NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH 1898. flo. 86. ^cfifstc Jaargang. De Psalm in den Nacht. Bakthg 28 3)cccm6cc. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Bij het graf van Mr. Keuchenius. elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,025. UITGAVE VAN EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. LUK. 2 14. De psalm bjj nacht, door Englen aange heven, Weerklinkt weer in ons oor, en kondigt leven En vrede ons aan in 'trjjk van zonde en dood. Dat is Gods werkhet eerste morgenrood Van dezen dag, waarin wij ons verblijden, Schiep Zijn bevelHjj heelt van oude tjjden Door schaduwbeeld en profetie gemaald Het heerlijk licht, dat ons in de oogen straalt. Een psalm bij nacht, van heil en hope sprekend, In duisternis een heerlijk licht ontstekend, Is steeds Gods werk: wij scheppen duis ternis, Wijl in ons harte alles duister is, Zoolang geen licht des Heeren ons bestraalde, Zoolang Zijn Geest niet op ons nederdaalde. Heil ons, dat Hij, Die 't eeuwig licht bewoont, In Christus ons Zijn welbehagen toont Dies stemmen wjj, zoo zondaars dit vermogen, In 't Englenkoor«Lof zij God, in den hoogen». 'k Hoor in het huis des broedermoorders zangen «Wie Kaia slaat, zal strenge stral ontvangen «Uit 's Heeren hand, wie Lamech nederslaat, «Wordt beter nog gewroken door zijn zaad». Dat lied van't zwaard, in allerhande vormen Door 't menschenhart herhaald, ontbreidelt stormen, Ontsteekt de vlammen van den wreeden krijg, die de aard Doet schudden op haar pijlers; 't lied van 't zwaard Schijnt 'teenig lied, gekend door al de scharen, Die vóór ot na der wereld heerschers waren. Eén bloedstreep, aarde, is uw geschiedenis, Waarin die stam, die vorst de grootste is, Die 't beste, zonder sidd'ren, 't zwaard kan heffen, En zonder feil eens broeders schedel treffen. «.Krijg» is het wachtwoord aller eeuwen, «.krijg». Het wachtwoord aller harteB tevens «zwijg.» De oorlogskreet daarbuiten,'t is geen vrede Daarbinnen, waar de zonde woelt, die, reede Naar buiten uit te breken, nog den band Voelt knellen, dien Gods trouwe Vaderhand Gelegd heeft om de menschheid, opdat de aarde Geen helle wierd, de mensch geen duivel baarde Maar dien de zondaar, die verzading zoekt ln zondigen, in arren moed' vervloekt. En heeft hjj eens dien dwazen tocht bezworen, Is eens zjjn hart tot andren lust herboren, Hjj voelt, gelijk, een andren strijd in 't hart: God twist met hem: hjj voelt enbittre smart Beroert zijn zielede behoefte aan verzoening Met zjjnen Rechter in de heemlen, aan vol doening Hem hooploos van de schuld, die hem bezwaart In feilen tweekamp blikt bjj hemel «vaart En vraagt: zal ik mjjn eerstgeboren geven Be vrucht mjjns schoots voor wat ik heb misdreven s) 't Is strjjd in ieder harte, in ieder oord, Waar ooit de stem eens menschen werd gehoord. Be psalm bjj nachthjj spreekt van vrede n op aarde De Zoon, Dien in den stal Maria baarde, Heet V redevorst. Hjj zal van vrede spreken Gen. 424. s) Micha 6 7. Tot 't afgefolterd harte. Hjj verbreken De zwaarden en ze slaaD tot spaden, Hij de vlammen Des oorlogs blusschen en het wagenpaard verlammen. Hjj sticht op aarde een rijk des vredes, Hjj De meerdre Salomo een heerschappij Die geene Rezons, geene Hadads meer beroeren5) Waar Hjj den schepter eeuwigljjk zal voeren. Maar nog is de ure niet verschenen, schoon voorzegd Eerst moet de Satan overwonnen, *t recht Van God voldaan en dies een strijd gestreden, Waarbij geen vroegre haalt, een pers getreden Die het gewaad des strijders bloedig rood Zal verven, en dat zonder strijdgenoot 4) O, bange kamp, wanneer de zon haar stralen Verbergtb) tot ze opgaat bij Zjjn zegepralen, Want hjj verwint en gaat, om te over winnen 6) Ontsluit uw deuren, heemlen, laat Hem binnen Ontsluit uw harten, volken, 'tis uw Heer, En vrede en heil drupt van Zjjn zoomen neer. De psalm bjj nacht: «in menschen welbe hagen», Klinkt van der Englen lippen bljjder dagen Dan immer voor deze aard zjjn opgegaan Zij breken onder Jezus' schepter aan. De vreeze wjjkt voor liefde God komt nader Tot 't menschenharte in Christus: «Onze Vader I» Leert Hjj Zijn jongeren bidden. Eiken nood Der menschheid kent en lenigt Hjjen sloot Weleer de grens eens lands Gods zegeningen In engen kreits van 's werelds einden dringen Straks alle volken om Zijn troon en Hij gebiedt Hun vrede en heil en zij vertoeven niet Ja 't wederhoorig volk geniet den zegen7) Dien Hjj het schenkt en juicht verrukt Hem tegen. Op Hem dan 'toog geslagen,zuchtende aarde I Op Hem, Dien in den stal Maria baarde. Die leed en stier! en opstond, Die den dood Verwon, en vrede en licht en heil gebood. Op Hem het oog, hoe hoog de vloeden stjjgen Hj] spreekt één woord en wind en golven zwjjgen. Op Hem het oog, als zelfs het brood ont breekt Een enkle brok voedt duizend als Hjj spreekt. Op hem het oog in 't bangste zieleljjden Wie met Hem lijdt, hem zal Zjjn kroon verbljjden. Op hem het oog, wanneer verzoeking vleit Bjj hem is kracht, voor elk, die Hem verbeidt Op Hem het oog, zelfs 't brekend oog ge slagen Hjj doet uit nacht de blijde morgen dagen. Den hoogen God zij eer in eeuwigheid Zjjn arm heeft vrede dezer aard bereid, Want hjj heeft in de menschen welbehagen 1 t Geheel in overeenstemming met het ka- rakter van den overledene was gisteren de stoet, die zjjn stofleljjk overschot ten grave bracht. Die den overledene wel eens in zjjne werkkamer, te midden van zjjne groote stapels boeken en paperassen bezocht, herinnert zich den tekst in gulden letteren aan den wand prijkende: «Let not your heart be troubled» (Uw hart worde niet ontroerd In die kamer lag thans het ljjk van den geliefden ljjder. Een ooggetuige schrjjft in De Standaard: 1 Koningen 1114 en 23. Jes. 631 en vv. Matth. 27 45. 6) Openb. 6:2. 7) Ps. 68:19, De eenvoudige kist, waarover de zwarte Ijjkwade hing, was midden in de kamer geplaatst. Geen rjjke bloementooi dekte de wade van dezen doode. feav-Aj Maar diepere taal dan zulk een bloemen- schat] sprak hier het woord door de handen der diepbedroefde kinderen aange bracht --My grace is sufficient for you (Mijne genade is U genoeg). ^Dat woord, dat den lijder en strjjder kracht gegeven had in zijn leven, het was ook als te lezen op zijn vredig en kalm gelaat, waarnaast de schier versleten, door Keuchenius dagelijks gebruikte Bijbel was neergelegd. En het was af dat Boek, daar op die plaats, nog sterker getuigde van het tarwegraan, dat in de aarde valt en sterft van het verderfelijke, dat on verderfelijkheid, van het sterfelijke dat onsterflijkheid moet aandoen; van den dood, die verslonden wordt tot overwinning. De handen, saaungevouwen over de borst het schier gansc'nelijk uitgeteerde gelaat, als sprekend van vrede en verlossingmen kon het oog bjj na niet van den doode af wenden. Dit leven, dat van zóóveel beteekenis was geweest, was nu afgesneden voor deze aarde, en de uitvaart die volgde, was het heenbrengen van het stof naar de laatste rustplaats, waar het sluimeren zal, totdat de laatste bazuin zal slaan, en ook deze doode onverderfelijk zal worden opgewekt. In den kleinen en stillen kring van de naaste bloedverwanten en enkele vrienden werd, vóór men uit het sterfhuis vertrok, een korte godsdienstoefening gehouden, waarbij ds. J C. Sikkel voorging. Deze stille oogenblikken waren uiteraard slechts voor den diep bedroefden familiekring bestemd. En toen die doorleefd waren, toen volgde de moeilijke gang naar de Algemeene Begraafplaats aan het Kanaal. Tot zoover deze ooggetuige. Volgen wij thans, met zoovelen die voor de woning geschaard stonden, den kleinen stoet de rouwkoets, en twee volgkoetsjes, waarin twee zoons van den ontslapene en voorts ds. Sikkel en baron v. Dedem gezeten zijn. Geen kransen of bloemen dekten het lijkkleed. Maar te treffender kwam daarbij uit de belangstelling van zoovelen uit den lande, die door hunne tegenwoorfigheid toonden hoe groot in hun nog de man was, die daar werd weggelegd. De grootsten en aanzienlijksten uit den lande zag men daar, met de kleijne luijden vereenigdvrienden met tegenstanders te zamen om hunne laatc te openbare hulde aan den ontslapene te toonen. Van het ministerie, waarin mr. Keuchenius eens zitting had, waren een zestal teg' n- woordig de heeren Mackay, Lohman, Godin de Beaufort, Bergansius, Djjserinck en Havelaar. Van het tegenwoordige ministerie de heeren Van Tienhoven, Smidt en v. Dedem. Van de leden der Eerste Kamer, behal.e de reeds genoemde oud-ministers Lohman en Godin, ook de heer Engelberts. (2) Van de leden der Tweede Kamer waren een groot getal uit alle partijen aanwezig. De liberale partij was vertegenwoordigd door de heeren Guyol, Goeman Borgesiu=, Pyuacker Hordijk, Heldt, Levy, Sanders, De Meijier, Smeenge, Goekoop en Roëll. Van de antirevolutionaire Kamerclub Groen rust op de begraafplaats Tj6 i N a v o 1 g i n g. E1 o u t op Eik en Dui- nenaanden Loosduinsclien Weg. Keuche nius op de Algemeene Begraafplaats, Scheveningschen weg. (-) Van de eerste kamer was, behalve de 3 genoemde antirevolutionaire viienden van den overledene, niemand aanwezig. Dit teekent. Ook de oud-minister Heemskerk, wiens wraak in 1866 den overledene, ook op stof felijk gebied, zoo pijnlijk trof, was niet aan wezig; doch o, wondere leiding der Voor zienigheid 1 z\jn zoon de heer Th. Heems kerk, was daar om de nagedachtenis van diens geestverwant en geestelijken vader te eeren. merkte men op de heeien Huber, Heemskerk, v. Löben Seis, A. v. Dedem, G. v. Dedem, A. Mackay, T. Mackay, Lucasse, v. d. Velde, Beelaerts, v. Bylandt, v. Alphen, Donner, v. d. Borch en Seret. Ook de meeste roomsche Kamerleden met dr. Schaepman en de grijze generaal v. d Schrieck waren aanwezig. Ook de generaal v. Mai Ie; de staatsraad Swart, De Ranitz, lid van den Hoogen Raad Elias, secretaris generaal bij het departement van koloniën, v. d Wijck de vroegere secretaris generaal bjj dat departement en broeder van den gouverneur generaal Pynacker Hordijk, oud-gouverneur generaal in Ned. Indië, de heeren De Sturler en Sol die, door den laatst vorigen gouverneur generaal schandelijk verongelijkt, door den overledene in eere hersteld werden, en voor wier rechten hij als Kamerlid denk aan Tjiomas met zooveel kracht was opgekomen. Voorts kolonel v. Zuijlen en tal van Indische hoofd- of oud-ambtenaren, hetzij gepensio neerd of met verlof; de voorzitter van het Indisch genootschap. Voorts de Haagsche predikanten, ook de nederl. hervormde, althans de meeste. Tal van chr. onderwijzers en chr. werk lieden deputaten van verschillende chr. vereenigingen als Chr. Nat Schoolonderwijs; van Chr. onderwijzers in Nedeiland; van de krankzinnigen-gestichten Veldwijkvan de geref. zendingsvereenigingcuratoren en directeuren der Vrije Universiteit, studenten: commissies onder anderen uit het Centraal comité, de Gorkumsche anti-rev. kiesvereeni ging U), den Schoolraad, Patrimonium, de Haagsche kiesvereeniging «Nederland en Oranje», «Bjjbel en Oranje», enz. Voorts een talrijke menigte onbekenden en ongenoemden die de laatste eer kwamen bewjjzen aan hun vriend of geestverwant. Toen de lijkkist boven den grafkelder was geplaatst, trad dr. Kuyper naar voren en verzocht de schare het lievelingslied van den overledene, Psalm 277, aan te heffen. Zoo ik niet had geloofd dat in dit leven Mijn ziel Gods gunst en hnlp genieten zou, Mijn God, waar was mijn hoop, mijn moed gebleven Ik was vergaan in al mijn smart en rouw. Wacht op den Heer,godviuchte schaar, houdt moed Hij is getrouw, de bron van alle goed, Zoo daalt Zijn kracht op u in zwakheid neer Wacht dan, ja wacht, verlaat u op den Heer. Daarna hield dr. Kuyper de volgende rede: Wat we hier uitdroegen naar het graf zoo zeide hij ongeveer, is het stoffelijk over schot van een trouweo wapenbroeder, onzen Levinus Wilhelmus Christiaan Keuchenius. Eerbied voor dezen doode vragen we niet meer, waar heel het vaderland, onze Ko- ningin-Regentesse vooraan, hem reeds bij zijn lijkbaar die eere betuigd heeft. Algemeen is het beseft, is het beleden, dat ons in Keuchenius een man door den dood werd ontnomen van oubuigbare wils kracht, vastgewortelde overtuiging, van onverschrokken moed, een man van zeldzaam diep ingesneden karakter. Bovenal in zjjn langen doodsstrijd heeft hij door zijn Christelijken heldenmoed zelfs zijn vjjanden met zich verzoend. Niet zoolang vóór zijn sterven is den heer Keuchenius een dier oogenblikken van profetische verrukking gegund, gelijk ze in het gedenkboek van Gods kinderen, als ze sterven, niet zoo zeldzaam zijn. Bijna plotseling richtte de afgetobde lijder zich op. Haastig riep hij allen die in huis waren om zich. En toen, alsof zijn tong werd losgemaakt, en als ware de kanker uit zijn verhemelte verdwenen, sprak hij, die niet meer spreken kon, in bezielde, krachtige, vloeiende taal een uur, en meer, 'ang. getuigende van het vast geloof dat in hem was. Hjj eindigde in een roerend smeekgebed; en in die smeeking bad hij voor elk van (3) Er was oók een deputatie van de Gorkumsche kiesvereeniging. Een deputatie uit de Goesche kiesvereeniging, abusieyoffjk meenende uit een telegram der familie te moeten opmaken dat hare komst min gewenscht was, was tot haar leedwezen achtergebleven. zijn kinderen, voor elk van zijn vrienden, bad hjj ook voor zijn tegenstanders, en voor zichzelven smeekte hij bovenal dit af, dat er in het bloed der verzoening, verzoening ook mocht zjjn voor het leed, vroeg of laat, zijn tegenstanders aangedaan. Ik was niets, ik ben niets, was zijn uitroep. Niets, niets in mij, o, God, zoo er eenige deugd soms was, het was door Uw genade. Ontvang gij mijnen geesl. Aldus betoonde hij nog in zijn stervend woord diezelfde grootheid ven karakter, die zoo krachtig in zijn leven uitblonk. Hij leerde ons onze martelaren begrijpen. Als zjj, van het roepen voor de eere Gods nooit aflatende. Als zij, om dat ge tuigenis schade en vervolging lijdend. Maar ook als de martelaren, omdat het de eere Gods gold, nooit door dat lijden gedeerd. Hij was niet van adel, en toch van hoogen adel. Want in de geslachtsrije, die met Bilderdjjk opent, en in Da Uosta voort- ging, was Keuchenius, na Groen van Prin- sterer, de wettige erfgenaam eener heilige traditie, gelijk ons Holland ze alleen kent. Ook hem verdrongen zich in de kloeke borst «de bezwaren tegen den geest onzer eeuw.» En daarom moest hjj tegen den stroom oproeien moest hij naar het wapen des woords grijpen en moest hij dien geest der eeuw in het aangezicht weerstaan. Soms ging reuzenkracht van hem uit, en vroeg een ieder verbaasd, van waar zoo machtige geest worstelend in zoo machteloos lichaam, zoo doordringend woord u toege vloeid van zoo verwrongen machtelooze lippen. En dit juist gaf hier 't heroïsch-tragische. Ook dezen athleet (5) toch scheen, als weleer in Rome's worstelperk, gedurig een net om de leden geworpen dat hem belemmerde en toch worstelde hij door. Nu eens dacht ge in hem de Prometheüs\") natuur van Bilderdjjk te herkennen dan waandet ge Da Costa's profetischen toon van zjjn lippen te beluisterenmeest scheen het of de Evangeliebeljjder van den Vjjvorberg (7> in hem naleefde; maar dit drie voudig snoer schitterde in Keuchenius bijna legendarisch. (8j Telkens was het of hij bezweek, en toch altoos zaagt ge hem weer opkemen. Een belijder van het eeuwig Mysterie, maar die zelf gedurig als een mysterie voor u stond. Wilt ge, een onafgewerkt kunst gewrocht van den Oppersten Kunstenaar, maar waarin heilige sympathie toch nu reeds den schoonen trek, de zuivere Ijjnen, de diepte van opvatting ontdekte En toch, waar dwaal ik henen? Zal ik bjj het graf van hem, wien het: «Gode en niet den mensch de eere» tot lijfspreuk was geworden, toch weer lof en prijs voor een kind des menschen ten offer mengen Mannenbroeders, ik zal het niet. Het zou Keuchenius' graf onteeren; maar om de weelde van het hart, om het voorrecht, zoo zeldzaam groot, dat ik had, zulk een man van naderbij dan de meesten te kennen, mocht ik toch zjjn beeld voor u oproepen, oproepen uit de herinnering, oproepen uit de diepte van mjjn eigen hart. En nu lof en dank en eere zij Hem, en Hem alleen, die dezen man onder de mannen aan ons vadeiland schonk. Onzen God lof en dank en eere voor wat Hjj aan dit trouwe karakter in liefde en verkleefdheid voor het Oranje der vaderen in het harte gaf. Voor wat een Groen van Prinsterer in dronk aan zieleweelde, toen, te midden van ailermiskenning, Keuchenius' manlijke trouw hem steunde. Voor den band, nooit meer te slaken, dien onze God door dezen man gevlochten (i) Wat aan het ljjden van een held (5) Worstelaar, denken doet. o) Prometheus, een dier tragische helden figuren uit de Grieksche fabelleer. 1 Groen. (8) als een wonder

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1893 | | pagina 1