NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
lo. 59. 1894.
DoacCectCag 15 #c6raatt.
Jlcfifefelaiupng.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Ingezonden.
elkek MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent:
Iets over de Confrérie of Gilde van
Cloveniers te Scherpenisse, voor
heen en thans.
DOO*.
M. VAN DER VLUGT.
VOORHEEN.
Naar aanleiding van een indertijd in de
Zeeuw voorkomend bericht, dat bovenge
noemd Gilde weldra den ouderdom van 300
jaren zal bereikt hebben, vraag ik van
mijne gewestgenooten in 't algemeen, en
van de lezers dezer courant in het eiland
Tholen en te Scherpenisse in 't bijzonder
een oogenblik gehoor, om met hen een
wjjle stil te staan bij dit jubilé, eene
beschouwing leverende wat gezegd Gilde
in den beginne was, en wat het tegenwoor
dig nog is.
De beteekenis en werkkring der gilden
van eertijds zullen den lezers voorzoover
zij de Middelburgsche Schetsen, in het
blad gevolgd hebben, wel bekend zijn.
Niet zooals in den tegenwoordigen tijd,
waarin onder ambachtslieden vrije concur
rentie bestaat, was het in vroeger dagen.
Toen bestonden er onder de handwerks
lieden z. g. n. gilden, d. w. z. vereeni-
gingen van personen, die hetzelfde hand
werk uitoefenden.
Wilde men nu in het een of ander
bëroep zelfstandig als haas of meester op
treden, dan moest men daartoe aanvraag
doen bij het Bestuur van het betrokken
Gilde, in dezenDekens en Overdekens.
Dit Bestuur gaf nu den Candidaat een
proefstuk in zijn vak op kon deze, met
voldoend resultaat, zulk stuk vervaardigen,
dan werd hij als lid in de corporatie op
genomen.
Deze gilden waren alzoo genootschap
pen, bestaande uit leden, die zich óf door
handteekening óf bij eede en reglement
verbonden, de verschillende artikelen van
dit reglement te zullen handhaven en eer
biedigen.
Afgescheiden nu van deze ambachtsgil
den, had men ook, gelijk in onze dagen,
vereenigingen, wier leden zich ten doel
stelden, hetzij op philantropisch gebied
het leed hunner medemenschen te lenigen,
hetzij gemeenschappelijk de belangen van
den godsdienst te behartigen, of wel, wat
gelukkig niet meer noodig is, de plaats
hunner inwoning, in tijd van oorlog, te
gen den vijand te beschermen. Het op
richten van het Cloveniersgilde te Scher
penisse had dan ook het laatstgenoemde
tot doel.
Ik behoef den lezers voorzeker de
treurige tafereelen niet voor den geest te
roepen, welke de 80 jarige krijg onzer
voorvaderen, tegen het toenmaals zoo
machtige Spanje, schier dagelijks opleverde,
leder rechtgeaard vaderlander gruwt hij
de gedachte daaraan. Men weet dat door
den laffen sluipmoord, op onzen grooten
Zwijger in 1584 gepleegd, een der laatste
van de vijf gebroeders Nassau op het
veld van eer en roem gevallen was. Nu
kou men van land en volk zeggen het land
is reddeloos en het volk radeloos, en te
recht.
Herinneren wij ons den bloeddorst van
een Aha die er zich op beroemde wel
18000 menschen om des geloofswille, om
het leven te hebben gebracht, waarvoor
hij dan ook van den toen regeerenden
lans, een prachtig bewerkt zwaard, omzet
met een groote menigte van de kostelijk
ste steenen, en een gewijden hoed ten ge
schenke ontving. Herinneren wij ons ook
at deze Al va door heffing van zijn ge-
a en tienden penning, het land met meer
an Jmillioen gulden verarmd had
geen wonder dan dat het volk meer en
en vertwijfeling
sh-n ')e^' noo|l evenwelhet zou
jijden zoolang het
®!)n aderen had
een druppel bloed in
ktaoU~"*T f,7',,nu wer(i er noodwendig
2 ont™tóeld, nu werd de moed ge-
en glo°rde de vonk die in ieder
oprecht Oranjeman eindelijk ontbrandde.
Met een Prins Maurits aan het hoofd
begon men de strijdiens aan te heffen:
dood aan de overweldigers, een strijdleus,
welke ons, oppervlakkig beschouwd, doet
denken aan de fanatieke heilige oorlogen
der volgelingen van den Islam, overal be
gon men dan ook toebereidselen te maken
tot het afbreuk doen aan den vijand, waav
men ook kon. Allerwegen werden confré
ries opgericht om met vereende kracht dien
vijand te bestoken en zijn aanval af te
slaan.
Dit was dan ook de reden, dat Baljuw,
Schout en Schepenen van Scherpenisse, op
aandrang van vele inwoners der gemeen
te, machtiging vroegen aan de eigenares
dier heerlijkheid, Maria van Nassau doch
ter van Prins Willem Igesproten uit diens
eersten echt met Anna van Egmondom
ook te dier plaatse een Gilde te mogen
stichten, wier leden gehouden zouden zijn,
have en goed van de inwoners dezer heer
lijkheid tegenover den machtigen vijand
te beschermen.
Maria als geboren uit het heldengeslacht
der Nassaus, gaf hiertoe gereedelijk hare
toestemming. Zij vaardigde daarom de vol
gende ordonnantie uit
Mariageboorne Vorstinne tot Orangiën
„Gravinne van Nassau Catzenellebogen,
DietzViandenvan BuerenLeerdam en
„vrouwe van BredaLimbergen, Diest,
van IJsselsteijnSt. Martensdijk
ScherpenisseBeversweerde en ad
ministratrice der goederen van den hoog
geboren onssen geliefden broeder heere
Philips Willembij der gratiën Gods
„Prince van OrangiënGrave van Nassau
BuerenBaron van BredaLimbergen
„enz. allen dergenen, dijen deze tegen woor-
„dige zullen zien oft hooren lezen, salnijt
„doen te wetene, dat mij ter ootmoediger
„bede ende verzoecke van Bailliu, Schout-
„te ende Schepenen onser heerlicheijt
„van Scherpenisse voors ende tot betere
„versekeringhe ende beschermenisse van
„de ingesetenen ende inwoonderen aldaar
in deze tegenwoordige cenjuncture des tijds
„naer voorguenen rijpe deliberatie van Ra-
„den gestelt ende geordonneert hebben,
„stellen ende ordonneren bij desen eene
„Confrerije oft Gilde van Cloveniers binnen
„den voorschr. onssen heerlicheyt van
Scherpenisse in der manieren ende op de
„conditiën, poincles ende articulen, hiernaer
„volgende"
Deze oorkonde bestaat uit 19 artikelen.
Om evenwel de lezers niet te zeer te
vermoeien met de Oud-Hollandsche spel
ling dier dagen, zal ik zooveel mogelijk,
den inhoud dezer artikelen in onze taal
overzetten, eerst met de gedrukte copie
dezer ordonnantie voor mij vermeldende,
wat de oorspronkelijke inhoud er van was,
en vervolgens na te gaan, wat daarvan, tot
op onze dagen is overgebleven.
Art. 1. Geeft aan dat het Gilde moest
bestaan nit 56 Cloveniers,, voor de eerste
maal gekozen door Baljuw, Sehont en
Schepenen het Burgerlijk' Bestnnr.
Aangezien het eene eerepost gold, ligt het
voor de hand, dat ieder gekozene zich de
benoeming liet welgevallen. Hij moest een
goed en eerlijk burger zijn, en was hij
eenmaal gekozen, dan werd van hem gevor
derd, in handen van het Bestuur den vol
genden eed af te leggen
„Hier zweer ik te wezen Schutter der
„Kloveniersgilde der Parochie en Heerlij k-
„heid van Scherpenisse, dat ik onzen ge-
„nadigen Heere goed en getrouw zal we-
„zen, de Heerlijkheid te helpen beschermen,
„te compareren met de wapenen of te pa-
„leize, zoo wanneer ik bij den Baljuw,
„Schout en Schepenen ontboden zal worden
„tot dienste en vereeringe der noodeischende
„zaken der voorzegde Heerlijkheid en voorts
„alles te doen, dat een goed Schutter en
„Klovenier van rechtwezen schuldig is en
„behoort te doen." Zoo waarlij k helpe
mij, enz.
Art. 2. De ouderdom van den opgeno
men wordenden gildebroeder, moest boven
de 18 en beneden de 60 jaren zijn, terwijl
hij van wettige geboorte moest zijn.
Uit eenzelfde familie mochten alleen een
vader met een zoon, of wel twee broeders
gekozen worden. Ieder lid was gehouden
om bij intrede een som van f2,40 in de
kas te storten.
Art. 3. De Baljuw wa» steeds, in quali-
teit als zoodanig, de overdeken van het
Gilde, in wiens bijzijn de schutters een
deken met vier Gezworens uit hun midden
verkozen. Uit deze broeders bestond het
Bestuur. Ieder Gezworen had 13 schutters
onder zijn heveleen rot genoemd. Wan
neer er een geschil onder zoo'n rot ont
stond, moest de Gezworen daarvan, dit in
der minne zien te schikken, en den schuldige
zoo noodig straffen nam die schul
dige hiermede geen genoegen, dan kon hij
zich beroepen op de uitspraak van de overige
Dekens en Gezworens, met inbegrip van
den Koning en denVaandrig als het hoogste
appèl in dezen, moesten partijen zich hier
aan onderwerpen.
Art. 4. Ieder schutter moest voorzien
zijn van een musket of vuurroer, al naar
hij kon bekostigen en kon hanteerenzoo
mede van een zwaard en kruithoorn, steeds
moest hij voor een musket in voorraad
hebben 3 pond gegoter lood, 2 pond bus
kruit en 1 pond lont, en de helft daarvan
voor een roer.
Dekens en Gezw. onderzochten van tijd
tot tijd, of alles in orde werd bevonden, hij die
weigerde zijn wapens op eigen kosten aan
te schaffen, werd met f 1,12Vl beboethij
dié deze niet bruikbaar en rein onderhield
verbeurde 60 cents, en wie schietmateriëel
te kort had, werd beboet met 30 cents.
In geen geval voor welke schuld ook
mochten de wapenen in pand genomen
of gegeven worden.
Art. 5. Uit het geheele Gilde werden
nog verkozeneen vaandrig en 4 zwaard
dragers, die ieder jaar, in de maamd Mei,
moesten aftreden, maar terstond herkies
baar waren.
Art. 6. Bij wapenschouwing voor Heer
of Vrouw, wat minstens ieder jaar plaats
had, moest ieder Clovenier, gewapend en
behoorlijk gekleed verschijnen, tenzij hij ziek
of acht dagen te voren buitenslands was
getrokken, of wettige reden van verhin
dering had.
Art. 7. Niemand mocht als lid bedanken,
tenzij hij zóó oud werd, dat hij de wapens
niet meer kon hanteeren, zóódanig verarmde,
dat hij zijne wapens met toebehooren niet
meer kon bekostigen, of wel, dat hij een
onteerend vonnis van den strafrechter op
liep. Was er een broeder overleden, of
bedankt, of was hij nit de gelederen ver
wijderd, dan werd er, nit eene nominatie
van vier personen, iemand in zijn plaats
benoemd.
Art. 8. In voorkomende gevallen was
ieder gildebroeder verplicht de wacht te
betrekker dóór, waar dit door het Burger
lijk Bestuur bevolen werd.
Art. 9. Buiten de wapenschouwingen in
art. 6 genoemd, had men ook nog tot ont
spanning en oefening z. g. n. opschoten of
schietoefeningen naar de papegaai. Deze
opschoten zouden eenmaal per jaar plaats
hebben, en niet dan met machtiging van
Baljuw, Schout en Schepenenwas dit ver
lof gegeven, dan vergaderde het Bestuur
van het Gilde, om den dag daartoe te be
palen en de verdere aangelegenheden voor
dit feest te regelen. De schutters waren
verplicht, behoorlijk gekleed op die oefe
ningen te verschijnen, en moesten onder
ling, een nieuwen standaard of vaandel,
ten geschenke geven aan den overdeken.
Als vergoeding daarvoor waren zij bij
die oefeningenvrij van boete te betalen;
ook de reparatiën van hunne vuurwapens,
wanneer die bij het schieten onklaar wer
den, werden alsdan bekostigd nit de alge-
meene kas.
Art. 10. Dit artikel gaf den Cloveniers
nog meerdere voorrechten. Bij elke opsohotte
genoten zij nog nit de plaatselijke belas
ting de som van f 19.20, en vrij accjjns van
wijn en bier, dat zij, tijdens de oefeningen
aan het corps zouden schenken en van het
gilde zouden drinken. Gelijk in oude tijden
veel het geval was, om bij feestvieringen,
vooral en in ruime mate aan de behoeften
van den inwendigen mensch te voldoen,
werd ook daarvoor de vwte spijs niet ver
geten Zoo kregen de schutters voor
het gebruik bij de opsckote 40 kilo
tarwemeel van den molen, welke molen,
gelijk toen ter tijd op de meeste plaatsen
het geval was, ook tot de Ambaehtggoe-
deren behoorde; alsmede hadden zij het
recht éénmaal te mogen visschen in het
vischwater der Heerlijkheid, welke de
Rentmeester zon bepalen. Wie den vogel
nederschoot werd tot Koning benoemd
deze Koning bleef als zoodanig in functie,
tot aan de volgende opscbote.
Hij moest dan tot geschenk aan het
Gilde zeB oneen bewerkt zilver geven.
Als belooning daarvoor, genoot bij het voor
recht geen accijns te moeten betalen van
twaalf tonnen hier, welke voor zijn huise
lijk gebruik bestemd waren, hij werd ook
vrijgesteld, de kosten te betalen, verhon
den aan iedere oefening, en was gevrij
waard voor aanschaffen of herstellen van
vuurwapens tijdens zijn Koningschap.
Art. 11. Een gildebroeder mocht noch
hij de opschoten, noch op de gewone sa
menkomsten zonder toestemming van
de overige schutters vreemdelingen
medebrengen, deed hij het toch, dan ver
beurde hij 50 cents.
Art. 12. Bij de opschoten mochten de
prijzen in geld, onder elkander niet hooger
zijn dan 2Vs centtenzij er vreemde schut
ters kwamen dan werden door het Bestuur
met inbegrip van den Koning, eenige
broeders benoemd, die zich met de vreemden
moesten meten de prijzen voor dien wed
strijd werden mede door het Bestuur be
paald.
Overtreding of weigering ten opzichte
van dit artikel, werd gestraft met eene
geldboete van f2,25 vooriederen schutter.
Art. 13. Wie het geld zich toeëigende
dat een ander schutter hij het doelschieten
gewonnen had, verbeurde 37Va cent, en het
dubbele aan de heleedigde partij.
Art. 14. Ongepaste woorden, gebezigd
tegenover den Koning, Dekens of Gezwo
rens, in hunne bedieningen, werden gestraft
met 50 ets boete.
Art. 15. Mocht er omtrent de opschoten
of anderszins geschil ontstaan, dan werd
dit gebracht voor Koning, Dekens en Ge
zworens op de boete van 37Vs moest men
in de uitspraak berusten.
Art. 16. Wanneer een schutter, onwillig
was zijn hoeten te betalen, ten bate van
het geheele gilde, dan werd er kort recht
met hem gemaakt en verhaalde men het
bedrag eenvoudig op zijne bezittingen. De
Burgerlijke overheid deed, desgevraagd,
zonder appél, hooger uitspraak.
Art. 17. Trad er een gildebroeder in
het huwelijk, dan moest hij f 2,40 in de
kas storten kwam er een te overlijden, dan
werd door zijn erfgenamen gelijke som
betaald, of zoo niet, dan gaf men de wapens
van den overledene terugoverleed de
vrouw van een broeder, dan moest men f 1,20
storten en voor een kind 60 cents. De
rotgezellen, van wie een kameraad, of
diens vrouw was gestorven, waren ver
plicht het lijk naar de begraafplaats te
dragen, gekleed in hun harnas of mantel.
Was men ziek of buitenslands, dan werd
de daarop gestelde boete van 40 et. niet
toegepast. De knaap van het gilde was
heiast met het aanteekenen der aanwezi
gen en absenten, en het rapport uitbrengen
daarvan bij het Bestuur.
Art. 18. Jaarlijks, in de maand Mei,
moesten Dekens en Gezworens, in hij wezen
van Baljuw, Schout en Schepenen, rekening
en verantwoording doen van hun gebonden
beheer over het afgeloopen jaar.
Art. 19. Dit laatste artikel betreft de
reserveering van de stichtster, om alle
duisterheden in de ordonnantie voorko
mende, in overleg met den Magistraat tot
klaarheid te brengen, hevelende dat ieder
zich aan de verschillende artikelen moest
onderwerpen,
Als besluit van dit artikel en van het
geheele stuk leest men
„Des toirconde hebben wij dese onderge-
teekent ende onssen segel daerbeneffens doen
„opdrucken binnen der stadt Delftden
„sevensten dacb van meerte in den jaere
„ons heeren duijsent vijfthondert vier en
„tnegentich,,
(Is get.) Maria van Nassau (4.)
THANS.
Kortelijk zal ik nu aanteekenen, wat er
van het eertijds zoo bloeiend Cloveniers
gilde is overgebleven, en wel in volgorde
van de vorengenoemde artikelen van bet
oorspronkelijk document.
Enkele van die artikelen zal ik moeten
schrappen, als niet meer passende in de
lijst van onzen tijd.
Art 1. Nog altijd bestaat liet Gilde
nit 56 broeders, verdeeld in vier rotten.
Op eene vergadering van bet Gilde, den
eersten Woensdag na Pinksteren, 's namid
dags ten 2 ure, worden de nieuwe leden
gekozen. Te voren maakt het Bestuur een
nominatie van twee personen op voor iedere
vacature. Ieder rot stemt bij beurt. Nog
neemt de nieuw gekozene zijn mandaat
allicht aan, en moet hij van een eerlijken
levenswandel zijn.
De eed is vervallen, maar nu moet het
nieuwe lid bij zijne installatie, trouw be
loven aan het alsdan voor te lezen regle
ment van orde.
Bij buitengewone vacaturen wordt hierin
't geheele jaar door voorzien.
Art. 2 De ouderdom van den te ver
kiezen broeder is nog van 18 tot 60 jaar,
en hij moet f 2,40 storten als entree.
Art. 3 De burgemeester der gemeente
fungeert in plaats van den vroegeren baljuw,
als overdeken van het Gilde. De functie
van Deken bestaat niet meer, en de naam
Gezworen is veranderd in dien van Officier.
Art. 4 is geheel vervallen.
Art. 5 De vaandrig is altijd nog in
betrekking, en moet een ongehuwd persoon
zijn. De Zwaarddragers zijntegelijk met
de wapens verdwenen.
Art. 6 Is vervallen.
Art 7 Dat niemand voor zijn lidmaat
schap mocht bedanken, is heden ten dage
nog zoo. Dewijl men de wapens niet meer
behoeft te hanteeren, wordt men boven
den maximum leeftijd niet meer ontslagen,
tenzij op verzoek.
Art. 8, 9, 10, 11, 12 en 13, zjjn uit
den aard der zaak vervallen.
Art. 14. Dit artikel is in zooverre nog
van toepassing, dat op de vergaderingen van
het Gilde, ongepaste woorden tegenover
elkander met 40 ets. boete strafbaar zijn.
De vier Officieren, die elkander op deze
bijeenkomsten om de twee uren aflossen,
waken bier voor zorgvuldig,
Art. 15 en 16 zijn vervallen.
Art. 17. Treedt een gildebroeder in liet
huwelijksbootje, dan offert hij nog altijd
de „trouwnobel" of f 2,40. Wanneer een
broeder overlijdt, brengen ook nu nog de
overige kameraden hem ten grave. Op
eene boete van 40 ets is dit verplicht.
De broeders worden niet ten sterfhuize
verzocht, maar volgen alleen den stoet,
van af dit sterfhuis, naar de begraafplaats,
twee aan twee, gekleed in lange jas, een
witte das, en gedekt door een eylinderhoed.
In dezen stoet volgen zij achter de fami
lie van den overledene. De knaap van het
Gilde, is ook hier belast met het aantee
kenen der afwezigen.
Art. 18. In plaats van in de maand Mei,
worden de vergaderingen nu gehouden
door het Bestuur alleen, op Hemelvaarts
dag, waaraan ook een maaltijd is verbon
den, en do.or het geheele corps op de vier
laatste dagen derPinksterweek.Men vergadert
op de z. g. n. Gildekamer, ap het raadhuis.
De feesten beginnen met liet uithangen
van het vaandel, des Woensdagsmiddags,
precies ten 12 ure. Dit vaandel is ver
sierd met de zinnebeelden vati den oorlog
waaromheen men leest: „Cloveniersgilde te'
Scherpenisse 1594", eene nationale franje
is er mede aan verbonden. Het heden