Goes.
liming
ER
NIEUWSBLA
VOOR ZEELAND.
]REN,
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
gMaatschappij
loveri's
tende drank.
hoveris
dagelijksch
ik.
Jlo. 50. 1894.
eek
HT".
weg 4 en 5,
C H T.
11 -
t Midd.-Y'liss.
;legraaf".
3tfprdk| Tl Iinuaci.
IcfiMc Iflarqaiig.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Een schreeuwend onrecht.
ÏÏKfo 8n 6611 and6r Predikant werd
I
Sfi
I-
Pruimen, Susade,
te Bessenwijn, koopt
ij
JEENSEN, Goes.
UT
duit op voordeelige
Ie lijfrenten,
ijfrenten,
nsioenen
voor Weezen
ensioeuen,
keringen betaalbaar
den.
verstrekken gaarne
IN en
te Zierikzee.
GrBrouwershaven.
Zonnemaire.
Wissekerke.
Goes.
s-Heerenhoek
Heinkenszand.
E Hansweert.
H D I E S S T.
1IDDELBTTRG.
markt) 4,50, 6,—,
0,12,30, 1,15, 2,—,
5,55, 6,55, 7,45,
,r Ylissingen (Zeil-
,10,15, 11,45,12,35,
,20, 5,5, 6,—, 7,—,
ek ongeveer:
oorm. *5,30, *6,35,
Namid. 12,-—)
6,—, 6,45, 8,—
ormiddag 7,40, 8, i
lid. 12,05, 1,40, 2,30,
8,05, 8,45.
i en 6,35 uit Middel-
gen.
,n.
/an Antwerpen
Voens.24'smorg.b,
rrijd. 26
iond. 28
Voens.31
2,30
TDIENST
•g en Zierikzee.
jee Spoorweg Goes.
che tijd).
Van Zierikzee:
'smorg. 'smid'
- 7,50 2,
7,50 2,
6,30 2,—
7,50 2,—
7,50 2,—
7,50
7,50 12,—-
7,50 l)30
7,50
)ins. 23
Voen.24
)ond. 25
rrijd. 26
later. 27
iond. 28
laan. 29
)insd. 30
Voen,31
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,02®.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 centiedere regel
meer 10 cent.
Zoo enkele malen in het jaar worden
ook voor de Middelburgsche rechtbank
een-ige zaken behandeld, die wijzen op een
dringend noodige wijziging van bet Straf
wetboek.
Wij bedoelen om bet verboden onder
zoek naar het vaderschap weder in eere
te herstellen.
Het aantal kinderen buiten echt geboren
is jaarlijks groot, grooter dan het ooit ge
weest isen groot is ook het aantal sterf
gevallen onder de in dezen staat geboren
kindertjes. Groot is ook bet aantal „onecht"
geborenen dat onder de wreede moederband
sterft, en groot tevens het aantal bedrogen
ongebuwden dat in bet vuur der bedrogen
hartstocht de band aan het eigen kroost
slaat, om daarna gedurende korter of langer
tijd het „uur van onbedachtzaamheid" te
beweenen, of den man te vloeken die met
rooving van hare onschuld en hare eer,
haar aan schande en ellende ten prooi
liet en weigerde zijn eigen kind te erkennen.
Legio is het aantal huichelaars, dat lispe
lend van liefde en bedelend om vertrouwen
zich van de eer onzer maagden meester
maaktbet aantal wellustelingen dat onder
de schoonste beloften en verzekeringen de
kinderen onzes volks tot zijn prooi kiest
om ze daarna zonder mededoogen in den
afgrond der ellende te doen verzinken.
En zjj worden niet altijd onder de
kofïiebuisknapen, onder de nachtbrakers,
onder studenten en militairen, onder de
beschaafde en onbeschaafde losbollen eener
plaats gevonden. Een enkele maal boort
men ook van den een of anderen femelaar
wiens plaats in de kerk nooit onbezet, en
wiens zuiverheid in de leer steeds boven
twijfel verheven is; verhalen dat hij de
vrouwkens gevangen neemt of een door
hem verleide aan haar lot overliet.
Het wordt meer dan tijd dat het begrip
van „zuivere en onbevlekte Godsdienst voor
God en den Vader", naar Jacobus' ernstig
vermaan, wat meer omlijnd, en krachtiger
voor oogen gesteld worde.
Van hen die buiten God en Zijn dienst
leven, weet men dat zij met de „definitie"
van Jakobus 1 27 heel veel op hebben,
voorzoover bet het eerste lid der clausule
betreft: weduwen en weezen te bezoeken
in hunne verdrukking.
Met het tweede lidzichzelven onbe
smet te bewaren van de wereld, hebben
zij echter minder op.
Immers het is eene eigenschap van eiken
godsdienst op eigen hand. Hij laat zich
niet of slechts voor een deel verzoenen
met den (zuiveren en onbevlekten) Gods
dienst.
Te leven naar het goeddunken des har
ten is zoo de behoefte van ieder niet we
dergeboren mensch, dat men dezulken
over hunne reserves op het punt der zede
lijkheid niet eens pleegt hard te vallen
doch voor de leden der Kerk is het wel
degelijk eisch nauw acht te geven op zich
zelven en op elkander dat vooral dit pad
zuiver gehouden worde.
Van Oosterzee zei eens: ieder heeft zijn
boezemzonden; en ook elke leeftijd kent
ze. Den jongeling ontsiert vaak eerzucht,
den man niet zelden zinnelijkheid, den
grijsaard in den regel gierigheid.
Als tot verstandigen spreken wij de
dwaas gelijk Salomo dezulken telkens
noemt verstaat deze dingen niet enneemt
ze niet aan.
Maar is er in onzen tuin op het gebied
der zedelijkheid niet veel te wieden
Is het bederf niet reeds ook in onze
christelijke kringen doorgedrongen
W ie rilt niet onwillekeurig bij de ge
achte aan Neerbosch, als het eens waar was
at een chr. onderwijzer op zoo verregaande
„l®6 z9n overmacht had misbruikt,
a s zelfs op Neerbosch de eer niet meer
veilig ware.
trr^j hart keeft niet gebloed bij de
y dat een predikant, eindelijk vervolg-
«pï \erd, na herbaalde aanranding der
En ook een enkele maal verneemt men
iets dergelijks omtrent chr. onderwijzers,
die echter gelukkighun gerechte
straf niet ontloopen.
Maar moest niet, gedachtig aan het
Principiis OhstaWeersta de beginselen
bet kwaad reeds in zijn begin worden
gestuit
Er kleeft aan de conversatie ook in
sommige christelijke kringen niet zelden
iets zinnelijks. Er wordt gelachen om dub
belzinnige uitdrukkingen er wordt zonder
de noodige schuchterheid over de intiem
ste dingen gesproken. Een gepleegde on
tuchtige daad van den broeder wordt
dikwijls vergoelijkend beproken. Er is een
zonde der gedachten, waartegen allicht de
strijd met flauwheid wordt gevoerd. Er
is een zonde der oogen, waaraan wordt
bot gevierd. Er is om kort te gaan
een openzetten van de deur voor den kemel,
een niet alijd vermijden van den schijn des
kwaads.
Laat het oordeel ook in dat opzicht, bij
het Huis Gods beginnen en laat onder ons
ook dat stuk van den ouden zuurdeesem
worden weggedaan. Laat nit onze gesprek
ken alles worden geweerd wet de zonde
der ontucht binnenroept.
Laat met meer fierheid tegen de zonde der
oogen, tegen weelde en ijdelbeidtegen
den schijn bij onze kinderen en dienstbo
den worden gestreden.
Laat de Christenheid ook in dit opzi cht
een schijnend licht zijn in de wereld; laat
er een scherpe afscheiding wezen tusschen
hem die op dit punt God dient en die Hem
niet dient.
Geschiedt dit, dan mogen wij ook met
te meer kracht en vrijmoedigheid aan den
wetgever vragenOntsla ons volk toch
van die goddelooze bepaling dat naar liet
vaderschap niet mag worden gevraagd. Help
ons toch, o regeering, het kwaad ook aan
dien kant aantasten, dat men het recht
heeft den naam van den verleider te noemen
den man voor den rechter te trekken
tot het onderhouden van de door hem ver
leide vrouw en van zijn eigen kind hem
te verplichtenen zoo daar een kinder
moordenares terechtstaat, den ellendeling,
die meer dan zij aan den moord schuldig
staat, mede aansprakelijk te stellen.
Er is veel ellende in onze maatschappij,
maar ellende die in niet geringe mate ver
hoogd wordt doorde zonde der onzedelijkheid.
Welsprekend is de taal, waarin de
Duitsche schrijver Polaczekvoor herstel naar
dat onderzoek van het vaderschap pleit.
Een proeve er van nam de heer ds. Pierson,
de ijverige kampvechter voor de openbare
zedelijkheid, in zijn blad, „De Bode der
Heldringgestichten", over.
Wilt ge ze lezen, dan bieden wij n daartoe
(voor een enkele maal zal dit wel worden
toegestaan) de gelegenheid aan.
Misschien heeft de conclusie de slot
som van ds. P. vat op hem of haar,
die met schrik ontdekt aan den rand van
welken afgrond hij of zij staat.
Want de gelegenheid, die den dief maakt,
is ook in onze omgeving treurig groot, en in
andere deelen der provincie waar het mo
dernisme de klopping der consciëntie heeft
gedood, wordt met onrustbarende schaam
teloosheid door het jonge volkje" aan de
wellust geofferd.
Lezen wij het door ds. P. vertaalde ver
slag eener rechtzitting door hovengenoemden
Duitschen stylist beschreven.
Voor het gerecht staat een jonge vrouw
in het zwart. Haar dwalend oog ziet
schuw en angstig naar de rechters, uit wier
mond zij haar vonnis heden verwacht. De
zitting is niet publiek, daar wellicht on-
kiesche dingen zullen ter sprake komen.
Er is n.l. een kindermoord te behandelen.
De president leest met eentonige stem de
punten van aanklacht voor. Sidderend hoort
de aangeklaagde de opsomming der gebeur
tenissen, die als met vlammende letteren
haar geheugen zijn ingebrand zij weet dat
zij een zware misdaad heeft begaan. Zij leunt
met beide handen op den rand van de tafel
naast haar, want de knieën dreigen haar
dienst te weigeren. Over de kleine verga
dering zweeft een sombere geestaf en
toe hoort men het omslaan van een blad in
de akte-stukken, waaruit de president de
verklaringen der getuigen tracht op te lezen,
terwijl hij nu en dan een korte vraag doet
aan zijn collega naast hom.
Nadat hij zich genoeg op de hoogte heeft
gebracht, voert hij het volgende gesprek
met de beschuldigde.
Pres. Hoe is uw naam
Beschuldigde (zacht): Catharina Muller.
Pres. Waar zijt gij gij geboren en wanneer?
Besch. Te Adorf, 23 Sept. 1873.
Pres. Gij hebt nog nooit een straf onder
gaan
Besch. Neen, mijnheer de president.
Pres. Gij zijt den laatsten keer in dienst
geweest hij den heer Paul Frank en wel
als winkeldochter, is dat zoo
Besch. Ja.
Pres. Gij wordt beschuldigd uw kind
van het mannelijk geslacht, buiten huwe
lijk geboren op den 14 Januari 1892, met
opzet en met overleg te hebben gedood,
om ontslagen te zijn van het onderhoud
van dat kind. Erkent gij het kind te heb
ben gedood
Besch. (na een oogenhlik) Ja, mijnheer
de president.
Pres. Wat bewoog n tot deze daad
Beseh. Ik had sedert vier dagen niets
meer te eten.
Pres. Wie was de vader van het kind
Besch. Mijn vroegere verloofde.
Pres. Wat was dat voor een man?
Beseh. Hij was reiziger voor mijn pa
troon en had. beloofd mij te trouwen. Toen
ik in verwachting was, zond de heer Frank
mij weg en daar ik geen betrekking kon
vinden en ook mijn aanstaande, die veel
geld verdiende, zich niet meer om mij
bekommerde, nam ik een betrekking in
een waschinrichting aan.
Pres. Hoeveel verdiendet gij daar dage
lijks
Besch. Anderhalve mark (0.90). Maar
ik moest om de drie dagen een dag rust
nemen, daar ik het anders niet kon uit
houden.
Pres. Gij waart dus niet in de mogelijk
heid iets op te sparen Gij werdt in een
inrichting voor vroedvrouwen geholpen
Besch. Ja.
Pres. Wat hebt gij gedaan na uw ver
trek van daar
Besch. Ik wendde mij tot verschillende
bureaux voor betrekkingen, om door hun
tusschenkomst een plaats te krijgen, die
mij voldoend loon gaf om voor mijn kind
te zorgen. Als dienstbode zou mij dat on
doenlijk zijn geweest.
Pres. Hebt gij uw Verloofde nooit om
hulp gevraagd?
Besch. Wel een dozijn keeren. Maar
hij gaf mij nooit eenig antwoord.
Pres. En gij hebt geen betrekking ge
vonden
Besch. Neen, mijnheer de president.
Pres. Verhaal ons de nadere omstandig
heden van uw daad. Hebt ge u op den dag
van den moord ziek gevoeld
Besch. Het was mij toon alsof ik droomde.
Pres. Waar hebt gij het kind gedood
Besch. In het hnis van den schoenmaker
Melcher, waar ik een dakkamertje had.
Pres. Gij hebt het kind doen stikken door
een zwaar hoofdkussen op het gezicht te
drukken en u daar met het bovenljjf op te
leggen. Is dat zoo
Besch. Zoo was het, mijnheer de president.
Maar ik kon het arme wurm niet langer
zien lijden. De huishaas had mij sedert twee
dagen geen melk meer willen borgen en ik
zelf was veel te zwak, en ik had niets om
het kind te voeden. Het kindje knaagde
van honger op zijn vingertjes en zijne lipjes
waren donkerblauw. Schreeuwen kon het
niet meer, daar was het te zwak voor. En
toen ik aan zijn rollende oogjes zag, dat
het sterven zou van honger, werd ik waan
zinnig van smart. Ik spande mijn laatste
krachten in en doodde het. Was ik zelf
niet zoo uitgeput geweest, ik was zeker gaan
stelen, maar ik kon geen voet meer ver
zetten. Ik viel in onmacht en lag twee maan
den in het ziekenhuis met zenuwziekte.
De laatste woorden bracht de beschuldigde
met moeite uit. Zij houdt de handen voor het
gelaat en weent in stilte. Zelfs de rechters
zijn diep bewogen. De president snuit tame
lijk luid den neus, de officier van justitie
schraapt herhaaldelijk de keel, alsof hij een
rede moet beginnen en de andere rechters
lezen voorover gebogen in de aktestukken.
De akte van beschuldiging en de verdedi
ging zijn van geen beteekenis voor ons; ten
slotte wordt de beschuldigde met inachtne
ming van verzachtende omstandigheden,
tot een gevangenisstraf van drie jaren ver
oordeeld.
Ziedaar ongeveer den loop van een pro
cedure zooals hij zulke gevallen verwacht
kan worden. De rechter vraagt niet eens
naar den naam van den man, die in deze
de hoofdschuldige mag heetenhet burger
lij k wetboek beschermt den verleider, die
alzoo zijn eigen kind vertrapt.
Waarom vraagt ds. Pierson En zijn ant
woord luidt
Omdat in alle landen, waar Napoleon
den schepter voerde, ook in Nederland, het
onderzoek naar het vaderschap is verboden.
Omdat de Christelijke maatschappij en
de Christelijke kerken, bijna een eeuw lang
onder dit goddelooze artikel levende, het
niet de moeite waard vinden zich daar
ernstig meê bezig te houden.
Omdat men, zoo het heet, alles van het
Evangelie verwacht en niet inziet dat het
Evangelie allereerst ons leeren moest de
kleinen niet te minachten.
Wij voegen hier niets hij dan !de vraag
Moest hij ons geen beschaamdheid der aan
gezichten zijn over ons deelgenootschap aan
dezen gruwel onzer wetgeving?
Woensdagavond trad de heer J. Buijse
uit Goes, voor de antirevolutionaire kies-
vereeniging te Ierseke op om te spreken
over Het standpunt der antir. partij als
minderheid tegenover de andere partijen
Na de beteekenis van de Revolutie te
hebben aangetoond, wees hij op der chris
tenen vorplichting in zake hun verhouding
tot de staatkunde.
De antirevolutionaire partij is geroepen
de dingen te beschouwen in het licht van
Gods Woord. Zij weet dat God alle dingen
geschapen heeft naar hun aardzoodat
wanneer alle dingen liepen naar de natuur
door God er in gelegd, zij goed zouden
loopon.
De terugbrenging der dingen tot hun
aard te bevorderen, is roeping der antir.
partij.
Bijvoorbeeld, ontzaglijk veel hangt af
van onze wetgeving, en spreker toonde dit
aan met de herinnering nan de onderwijs
wet, de wetten op de rechtspleging, de
arbeidswetgeving, enz.
Deze wetten moeten ingericht worden
naar de behoeften niet van een enkele groep,
maar van allen.
Wij moeten met eerbied gezegd het
heilig werk Gods nadoen, die Zijne zon laat
schijnen over boozen en goeden en regent
over rechtvaardigen en onrechtvaardig en.
Recht doende dus aan allen.
Deze beschouwing lichtte spreker toe,
door ze toe te passen op verschillende
toestandenals de verhouding tusschen
Yorst en YolkOuders en Kinderen
Kerk en Staat Gezag en Vrijheid alle
dingen beschouwd naar hun aard.
Daarna liet hij in den hreede zien hoe
de andere partijen, met name de liberale,
de radicale, de sociale partij zich tegen
over deze dingen plaatsen, om daarna de
vraag te beantwoorden welk het standpunt
is door de christelijke historische partij
tegenover bovengenoemde partijen in te
nemen.
Haar richtsnoer, hetwelk is Gods Woord,
doet haar geïsoleerd (afgezonderd) staan,
doch dit richtsnoer geeft haar ook vrij
heid, krachtens haar isolement, samen te
werken met elke partij, die ook maar in
eenig ojizioht iets van haar ideaal deelt.
Op het program van elk der partijenl
kunnen zaken voorkomen die aan dat ide
aal terugbrenging der dingen naar lain
aard, vooral in de wetgeving, beantwoorden.
Spreker noemde liet verzet tegen de wet
tiging der prostitutie, tegen den Zondags-
arbeid, tegen de plaatsvervanging, enz.
Op deze punten is samenwerking moge
lijk en geboden. En zoo is de antirevolu
tionaire p rtij de magneet die de andere
aantrekt, wijl zij het kompas is dat zich
altijd richt naar het objectieve, naar liet
recht.
Dit is de ware staatkunde, gelijk de Spr.
op treffende wijze aantoonde. Een samen
werking, door patriarchen en vorsten uit
het O. Verbond gezocht, door Willem I
bevorderd een bondgenootschap zelfs door
Willem III herhaaldelijk tot stand gebracht
en door God gekroond, wat dezen laatste
betreft, met de redding van het Calvinis
me in Europa en de vestiging der ware
vrijheid.
Tegenover deze staatkunde en Spr.
toonde dit aan nit de geschiedenis van
Marnix, Datheen en de Coligny is er ook
een valsche staatkunde, die de beschouwing
der dingen naar hun aard mist, slechts op
persoonlijke- of partijbelangen gericht is
en zich daarmede teleurstellingen, ja don
ondergang berokkent.
Herinnerd werd onder meer aan den
krassen welbeprocfden maatregel van Prins
Willem I in 1566 te Antwerpen, toen hij
met roomscken en lutkersoken zich tegen
de calvinisten verbond. Een maatregel,
zoo besloot spr., die zich wol nimmer zal
herhalen, zoolang de antirevolutionaire
partij haar ideaal hoog houdt en plaats
neemt onder het kruis, dat de eeuwen
verduurt.
Van de gelegenheid tot het vragen van
inlichtingen werd een goed gebruik ge
maakt. Algemeen was de indruk dat de
lezing iets korter, en de beschikbare tijd
voor het maken van opmerkingen iets
ruimer had moeten zijn. De goed be
zochte vergadering, door den voorzitter
ds. Eerdmans met gebed geopend, werd door
den heer Ket, lioofd der chr. school, met
dankzegging gesloten.
(De spreker hoopt een volgende maal
hiermede rekening te houden).
Aan het verslag eener door Van Deth
te Rotterdam gehouden sclieldrede op Van
't Lindenhout ontleenen wij liet volgende
Door allerlei uitroepen van verontwaar
diging tegen v. 't L. en door geweldig
applaus werd die rede gedurig onderbroken.
De vergadering kwam hoe langer hoe meer
in opgewonden stemming, maar begon let
terlijk op een poolschen landdag te gelijken
toen Van Deth een grof onzedelijk verhaal
opdischte. Uit enkele hoeken der zaal gingen
stemmen van protest op tegen Van Deth;
de groote mas-a keerde zich tegen de prote-
steerders met allerlei bedreigingende
politie rukte de zaal binnen en geleidde
den of meer der bedreigden, om eigen vei
ligheid naar buiten.
Midderwijl trachtte de Voorzitter de orde
te herstellen, maar was alleen in staat met
zijn gehamer liet rumoer nog te vergrooten.
Van Deth ging nu eens staan, dan weer
zitten in den katheder en begon ten slotte
weer te spreken, maar was zelfs voor de
dichtst bijzij nden, onverstaanbaar. Tenslotte
bedaarde het rumoer wat on kon hy ver
volgen, terwijl zoo hier en daar nog ge
roepen werd dat hij ook een ander- eens
het woord moest laten. Hij ging nog eenige
minuten door met van 't Lindenhout te
schelden voor de laagste en gemeenste man,
die slechts te bedenken valt en zichzelf
voor te stellen als een mun, uitverkoren
om Van 't Lindenhout toe te roepen
„Tot hiertoe en niet verder 1"
De rede vond bestrijding en verdediging.
Omtrent deze laatste zegt het verslag
Ter verdediging van den heer Van Deth
trad nu op een heertje, dat op de vraag van
een verslaggever weigerde zijn naam te
I
De Nederlander van Woensdag.
8»