men rangen en standen
noemt, en dat alleen in het organisch ver
band van deze hoogere en lagere standen
het n a t i o n a 1 e leven zijn volle kracht
uit, en diensvolgens elke staatspartij, die het
onderneemt op hot nationale leven invloed
te oefenen, met al deze rangen en standen
moet rekenen.
'i.i «in—wy
1 Juni '94.
Middelburg. De uitgever Le Cointre
te Middelburg beeft een cartonnen lijst
van Vervoermiddelen doen drukken, welke
in beknopten vorm de verschillende reis-
gelegenheden, bodeloopen enz. op Walche
ren aangeeft.
Inderdaad een practische uitgave waarop,
wij de aandacht vestigen.
Eén ongemak slechts heeft de lijstdat
zy aan twee zijden bedrukt is.
De ingelanden van het waterschap
St. Annaland, uitmakende de polders Anna-
vosdijkBreedenvliet, OudelandPluimpot,
Maria en Suzannahielden Maandag, onder
leiding van den heer A. J. Bierens Sr.,
die sedert '40 dijkgraaf is, hunne jaarver
gadering. Na herhaalde stemmingen en
herstemmingen werd tot vertegenwoordiger
van de polders Annavosdjk, Breedenvliet
en Oudeland met Bavensoord in den dijkraad
van den calamiteusen polder Suzanna ge
kozen de heer D. Goedegebuure en werden
op de voordracht voor de benoeming van
een gezworene van het waterschap geplaatst
de heeren P. Bruijnzeel, D. Goedegebuure
en J. Boogaard. Deze verkiezingen hadden
plaats door het aan den heer P. Kodde, op
zyn verzoek, verleende onti