NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. CHRISTELIJK- HISTORISCH 1893. lo. 131. (Dinsdag 8 Eugusftis. 3eomife laacgang. VERSCHIJNT F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Het nieuwe Wetsontwerp op den Suikeraccijns. ELKEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prijs per drie maanden franco p. p0,95. Enkele nummers0,02 s. UITGAVE VAN G. M. KLEMKERK, te Goes EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Bjj de beschouwing van het ingediende wetsonwerp moeten we vooropstellen, dat de tegenwoordige regeering, evenals de vorige, het noodzakelijk acht, de b scherming der beetwortel-suikerindustrie binnen zekere grenzen te houden en de premie niet boven lVs millioen wil laten klimmen. Dat de vertegenwoordiging zulks ook wenscht bewijst de aanneming van de thans van kracht zijnde wet, die uitsluitend met dit doel werd ontworpen. We mogen dus aannemen, dat, welke veranderingen ook mogen voorgesteld worden, dit beginsel zal gehandhaafd worden. Het is dus slechts de vraag of, dit be ginsel als vaststaande beschouwd, de be palingen, in het wetsontwerp vervat, gunstig voor den landbouw zijn, dan of misschien meer voordeelige bepalingen konden gemaakt worden. Hoewel men het somtijds zoo tracht voor te stellen, is het echter onjuist, dat in deze zaak de belangen van landbouwers en fabri kanten steeds samen gaanintegendeel, soms slaan ze zeer scherp tegenover elkaar. Om zulks te doen zien, stelle men zich slechts even den loop van zaken voor. In het voorjaar worden contracten geslo ten voor de levering van suikerbieten de vereeniging van fabrikanten bepaalt den prijs, die per 1000 Kg. zal betaald worden. Ws willen niet beweren, dat de suiker prijs daarop geen invloed uitoefent, doch zeker is het, dat de toestand, waarin de landbouw verkeert, zeer veel gewicht in de schaal legt. Is men overtuigd, dat men tegen f 10 per 1000 Kg. de noodige bieten zal kunnen verkrijgen, dan betaalt men geen f 11, al was ook de suikerprijs zeer hoog. We maken den fabrikanten hiervan geen verwijt, het is eerljjke handel, waar bij elk der partijen tracht zooveel mogelijk voordeel te behalen. Evenwel volgt er onmiddellijk uit, dat de premie slechts in zooverre den landbouw ten goede zal komen, als noodig is. om het noodige materiaal, bjj een te krijgen, de rest blijft in de zakken der fabrikanten. Wordt meer dan voldoende grond voor den verbouw van bieten aangeboden, dan zal dus verhooging der premie geen verhooging der bietenprijzen tengevolge hebben en omge keerd als te wei nig land beschikbaar is, zal verlaging der premie geen verlaging der bietenprijzen ten gevolge hebben; de fabrikant moet zich dan met kleinere winst tevreden stellen en dit zal hij doen, tot de zaak voor hem niet meer winstgevend is, dan wordt de fabriek gesloten. Voor den landbouw is het daarom van groot belang, dat de fabrikant er zijn voor deel in ziet, groote massa's te verwerken dan toch moeten zooveel mogelijk landbou wers aangezocht worden, bieten te telen, men krijgt gebrek aan geschikt land en de prijzen der bieten stijgen. Geheel anders wordt de zaak by het vaststellen van een maximum met extra belasting daarboven. Dan kunnen fabrikanten niet boven dat maximum gaan, tenzij men bij de verhoogde belasting toch nog vol doende winst maakt. Hoe hooger de extra belasting is, des te kleiner is daarvoor de kans. Men bepaalt zich dus tot de toegestane hoeveelheid, doch nu wordt veel meer land aangeboden, dan daartoe noodig is. Men kan thans de prijzen drukken en zoodoende dezelfde winst maken als vroeger bij veel grootere hoeveelheden. Toen de tegenwoordige wet aangenomen was, werd door den toen- maligen voorzitter van den fabrikanten bond, de heer Jaeger, in de A. Rott. courant voorgerekend, dat de fabrikanten om dezelfde winst te kunnen maken als het vorige jaar, "iet meer dan f 9.50 per 1000 K.g. bieten konden betalen en werkelijk werd dat jaar tegen dien prijs gecontracteerd. Sedert dien tijd hebben de bietenprijzen ongeveer gelijken tred met de suikerprijzen gehouden. Op 32 millioen Kg. suiker verdienen dus de fabrikanten thans evenveel als vroeger op 51 millioen KG. Hoe zal het echter gaan als het nieuwe ontwerp wet wordt Als ze er kans toe zien zullen de fabri kanten natuurlijk trachten de schade op de landbouwers te verhalen reeds hebben ze uitgerekend, dat deze f2 75 per 1000 KG. bieten zal bedragen. Bij deze berekening is echter niet in het oog gehouden, dat dan 44 in plaats van 32 millioen kg. suiker kan geproduceerd worden zonder extra belasting. Kon men den prijs zoo laag drukken, zonder gebrek aan grondstof te krijgen, dan zou waarschijnlijk het dividend der fabrieken met een derde verhoogd worden. Houden wij nu in het oog, dat drie jaar geleden de prijzen reeds zoo sterk mogelijk gedrukt zijn, dan is de voorspelling niet te gewaagd, dat aanzienlijke verlaging der bietenprijzen zal afstuiten op den onwil der landbouwers om contracten te sluiten en dat dus de fabrikanten genoodzaakt zullen zijn, een deel in de kosten te dragen. We zien dus, dat in dit geval de belangen van landbouwer en fabrikant uiteenloopen; den fabrikant deert beperking van de teelt niet; hij blijft dezelfde winst maken, de landbouwer draagt de lasten alleen; vrij making der teelt heeft tengevolge, dat de concurrentie optreedt en de lasten billijk verdeeld worden. Kon dus het maximum tot 50 millioen opgevoerd worden, dan kwamen de land bouwers in veel gunstiger positie tegenover de fabrikanten dan op dit oogenblikdit deed mij zeggen, dat dan de landbouwers deze wet met vreugde zouden kuDnen be groeten. Daarmede is niet gezegd, dat de prijzen der bieten na de aanneming zullen rijzen, doch alléén dat de meeste andere regelingen, die zouden kunnen voorgesteld worden, zouden blijken voor den landbouw ongun stiger te zjjn, altijd indien men vasthoudt, dat de premie niet meer dan I1/» millioen mag bedragen. S. Lako. Landbouwweekblad Op het program van de jaarfeesten onzer Christeljjke Jongelingsvereenigingen vonden wjj vaak ter afwisseling van zang en voor drachten, samenspraken over godsdienstige, kerkelijke of sociale onderwerpen, die, als zij goed van stapel loopen gewoonlijk met veel genoegen, belangstelling en bijval worden aangehoord. Er zijn dan ook reeds tal van zulke voor drachten in druk verschenen, die voor zulke gelegenheden van buiten geleerd en daarna voorgedragen worden. Een enkele maal waren wjj er bjj tegen woordig, doch hoeveel bjjval zulk een samenspraak bij de feestvierende menigte ook vond, toch konden wjj er onze goed keuring niet aan geven, omdat ze o. i. meer kwaads dan goeds uitwerken. Vooral voor hen die de rol hebben te vervullen om het kwaad of de zonde, die men er door wil bestrijden, te bepleiten en voor te staan. Vooral achten wy het gevaar zeer groot wanneer men in zulk een samenspraak geloof en ongeloof tegen elkander in het strijdperk laat treden. De Christelijke jonge ling, die als verdediger van het ongeloof optreedt moet zich, zal hij zijn rol goed uitvoeren, geheel verplaatsen op het stand punt van den oogeloovigen bestrijder of bespotter der Waarheid en dit zelfs door toon en gebaren zoo sterk mogelijk doen uitkomen. Dat er bij het verdeelen der rollen zelfs rekening wordt gehouden met den natuurlijken aanleg is zeer goed te verstaan, de meer ernstigen kiezen de verdedigingde meer luchthartigen vinden er gewoonlijk behagen in om als bestrijders der Waarheid op te treden. Bjj het aanhooren konden we moeieljjk de gedachte onderdrukken^ dat de bestrijder van Gods Woord of de voorstander van eenig kwaad werkelijk uit volle overtuiging sprak. Een der redenen waarom indertijd door de Standaard het tooneel veroordeeld is, was ook dat de spelers, door hunne valsche rollen hun karakter bedierven en zoo tot huichelaars werden gevormd. In beginsel heeft hier hetzelfde plaatsen er is maar ééne schrede van het Christe lijke jongelingsfeest naar het tooneel. Wie het eerste goedkeurt kan ook zoo veel bezwaar niet hebben om naar de comedie te gaan. wanneer er een klassiek stuk van zoogenaamde zedelijke strekking wordt opgevoerd. De decoratie is slechts bijzaak, het komt op de voordracht aan. In ons ongunstig oordeel werden we niet weinig versterkt, toen wij vernamen, dat zich in een onzer gestichten tot Chr. verpleging van krankzinnigen een jongeling bevond, die geheel tot wanhoop is vervallen, meenende dat hij de zonde tegen den H. Geest heeft bedreven. De jongeling was langen tijd voorzitter eener Chr. Jongelings- vereeniging, was op hare vergaderingen voorganger in het gebed en leidde de Bijbelbespreking, doch had bij het houden van samenspraken ook enkele malen de rol van een oogeloovigen spotter vervuld en juist dit voert hij in kalme oogenblikken aan, als bewijs dat hij werkelijk die zonde heeft bedreven. Dit verhaal greep ons aan en wij voelden ons gedrongen om dit ter waarschuwing voor onze jongelingen mede te deelen. Inplaats dat zij zich wapenen tegen de pijlen des ongeloofs worden zij er vaak door getroffen. Wjj achten het daarom beter dat onze jongelingen kinderen in de boosheid blijven P. A. B. «De goede oude tjjd van het handwerk met zijn vaste opklimming van knecht tot baas, is onherroepelijk voorbij en daarmee in zekeren zin de verhouding tusschen beide. Op een zeer wijd gebied is de kleine handweiksnij verheid vervangen door den grooten fabrieksarbeid. Daardoor is voor de overgroote meerderheid der werklieden het vooruitzicht zelf patroon te worden evenzeer afgesloten, als voorden patroon da mogelijk heid om tot zijn arbeiders in de persoonlijke vertrouwelijke verhoudingen van den vroege- ren meester te staan. «Deze losmaking van twee, door de natuur bijeengevoegde kringen wordt nog grooter, doordat in de plaats van den enkelen patroon treedt de vereeniging of maatschappij met aandeelenin plaats van den rnensch met vleesch en bloed het koude geld, het on persoonlijke Kapitaal. Verergerd nog wordt de toestand van den werkman door den invloed der machine, die steeds meer werk lui op straat zet en steeds meer den werkman maakt tot een onderdeel der machine. «Dat zijn treurige feiten, de schrikkelijke keerzijde van een penning, op welker blin kende voorzijde de vooruitgang van den menscheljjken geest, de ontwikkeling der nieuwere beschaving is gegrift; feiten die den menschenvriend telkens de vraag op de lippen brengenHoe dat te beteren hoe kunnen de eischen van de nijverheids techniek met die der maatschappelijke ge rechtigheid, billijkheid ja noodwendigheid in overeenstemming gebracht worden.)) Bovenstaande is een alg meene waarheid mettertijd door De Standaard uit het Duitsch vertaald en met tal van feiten ver meerderd. Onder anderen dat in Duitschland in 40 a 50 der gewichtigste beroepen het getal deelnemers in die 7 jaren steeg van 1,215,000 tot 1,300,000, d. i. met 7 pCt. vermeerderde, dat het getal patroons daalde van 778,000 tot 717,000, dus met eveneen3 7 pCt. (ruim) vermin derde dat het getal ondergeschikten toenam van 436,000 tot 584,000, dus met 34 pCt. vermeerderde. Uit de statistiek over de ambachten blijkt dat van 19 groepen van ambachten, het getal kleine beroepen in tien groepen daalde terwijl de groote nijverheid in achttien groe pen steeds vooruitging. De verhouding tusschen afneming en toeneming is echter nog ongunstiger, dewijl de cijfers zich gronden op het geleverde en niet op de werkkrachten. En het is bewijsbaar dat de arbeid in 't groot juist vooruitgaat in vakken als van bakker, kleermaker, schoenmaker, meubel maker, drukker, enz. enz. Zoo wordt de toestand ook bij ons al meer gespannen. De g. volgen zullen in de toekomst vree- selijk zijn. In Duitschland telde men in 1882 bjjna 700,000 wevers die geen ander vak er bij uitoefendenwaaronder 300,000 thuiswer kers. Waar zjjn zjj gebleven Zij zijn opgegaan in de fabriek of onder gegaan in de concurrentie met de machines De bewering «dat het handwerk nog altijd op zeker gebied zjjn natuurlijken grond heeft waarvan hjj niet kan worden ver drongen», kan niet onvoorwaardelijk worden volgehouden. Ter geleidelijke uitvoering der bepalingen van de wet op het Lager Onderwijs, werd by Koninklijk Besluit van den 18den Apri 1890, voor de bijzondere scholen, die voor de Rijksbijdrage in aanmerking komen het aantal onderwijzers bepaald als volgt Aantal Gevorderd aantal onderwijzers op leerlingen 1 Jan. 1 Jan. 1 Jan. 1 Jan. 189-4. 1895. 1897. 1899. 41— 90 1 1 1 1 91141 1 2 2 2 145-199 2 2 3 3 200-254 2 3 4 4 255—309 3 3 4 5 310-364 3 4 5 6 365-419 4 5 6 7 420-474 5 6 7 8 475-529 6 7 8 9 Aan scholen met meer dan 529 leerlingen wordt op 1 Januari 1894 voor elk tachtigtal, op 1 Januari 1895 voor elk zeventigtal, op 1 Januari 1897 voor elk zestigtal en op 1 Januari 1899 voor elk vjjf en vijftigtal leerlingen boven de 475 een onderwijzer meer vereischt. Onder de onderwijzers in dit artikel be doeld zijn de hoofden van scholen] niet be grepen. Uit deze tabel kan men zien dat op klei nere scholen het compleet getal onderwijzers vroeger moet aanwezig zjjn dan op grootere scholen. Een onbillijkheid tegenover die vele school besturen, welke zich, vooral in onze dorpen, groote opofferingen getroosten om hunne christelijke school op de been te houden. Bovendien doet het tekort aan onderwij zers zich veel meer in dorpen dan in steden gevoelen. In de laatste zjjn de ledige plaat- seD spoediger aangevuld, en met reden. De opleiding, waarvan thans veel werk gemaakt wordt, vordert eenigen tijd; in 1894 zullen de gevolgen van de ijverige aanpakking dezer zaak nogniet te zien zjjn Eerst in 1899 zal men vrachten kunnen zien. Tegen dit tydstipmag men grooter toevoer van onderwijzend personeel tegemoet zien. Wijziging van het koninklijk besluit ware niet onwenscheljjk wanneer althans de re geering er niet toe gedwongen wordt door de omstandigheid dat er in ons land nog aan eenigeduizenden onderwijzers behoefte is. 7 Augustus '93. Goes. Vergadering van den gemeente raad op jl. Vrijdagavond te 8 uur. Voorzitter de heer burgemeester. Afwezig met kennisgeving de heer Ramondt Bjj de mededeeling van de verplaatsing van den commissaris van politie naar Hil versum, wijdt de voorzitter hem een woord van dank en spreekt den wensch uit dat zijn opvolger, de heer Holsheimer, zjjne voetstappen drukken zal. Nog wordt medegedeeld dat door burg. en weth. op hun verzoek een eervol ontslag is verleend aan de heeren M. G. de Boer als archivaris en mr. N. C. H. van Daalen Wetters als lid der districtscommissie voor het fends tot ondersteuning van den ge- wapenden dienst in de Nederlanden, en dat in plaats van laatstgemelde is benoemd de heer J. Fransen van de Putte, en dat door de directie van de brandweer zijn benoemd tot teller J. Staal en S. G. Meijler, zulks in plaats van G. van der Hoek, benoemd tot onderbrandmeester, en A. Fejj, op verzoek eervol ontslagen. Onder de ingekomen stukken is een schrijven van den heer nor. Van DaaleD Wetters met bericht dat hij wegens vertrek ontslag neemt als lid van de openbare gezondheidscommissie. De geloofsbrieven der herkozen raadsleden, de heeren Ramondt, Ooenen, Lenshoek en B. Quist worden gesteld in handen eener commissie bestaande uit de heeren Kakebeeke, Faberjj de Jonge en Adam, welke commissie adviseert tot toelating. Aldus besloten. Ingekomen zijn verzoeken van mevrouw de wed. Massee en den heer L. M. van Campen tot toelating hunner dochters op de hoogere burgerschool voor jongens. Adressanten verklaren dat zij het voornemea hebben om voor hunne dochter eene loopbaan te kiezen, die het noodig maakt dat zjj den 5jarigen cursus eener H. B. S. volgen om, zoo mogelyk, het diploma voor voldoend afgelegd eindexamen te verkrijgen. B. en W. herinneren er aan dat noch bij den directeur der school, noch bij de comm. van toezicht bezwaar bestaat tegen de aange vraagde toelating en stellen voor om in denzelfden geest als op het verzoek van den heer Knebel op de aanvragen te beschikken. De heer Quist verklaart dat hjj als zijnde in beginsel tegen toelating van vrouwelyke leerlingen op deze school, tegen dit voorstel zal stemmen. De heer M. de Jonge Jz. verlangt afzon derlijke stemming over de oudste dochter van Mevr. Massee en over de twee andere meisjes voor welker toelating op de voorbe reidingsklasse wordt gevraagd. Spreker be treurt het zéér dat voor de jongens die voorbereidingsklasse noodzakelijk is, omdat het openbaar lager onderwijs voor jongens zeker niet aansluit aan het Middelbaar bjj de meisjes is dit evenwel anders, daar die op de lagere school met name op school E voldoende gelegenheid hebben, om zich voor de eerste klasse voor te bereiden. Aan de niettoelating op de voorb. klasse kan nog dit voorderi verbonden zijn, dat de leerlingen zoolang ze van school E gebruik maken meer schoolgeld moeten betalen dan op de H. B. S.; een voordeeltje dat in dit geval de Gemeente toekomt. De Voorzitter betoogt de noodzakelijkheid van het volgen van den geheelen cursus, en acht het flnantiëele voordeel zeer miniem. De heer Ochtman geeft te kennen dat door éen der leerlingen evenveel schoolgeld zou betaald worden, van de anderen is 't hem niet bekend, maar toch meent hjj dat er evengoed schade als voordeel aan verbonden kan zijn. De heer De Jonge herneemt dat de H. B. S. begint by klasse I en eindigt met klasse V en dat de voorbereidingsklasse een onding is en niet «tot den cursus» mag gerekend worden. Sloot het lager onderwjjs voor jongens zich aan bij het Middelbaar, zooals dat bjj de chr. school het geval is, de voorber. klasse ware geheel overbodig, maar in ieder geval is zjj dat voor meisjes die op school E voor de eerste klasse kunnen worden voorbereid. Over het finantiëel voordeel valt weinig te zeggen, maar nadeel wacht hjj in geen geval van dezen maatregel. In stemming gebracht wordt de oudste dochter van Mevr. de Wed. Massee met 11 tegen 1 stem toegelaten, en staakten de stemmen over de toelating der twee andere meisjes op de voorbereidingsklasse. Het eerste suppletoir kohier van den H. O, voor 1893 wordt vastgesteld op een bedrag van f 193,01. Uit de voordracht ter benoeming van een leeraar in het Duitsch aan de H. B. school, bestaande uit de heeren Alb. Kolkman te Leeuwarden, E. A. Lösener te Middelburg

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1893 | | pagina 1