NIEUWSBLAD
¥00R ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
3lo. 102. 1894.
IDomMag 81 flet.
Mildt faarpng
VERSCHIJNT
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
Deze eeuw en de vorige.
De Bedrijfsbelasting.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
LIT DE PERS.
ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. pf 0,95.
Enkele nummers0,02E.
UITGAVE VAN
G. M. KLEMKERK, te Goes
EN
Er zullen nog wel enkele jaren moeten
verloopen, eer het den geseliiedselirij ver zal
mogelijk zijn een onbevangen oordeel uit
te spreken over de beteekenis van den
jongsten verkiezingsstrijd, over de broeder
twisten die er uit gevolgd zijnover de
gedragslijn door de verschillende partijen
gevolgd en over de verdeeldheid die met
name in onze eigen kleine partij de
antirevolutionaire naar aanleiding daar
van is openbaar geworden.
Deze overwegi*g moet ons er toe leiden
met name in den strijd die in deze dagen
met te grooter ernst en kracht van woorden
en verwijtingen, met name tusschen De
Standaard, en De Nederlander of wil
men de twee zoozeer geliefde namen nog
eens liooren tusschen dr. Kuyper, c. s.
ter eene en jhr. mr. A. F. de Savornin
Lohman ter anderer zijde, gevoerd wordt,
spaarzaam met onze beoordeeling te zijn en
meer in de binnenkamer dan in de straten
van Askelon naar eene heilzame en God
ver heerlij kende oplossing van de quaestiën
te streven.
Hoe geheel anders toch zal het licht
zijn dat de geschiedschrijver der twin
tigste eeuw op den hnidigen broederstrijd
zal vallen laten, dan dat hetwelk de toe
schouwer van allerlei richting en sym
pathie, in pers of kiesvereeniging er op
werpt.
Zy maar de hoop hij allen die het goede
voor land en volk zoeken, levendig dat by
al deze dingen de eere Gods het hoogste
zijook waar er een wonde is in het
broederhart dat men tot dezen ongezoch-
ten strijd geraakt, nu ook genoodzaakt is
dien tot het einde uit te 'stryden.
Deze gedachte moet wel hoven drijven
bjj een ieder die dezer dagen heeft kennis
gemaakt met een boekske, dat bij Fernbout
te Amsterdam het licht zag en geschreven
is door den heer De Jong, hoofd van Haar
lems Groen van Prinsterer-school.
Het is getiteld
„De Gereformeerde kerk in de tweede
helft der vorige eeuw en de revolutionaire
woelingen in ons vaderland in betrekking
tot haar, de Roomschen en de Dissenters".
De schryver is iemand die blykbaar de
aandacht vraagt van „hen die minder het
succes dan een strijd voor de heilige be
ginselen beoogen".
Met deze woorden toch leidt hij zijne
brochure in, en beziet by het licht dezer
woorden het optreden der Roomschen en
Dissenters in de vorige eeuw en de houding
der Gereformeerde kerk.
De Maasbodeeen roomsch blad, had
smalend beweerd dat Hervorming en Revo
lutie loten van éénen stam waren.
De schrijver toetst deze beschuldiging
aan de feiten, en onderwerpt de handelin
gen der beschuldigers aan eene snijdende
critiek.
HÜ is waard dat men naar hem luistert
want hij laat de Geschiedenis spreken en
het oordeel dat de geschiedenis velt, is
Toor de beschuldigers verpletterend.
Hij toont aan, of liever de geschiedenis
Joor hem geraadpleegd wijst het uit, dat
aet juist de geestelijke vaders der heden-
daagsche roomschen en liberalen zijn ge-
weest die het Oranjehuis ten val brachten
dat de belijders uit de dissentiëerende
kerken voorgangers niet uitgesloten,
waaraan hebben meegedaan.
De geschiedenis der gereformeerde kerk
111 ons vaderland was dezeEerst klein
en verdrukt, kwam zij allengs in eere,
schoon niet tot heerschappij.
De overheid, voor de uitoefening van
aar gezag alleen aan God verantwoorde-
11 h, was aan die kerk slechts vast in zooverre,
Se|ljk voorgeschreven was en gelijk het
e worde, hare leden persoonlijk onder de
cut der kerk stonden, van dewelke zij
leden waren_
He dissenters lutherschen, doopsgezin-
n en remonstranten werden nergens in
c'1,roPa minder vervolgd dan in onzen door
e calvinisme gedrenkten staat. De Joden
vonden hij ons een veilige herberg. En
de roomschen dewijl zij, naar zij zeiven
verklaarden ten taak hadden om deze lan
den weder onder hunnen „wettigen" heer
Philips II te brengen, ondervonden
alleen in zooverre bij de gereformeerde
kerk tegenwerking dat hun, en dat nog
slechts in het begin, geen openhaar staats
ambt werd aangeboden en geen openlijke
godsdienstoefeningen werden vergund.
Later werd de overheid vrijgeviger en
stond zij ook den roomschen toe hunne kerk
gebouwen uit de achterbuurten naar de
voornaamste straten over te brengen.
Overigens werd aan aan alle Dissenters
op onbekrompen wijze godsdienstoefening
naar eigen keus vergund.
Toen do kerk verbasterde en de natie
rijp gemaakt was voor het ongeloof, werd
zij onder de leus van verdraagzaamheid on
verschillig op het punt der belijdenis.
De gestelselde onverschilligheid vierde
weldra haar triomf met haar christendom
boven geloofsverdeeldheid, en verbaasde al
spoedig de getrouw gebleven belijders
en die waren weinige door hare op
ruiende geschriften.
De stryd tusschen Patriotten en Prins-
gezinden werd op het terrein der kerk over
gebracht. De predikanten die het voor
Oranje opnamen, werden gesmaad daaren
tegen vele predikanten die met de Schrift
in de hand hun Patriottisme verdedigden,
luide geprezen.
Geprezen door de roomschen niet het
minst. Zy en de doopsgezinden en ook
een enkele luthersche predikant sterkten de
handen der „liberalen" die eene geweld
dadige omkeering bedoelden.
Zij verheerlijkten de valsche vrijheids
leus, moedigden de onderlinge wapenoefe
ningen aan en „waarschuwden tegen de-
verleiding van verderfelyke Stadhouders
gezinden".
Doopsgezinde predikanten, hunne belij
denis dat men het zwaard niet dragen
mocht, ontrouw geworden, bevorderden
krachtig deze wapenoefeningen waardoor
zij zich in sommige prinsgezinde steden
zeer gehaat maakten. Slet name te Goes
werd de Doopsgezinde leeraar Abraham
Staal in 1787 door het verbitterde volk
genoodzaakt buiten de stad te vluchten,
wegens zijne voor den Prins en diens vele
vrienden aldaar stuitende aanspraken.
Gek luthersche predikanten, als onder
anderen Hendrik Bergh te Doetinchem
wisten door hunne onheilige toespraken
de revolutionaire vrijkorpsen te bezielen.
Zelfs Petrus en Paulus, werden in dezen
vleeschelijken partystrijd te hulp geroepen.
Zelfs de Heere Jezus werd in het ge
ding getrokken om het optreden van „de
predikers der volkssouvereiniteit en open
bare verwerpers van de ordeningen Gods
in Zijne kerk" te verdedigen.
En dit deden predikanten
Ds. Bergh zei
„Het isevenmin schande voor
Vaderland en Vrijheid gekerkerd te zijn
als het voor Petrus en Paulus was om
voor Waarheid en Godsdienst de uiterste
beschimpingen te ondergaan; zelfs Jezus
moet zijn vijanden eerwaardig voorkomen
dat hij tegen de mishandelingen zijner
eigen Natie ijverende gaarne zijn leven
liet".
Beschamend voor christenen is 't wat
de schrijver er aan toevoegt:
„Tot lof van de Joden moet gezegd wor
den dat zij, tot loon der gastvrijheid, die
zij hier altijd in ons land genoten hadden,
aanhangers bleven van het Huis van Oranje
en zich niet lieten verleiden door revolutio
naire lokstemmen, wat hun onder anderen in
een geschrift uit die dagen, „De Politieke
Kruier", de lage aantijging bezorgde: „De
Joden, uit hun aard timide en alleen af-
gerigt op de Negotie en looze praktyken,
zijn de voorwerpen niet die over de Vry-
heid kunnen spreken, als blyvende toch
altoos de ezel van de fabel, die ten stryde
trekt om te zien, wiens bit hij de eer zal
hebben te draagen tl"
Dien smaad deelden zij met de Gere
formeerde predikanten.
Is hot wonder dat de schrijver, na
de uiteenzetting dezer feiten de opmerking
maakt
„Zouden wij uit het feit dat de Room
schen zich in 1789 bij de radicalen, in 1848
bij de Liberalen, en in 1866 bij de Con
servatieven lieten inlijven, in navolging
vad mr. Groen van Prinsterer niet mogen
besluiten dat juist het Roomsche geloof
zich zoo gemakkelijk met Jezuïetische en
Jacobijnsche meeningen verbinden kan"?
Wy zouden met de hartelijke aanbeveling
om zich dit rijke geschriftje over „I)e Ge
formeerde Kerk" aan te schaffen kunnen
besluiten, zoo wij in 't boven aangehaalde
nog niet eenige aanleiding vonden om te
wijzen op de treffende overeenkomst tusschen
don door hem beschreven tyd en den tijd
dien wij beleventusschen het laatst der
achttiendeen het laatst der negentiende eeuw.
De schrijver wees er reeds op voor wat
Rome betreft.
Rome heeft, ook na 1789, en niet alleen
in de jaren door den schrijver genoemd,
altijd met hot Liberalisme tegen het Cal
vinisme gemeene zaak gemaakt.
De enkele jaren van samengaan „met
Dordt" uitgezonderd heeft Rome ten allen
tijde medegewerkt om het liberalisme op
de been te houden.
We behoeven de roomsche persproducten
en party redevoeringen van 1891 waaruit
haar fanatieke haat tegen de antirevoluti
onairen sprak, niet in het geheugen terug
te roepen. Zij zijn overbekend.
En nog in 1894 is in vele districten het
onnatnurlyke schouwspel gezien dat het
liberalisme zij het ook grootendeels tot
conservatisme verbleekt, arm in arm met
Rome ter stembus trok, en een liberale
regeering door dankbaarheid jegens Rome
gedrongen, een roomschen staatsman in
zijn kabinet moest opnemen.
Doch ook voor de antirevolutionaire
partij, of liever voor de Calvinisten uit
allerlei „kerkgenootschap", heeft de ge
schiedenis door den heer de Jong opgehaald,
eene waarschuwing bewaard.
Christenen uit de hervormde kerk, geest
verwanten op staatkundig gebied van dr.
Bronsveld, hebben ook thans evenals de
Politieke kruier in 1784 omtrent de Cal
vinisten, van de antirevolutionairen dingen
gezegd, die niet te bewyzen zijn. En
evenals toen van diezelfde zijde is ook
nu door kerkelijke vrienden van dr. Brons
veld geprotesteerd tegen „het geduurig
schelden op do fijnen en hen voor een
hoop eorlooze geesten en schijnheilige be
driegers uit te krijten".
Maar ook uit den boezem van hen die
ons op staatkundig gebied nader staan is
aan andersdenkenden onder de broeders
evenals toen, voornamelijk op bet punt van
„Aristocratie", menige onaangenaamheid ge
zegd, of geargumenteerd met tegenstellin
gen die misschien beter gezwegen waren
Ook roept het boeiend geschreven over
zicht ons toe, niet te haastig te zijn met ons
oordeel over de optreding van elk der beide
groepen in de antirevolutionatre partij en
den adel hunner bedoelingen. Ten dezen
zal de geschiedenis recht doen.
Maar het voornaamste wat ons de her
innering uit de vorige eeuw te verstaan
geeft is ditdat de Revolutie ook in onze
eeuw dient weerstaan door allen die het
Evangelie belijden in den zin van Groen
van Prinsterers beproefde lenze
Tegen de Revolutie het Evangelie.
Yan verschillende zijden wordt ons ge
vraagd om aan de hand van de uitgereikte
biljetten de in die biljetten gestelde vragen
eenigszins te verduidelyken en door een
bepaald geval te stellen in te vullen.
Wij hebben er ook wel over gedacht
doch stuitten op voor ons onoverkomelijke
bezwaren. Er zijn zoovele gevallen denk
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
baar en de vragen loopen voor de ver
schillende belastingschuldigen zoodanig
uiteen dat wij er ons niet in durven
begeven.
We moeten dus volstaan met te ver
wijzen ndar een drietal artikelen, vroeger
in ons blad geplaatstwaaronder een van
eene bevoegde hand zie no. 91
De beide andere zyn te lezen in no. 88
en 89 van ons blad.
Wat wij den lezers aanraden is dat zij
zich op de daartoe aangewezen dagen en
uren tot den inspecteur wenden die in
hunne gemeente, opzettelijk om de belasting
plichtigen voor te lichten, zal kunnen
zitting houden.
In de liberale bladen kan men eene ad
vertentie van deze heeren lezen, waarin
zij zich voor allen, dus ook voor de lezers
van ons blad en ben die de liberale bladen
niet lozen, beschikbaar stellen.
Yestigen wij nog slechts de aandacht op
het volgende
De hij de beschrijving voor deze belas
ting uitgereikte heschrij vingsbiljetten behoo-
ren aan den ontvanger der directe belas
tingen.of zijn gemachtigde te worden terug
gegeven of bezorgd ten kantore van dien
ontvanger.
Wil men voor de inlevering van die
biljetten gebruik maken van de post, dan
zij men gewaarschuwd, dat zy niet portvrij
worden verzonden en de ontvangers geene
met port bezwaarde brieven behoeven aan
te nemen.
■x
Nog heeft de minister het navolgende
bepaald
I. Het bepaalde bij het tweede lid van
19 I B moet niet worden opgevat als
of do omslagen voor de uitreiking der be
schrijvingsbiljetten moesten zijn dichtge
maakt. De omslag, welke die biljetten met
de bijlagen omvat, wordt open aan den
ontvanger gezohden.
II. Omslagen met beschrijvingsbiljetten,
die gesloten ten kantore des ontvangers
terugkomen, worden door hem ongeopend
gezonden aan den inspecteur. Blijkt by de
inlevering niet van wien de omslag afkom
stig is en kan dus het bepaalde bij 32
der instructie niet worden opgevolgd, dan
schrijft de ontvanger de dagteekening dei-
terugontvangst in op eene door hem
aan te leggen lijst en teekent die dagtee
kening en het volgnummer der lijst aan
op den omslag. De inspecteur vermeldt dan
die dagteekening in zijne lijst (Bedrijfsbe
lasting no. 15) en geeft den ontvanger, tot
aanvulling zijner hsschrijvingslijst, spoedig
kennis van den belastingplichtige, wiens
aangifte in den genommerden omslag is aan
getroffen. De ontvanger verwijst daarbij
naar de kennisgeving van den inspecteur.
III. Bij inlevering van beschrijvingsbil
jetten anders dan in gesloten omslag, wordt
aan de belanghebbenden, die dit verlangen,
een ontvangbewijs afgegeven.
Onder het opschrift„Het gevaar van
den toestand", schrijft de Nederlander
De breuk, die er in do A. R. partij dreigt
te komen, wanneer men de beginselen niet
handhaaft, is veel ernstiger, dan men in de
hitte van den verkiezingsstrijd kon inzien.
Het heette, dat de strüd liep tegen het
conservatisme van alle gading en «lat dus
het sturen in democratische richting het
eenig redmiddel daartegen was-
Indien het punt in kwestie hiermede juist
was aangegeven, dan natuurlijk was de
aangewezen gedragslijn, met behulp van
het radicalisme te zegevieren.
Was de kwestie echter verkeerd gesteld,
dan was ook de gedragslijn, die daaruit
voortkwam veikeerd.
Laat ons dus zien, of de conclusie dien
aangaande op de Deputatenvergadering aan
genomen, inderdaad den toestand zuiver
weergaf.
De A.-R partij heeft zich, 1 Hjkens haar
verleden tijdens Groen, steeds tegen het
conservatisme gekant, als laatste wagen
van den revolutionairen trein, terwijl de
liberalen destijds in de voorste wagens
plaats namen.
Sedert echter is het radicalisme vooruit
gedrongen en heeft achter de revolutionaire
locomotief nog een paar wagens weten mach
tig te worden. Er zijn nu drie klassen:
wagens derde klasse voor de radicalen;
wagens tweede klasse voor de liberalen
wagens eerst e klasse voor de conserva
tieven.
Dat dit zoo en niet anders moet wordeu
ingezien, blijkt uit de oprichting van het
werkliedenverbond Patrimonium. Dit ver
bond heeft zijn ontstaan te danken aan de
besliste weigering om met Heldt en het
Algemeen werkliedenverbond mee te gaan.
Toen daarna de socialisten zich begonnen
te roeren, bleek het dat de voorzitter van
Patrimonium juist had gezien en hij het
liberale werkliedenverbond slechts als ach
terhoede beschouwende van een veel radi
caler groep, terecht met beslistheid buiten
den revolutionairen trëin was getreden.
Trouwens geen goed lid der A. R. partij
kan op den duur vrede hebben met iets,
wat naar den revolutionairen zuurdeesem
riekt.
Nu komt echter de Kieswet-Tak, geheel
op den ouden revolutionairen trant, maar
alleen verder gaande dan de eerste en
tweede klasreizigers vooralsnog verlangen
te gaan.
Hoe bestrijdt men nu die achterblijvers?
Door vooraan te gaan zitten in de derde
klasse? Maar waarom z'yt gij dan indertijd
uit de tweede klasse getreden "Waarom
niet met Heldt c. s. meegegaan, die u zacht-
kens aan, tot hetzelfde zouden gebracht
hebben
Waarom toen den trein verlaten en er
nu weer ingestapt
Het is duidelijk waarom. Omdat men ver
gat, dat al die drie klassen voor de A. R.
party even onaannemelijk z{jn. Men ver
beeldde zich, door voor Tak te kiezen, het
conservatisme tegen te werken en men zag
voorbij, dat men eenvoudig in een anderen
wagen van denzelfden trein ging zitten.
Hadden de radicalen zonder hulp van de
A. R. party gezegevierd, men had zich be
trekkelijk in hun triomf kunnen verheugen,
omdat zy de beginselen, waarvan al de drie
genoemde partijen uitgaan consequent toe
passen, en consequentie van een verkeerd
beginsel allicht tot een helderder inzicht in
de w larheid kan leiden.
Maar te beweren, dat wy den strijd had
den tegen het conservatisme van alle gading
en tegen niets anders, is eene totale mis
kenning van het verleden der A. R. partij en
van Patrimonium zelf.
De conservatief zit in precies den
zelfden trein als de liberaal of radi
caal. Het is een kwestie van tyd en van
niets anders. De liberaal van heden zit, waai
de radicaal van gisteren zat, en de conser
vatief van heden waar de liberaal van gis
teren zat.
Het vraagstuk had geheel anders moeteu
gesteld worden, nl. aldushoe handhaven
wy het best ons A. R. beginsel tegenover
radicaal en conservatief beide
Door dit niette doen heelt de A- R. party
fiasco gemaakt, en wy mogen er God voor
danken dat zy niets bereikt heeft dan in
wendig verdeeld te raken. God heeft haar
belet kwaad te doen. Haar fout komt op
baar eigen hoofd neder en volkomen naar
recht. Geen enkele party heeft by de ver
kiezingen noemenswaard geleden, dan alleen
zij- Ter wille van haar eigen beginselen is
dit een zegen te achten.
Mits men den meed hebbe de schande
van de nederlaag te aanvaarden als een
oordeel Gods over haar gemis aan geloof.
Zoo alleen kan er uit dit kwaad iets goeds
geboren worden en de beginselen voor dit
goede zyn reeds voor een scherpziend oog
te ontdekken.
Immers, wat is het gevaar?
Het is niet meer of minder dan dit, dat
het Christendom zou blijken onmachtig te
zyn rijk en arm, aanzienlijk en gering, hoog
en laag, in de maatschappij te bebeerschen
en tot verootmoediging te brengen.
Het Evangelie spreekt een wee U uit
over de rijken en geeselt met forsehehand
den hoogmoed, die uit rykdom voortspruit.
Maar tevens predikt het ons, dat Christus
verworpen is geworden door alle standen
zonder onderscheid, armen zoowel
als rijken, omdat Hij geen aardsch Koning
wilde zy'n, en men ten slotte Barabbas