bijvoegsel
„DE ZEEUW",
behoorende by
van Donderdag 5 October 1893.
Vergadering van den Middelburgschen
Gemeenteraad van Woensdag 4 Oct. 1893.
Afwezig de heer de Stoppelaar.
Na lezing en vaststelling van de notulen
der vorige vergadering, deelt de Voorzitter
mede, dat zijn ingekomen: le eene dank
betuiging van P. J. Vervenne voor zijne
benoeming voor den cursus 1893/94 als
leeraar in de Ned. taal, geschiedenis en
aardrijkskunde aan de burgeravondschool,
welke voor kennisgeving wordt aangenomen,
en 2e een verzoekschrift van het Bestuur
der Sociëteit St. Joris, dat uit het ontwerp-
begrooting tot zijn leedwezen gezien heeft,
dat voorgesteld wordt eene som toetestaan
voor beplanting van de Balans met olmen-
boomen, aan welk voorstel het verzoekt
geen gevolg te geven, daar die beplanting
zeer nadeelig zal zijn aan het schoon aanzien
dat de ophanden zijnde restauratie der
Sociëteit aan dat plein zal geven. Conform
het voorstel des Voorzitters wordt stilzwij
gend besloten het verzoekschrift tegelijk
met de ontworpen begrooting te behandelen.
Alsnu komt ter tafel het voorstel van
B. en W. met bijlagen omtrent het droog
dok Prins Hendrik.
Zooals men weet, was bij de stichting
van het droogdok in 1874 door den Raad
aan exploitanten van Zeylen en Decker de
plaats voor de stichting, benevens eene
som van f 50000, kosteloos afgestaan, echter
onder zekere voorwaarden, waarvan eene
de bepaling inhoudt, dat by eventueelen
verkoop de Gemeente zich tegen den hoogst
geboden prijs het recht van naasting voor
behield.
Bij 3e veiling nu op 4 Augustus jl.
werd het dok voor f26000 en de daarbij
behoorende scheepstimmerwerf voor f2000
gekocht door en toegewezen aan de Kon.
Maatschappij van Scheepsbouw «de Schelder»
te Vlissingen.
Toen nu de zaak in den Raad ter sprake
kwam, werd op voorstel van de heeren van
Dunné, Snijders en Koole besloten, aan B.
en W. te verzoeken, door een antwoord
op eenige door hem geformuleerde vragen,
omtrent de wenschelijkheid van naasting,
na de Kamer van Koophandel te heisben
gehoord, nader te rapporteeren.
De Kamer van Koophandel gaf als hare
meening te kennen, dat zij gemeente
exploitatie van het dok moest ontraden,
weshalve zy zich tegen naasting verklaarde;
zy gaf echter den raad te trachten met de
Maatschappij «de Schelde» een nieuw con
tract te sluiten, dat der Gemeente dezelfde
rechten zou verleenen als voor haar uit het
contract met de vroegere exploitanten waren
voortgesproten.
Het nader rapport van B. en W. hield
een advies in tot naasting lo. omdat de
gemeente dan meesteres wordt op eigen
terrein, zonder daarmede andere belangen
prjjs te geven, en 2o. omdat de directe
uitgaven, uit de naasting voortvloeiende,
en de jaarlijksche uitgaven, welke hiervan
het gevolg zijn, het leggen van nieuwe
lasten op de ingezetenen niet zullen ver
oorzaken. In eene breede toelichting ont
vouwen B. en W. de redenen, die tot dat
advies geleid hebben. Zoo w ij zen zij o. a.
op het feit, dat «de Schelde» niet voornemens
is om de gekochte scheepstimmerwerf te
exploiteeren, maar, om aan den letter van
het contract te voldoen, een schjjnwerfje
zal laten bestaan, terwijl zij omtrent de
financiëele verhoudingen becijferingen geven,
die een batig saldo van 12600 'sjaars voor
de gemeente aanwijzen, behoudens nog
mogelijke uitbreiding van meerder gebruik
van het droogdok.
Tegelijk met dit advies kwam eene nota
in van den wethouder Sprenger, waarin
hij mededeelt zich niet met het gevoelen
van B. en Wte kunnen vereenigen.
Behalve dat hij de raming van inkomsten,
door B. en W. gegeven, niet genoeg verzekerd
acht, vermeent hij met de Kamer van
Koophandel dat van het recht van naasting
geen gebruik moest worden gemaakt, ook
om de vrees dat, als «de Schelde» geen
vrye beschikking heeft over het dok, men
er allicht toe zou kunnen overgaan in
Vlissingen een droogdok te stichten, in
welk geval men hier hoogstwaarschijnlijk
de booten van de maatschappij «Zeeland»
zou moeten missen.
Zoo stond de zaak, toen zy heden op
nieuw ter tafel kwam, en de voorzitter eene
geheime zitting belegde.
Na heropening der openbare vergadering
deelt de voorzitter mede, dat ter zake was
ingekomen een voorstel van de heeren
Snijders, van Dunné en Koole, luidende
als volgt:
«De ondergeteekenden nemen de vrjjheid
de leden van den Raad uit te noodigen,
alvorens te beslissen omtrent het voorstel
■*an B. en W. betreffende het droogdok, te
nemen het volgende besluit:
Be Raad overwegende:
lo. dat de commissie uit de Kamer van
Koophandel in haar rapport adviseert:
naasting te ontraden, mits de nieuwe ver
in ygster «de Schelde» dezelfde verplichtingen
tegenover de gemeente te vervullen hebbe,
ais eerst de firma van Zeijlen en Decker,
a er de heer J. F van Leeuwen, ter zake
van et Prins Hendrikdok tegenover de
gemeente had op zich genomen»;
2o. «dat de Kamer var Koophandel in
hare missive aan den Raaddd. 4 September
1893, terwijl de redactie van andere bepa
lingen niet meer overeenstemt met den
toestand die na den herhaalden overgang
is ontstaan, in overweghg geeft met de
jongste verkrijgster eene nieuwe overeen
komst aan te gaan, uit welke de gemeente
voortaan dezelfde rechten en bevoegdheden
kan ontleenen, als zy tot dusver aan de
bestaande overeenkomst eerst tegenover de
firma van Zeijlen en Itecker, later tegenover
den heer J. F. van Leeuwen kon doen
gelden»
3o. «dat B. en W. ia hun voorstel aan den
Raad dd. 21 September 1893 ten eerste
mededeelen dat «de Schelde» reeds nu zich
van een groot deel der groote werf alhier
heeft ontdaan en slechts een deel aan zich
gehouden, dat nauwelijks den naam van
schijn werfje kan dragen en trouwens slechts
zal moeten dienen om op eene voor haar
min kostbare wijze aan den letter van art.
27 van het contact te voldoen, in de ver
wachting dat dorr den Raad hierin wel
zal worden berust, ten tweede wijzen op
de groote wenschelijkheid dat de gemeente
naar eigen goedvinden en naar omstandig
heden kan regelen de loozing van het dok-
water op hare riolen en haten rioolwater
gang naar Veere, welke aangelegenheid ook
nu wel is waar contractueel, maar zeer
gebrekkig geregeld isterwijl zij in de derde
plaats herimia'en aan de weinig voortvarende
wijze waaropde schipbrug is hersteld, welke
aanleiding h«eft gegeven tot gegronde klach
ten van de zyde der bewoners van de
omliggende buurten, zonder dat de Raad of
B. en W. tij machte waren daarin verbe-
teridg te brengen»
4o. «dat uit al het vorenstaande blijkt, dat,
bij niet-Daasting van het dok, het sluiten
van een nieuw contract van overwegend
belang voor de gemeente moet worden
geacht»
5o. «dat de tegenwo»rdige overeenkomst
aan de Gemeente evenwel niet de macht
tot het eischen van een nieuw of zelfs
gewijzigd contract is toegekend, doch alleen
de bevoegdheid tot naasting bij verkoop is
toegestaan»
6o. «dat, zoodra door den Raad tot
niet-naastingzal besloten zijn,aandegemeente
geen enkel middel overblijft om van de
nieuwe verkrijgster eenïgerlei wijziging, hoe
noodzakelijk ook dezerzijds geacht, te vor
deren»
7o. «dat op dien grond alzoo vooraf eene
nieuwe of gewijzigde overeenkomst behoort
te worden vastgesteld»
«besluit
«Aan B. en W. op te dragen om, in
overleg met eene commissie uit den Raad,
eene nieuwe overeenkomst te ontwerpen en
die aan de maatschappij «de Schelde» voor
te leggen met de vraagof zij bereid is bij
r,iet-naasting dit nieuwe contract, na goed
keuring door den Raad, met de gemeente
aan te gaan.»
Over dit voorstel worden de beraadsla
gingen door den Voorzitter geopend, nadat
de Raad met algemeene stemmen had
uitgemaakt, dat, ofschoon nog van zeer
recenten datum, toch tot deszelfs behandeling
zal worden overgegaan.
De heer Snijders brengt, ook namens de
medeondevteekenaars van het voorstel, dank
aan de welwillendheid van het Dag. Bestuur
voor de spoedige toezending van de gehecto-
grafeerde afdrukken van het voorstel
waardoor ieder lid vóór de zittiDg op de
hoogte van hetzelve gesteld werdter
toelichting er van heelt hij niets bij te
voegen.
De heer van Dunné sluit zich bij deze
dankzegging aan ook ten opzichte van het
rapport van de Kamer van Koophandel. De
zaak is naar zijne meer.ing zeer moeilijk
en gewichtig. Vroeger had hij omtrent
dezelve geen vaste opinie, maar van lieverlede
is hy tot de overtuiging gekomen, dat
exploitatie van gemeentewege niet mogelijk
is. Van den anderen kant echter hebben
wij te waken voor de rechten en belangen
der gemeente, want men vleie zich niet
dat de maatschappij «de Schelde» bij r,iet
naasting altijd tot het aangaan van over
eenkomsten zal bereid bevonden worden.
Nu reeds heeft inen gezien hoe zij met de
werf omspringt; voorspelt zulk een begin
wel een goed einde? Hij is ervan bewust
dat bij naasting de opoffering groot zalzqn,
daarom ook is hij er tegen, mits, gelijk
de Kamer van Koophandel adviseert, een
nieuw contract met «de Schelde» worde
gesloten, al ware het slechts met het oog
op de riolen en den riool watergang, en
tevens opdat niet meer kunne geschieden
hetgeen onlangs tot schade van velen met
e schipbrug heeft plaats gehad. Ook gaf
rj »n overweging of het niet in het belang
der gemeente zijn zou den termijn van
ann'- 10 ^ostelooze erfpacht, thans op
100 jaren gesteld, te bekorten en bijv. tot
25 jaren terug te brengen.
De heer Koole betuigt eveneens zijn dank
aan het Dag. Bestuur en sluit zich ten
volle aan by hetgeen door den heer van
Dunné is in het midden gebracht. Ook
zyns inziens moet eene nieuwe overeenkomst
de beslissing omtrent al cf niet naasting
voorafgaan. Tevens uit hy den wensch,
dat in die overeenkomst eene bepaling zal
worden opgenomen, dat het werken op
zondag verboden is. By dien wensch, zegt
hij, niet uit te gaan van een godsdienstig
standpunt, veeleer in het belang zelf van
den werkman voor wien rust onontbeerlijk
is en tevens in het belang van de rond het
dok wonende burgers, die dan ten minste
op zondag geen hinder van het geraas
zullen hebben. Hy brengt een woord van
hulde aan de Directie van de «Schelde», f
die des zaterdagsmiddags het werk ten drie
uur staakt en ook des zondags niet laat
werken en vertrouwt dat zij op den
ingeslagen weg zal voortgaan. Zij zou zich
echter in een moeilijke positie bevinden,
wanneer een harer committenten, als de
Rotterd. Lloyd, de Ned. Amerik Stoomvaart
Maatschappij, enz. haar het werken op
zondag voorschreef Uit die positie kunnen
wij haar redden door eene desbetreffende
bepaling in de overeenkomst op te nemen,
waarop zij zich steeds tegenover derden zal
kunnen beroepen
De heer E P. Schorer zegt dat een der
motieven die B. en W. tot naasting geleid
hebben, welk motief hij ook in het voorstel
der drie leden terugvindt, is de looziog van
het dok water in den riool watergang. Hij
moet hieromtrent nadere inlichtingen vragen
ook omtrent de bezwaren die er aan
verbonden zijn, want in het oude contract
heeft hij er niets van kunnen vinden.
De beer Den Bouwmeester wijst den heer
Schorer op art. 22 van het oude contract,
waarbij aan exploitanten het recht is voor
behouden ten allen tijde het overvloedig
dok water door het riool te loozen.
Dat artikel, zegt de heer Schorer, is mij
niet onbekend, wel echter welk bezwaar
tegen die loozing kan bestaan.
Tegen die loozing zelve, antwoordt de heer
den Bouwmeester bestaat geen bezwaar,
wel tegen de bepaling ten. allen tijde. Zaoals
men weet, wordt tweemalen daags gespuid
en rezen vroeger wel eens klachten dat door
die spuiing de omliggende landen overstroomd
werden. Sinds het water niet hosger dan
tot een vastgesteld peil wordt opgevoerd,
hebben die klachten opgehouden. Blijft
echter de oude bepaling bestaan en wordt
niet bij nieuw contract dat loozen van
overvloedig dokwater aan reglementaire
bepalingen onderworpen,dan kan degemeente
er niets aan doen, wanneer de exploitaote
het water gelieft op te voeren boven het
vastgesteld peil, waaruit voor de gemeente
groote onaangenaamheden zouden kunnen
voortvloeien. Men verlieze niet uit het oog,
dat vaak het dokwater zoo overvloedig is
dat de riool watergang overloopt
De heer E P. Schorer betuigt den heer
den Bouwmeester zijn dank voor de gegeven
inlichtingen, die den toestand voor hem
duidelijk gemaakt hebben.
De heer W. J. Sprenger verklaart met
het voorstel der drie leden te kunnen
medegaan, indien de Raad zich kan
vereenigen met een voorstel zijnerzyds, dat
men besluite aan «de Schelde» te vergunnen
uilgaven te doen voor herstellingen tot een
bedrag van hoogstens f 1000, hetwelk bij
niet naasting door «de Schelde» zal worden
geleden, bij naasting echter door de Gemeente
aan «de Schelde» zal worden terugbetaald.
De aanneming van het voorstel der drie
leden zal weer eenigen tijd in beslag nemen,
zegt spreker, en in tusschen zjjn er dringende
herstellingen te doen een centritugaalpomp
o. a. weigert voor het oogenblik, men weet
nog niet hoeveel de herstelling er van zal
kosten en er is dan ook eene som van f 1000
ge oemd, omdat nog meer herstellingen
van dringenden aard te doen zijn, die
by naasting door de Gemeente toch zullen
noodig zijn.
De heer Koole ondersteunt het voorstel
Sprenger; herstellingen als die der centri-
fugaalpomp zijn zeer dringend; werd ze
riiet uitgevoerd, de «Batavia» zou waarschijn
lijk in het dok opgesloten moeten blyven.
De heer Snijders merkt op dat in het
rapport van B. en W. van f 2000 gesproken
wordt, waarop de heer W. J. Sprenger
antwoordt dat f 1000 voor de dringendste
herstellingen voldoende, zullen zijn, waarna
zijn voorstel zonder hoofdelijke stemming
wordt aangenomen.
De heer E. P. Schorer dweept niet met
het voorstel der drie leden, daar «de Schelde»
zijns inziens wel altijd tot het sluiten van
een contract zal bereid bevonden worden.
Toch zal hij er zich niet tegen verzetten.
Bezwaar heeft hij echter tegen het benoemen
van eene Commissie uit den Raad. Be
sprekingen met «de Schelde» zullen
tijdroovend zyn en daarom oordeelt hij beter
de zaak maar eenvoudig aan B. en W. over
te laten.
De heer Snijders zegt dat de voorstellers
tot dit denkbeeld gekomen zijn, niet omdat
zij B. en W. de bevoegdheid of de bekwaam
heid tot het behandelen der zaak ontzeggen,
maar omdat het Dag. Bestuur zelf in zijn
rapport er van gewaagt. Hij kan zich dan
ook voorst-Hen, dat gensemd bestuur eene
commissie verlangt om daarin vooral te zien
optreden een rechtsgeleerde, dien zij niet in
haar midden bezit, buiten den voorzitter,
die echter geruimen tijd reeds de praktijk
heeft vaarwel gezegd. Van dezelfde opinie
zijn de voorstellers. De commissie te benoe
men is niet mijne taak, maar van welk
groot nut zou het niet zijn, wanneer ze
verder werd aangevuld met een der voor
stellers, die in zijn maatschappelijken werk
kring geroepen is tal van contracten te
sluiten, met den anderen voorsteller, de
meest ervarene onzer in het vak van scheeps
bouw, met een lid van die Kamer van
Koophandel, die zulk een diep doordacht
advies gaf.
De heer Tak vei klaart zich eveneens voor
de benoeming eener commissie, die hij gaarne
zou zien bestaan uit de drie voorstellers,
die hier reeds belangrijke uitingen deden.
De heer Snijders merkt op dat hetzyne
bedoeling geweest is den heer Koole, die
eene grondige studie van het contract
maakte, en den heer van Dunné, wiens
dageljj «sch werk het is contracten te ont
werpen, aan te bevelen en bovendien een
rechtsgeleerde te benoemen.
De heer W. H, Snouck Hurgronje was
aanvftDkelyk tegen het benoemen eener
commissie; hij is echter van zienswijze
veranderd en is ook van oordeel dat een
rechtsgeleerde daarin onontbeerlijk is.
De heer Brevet is huiverig om door de
aanneming van het voorstel de zaak weer
op de lange baan te schuiven. Toch zou
bij er zich mede kunnen vereenigen,
wanneer zijn voorstel werd aangenomen om
achter het laatste woord van het voorstel
der drie leden te voegen: «welke overeen
komst binnen 14 dagen aan de maatschappij
«de Schelde» moet worden overgelegd».
De heer van der Swalme wil de te
benoemen commissie niet aan bander, gelegd
zien en kan daarom niet met het voorstel
Brevet medegaan.
Dat voorstel wordt dan ook verworpen
voor stemmen de heeren W. J. Sprenger,
E. P. Schorer, van der Harst, Brevet en
de Waal.
Laatstgenoemde uit de meening dat het
niet aangaat de «Schelde», met het oude
contract in de hand, nu het maken van
een nieuw contract voor te stellen. Zijns
inziens begeett men zich op een gevaarlijk
terrein, want de raad zal voor een minder
aangenaam dilemma geplaatst staan, als
«de Schelde» hare medewerking tot een
nieuw contract weigert.
De heer Snijders vindt de insinuatie van
den heer de Waal tegenover de voorstellers
zeer misplaatst. Deze velt volgens hem een
verkeerd oordeel, daar, zelfs bij eene weige
ring van «de Schelde», de raad geheel vrij
zal blijven. De voorstellers twijfelen niet aan
de goede trouw der Schelde en zy hebben
niet de minste kwade bedoeling met hun
voorstel. Andere leden schynen hiervan
beter overtuigd te zijn, althans indien hjj
er deze gevolgtrekking uit mag maken, dat
de heer W. J. Sprenger zich voor het
voorstel verklaarde en de heer F. G.
Sprenger, commissaris der Schelde, tegen;
het voorstel Brevet gestemd heeft.
De heer van Dunné verwijst den heer
de Waal naar het advies van de Kamer
van Koophandel en vertrouwt dat hy dan
de goede trouw van de voorstellers wel
niet langer in twijfel zal trekken.
De heer Koole voert den heer de Waal
tegemoet, dat, waar deze spreekt van «ver-
meenen» e.i «gelooven», hij de verzekering
kan geven dat de voorstellers niet in den
blinde geloofd hebben.
Toch blijft de heer de Waal persisteeren
bij zyn gevoelen, dat men te arbitrair
optreedt tegenover «de Schelde» en vreest
hij voor erger cevolgen, wanneer deze zich
niet met het contract wil inlaten.
De heer Tak vindt; de redactie van het
besluit van het voorstel, onheusch kan hij
het wel niet noemen, maar toch te krachtig,
niet gematigd genoeg.
De heer F. G. Sprenger zegt dat de
heer Snijders zoo even eene verkeerde ge
volgtrekking er uit maakte, dat hij niet
inet het voorstel Brevet medeginghy is
en blijft van opinie, dat eerst omtrent de
naasting moet beslist en dan over een nieuw
contract inet de Schelde onderhandeld
moet worden.
De heer Snijders antwoordt den heer
Tak dat het hem leed deed dat dat bij de
redactie van het besluit van het voorstel
te ruw vindt, doch geeft gaarne de verzekering
dat hier niet de minste nevenbedoeling in
het spel is. Den heer F. G. Sprenger merkt
hy op, dat deze zijne woorden niet goed
schynt begrepen te hebbenhij heeft de
stemming van den heer Sprenger tegen het
voorstel Brevet niet aangehaald om te bewijzen
dat de heer Sprenger het eens was met het
voorstel der di ie leden, maar alk-en om er te
genover den heer de Waal het bewijs uit te
putten dat ten minstede goede trouw der voor
stellers door den heer Sprenger niet in twijfel
wordt getrokken.
De heer Tak blijft by zyn gevoelen datde
redactie niet gematigd genoeg is; in zijn
oog is het alsof men «de Schelde» voorwaar
den wilde opdringen.
De heer van Dunné antwoordt den heer
Tak dat van opdringen van voorwaarden
geen sprake isde overeenkomst moet de
exploitatie zelfs niet belemmeren. Alvorens
de overeenkomst gesloten wordt, zullen eerst
de noodige besprekingen plaats hebben. De
voorstellers beseffen maar al te zeer dat
zonder gemeen overleg de zaak niet tot
een goed einde te brengen is, maar van
den anderen kant hopen zij dat «de Schelde»
ook het besef zal hebben dat een contract,
dat 20 jaren ouj is, herzien moet worden
en, waar de ervaring wijzigingen als nood
zakelijk heeft aangeduid, ook gewijzigd
worden moet. Hij wil echter gaarne aan
de bedenking van den heer Tak zooveel
mogelijk te gemoet komen, waarom hij in
overweging geeft in bet besluit van het
voorstel de woorden «voor te leggen» te
veranderen in «aan te bieden.»
Nadat die verandering stilzwijgend was
goedgekeurd en den heer F. G. Sprenger,
als geïnteresseerde by «de Schelde» verlof
verleend was buiten stemming te blijven,
werdt ten slotte het voorstel der drie leden
aangenomentegen stemmen de heeren E.
P. Schorer, v. d. Harst en de Waal.
Alsnu wordt overgegaan tot de benoeming
van de in dit voorstel genoemde Commissie,
die de Voorzitter bepaalde uit drie leden te
zullen bestaan. Voor eerste lid verkregen
bij -stemming de heeren van Dunné 5,
Snyders 4, Schorer en Gratema ieder 2,
Brevet, A. P. Snouck Hurgronje en Tak
ieder stem, terwyl by eene nieuwe vrije
stemming werden uitgebracht 14 op den
heer van Dunné en 1 stem op ieder der
heeren Snyders en Tak, zoodat de heer van
Dunné gekozen was, Voor tweede lid
verkregen de heeren Snijders 6, Koole
en E. P. Schorer ieder 3, A. P. Snouck
Hurgronje en Brevet ieder 2 stemmen;
bij eene nieuwe vrije stemming de heeren
Snijders 7, Koole 4, Brevet 3, Schorer 2
stemmenbij herstemming tusschen de
heeren Snijders en Koole werd 1 stem
blanco uitgebracht, 9 op den heer Snyders
en 6 op den heer Koole, zoodat de heer
Snyders tot tweeds lid was gekozen. Voor
derde lid verkregen de heeren Koole, Brevet
en Schorer ieder 5 stemmen, zynde 1 stem
uitgebracht op den heer A. P. Snouck
Hurgronje; eene nieuwe vrije stemming
had hetzelfde resultaat; bij herstemming
tusschen de heeren Brevet, Koole en Schorer
werden slechts 13 stemmen uitgebracht^
waarvan 7 op den heer Brevet, 4 op den
heer Koole, 2 op den heer Schorer, zoodat
de heer Brevet tot derde lid was gekozen.
Hierop verklaarden de heeren van Dunné,
Snijders en Brevet het hun aangeboden
mandaat te aanvaarden, waarna de laatste
nog het voorstel doet, dat de Raad besluite,
aan de maatschappij «de Schelde» te vragen,
of zij bereid is in ondei handeling te treden
over wijziging in het contract, alvorens de
Raad zich over al of niet naasting uitlate.
De heer van Dunné vindt dat die vraag
van de zijde der gemeente toch wat al te
kras zou zijn. Heden avond reeds zal aan
het hier verhandelde publiciteit worden
gegeven.
De heer Brevet blijft van meeoing dat,
hoe hoog de Gemeenteraad ook sta, de vraag
toch zijn nut zal hebben, daar by eene
eventueele weigerii g van «de Sciielde» voor
komen worden zal uat de Commissie monni
kenwerk verrichte.
De heer van der Swalme is het niet met
den heer Brevet eens, daar de Comrnissia
zich wel eerst van de gevoelens der Schelde
zal vergewissen, alvorens met haar werk te
beginnen.
De heer Tak acht het voorstel Brevet
geheel instryd met het reeds genomen besluit.
De heer Brevet blijft het nut der prealable
vraag volhouden, de Schelde kan evengoed
tot de Gemeente zeggenverklaait U eerst
omtrent de naasting.
Het voorstel Brevet wordt verworpen;
voor stemmen de heeren Schorer, van der
Harst, Brevet en de Waal.
Nadat de voorzitter de vraag tot de leden
gericht had of iemand nog iets in het midden
te brengen had, gaf de lieer W. J. Spren
ger, naar aanleiding van een vroeger rekest
van gasverbruikers, aan den heer van Dunné
eene in der tijd beloofde inlichting, waarvoor
deze zijn dank betuigde, en verzocht de heër
van der Swalme, wegens hetzelfde rekest,
nog een paar inlichtingen, welke de heer
Sprenger hem zoo spoedig mogelijk beloofde
te geven.
Hierna ging de vergadering uiteen.