NIEUWSBLAD CHRISTELIJK- HISTORISCH Ito. 43. 1894. VERSCHIJNT PRIJS DER ADVERTENTIËN G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. IJK.. Wat moeten wij met onze jongens doen MmMWcag==ae nut r jjlj. DouifenfcHj II lattuari. Iclifsfe faatgatift. UITGAVE VAN klken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. van 1 5 regels 25 centiedere regel meer 5 cent. Prijs per drie maanden franco p. p 0,95. EN Familieberichte» van 1 5 regels 50 cent, iedere regel 0,02®. meer 10 cent. geab°uneer(Ieft die gewoon zija per gwartaal ot per halljaar te betalen, kunnen den uitgevers een dienst bewijzen, door het verschuldigde bedrag te voldoen. Hierdoor worden onnoodige inningskosten voorkomen. Voor Walcheren betale men bij den Uitgever D'HUIJ en voor de overige Ïlaatseu bij den Uitgever KLEM- iERI. Middelburg, ook voor St. Laurens, 11, 12, 16, 17, 18, 19, 23, 24, 25, 26, 30, 31 Januari1, 2, 6,7, 8, 9,13, 14, 15,16, 20 21, 22, 23, 27, 28 Februari en 1, 2, 6, 7, 8, 9, 13, 14, 15, 16, 20, 21, 22 en 23 Maart. De belanghebbenden worden er op ge wezen, dat het laatstgeplaatste goedkeu- ringsmerk, voortaan gedurende twee jaren, op gevaar van straf, ongeschonden mset worden bewaard. Belanghebbenden worden verder herinnerd, dat de verificatie van gewichten beneden het gram (milligram gewichten) uithoofde der daartoe noodige fijne balans, uitsluitend aan het jjkkantoorte Middelburg geschiedt. In menig gezin wordt de vraag gedaan „Wat moet mijn jongen worden," zelfs dan, als die vraag nog lang geen antwoord behoeft. Zulk een vraag is natuurlijk; en geen vader of moeder is er, die, als ze hun jongens zien, niet eens denken, wat er wel in die spelende knapen kan schuilen. Maar die vraag is vooral van gewicht, als de tijd van beantwoording nadert en de toekomstige loopbaan van den knaap moet worden aangewezen. En nu is het opmerkelijk, hoe vele ouders verlangen dat hun kinderen „heer" znllen worden. Kinderen uit den arbeiders stand zóóver te brengen, dat ze niet in het werkpak worden gezien, maar in de kleeding van een „heer", dat is helaas veler ideaal. Als een jongen goed lezen en schrijven kan, als de meester op school wellicht gezegd heeft „dat er wat in zit," wel dan zou het immers „zonde en schande wezen, dat zoo'n jongen bij een handwerk werd gepla&tst; neen, zulk een knaap moethoo- ger op", er moet een „heer" van gemaakt wordenin zijns vaders vak is het zont in het eten niet te verdienen: dus geen handwerksman. En zulk redeneeren komt zóóveel voor, dat er wel eens tegen gewaarschuwd wor den mag. Die wjjze van doen heeft al heel wat ellende na zich gesleept. Allereerst voor den arbeidersstand zelf. Waarom moet een knappe jongen geen handwerksman worden Toch zeker niet, omdat een handwerk geen knappe menschen gebruiken kan. Een „stoffel" is toch niet juist voor handwerksman in de wieg ge legd. Haalt men alle knappe jongens, die wat verder kijken dan hun neus lang is, van het handwerk af, dan blijven voor den arbeidersstand alleen de sukkels over. En nu gevoelt ieder, dat dit aan den arbeidersstand nooit goed kan doen. De beste kraohten, waaraan hij zoo groote be hoefte heeft, worden er op die manier aan onttrokken. Allerwegen wordt geklaagd, dat het handwerk kwijntmaar is men bezig om hot op deze wijze heter te maken? Zeker niet. I» het dan schande werkman te zijn Ook dat zal niemand beweren. Maar waarom dan uw jongen, die al zoo ^rdig timmert en knutselt, niet naar de aafbank en W®1 naar het kantoor gezonden? Waarom er een „heer" van gemaakt? e'i luidt dikwerf het antwoord „bij een handwerk i» zoo weinig te verdienen." Zoo maar verdienen kantoorklerken en onderwijzers dan zooveel? Och, dat is ook alles geen goud wat er blinkt. Als een jongen nit een arbeidersgezin een „heer" wordt, maakt men hem keusch niet gelukkig. Want al draagt hij dan het werkmans kleed niet en wat sierlijker jas, hij gevoelt spoedig, dat de kleeren alleen hem niet tot een „heer" maken. Hij wil meer. Hij moet als een „heer" leven ook. De eenvoud, de soberheid, de ontbering vaak van het ouderlijke huis komen niet overeen met de nieuwe omge ving waarin men hem heeft geplaatst. Hij voelt het verschil, en dat m akt hem ontevreden. Hjj ziet hoe zijn patroon leeften wil hem nadoenhoe deze zich kleedt, en wil het nadoen en honderd andere zaken, die hij vroeger niet kende, begint hij als een soort behoefte te besohonwen. Nu gelukt het velen jongelieden vaak verbazend goed, een werkelijk heer in da kleeding na te bootsen, maar verder reikt hun vermogen niet. Ze hebben er wel zin in allerlei ge nietingen te smaken, doch dit laat hun beurs niet toedie vaak maar half toe reikend is voor de kleeding alleen. Het ouderlijk hniB wordt hun te eng de eenvoudige manieren van hun vaderen moeder, van broeders en zusters, daar zien ze uit de hoogte op neeren het slot van de zaak is, dat de jongen het ouderlijk huis ontgroeiter zich niet meer op zijn gemak bevindt, en geen middelen heeft, om zelfstandig op te treden. Dan lijden de ouders; en het kind lijdt ook. Maar aan wie de schuld? O, hoevelen zijn er, die wilden, dat ze met een knap handwerk een, zij het sober stuk brood verdienden, die in de verte nog wel een „heer" schijnen, maar wat naderbij beschouwd dien schijn zelfs missen. Hoe zijn die zoogenaamde „heeren" te beklagen En hoe de ervaring op dit gebied ook bittere lessen uitdeelttoch gaat die „hee renmakerij" nog maar altijd door en is men tegenwoordig zelfs bezig den weg naar zulk een „heerenleven" hoe langer hoe gemakkelijker te maken. Do theorie der Revolutie leert dat alle menschen gelijk zijn. Welnu, als dat zoo ia, dan moet men b. v. voor allen hetzelfde onderwijs beschikbaar stellen. Als dat zoo is, waarom zou de zoon van een smid, al heeft hij ook nog zulke krachtige vuisten, dan naderhand den voor hamer zwaaien? De penis immers lichter en de arbeid op een kantoorkruk schijnt zooveel gemakkelijker. Waarom zoude hoerenarbeiderszoon ver langen om de hitte des daags met zijn vader op het bouwland te deelen, en niet liever zien of bij onderwijzer kon worden? Onderwijzers werken korter, en zien er als heeren uit. En op deze wijs is het gekomen, dat er „heeren" te veel, on degelijke knappe arbeiders te weinig zijn. Wanneer men onzen werklieden er naar vraagt, zeggen zn, dat het maar zelden meer voorkomt, dat iemand knap in zijn vak is dat hij het vak geheel kent. Daarvan ligt de oorzaak voor een deel in de groote fabrieken, voor een ander deel in de machines. Maar voor een groot deel óók in de werklieden zelf, die dezen toestand in de baud hadden gewerkt, door hun kinderen te leeren, dat de handwerkstand voor hen niet past. En nu klaagt men steen en heen, dat er zooveel arme „heeren" zijn. Er is, zoo verzekert men zelfs, een „geleerd pro letariaat." In de zoogenaamde administratieve be trekkingen" zijn de liefhebbers bij hon derden te krijgen. Voor een plaatsje als echrjjver, bieden zich honderden sollicitan ten aan. Dat bewijst ons hoe ongezond de toe stand is. Daarom, Christelijke ouders, gaat in dezen niet met den tijdgeest mede. Leert uwen kinderen het ambacht; eeren. Offert ze niet aan de mode, die er slacht offers van maakt. 'i Ziet, wat er in nw jongens inzit. Zijn ze met buitengewone gaven toegerust, ziet dan of God de Heere n een weg opent om ze tot een hooger bestemming op te leiden. Maar doe niet mee, om den werkmans stand te berooven van die krachten, die hem weer verheffen kunnen en het arbeids- kleed doen eoren. Dan maakt ga ook nw kinderen niet ongelukkig, en rukt ze niet nit den kring, waarin God ze heeft geplaatst. Vereeniging tot bevordering van Aerefermeerde Ziekenverzor ging in Nederland. Eindelijk kwam de stichting dezer Ver- eeniging tot stand. Wel wat laat het raoet worden erkendmet name ons Ge reformeerde volk had eerder en ijveriger het werk der barmhartigheid ter hand moe ten nemen. Slechts hier en daar had men plaatselijk de hand aan den ploeg geslagen, maar tot nogtoe verzuimde men gemeenschappelijk, met eenzelfde doel en wel georganiseerd, naar den eisch der Gereformeerde begin selen, het breede terrein, dat zoolang op den arbeid der ontferming' wacht, te be treden. Daarom moet hier te meer met ootmoe- digen dank aan den Heere, vermeld worden dat op den 30sten Nov. j.l., in de „Eens gezindheid" te Amsterdam bovengenoemde „Vereeniging" het levenslicht zag. De vergadering werd geleid door Prof. Lindeboom, op wiens verzoek Ds. R. Mulder voor gaat in gebed, nadat vooraf gezongen was Ps. 146 5. De heer Hovy dient de verg. als Secretaris, en Ds. Mulder neemt op zich een verslag voor de bladen te be zorgen. Daarna leest de Voorz. Luc. 9 1-6 en spreekt naar aanleiding van dit Schriftwoord ongeveer bet volgende „De Zaligmaker, beveelt Zijnen Discipelen te prediken het Koninkrijk Gods, en ver bindt daaraan bet uitwerpen van duivelen en het genezen van zieken. Gewiebtige taak Maar, do Heere die riep, gaf „kracht en macht" om haar te vervullen. De Gemeente heeft dezelfde roeping. Aan vaardt zij deze in geloof en liefde, dan zullen ook in haar krachten en gaven open baar worden, die nu nog sluimeren, en het zal haar niet aan het noodige ontbreken. Jezus is nog Dezolfde. Hij geeft „kracht en macht," Zijne genade is tot alles genoeg. Gaarne erkent spreker dat op het gebied der barmhartigheid veel gedaan wordt zelfs de Protestantenhond, die naar den Christus der Schriften niet vraagt, heeft zich tot dezen arbeid opgemaakt. Maar de Gemeente mag dit terrein niet overlaten aan de wereld. Dit zou zijn ver loochening barer dura roeping. En door trouwe, biddende aanwending van de in haar wonende gaven en krachten, zal de Gemeente des Heeren een liefelijken reuk verspreiden en aan de naar ziel en lichaam kranke menschkeid een rijken zegen brengen, tot leniging van zooveel smart en ellende. Voorts brengt spreker in berinnering do vergadering van Juni j.l., waarvan deze eene voortzetting is. Toen besloot de Verg. met een kleine meerderheid (44 tegen 42 stemmen) een poging te zullen doen om den arbeid der kranlcenverzorging van de Kerken te doen uitgaan. De broeders D. D. Barger, Feringa en Wijminga, uitgenoodigd om aan dat be sluit uitvoering te geven, hebben bericht ingezonden hij den Voorzitter, dat ze niet zijn geslaagd. De in Aug. j.l. gehouden Synode te Dor drecht, bij welke zij de zaak ter tafel had den gebracht, vond geen tijd tot eene gron dige bespreking van de roeping der Kerk ten deze, en besloot de behandeling dezer zaak tot eene volgende Synodale Verg. uit te stellen. Daar deze D. V. eerst over drie jaren weer samenkomt, oordeelen ook boven genoemde Broeders, die hiervan per brief hebben kennis gegeven, dat de zaak der Gereformoerde ziekenverzorging zoo lang niet mag rusten. En sedert de Synode is er ook niets van gebleken, dat er Kerken zijn, di» deze zaak ter hand willen nemen. Wij zijn dus nu samengekomen om eene Vereeniging in het leven te roepen on ver blijden ons, dat zij, die kranke» verzorging van de Kerken wilden doen uitgaan, nu ook tot den arbeid door eene „Vereeniging" willen medewerken. Laat ons nu de zaak aanvattener is geen tijd meer te verlie zen de nood roept. Willen de Kerken latei- dien arbeid aanvatten, dan is mogelijk daar voor nog wel een weg te vinden. ÜjAlvorens de bespreking der Statuten aan de orde wordt gesteld, deelt de Voorzitter mede, dat Ds. Gispen, een der leden van bet voorloopig comité, verhinderd is de ver gadering bij te wonen. Daarna deed de Voorz. voorlezing van twee brieven de eerste van den Kerkeraad der Geref. Kerk te Klundert, inhoudende betuiging van sympathie en toezegging om onder zekere voorwaarden als corporatie te willen toetreden tot de op te richten Vereeniging de tweede van den beer T. Tromp te Rotterdam, inhoudende sympathie-betuiging en voorstellen tot wijziging van enkele ar tikelen der concept-statuten. Bij de vaststel ling der statuten zal met een en ander rekening worden gehouden. De Voorzitter wenscht art. 1- 4 be schouwd te hebben als grondleggende arti kelen. Zijn deze vastgesteld, dan is tot op richting der Vereeniging besloten. Ds Adri- aanse van Zeist oordeelt, dat art. 7, al. 1 ook tot de grondleggende artikelen behoort en stelt voor dit hij art. 3 te behandelen. Dit wordt goedgevonden. Alsnu wordt vastgesteld de Vereeniging te noemen„Vereeniging tot bevordering van Gereformeerde ziekenverzorging in Nederland." Een naam wordt «nnoodig geoordeeld. De Concept-statuten komen artikel voor artikel in bespreking, en worden na eenige discussie aangenomen. Bij art. 1 werd opgemerktde Vereeni ging noemt zich „Vereeniging tot bevorde ring van Gereformeerde ziekenverzorging" „waarom nn in art. 1 van Christelijke ver zorging gesproken De Vergadering hand haafde het woord „Christelijke", wijl de bedoeling duidelijk blijkt in art. 2. Art. 1 werd met algemeene stemmen aan genomen, en besloten dat dit niet mag ver anderd worden. Bij art. 3 werd voorgesteld, dat wie als lid wil toetreden, niet slechts met het doel (art. 1) maar ook met den grondslag, (art. 2) moest instemmen. Hiertegen merkt de Voorzitter op, dat wij zoovelen mogelijk tot dezen arbeid der barmhartigheid moeten zien te vereenigen, dus ook hen, die niet tot eene Gereformeerde Kerk bekooren, of ook voor zichzelven bedenkingen hebben tegen de Gereformeerde Belijdenisschriften, mits zij voor de Vereeniging Art. 2 aanvaarden en zich willen verbinden, op dien grondslag mede te arbeiden. In dien geest wordt door Ds. Adriaanse een voorstel ingediend, dat door de Verg. aangenomen wordt. Bij art. 4 werd gevraagd of, evenals in do Statuten van de Vereen. tot verzorging van krankzinnigen is bepaald, „persoonlijke instemming betuigen met de Geref. Belijdenis door V3 van de Bestuursleden, niet genoeg ware Hierop wordt geantwoord, dat de gevallen niet gelijk staan. De Vereen, tot verz. van krankzinnigen was en is nog een geheel eenige in ons land, terwijl dio voor de ziekenverzorging optreedt naast vele andere en eigenlijk veel te laat komt om van overwegingen, die aan do gedane vraag ten grondslag liggen, nog eenige vracht te mogen verwachten. Eene hijzonder levendige discussie lokte de behandeling van Art. 7 uit. De Geref. Kerkeraad van Klundert stelde, in het schrij ven bovengenoemd, voor, dat de Vereeni ging zich bereid zou verklaren, zich zelve ten alle tijde te ontbinden, zoodra de Kerken haar arbeid wenscben over to nemen. De Voorzitter echter zou er de voorkeur aan geven, de Vereeniging in haar geheel zoowel als de Afdeelingen onder toezicht der Kerk te stellen, en doet in dien zin een voorstel, om n.l. bij Art. 7 te voegen „Ook de arbeid en do Stichtingen stellen zich, voor de geestelijke zijde, onder toe zicht van den Kerkeraad der Geref. Kerk," De heer de Geus heeft hiertegen be denking en zegt „zoo wordt de Vereeni ging eene „kerkelijke". Voor de Vereeni ging in haar geheel wenscht hij geen ker kelijk verhand, en lokaal voor de „afdeelin gen" wil hij dit aan dc vrijheid overgelaten hebben. Ook anderen spreken alzoo. Weder anderen achten het bezwaarlijk, de Ver eeniging in haar geheel onder kerkelijk toezicht te stellen, maar wel wenschelijk voor de geestelijke en tevens voldoende, de „Stichtingen" der Vereeniging te plaat sen onder toezicht van den Kerkeraad of Kerkeraden der Geref. Kerken, waar zij gevestigd zijn. Op voorstel van den heer Tulp, wordt aldus voor de Vereeniging in haar geheel besloten. De Afdeelingen echter zullen zich voor de geestelijke zijde van haren arbeid en van hare stichtingen onder toezicht stellen van een Ger. Kerkeraad ter plaatse. De volgende artikelen worden zonder belangrij ke discussiën met algemeene stem men vastgesteld. Gedurende de zitting hadden 47 broeders en 6 zusters zich als leden der Vereeniging aangegeven. De Voorzitter stelt voor, een voorloopig Bestuur van 9 leden te kiezen, dat tot de eerstvolgende Algemeene Vergadering zitting zal nemen, om dan gezamenlijk af' te treden, wijl door de te wachten uitbrei ding der Vereeniging de keuze dan ruimer zal zijn. Aldus wordt besloten. Ook wordt besloten, rechtspersoonlijkheid voor de Vereeniging aan te vragen. Tot Bestuursleden werden gekozen de heeren W. Hovy, Prof. Dr. Bavinck, Ds. G. Barger, Ds. W. H. Gispen, S. Baron van Heemstra, Prof. L. Lindeboom, Ds. R. Mulder, Ds. N. de Gaay Fortman en de heer W. Id. van Sehaick. Aan Ds. Gispen en den heer W. H. van Sehaick zal kennis worden gegeven van hunne honoeming. De aanwezige Broeders nemen de benoeming aan. De Voorzitter bedankt de verg. voor hare opkomst en betoonde belangstelling. De heer Hovy richt een woord van dank tot den Voorzitter voor de leiding der vergadering en bij zonder voor zijne voorbereidende bemoeiin gen. In het Bestuur zijn de functiën aldus verdeeld Prof. L. Lindeboom, Voorz., Ds. G. Barger, Secretaris, de beer W. Hovy, Penningmeester. Aan D.D. W. H. Gispen, N. de Gaay Fortman en R. Mulder wordt opgedragen een concept-rapport voor kerkelijk toezicht op de Stichtingen der Vereeniging en op de Afdeelingen te ontwerpen. Moge de God aller barmhartigheid over den arbeid van dezen dag Zijnen onmisba- ren zegen gebieden en de jonge Vereeniging ten rijken zegen stellen. Vinde zij hij velen gunste en hartelijke ondersteuning, en worde alom het werk der barmhartigheid ter hand genomen. Met betuiging van onzen dank aan Ds. R. Mnlder maken wij dit verslag openhaar. Wij verzoeken nu alle Kerkeraden, Diako- niën en Vereenigingen, die als Corporatie, en alle broeders en zusters, die als lid of begunstiger willen toetreden, niet lang te wachten, maar spoedig daarvan kennis te geven aan den Secretaris, Ds. G. Barger te Driebergen. De Penningmeester, de he

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1894 | | pagina 1