bijvoegsel „DE ZEEUW", behoorende by van Donderdag 5 October 1893. Vergadering van den Middelburgschen Gemeenteraad van Woensdag 4 Oct. 1893. Afwezig de heer de Stoppelaar. Na lezing en vaststelling van de notulen der vorige vergadering, deelt de Voorzitter mede, dat zijn ingekomen: le eene dank betuiging van P. J. Vervenne voor zijne benoeming voor den cursus 1893/94 als leeraar in de Ned. taal, geschiedenis en aardrijkskunde aan de burgeravondschool, welke voor kennisgeving wordt aangenomen, en 2e een verzoekschrift van het Bestuur der Sociëteit St. Joris, dat uit het ontwerp- begrooting tot zijn leedwezen gezien heeft, dat voorgesteld wordt eene som toetestaan voor beplanting van de Balans met olmen- boomen, aan welk voorstel het verzoekt geen gevolg te geven, daar die beplanting zeer nadeelig zal zijn aan het schoon aanzien dat de ophanden zijnde restauratie der Sociëteit aan dat plein zal geven. Conform het voorstel des Voorzitters wordt stilzwij gend besloten het verzoekschrift tegelijk met de ontworpen begrooting te behandelen. Alsnu komt ter tafel het voorstel van B. en W. met bijlagen omtrent het droog dok Prins Hendrik. Zooals men weet, was bij de stichting van het droogdok in 1874 door den Raad aan exploitanten van Zeylen en Decker de plaats voor de stichting, benevens eene som van f 50000, kosteloos afgestaan, echter onder zekere voorwaarden, waarvan eene de bepaling inhoudt, dat by eventueelen verkoop de Gemeente zich tegen den hoogst geboden prijs het recht van naasting voor behield. Bij 3e veiling nu op 4 Augustus jl. werd het dok voor f26000 en de daarbij behoorende scheepstimmerwerf voor f2000 gekocht door en toegewezen aan de Kon. Maatschappij van Scheepsbouw «de Schelder» te Vlissingen. Toen nu de zaak in den Raad ter sprake kwam, werd op voorstel van de heeren van Dunné, Snijders en Koole besloten, aan B. en W. te verzoeken, door een antwoord op eenige door hem geformuleerde vragen, omtrent de wenschelijkheid van naasting, na de Kamer van Koophandel te heisben gehoord, nader te rapporteeren. De Kamer van Koophandel gaf als hare meening te kennen, dat zij gemeente exploitatie van het dok moest ontraden, weshalve zy zich tegen naasting verklaarde; zy gaf echter den raad te trachten met de Maatschappij «de Schelde» een nieuw con tract te sluiten, dat der Gemeente dezelfde rechten zou verleenen als voor haar uit het contract met de vroegere exploitanten waren voortgesproten. Het nader rapport van B. en W. hield een advies in tot naasting lo. omdat de gemeente dan meesteres wordt op eigen terrein, zonder daarmede andere belangen prjjs te geven, en 2o. omdat de directe uitgaven, uit de naasting voortvloeiende, en de jaarlijksche uitgaven, welke hiervan het gevolg zijn, het leggen van nieuwe lasten op de ingezetenen niet zullen ver oorzaken. In eene breede toelichting ont vouwen B. en W. de redenen, die tot dat advies geleid hebben. Zoo w ij zen zij o. a. op het feit, dat «de Schelde» niet voornemens is om de gekochte scheepstimmerwerf te exploiteeren, maar, om aan den letter van het contract te voldoen, een schjjnwerfje zal laten bestaan, terwijl zij omtrent de financiëele verhoudingen becijferingen geven, die een batig saldo van 12600 'sjaars voor de gemeente aanwijzen, behoudens nog mogelijke uitbreiding van meerder gebruik van het droogdok. Tegelijk met dit advies kwam eene nota in van den wethouder Sprenger, waarin hij mededeelt zich niet met het gevoelen van B. en Wte kunnen vereenigen. Behalve dat hij de raming van inkomsten, door B. en W. gegeven, niet genoeg verzekerd acht, vermeent hij met de Kamer van Koophandel dat van het recht van naasting geen gebruik moest worden gemaakt, ook om de vrees dat, als «de Schelde» geen vrye beschikking heeft over het dok, men er allicht toe zou kunnen overgaan in Vlissingen een droogdok te stichten, in welk geval men hier hoogstwaarschijnlijk de booten van de maatschappij «Zeeland» zou moeten missen. Zoo stond de zaak, toen zy heden op nieuw ter tafel kwam, en de voorzitter eene geheime zitting belegde. Na heropening der openbare vergadering deelt de voorzitter mede, dat ter zake was ingekomen een voorstel van de heeren Snijders, van Dunné en Koole, luidende als volgt: «De ondergeteekenden nemen de vrjjheid de leden van den Raad uit te noodigen, alvorens te beslissen omtrent het voorstel ■*an B. en W. betreffende het droogdok, te nemen het volgende besluit: Be Raad overwegende: lo. dat de commissie uit de Kamer van Koophandel in haar rapport adviseert: naasting te ontraden, mits de nieuwe ver in ygster «de Schelde» dezelfde verplichtingen tegenover de gemeente te vervullen hebbe, ais eerst de firma van Zeijlen en Decker, a er de heer J. F van Leeuwen, ter zake van et Prins Hendrikdok tegenover de gemeente had op zich genomen»; 2o. «dat de Kamer var Koophandel in hare missive aan den Raaddd. 4 September 1893, terwijl de redactie van andere bepa lingen niet meer overeenstemt met den toestand die na den herhaalden overgang is ontstaan, in overweghg geeft met de jongste verkrijgster eene nieuwe overeen komst aan te gaan, uit welke de gemeente voortaan dezelfde rechten en bevoegdheden kan ontleenen, als zy tot dusver aan de bestaande overeenkomst eerst tegenover de firma van Zeijlen en Itecker, later tegenover den heer J. F. van Leeuwen kon doen gelden» 3o. «dat B. en W. ia hun voorstel aan den Raad dd. 21 September 1893 ten eerste mededeelen dat «de Schelde» reeds nu zich van een groot deel der groote werf alhier heeft ontdaan en slechts een deel aan zich gehouden, dat nauwelijks den naam van schijn werfje kan dragen en trouwens slechts zal moeten dienen om op eene voor haar min kostbare wijze aan den letter van art. 27 van het contact te voldoen, in de ver wachting dat dorr den Raad hierin wel zal worden berust, ten tweede wijzen op de groote wenschelijkheid dat de gemeente naar eigen goedvinden en naar omstandig heden kan regelen de loozing van het dok- water op hare riolen en haten rioolwater gang naar Veere, welke aangelegenheid ook nu wel is waar contractueel, maar zeer gebrekkig geregeld isterwijl zij in de derde plaats herimia'en aan de weinig voortvarende wijze waaropde schipbrug is hersteld, welke aanleiding h«eft gegeven tot gegronde klach ten van de zyde der bewoners van de omliggende buurten, zonder dat de Raad of B. en W. tij machte waren daarin verbe- teridg te brengen» 4o. «dat uit al het vorenstaande blijkt, dat, bij niet-Daasting van het dok, het sluiten van een nieuw contract van overwegend belang voor de gemeente moet worden geacht» 5o. «dat de tegenwo»rdige overeenkomst aan de Gemeente evenwel niet de macht tot het eischen van een nieuw of zelfs gewijzigd contract is toegekend, doch alleen de bevoegdheid tot naasting bij verkoop is toegestaan» 6o. «dat, zoodra door den Raad tot niet-naastingzal besloten zijn,aandegemeente geen enkel middel overblijft om van de nieuwe verkrijgster eenïgerlei wijziging, hoe noodzakelijk ook dezerzijds geacht, te vor deren» 7o. «dat op dien grond alzoo vooraf eene nieuwe of gewijzigde overeenkomst behoort te worden vastgesteld» «besluit «Aan B. en W. op te dragen om, in overleg met eene commissie uit den Raad, eene nieuwe overeenkomst te ontwerpen en die aan de maatschappij «de Schelde» voor te leggen met de vraagof zij bereid is bij r,iet-naasting dit nieuwe contract, na goed keuring door den Raad, met de gemeente aan te gaan.» Over dit voorstel worden de beraadsla gingen door den Voorzitter geopend, nadat de Raad met algemeene stemmen had uitgemaakt, dat, ofschoon nog van zeer recenten datum, toch tot deszelfs behandeling zal worden overgegaan. De heer Snijders brengt, ook namens de medeondevteekenaars van het voorstel, dank aan de welwillendheid van het Dag. Bestuur voor de spoedige toezending van de gehecto- grafeerde afdrukken van het voorstel waardoor ieder lid vóór de zittiDg op de hoogte van hetzelve gesteld werdter toelichting er van heelt hij niets bij te voegen. De heer van Dunné sluit zich bij deze dankzegging aan ook ten opzichte van het rapport van de Kamer van Koophandel. De zaak is naar zijne meer.ing zeer moeilijk en gewichtig. Vroeger had hij omtrent dezelve geen vaste opinie, maar van lieverlede is hy tot de overtuiging gekomen, dat exploitatie van gemeentewege niet mogelijk is. Van den anderen kant echter hebben wij te waken voor de rechten en belangen der gemeente, want men vleie zich niet dat de maatschappij «de Schelde» bij r,iet naasting altijd tot het aangaan van over eenkomsten zal bereid bevonden worden. Nu reeds heeft inen gezien hoe zij met de werf omspringt; voorspelt zulk een begin wel een goed einde? Hij is ervan bewust dat bij naasting de opoffering groot zalzqn, daarom ook is hij er tegen, mits, gelijk de Kamer van Koophandel adviseert, een nieuw contract met «de Schelde» worde gesloten, al ware het slechts met het oog op de riolen en den riool watergang, en tevens opdat niet meer kunne geschieden hetgeen onlangs tot schade van velen met e schipbrug heeft plaats gehad. Ook gaf rj »n overweging of het niet in het belang der gemeente zijn zou den termijn van ann'- 10 ^ostelooze erfpacht, thans op 100 jaren gesteld, te bekorten en bijv. tot 25 jaren terug te brengen. De heer Koole betuigt eveneens zijn dank aan het Dag. Bestuur en sluit zich ten volle aan by hetgeen door den heer van Dunné is in het midden gebracht. Ook zyns inziens moet eene nieuwe overeenkomst de beslissing omtrent al cf niet naasting voorafgaan. Tevens uit hy den wensch, dat in die overeenkomst eene bepaling zal worden opgenomen, dat het werken op zondag verboden is. By dien wensch, zegt hij, niet uit te gaan van een godsdienstig standpunt, veeleer in het belang zelf van den werkman voor wien rust onontbeerlijk is en tevens in het belang van de rond het dok wonende burgers, die dan ten minste op zondag geen hinder van het geraas zullen hebben. Hy brengt een woord van hulde aan de Directie van de «Schelde», f die des zaterdagsmiddags het werk ten drie uur staakt en ook des zondags niet laat werken en vertrouwt dat zij op den ingeslagen weg zal voortgaan. Zij zou zich echter in een moeilijke positie bevinden, wanneer een harer committenten, als de Rotterd. Lloyd, de Ned. Amerik Stoomvaart Maatschappij, enz. haar het werken op zondag voorschreef Uit die positie kunnen wij haar redden door eene desbetreffende bepaling in de overeenkomst op te nemen, waarop zij zich steeds tegenover derden zal kunnen beroepen De heer E P. Schorer zegt dat een der motieven die B. en W. tot naasting geleid hebben, welk motief hij ook in het voorstel der drie leden terugvindt, is de looziog van het dok water in den riool watergang. Hij moet hieromtrent nadere inlichtingen vragen ook omtrent de bezwaren die er aan verbonden zijn, want in het oude contract heeft hij er niets van kunnen vinden. De beer Den Bouwmeester wijst den heer Schorer op art. 22 van het oude contract, waarbij aan exploitanten het recht is voor behouden ten allen tijde het overvloedig dok water door het riool te loozen. Dat artikel, zegt de heer Schorer, is mij niet onbekend, wel echter welk bezwaar tegen die loozing kan bestaan. Tegen die loozing zelve, antwoordt de heer den Bouwmeester bestaat geen bezwaar, wel tegen de bepaling ten. allen tijde. Zaoals men weet, wordt tweemalen daags gespuid en rezen vroeger wel eens klachten dat door die spuiing de omliggende landen overstroomd werden. Sinds het water niet hosger dan tot een vastgesteld peil wordt opgevoerd, hebben die klachten opgehouden. Blijft echter de oude bepaling bestaan en wordt niet bij nieuw contract dat loozen van overvloedig dokwater aan reglementaire bepalingen onderworpen,dan kan degemeente er niets aan doen, wanneer de exploitaote het water gelieft op te voeren boven het vastgesteld peil, waaruit voor de gemeente groote onaangenaamheden zouden kunnen voortvloeien. Men verlieze niet uit het oog, dat vaak het dokwater zoo overvloedig is dat de riool watergang overloopt De heer E P. Schorer betuigt den heer den Bouwmeester zijn dank voor de gegeven inlichtingen, die den toestand voor hem duidelijk gemaakt hebben. De heer W. J. Sprenger verklaart met het voorstel der drie leden te kunnen medegaan, indien de Raad zich kan vereenigen met een voorstel zijnerzyds, dat men besluite aan «de Schelde» te vergunnen uilgaven te doen voor herstellingen tot een bedrag van hoogstens f 1000, hetwelk bij niet naasting door «de Schelde» zal worden geleden, bij naasting echter door de Gemeente aan «de Schelde» zal worden terugbetaald. De aanneming van het voorstel der drie leden zal weer eenigen tijd in beslag nemen, zegt spreker, en in tusschen zjjn er dringende herstellingen te doen een centritugaalpomp o. a. weigert voor het oogenblik, men weet nog niet hoeveel de herstelling er van zal kosten en er is dan ook eene som van f 1000 ge oemd, omdat nog meer herstellingen van dringenden aard te doen zijn, die by naasting door de Gemeente toch zullen noodig zijn. De heer Koole ondersteunt het voorstel Sprenger; herstellingen als die der centri- fugaalpomp zijn zeer dringend; werd ze riiet uitgevoerd, de «Batavia» zou waarschijn lijk in het dok opgesloten moeten blyven. De heer Snijders merkt op dat in het rapport van B. en W. van f 2000 gesproken wordt, waarop de heer W. J. Sprenger antwoordt dat f 1000 voor de dringendste herstellingen voldoende, zullen zijn, waarna zijn voorstel zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen. De heer E. P. Schorer dweept niet met het voorstel der drie leden, daar «de Schelde» zijns inziens wel altijd tot het sluiten van een contract zal bereid bevonden worden. Toch zal hij er zich niet tegen verzetten. Bezwaar heeft hij echter tegen het benoemen van eene Commissie uit den Raad. Be sprekingen met «de Schelde» zullen tijdroovend zyn en daarom oordeelt hij beter de zaak maar eenvoudig aan B. en W. over te laten. De heer Snijders zegt dat de voorstellers tot dit denkbeeld gekomen zijn, niet omdat zij B. en W. de bevoegdheid of de bekwaam heid tot het behandelen der zaak ontzeggen, maar omdat het Dag. Bestuur zelf in zijn rapport er van gewaagt. Hij kan zich dan ook voorst-Hen, dat gensemd bestuur eene commissie verlangt om daarin vooral te zien optreden een rechtsgeleerde, dien zij niet in haar midden bezit, buiten den voorzitter, die echter geruimen tijd reeds de praktijk heeft vaarwel gezegd. Van dezelfde opinie zijn de voorstellers. De commissie te benoe men is niet mijne taak, maar van welk groot nut zou het niet zijn, wanneer ze verder werd aangevuld met een der voor stellers, die in zijn maatschappelijken werk kring geroepen is tal van contracten te sluiten, met den anderen voorsteller, de meest ervarene onzer in het vak van scheeps bouw, met een lid van die Kamer van Koophandel, die zulk een diep doordacht advies gaf. De heer Tak vei klaart zich eveneens voor de benoeming eener commissie, die hij gaarne zou zien bestaan uit de drie voorstellers, die hier reeds belangrijke uitingen deden. De heer Snijders merkt op dat hetzyne bedoeling geweest is den heer Koole, die eene grondige studie van het contract maakte, en den heer van Dunné, wiens dageljj «sch werk het is contracten te ont werpen, aan te bevelen en bovendien een rechtsgeleerde te benoemen. De heer W. H, Snouck Hurgronje was aanvftDkelyk tegen het benoemen eener commissie; hij is echter van zienswijze veranderd en is ook van oordeel dat een rechtsgeleerde daarin onontbeerlijk is. De heer Brevet is huiverig om door de aanneming van het voorstel de zaak weer op de lange baan te schuiven. Toch zou bij er zich mede kunnen vereenigen, wanneer zijn voorstel werd aangenomen om achter het laatste woord van het voorstel der drie leden te voegen: «welke overeen komst binnen 14 dagen aan de maatschappij «de Schelde» moet worden overgelegd». De heer van der Swalme wil de te benoemen commissie niet aan bander, gelegd zien en kan daarom niet met het voorstel Brevet medegaan. Dat voorstel wordt dan ook verworpen voor stemmen de heeren W. J. Sprenger, E. P. Schorer, van der Harst, Brevet en de Waal. Laatstgenoemde uit de meening dat het niet aangaat de «Schelde», met het oude contract in de hand, nu het maken van een nieuw contract voor te stellen. Zijns inziens begeett men zich op een gevaarlijk terrein, want de raad zal voor een minder aangenaam dilemma geplaatst staan, als «de Schelde» hare medewerking tot een nieuw contract weigert. De heer Snijders vindt de insinuatie van den heer de Waal tegenover de voorstellers zeer misplaatst. Deze velt volgens hem een verkeerd oordeel, daar, zelfs bij eene weige ring van «de Schelde», de raad geheel vrij zal blijven. De voorstellers twijfelen niet aan de goede trouw der Schelde en zy hebben niet de minste kwade bedoeling met hun voorstel. Andere leden schynen hiervan beter overtuigd te zijn, althans indien hjj er deze gevolgtrekking uit mag maken, dat de heer W. J. Sprenger zich voor het voorstel verklaarde en de heer F. G. Sprenger, commissaris der Schelde, tegen; het voorstel Brevet gestemd heeft. De heer van Dunné verwijst den heer de Waal naar het advies van de Kamer van Koophandel en vertrouwt dat hy dan de goede trouw van de voorstellers wel niet langer in twijfel zal trekken. De heer Koole voert den heer de Waal tegemoet, dat, waar deze spreekt van «ver- meenen» e.i «gelooven», hij de verzekering kan geven dat de voorstellers niet in den blinde geloofd hebben. Toch blijft de heer de Waal persisteeren bij zyn gevoelen, dat men te arbitrair optreedt tegenover «de Schelde» en vreest hij voor erger cevolgen, wanneer deze zich niet met het contract wil inlaten. De heer Tak vindt; de redactie van het besluit van het voorstel, onheusch kan hij het wel niet noemen, maar toch te krachtig, niet gematigd genoeg. De heer F. G. Sprenger zegt dat de heer Snijders zoo even eene verkeerde ge volgtrekking er uit maakte, dat hij niet inet het voorstel Brevet medeginghy is en blijft van opinie, dat eerst omtrent de naasting moet beslist en dan over een nieuw contract inet de Schelde onderhandeld moet worden. De heer Snijders antwoordt den heer Tak dat het hem leed deed dat dat bij de redactie van het besluit van het voorstel te ruw vindt, doch geeft gaarne de verzekering dat hier niet de minste nevenbedoeling in het spel is. Den heer F. G. Sprenger merkt hy op, dat deze zijne woorden niet goed schynt begrepen te hebbenhij heeft de stemming van den heer Sprenger tegen het voorstel Brevet niet aangehaald om te bewijzen dat de heer Sprenger het eens was met het voorstel der di ie leden, maar alk-en om er te genover den heer de Waal het bewijs uit te putten dat ten minstede goede trouw der voor stellers door den heer Sprenger niet in twijfel wordt getrokken. De heer Tak blijft by zyn gevoelen datde redactie niet gematigd genoeg is; in zijn oog is het alsof men «de Schelde» voorwaar den wilde opdringen. De heer van Dunné antwoordt den heer Tak dat van opdringen van voorwaarden geen sprake isde overeenkomst moet de exploitatie zelfs niet belemmeren. Alvorens de overeenkomst gesloten wordt, zullen eerst de noodige besprekingen plaats hebben. De voorstellers beseffen maar al te zeer dat zonder gemeen overleg de zaak niet tot een goed einde te brengen is, maar van den anderen kant hopen zij dat «de Schelde» ook het besef zal hebben dat een contract, dat 20 jaren ouj is, herzien moet worden en, waar de ervaring wijzigingen als nood zakelijk heeft aangeduid, ook gewijzigd worden moet. Hij wil echter gaarne aan de bedenking van den heer Tak zooveel mogelijk te gemoet komen, waarom hij in overweging geeft in bet besluit van het voorstel de woorden «voor te leggen» te veranderen in «aan te bieden.» Nadat die verandering stilzwijgend was goedgekeurd en den heer F. G. Sprenger, als geïnteresseerde by «de Schelde» verlof verleend was buiten stemming te blijven, werdt ten slotte het voorstel der drie leden aangenomentegen stemmen de heeren E. P. Schorer, v. d. Harst en de Waal. Alsnu wordt overgegaan tot de benoeming van de in dit voorstel genoemde Commissie, die de Voorzitter bepaalde uit drie leden te zullen bestaan. Voor eerste lid verkregen bij -stemming de heeren van Dunné 5, Snyders 4, Schorer en Gratema ieder 2, Brevet, A. P. Snouck Hurgronje en Tak ieder stem, terwyl by eene nieuwe vrije stemming werden uitgebracht 14 op den heer van Dunné en 1 stem op ieder der heeren Snyders en Tak, zoodat de heer van Dunné gekozen was, Voor tweede lid verkregen de heeren Snijders 6, Koole en E. P. Schorer ieder 3, A. P. Snouck Hurgronje en Brevet ieder 2 stemmen; bij eene nieuwe vrije stemming de heeren Snijders 7, Koole 4, Brevet 3, Schorer 2 stemmenbij herstemming tusschen de heeren Snijders en Koole werd 1 stem blanco uitgebracht, 9 op den heer Snyders en 6 op den heer Koole, zoodat de heer Snyders tot tweeds lid was gekozen. Voor derde lid verkregen de heeren Koole, Brevet en Schorer ieder 5 stemmen, zynde 1 stem uitgebracht op den heer A. P. Snouck Hurgronje; eene nieuwe vrije stemming had hetzelfde resultaat; bij herstemming tusschen de heeren Brevet, Koole en Schorer werden slechts 13 stemmen uitgebracht^ waarvan 7 op den heer Brevet, 4 op den heer Koole, 2 op den heer Schorer, zoodat de heer Brevet tot derde lid was gekozen. Hierop verklaarden de heeren van Dunné, Snijders en Brevet het hun aangeboden mandaat te aanvaarden, waarna de laatste nog het voorstel doet, dat de Raad besluite, aan de maatschappij «de Schelde» te vragen, of zij bereid is in ondei handeling te treden over wijziging in het contract, alvorens de Raad zich over al of niet naasting uitlate. De heer van Dunné vindt dat die vraag van de zijde der gemeente toch wat al te kras zou zijn. Heden avond reeds zal aan het hier verhandelde publiciteit worden gegeven. De heer Brevet blijft van meeoing dat, hoe hoog de Gemeenteraad ook sta, de vraag toch zijn nut zal hebben, daar by eene eventueele weigerii g van «de Sciielde» voor komen worden zal uat de Commissie monni kenwerk verrichte. De heer van der Swalme is het niet met den heer Brevet eens, daar de Comrnissia zich wel eerst van de gevoelens der Schelde zal vergewissen, alvorens met haar werk te beginnen. De heer Tak acht het voorstel Brevet geheel instryd met het reeds genomen besluit. De heer Brevet blijft het nut der prealable vraag volhouden, de Schelde kan evengoed tot de Gemeente zeggenverklaait U eerst omtrent de naasting. Het voorstel Brevet wordt verworpen; voor stemmen de heeren Schorer, van der Harst, Brevet en de Waal. Nadat de voorzitter de vraag tot de leden gericht had of iemand nog iets in het midden te brengen had, gaf de lieer W. J. Spren ger, naar aanleiding van een vroeger rekest van gasverbruikers, aan den heer van Dunné eene in der tijd beloofde inlichting, waarvoor deze zijn dank betuigde, en verzocht de heër van der Swalme, wegens hetzelfde rekest, nog een paar inlichtingen, welke de heer Sprenger hem zoo spoedig mogelijk beloofde te geven. Hierna ging de vergadering uiteen.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1893 | | pagina 5