NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND.
LOTING.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Satafaij 28 (Dcfoöec.
Icfifsfc laacgarig.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Onze Kinderen.
v.
lo. 12.
elken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prijs per drie maanden franco p. p0,95.
Enkele nummers0,025.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent.
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
as
Goes. Maandag 30 October voor de
lotelingen uit Goes 9 uur vm., voor Bor«sele
10.30 u., voor Kloetinge 11 u., voor Hein-
kenszand 11.30 u., voor 's Heer Arendskerke
1 u. nm.
Ook bg het schoolonderwijs, evenzeer als
in de huiselijke opvoeding, moeten wij op
het oog hebben de eere Gods te bevorderen.
Daarom kunnen wij niet missen de Bijbelsche
geschiedenissen voor onze kinderen, daartoe
moet de Natuurkennis behandeld worden
in den geest, als wjj spraken. Laten we
thans nagaan welke behandeling de Vader-
landsche geschiedenis vereischt.
O, God, wjj hebben het met onze ooren
gehoord, onze vaders hebben het ons
verteldGjj hebt een werk gewrocht in
hunne dagen, in de dagen van ouds. Wij
zullen het niet verbergen voor hunne kinde
ren, voor het navolgende geslacht, vertellende
de Ioffeljjkheden des Heeren, en zijne sterk
heid, en zjjne wonderen, die Hij gedaan
heeft. Dus zongen de psalmisten David en
Asaf in hun tijd met het oog op wat God
wonderlijks gedaan had aan het Israelietische
volkmaar zoo ook spreekt de christen
van den tegenwoordigen tijd met het oog
op wat God deed aan Israël, met wat
God deed aan de volken der aarde, bovenal
met wat God deed aan het Nederlandsche
volk. Die groots daden Gods wil hij vertellen
aan zijne kinderen en ook in de school
wil hij dat de geschiedenis beschouwd
worde in het rechte licht.
De geschiedenissen der volken zijn als
een bundel draden, die zich nu eens met
elkaar vereenigen, dan weer uit elkaar gaan,
hier elkander aanrake n, daar weer zich
verwijderen, en alzoo een weefsel vormen
waarvan wij het einde niet zien. Door dien
bundel loopt ééne gouden draad, om welk e
alle andere zijn en die nog steeds te weinig
wordt opgemerkt. Het is de gouden draad
van het Godsrjjk, dat zijne hoofdpunten
heeft in de komst van Christus op aarde
en zijne komst in heerlijkheid. Nu is ook
de geschiedenis van ons Vaderland een dier
draden om den gouden draad: Volgen wij
de eene, dan gaan wjj voort met de andere.
Wordt aldus de vaderlandsche geschiedenis
beschouwd, dan treedt zij ons voor in een
ander licht. Dan zij er geene toevalligheden
meer, maar ieder feit heeft een doel, dat
meestal zich openbaar maakt in de gevolgen.
Dan merken wij de leidingen Gods op in
de lotgevallen van ons volk, alsmede in het
leven van zoovele groote mannen. Overal
merken wij Gods hand op, die het gansche
beloop der geschiedenis bestuurt. Hij is
het dje ons schonk het Oranjehuis, verkoren
om' te zjjn de drager van het Gezag in
deze landen. Hjj schonk ons een Prins
Willem, die een verbond had gesloten met
den Potentaat aller potentateneen Prins
Maurits, die dankzeggend Gode eere toe
brengt voor de overwinning bjj Nieuwpoort:
een Willem III stadhouder, die verkoren
werd tot redder van het protestantisme. De
Heere schonk ons de dappere zeehelden en
knappe startslieden, die gansch Europa
deden verbaasd staan en vreezen. Hij gaf
uitredding in zoo menige bange ure, waarbjj
wij moeten uitroepenHier is des Heeren
hand. Wie redde Enkhuizens schepen uit
het ijs en sloot de vaargeul weer dicht;
wie hield de Engelsche vloot van onze
kusten? Slechts weinig kunnen wjj aan
stippen. Het veld onzer vaderlands he
geschiedenis is zoo rijk aan merkwaardige
feiten.
Maar bovenal geeft zij ons ook deze les,
dat het den mensch goed gaat, als hg Gods
woord in eere houdt, maar dat het hem
kwalijk gaat, als hg dat woord veracht.
Nederland groot als Gods Woord in
eere wordt gehouden, Nederland daalt en
komt ten val als het vergeet den God, die
Voor hen streed. Die Mg eeren zal ik eeren
maar die Mg versmaden, zullen licht ge
acht worden, dit Woord is in onze
historie duidelijk bevestigd. Aldus, uit dat
eogpunl bezien, dienen de ouders aan hunne
kinderen de geschiedenissen te vertellen.maar
ook zoo dienen zij op de school behandeld
te worden. School en huis gaan saman en
moeten er dus op na houden dezelfde be
schouwing.
Misschien weten sommige ouders niet
recht in welken geest hunne kioderen
onderwijs ontvangen. Zou het niet goed zijn,
dat zjj dan eens begonnen met dit te
onderzoeken Allicht zouden zij tot de
ontdekking komen, dat er nog al wat aan
ontbreekt.
Ook in de aardrijkskunde is zooveel, dat
niet onopgemerkt mag blijven. Nederland,
het land dat laag gelegen is, door den Heere
verkoren tot eene woonplaats van het
volk, dat gehard in den strijd tegen de
watereD, eenmaal de roem van Europa
was. Die duinenrij langs de Noordzee, door
de macht van water en wind gevormd,
toont des Heeren voorzienigheid. Die ligging
aan de zee is van zoo groote beteekenis.
En dat de Heere in den bodem ons een
schat schonk, die met handel en zeevaart
aan meer dan vier millioen menschen brood
schenkt, moet met dankbaarheid erkend
worden.
En waar we ook henen trekken, overal
merken wij op: Gods voorzienigheid, zijne
goedheid, maar menigmaal ook, zoo in de
woestijnen als aan de Polen, de vrucht der
zonde. De onderwijzer, die aldus onderwijst,
kan zijne kinderen onderwjjs geven, even
goed als hij, die dat niet aldus doet. Het
mag den schjjn aannemen alsof alzoo veel
tijd veiloren gaat, het is niet zoo. En
bovendien, het mag niet anders gegeven
worden, dan met het doel oin des Heeren
werken groot te maken.
Elke kunst moest ons stemmen tot
dankbaarheid. De kunst van het rekenen,
zoo onmisbaarde kunst van teekenen, zoo
schoon tot het weergeven der prachtige en
in vele afwisselingen voorkomende vormen
der natuur, de schepping Godsen bovenal
de zangkunst, tot veraangenaming van het
veelal zoo moeitevolle leven. Het stemt tot
dankbaarheid voor den opmerkzamen be
schouwer, het rtemt tot lof des Heeren
voor den christen.
Moest dan niet ieder ouder voor zijne
kinderen die school zoeken, waar aldus
gearbeid wordt Ik weet wel, velen
hadden gaarne christelijk onderwgs. Doch
nu het er niet is, berusten zij en de be
rusting wordt ten slotte onverschilligheid.
En die berusting, ouders, die onverschillig
heid, dat is zonde tegen uwe kinderen, die
ge zoudt doen en helpen onderwijzen in de
leer van Gods verbond dat is zonde tegen
God, die van u eischt, datgeuwe kinderen
zult vertellen, wat God deed aan de
vaderen en wat God deed in de groote
wonderwerken zjjner prachtige Schepping.
K.
De school weer aan de ouders.
De Prot. Noordbrabanter betoogt het
godsdienstig en opvoedkundig belang, cat
de ouders er bij hebben, om zeggenschap
over de school en contact met de onder
wijzers hunner kinderen te hebben; en
voegt daaraan eene beschouwing toe, waarin
zeer juist berekend wordt dat een inrichting
van het schoolwezen in dezen geest de
kosten van het openbare onderwijs zouden
verminderen, zegt de Nieuwe Prov. Gron. Crt.
«Alles goed en wel zal men zeggen, maar
van waar moet het geld komen om alom
Vrije Scholen op te richten?
Wij erkennen dat dit bezwaar niet licht
te achten is. Vooral fn den tegenwoordigen
tgd, want scholen kosten geld, veel geld,
zoowel tot oprichting als instandhouding.
«Waar een wil is, is ook een weg», is ook
hierop van toepassing.
Wanneer eenmaal, zoowel de Regeering
als het volk, tot inzicht komt, dat de Vrije
School, beter dan de Openbare, aan de be.
hoeften en eischen der ouders kan voldoen,
dan zijn de bezwaren wel te overwinuen.
Vroeger, meende men dat de Staat niets
te maken had met de bijzondere School.
Na langen strijd werden zij toegelaten,
maar wie ze begeerden moesten ook al de
kosten voor hunne rekening nemen.
Wie de lusten begeerde, moest ook de
lasten dragen, want men beschouwde het
als een soort van liefhebberij. Dat het een
conscientie-drang was kon men zich niet
voorstellen. Deze dwaling is gelukkig over
wonnen, het bestaan en den bloei van bijna
duizend Vrije Scholen van verschillende
richting, dwong tot de erkenning, dat er
iets anders dan liefhebberijen het spel was.
De Regeering heeft eikend, dat hoewel
zij zich verplicht acht de Openbare Scholen
te onderhouden, nochtans de Bijzondere
School onmisbaar was voor de volksopvoeding
en er een onmisbaar bestanddeel van uit
maakte. Daarom ontvangt zij evengoed als
de Openbare subsidie van het Rijk. Wanneer
men zich herinnert welke argumenten er
bij de behandeling van het voorstel in de
Wet van Mackay aangevoerd werden om
de subsidie te bestrijden, moet men zich
verbazen over de onnoozelheid der bestrijders.
Wat voorzag men in zijne verbeelding na
de aanneming? dat de kleine schooltjes,
waarin van geen goed onderwijs sprake
kon zijn wegens de groote vencheideriheid
der leerlingen, als paddestoelen uit den grond
zouden verrijzen, tot vernietiging van het
Openbaar Onderwijs. En wat is nu gebleken
na de toekenning der subsidie?
Dat het onderwgs op de Bijzondere Scholen
is verbeterd en dat de meeste scholen,
hoewel klein begonnen, tot groote scholen
zijn uitgedijd omdat de ouders er door
aangetrokken werden.
En welk offer vraagt die subsidie jaarlijks
aan de schatkist Zeker eenige tonnen
gouds, maar toch Dog geen millioenen
guldens. Maar heeft men zelfs van de
tegenstanders der Bijzondere scholen niet
vaak i vernomen, dat de ontheffing der
Schoolkwestie dit dubbel waaid was, daar
zij altijd belemmerend werkte op de alge-
meene belangen der natie en de oplossing
van dringende maatschappelijke vraagstukken
tegenhield. Zelfs geen Minister Pierson had
er zijne belastingwetten doorgekregen,
indien zij nog niet bevredigend ware op
gelost.
Maar wel bezien en goed berekend, brengt
die subsidie geen verhooging in de alge-
meene kosten van het Lager Onderwijs.
Want naarmate die subsidie klimt, door
uitbreiding van het Bijzonder Onderwijs,
verminderen de kosten voor het Openbaar,
zoowel voor het Rijk als voor de Gemeente.
Werden de Rijks-scholen opgeheven, dan
zou het budget van onderwgs jaarlijks met
eenige millioenen verhoogd moeten worden.
Het bewijs is dus geleverd, dat de Regeering
veilig op den ingeslagen weg kan voortgaan».
27 October 1893.
Bg ministeriëele beschikking is bepaald
dat in den aanstaanden winter aan alle
miliciens der lichting 1893 bij opvolging
telkens 15 man per compagnie eene
maand verlof zal worden verleend. Het
eerst worden in het genot daarvan gesteld
de manschappen die voor het blijvend
gedeelte (17 maanden) werden aangewezen;
op 1 Nov. a. s. zal het eerste 15-tal ver
trekken. Zij, die voor een diensttijd van 12
maanden zijn aangewezen, keeren op 1
Febr. '94 haar hunne haardsteden terug
met eene maand verlof, doch krijgen in
den loop dier maand hun groot-verlofpas te
hui« gezonden, zoodat zij dan niet meer
in de kazerne terugkeeren voor den zomer
van 1896.
Bij kon. besluit zijn bg de rustende
schutterijen in Zeeland benoemd bg het
le bat. tot kapt. G. Braam, thans le luit.;
tot le luit. M. C. Koole, thans 2e luit.; tot
2en luit. D. Wisboom Verstegen, thans
sergeant-titulair; G. den Hartogh, thans
schutter, en J. J. v. d. Harst.
De Staatscourant bevat de Statuten
van den Christelijken Volksbond te Goes.
De benoemde officier machinist 2e
kis. J. J. Knot ter wordt aan boord van
Hr. Ms. kannonneerboot «Gier» vervangen
door den mach. le kis. L. Paret, thans
geplaatst bij de conservatie op's Rijks werf
te Hellevoetsluis.
Atjeh.
In onze Oost gaat het er toch wonderljjk
naar toe. Duizenden menschenlevens zijn
in een onrechtvaardigen oorlog opgeofferd,
millioenen schats letterlijk weggeworpen om
tot loon te ontvangen het hoe langer hoe
meer aan 't licht treden van onze machte
loosheid.
Een officier schrijft uit Kota Radja (Atjeh)
aan zjjn familie hier te lande o. a. het
volgende
«Het heeft dezen zomer hier verschrikkelijk
geregend en gewaaid. Dit weer was minder
aangenaam voor de troepen. U zult nl. wel
reeds in de couranten gelezen hebben, dat
een Atjesch hoofd, Toekoe Oemar Melaboeh
dezelfde baas waar we indertijd te Tenom
die Niserogeschiedenis mee gehad hebben,
nu zoete broodjes gaat bakken en met een
bende van plm. 800 man de vijandelijke
Atjehers uit een vrij groot gebied buiten
onze postenlinie heeft gedreven. Daarvan
hebben wij gebruik gemaakt en eenige
belangrijke punten bezeten Atjesche bentings
geslecht, waaronder het beruchte Kaloet,
dat ons verleden jaar zoo veel dooden en
gewonden gekost heeft. Toekoe Melaboeh
is nu weer naar huis, doch zijn werk wordt
thans door andere bevriende hoofden voort
gezet.
«Het verdrijven van den vijand gaat boven
alle verwachting gemakkelijk, er wordt
slechts weinig gevochten. Het blijkt, dat
het gros der bevolking van kampongs,
grenzende aan de buitenzijde der postenlinie,
ons niet ongenegen is en de vijandelijk
heden bijna alleen gedreven werden door
zwervende benden, die het der gezeten
Atjehsche bevolking ook dikwijls lastig
maakten. Zoo zullen langzaam de Atjehers
wel ons beschavend gezag gaan aannemen.
Het gaat anders wel zeer langzaam.
«Zoo zijn de roovers, die onlangs, zooals
u bekend is, het stoomschip Rajah hebben
afgeloopen, gevangen genomen door den
Rajah van Simpong Olim op de Noordkust,
doch die meneer maakt nog steeds geen
aanstalten om ze uit te leverenmogelijk
zal hier weer een expeditie noodig zijn.
Het is wel een practisch idee Atjehers tegen
Atjehers te laten vechten. De officieren
vinden het echter minder aangenaam de
posten te gaan bezetten, die Toekoe Oemar
voor hen genomen heeft en de Atjehers
te hooren bluffen «Wij hebben het veroverd,
de orang kompanie (zoo worden d« Hollan
ders nog steeds genoemd) konden het niet».
Men schrijft ons uit Vlissingen:
Eindelijk zal er dan toch een begin gemaakt
worden met den reeds lang beloofden bouw
van 6 of 7 villa's in de nabijheid van het
Grand hotel op de duinen. Zooals men weet
wordt reeds met zekerheid de bouw genoemd
van 1 dubbele villa aan de oostzijde van
genoemd hotel Wij zullen wachten op de
dingen die komen zullen, want is bet eene
zaak waarbg het geduld van het Vlissingsche
publiek zwaar op de proef is gesteld, dan
is het zeker met den bouw dier villa s.
Reeds van het jaar 1887 luidde het: toen
door het gemeentebestuur en de maatschappij
tot exploitatie voor gronden alhier onder
handelingen waren gevoerd, waardoor eene
ruiling van gronden op de duinen zou
ontstaan, dat genoemde maatschappij de
verplichting op zich zou nemen binnen één
jaar tjjds met den bouw van 3 dubbele
villa's aan de Oostzijde van het Grand hotel'
aan te vangen. Zelfs werd bij advertentie
de onderhandsche inschrijving aangekondigd
voor den bouw dier villa's. Die villa's
zouden de daarop volgenden zomer gereed
moetenziju, geplaatst worden in de nabijheid
van het Grand hotel der maatschappij van
gronden, die ook den bouw der villa s op
zich zou nemen. Doch hoe of men al uit
keek, van de villa's kwam maar niets te
zien. Bij het gemeentebestuur was echter
door de maatschappij van gronden, het wa»
iu 1888, het verzoek gericht om de uitvoering
van het contract wegens den aanbouw der
villa's één jaar te mogen uitstellen. Men
leefde in afwachting omtrent de beslissing
van den te bouwen wandelpier, waardoor
bij gunstigen afloop, het misschien wenscheljjk
zou zjjn een tweede hotel in de plaats der
villa's op te richten. De maatschappij van
gronden die veel sympathie had voor den
te bouwen wandelpier, besloot f 12000 in
aandeelen daarin te nemen. Even te voren
was in de ziliing van den gemeenteraad
met 12 tegen 2 stemmen besloten het verzoek
om eene subsidie, groot f 12000, voor den
aanleg van een wandel- en aanlegsteiger,
toelestaan.
De kansen én van wandelpier én van
villa's rezen daardoor. Doch wat gebeurt.
De raad geeft uitstel aan de maatschappij
van gronden voor een jaar, en de subsidie
aangevraagd bij de Provinciale Staten (ook
f 12000) voor de wandelpier wordt niet
geschonken
Van de wandelpier werd sedert dien tgd
weinig meer gehoord, en de villa's verrezen
maar niet. Doch in November van het zelfde
jaar werd in de gemeenteraad, op verzoek
van den heer J. H. van Sluijters, architect
te 's Hage, besloten tot den verkoop van
ongeveer 8000 M2 grond op de duinen bij
het Grand hotel. Op deze oppervlakte moeten
7 villa's worden gebouwd, deze moesten
voltooid zjjn één jaar na de goedkeuring van
het raadsbesluit. Dat ze nu zouden gebouwd
worden was als zeker. In October 1889
gaf de raad weder uitstel aan de maatschappij
tot exploitatie van gronden voor den bouw
der villa's. Dit ging zoo elk jaar. Nu
echter is er kentering gekomen. Er zal
begonnen worden. Doch in verband met bo
venstaande kan de vraag gedaan worden of
ook dat begin niet meer schijn dan wezen is.
Vlissingen, 27 October 1893. In
eene heden namiddag onder voorzitterschap
van den heer Tutein Nolthenius, burge
meester, gehouden zitting van den ge
meenteraad, werd na lezing en goedkeuring
der notulen van de vorige zitting mede-
deeling gedaan van de ingekomen stukken
en overgegaan tot de benoeming van een
lid in de commissie van het middelbaar
onderwijs.
üaaitoe werden voorgedragen de heeren
J. D. I. M. Bekaar en R. J. Winkelman, en
als zoodanig benoemd de heer J. D. I. M.
Bekaar.
Naar aanleiding van een ingekomen
schrijven van Ged. staten wordt besloten
art. 4 der verordening tot heffing van
schoolgeld te wijzigen.
Achtereenvolgens worden goedgekeurd de
voorwaarden voor de verpachting der tollen
op den rjjweg MiddelburgVlissingen; de
openbare verpachting van bouw- eu wei
landen en de onderhandsche verpachting
van enkele perceelen gemeentegrond.
Wijders het verleenen van subsidiën aan
de instellingen van Weldadigheid
en wel aan het Burgerlijk armbestuur
van f 8285, aan het Gasthuis van f 7650
en aan het Burgerweeshuis van f5300.
Nog werden goedgekeurd de begrootingen
voor 1894 van
het Algemeen Armbestuur tot een bedrag
n ontvang en uitgaaf van f8675, van het
gasthuis tot een bedrag van f 15660,15
van het burger weeshuis f6735,885; van
de Kamer van Koophandel f 435 en van de
schutterij f 1806,50.
Wordt besloten tot den onderhandschen
verkoop aan den heer W. L. Huson van
5 X 17,50 M. gemeentegrond gelegen op
het z.g. Eiland a f 3 de M2, alzoo tot een
bedrag van f262,50 met bijbetaling van
f 185,05 trottoirkosten
idem aan den heer J. Vader van 550 X 20
M. gemeentegrond, gelegen aan de Hobein-
straat a f 4,50 de M2, alzoo tot een bedrag
van f 495 met bijbetaling van f 50,69 voor
trottoirkosten j