BIJVOEGSEL.
1893. No. 113.
Dinsdag 27 Juni.
ZevendeJaarg^pjB3
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENT1EN
DE ZEEUW.
van
elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Prjjs per drie maanden franco p.p. 0.95.
Enkele nummers 0.Ü2N
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Vergadering van den Middel burgschen Ge
meenteraad van Maandag 26 Juni 1893.
Afwezig de heeren W. H. Snouck Hur-
gronje, F. G. Sprenger en Tak.
De notulen der vorige vergadering worden
gelezen en vastgesteld.
De voorzitter verzocht de heeren Koole
en L. K. van der Harst de vernietiging van
uitgelote obligatiën der gemeenteschuld te
bewerkstelligen en aan het einde der ver
gadering rapport omtrent die vernietiging
uit te brengen.
Een rekest van A. Barendse om onder
zekere voorwaarden grond aan de Loskade
in koop te erlangen, wordt conform het
het voorstel des voorzitters tot nader aan
gehouden, en, nadat zonder discussie het
kohier van de plaatselijke belasting naar
het inkomen tot een bedrag van f 82186,45Vs
was goedgekeurd, wordt overgegaan tot de
voortzetting der behandeling van de veror
deningen op het lager onderwijs.
Vooreerst vestigt de voorzitter er de
aandacht op dat in art. 7 van Verordening
II (in de vorige vergadering behandeld) was
aangenomen, dat de onderwijzeres met den
rang van hoofdonderwijzeres en akte voor
de Fransche taal aan school G zal genieten
een jaarwedde van f 850. Daar nu de
onderwijzeres in kwestie, mej. C. H. Tigge-
laar is aangesteld op eene jaarwedde, die
den 1 Januari zou worden f900, meenen
B. en W., ten einde onbillijkheid ten haren
opzichte te voorkomen, dat aan het genoemd
artikel de volgende overgangsbepaling moet
worden toegevoegd«Mej. C. H. Tiggelaar
geniet met ingang van 1 Januari 1894 eene
jaarwedde van f900, zoolang zij de in dit
vorig lid bedoelde betrekking bekleedt».
Het voorstel werd bestreden door den
heer Snijders, die van meening is dat de
eenmaal in de verordening aangenomen
cjjfers gehandhaafd moeten blijven.
De heer van Hoek wijst er op dat bij de
benoeming van mej. Tiggelaar de verorde
ning anders luidde; de gemeenteraad kan
we! verandering maken in de verordening,
dit neemt echter niet weg dat zij een recht
verkregen heeft op de bij hare benoeming
haar toegekende belooning.
In omvraag gebracht wordt het voorstel
aangenomen. Tegen stemmen de heeren
Snijders, Jeras en van der Swalme.
In de vorige vergadering was men gena
derd tot art. 4 van Verordening III, waarbij
over een amendement van den heer van
Hoek om de woorden «door aanleg in hooge
mate boven hunne medeleerlingen uitrau nten»
te vervangen «door zeer goeden aanleg
uitmunten», de stemmen staakten.
Nadat de heer van Hoek, met verlof der
vergadering, nogmaals gewezen had op de
paedagogische waarde van het artikel, daar
knappe leer liegen steeds tot stimulatie dienen
voor hunne medeleerlingen, wordt zijn
amendement verworpen tegen stemmen
de heeren Koole, Snijders, van Voorst Vader,
van Dunne, Jeras, Schorer, den Bouwmeester
en van der Swalme waarna art. 5 der-
zelfde verordening zonder discussie wordt
aangenomen.
Verordening IV regelende de invordering
van schoolgeld op de lagere scholen, luidt
als volgt:
Art. 1. Het schoolgeld op de scholen A
en C wordt betaald in twaalf termijnen,
vóór den vijftienden dag van elke maand.
Art. 2. De schoolgelden op de scholen
D, E en G worden betaald in drie termijnen,
ieder van 4 maanden, aanvangende in Sep
tember, Januari en Mei.
Binnen éene maand na den aanvang van
iederen termijn zal het schoolgeld voor den
termijn betaald moeten worden.
Art. 3. Voor leerlingen, die gedurende
den cursus op de scholen D. E en G worden
toegelaten of deze verlaten, is het geheele
schoolgeld voor den loopenden viermaande-
lijkschen termijn verschuldigd.
Het schoolgeld is verschuldigd voor den
vollen viermaandelijkschen termijn zoodra
deze is ingegaan, voor al de leerlingen,
onverschillig of zij al of niet van het onder
was gebruik maken.
Art. 4. De invordering der schoolgelden
geschiedt door of van wege den gemeente
ontvanger, overeenkomstig deartt. 258262
der gemeentewet.
Art. 5. Deze verordening treedt zoo
spoedig mogelijk op een door burgemeester
en wethouders aan te kondigen tijdstip in
werking.
Op eene desbetreffende vraag des Voor
zitters had niemand eenige aanmerking te
maken op de artikelen dezer verordening
en wordt zij derhalve zonder discussie
goedgekeurd.
Verordening V is van den volgenden
inhoud
§1. Plaatselijk toezicht.
Art. 1. Het plaatselijk toezicht, door de
wet tot regeling van het lager onderwijs
aan burgemeester en wethouders opgedragen
wordt bovendien aan eene plaatselijke com
missie toevertrouwd.
Deze commissie kan zich, dit geraden
achtende, bij de uitoefening van haar toe
zicht op de openbare gemeente scholen, waar
onderwijs in de handwerken voor meisjes
wordt gegeven, doen bijstaan en voorlichten
door hiertoe door haar uit te noodigen dames
als deskundigen.
De commissie zal van de alzoo door haar
aangewezen dames opgaat doen aan den
districts- en den arrondissements schoolopzie
ner alsmede aan burgemeester en wethou
ders en aan de hoofden der scholen. Jjeze
dames hebben op de dagen en uren, waarop
het onderwijs in de handwerken gegeven
wordt, vrijen toegang tot de bedoelde scholen,
en aan tiaar zullen, op uitnoodiging van
de voornoemde commissie, zoowel door de
hoofden dier scholen als door de onderwij
zeressen met het geven van het gemelde
onderwijs belast, dienaangaande steeds alle
verlangde inlichtingen worden verstrekt.
Art. 2. De commissie bestaat uit een
voorzitter en twaalf leden.
De voorz. wordt uit de leden van het
dagelijksch bestuur door den gemeenteraad
benoemd uit de leden worden door de
commissie een vice-voorzitter en een secretaris
gekozen.
Art, 3. De leden worden door den gemeen
teraad voor drie jaren benoemd en z\jn bij
aftreding dadelijk herkiesbaar.
Telken jare treedt met den 31 December
een derde hunner volgens een geanaakten
rooster af Die verkozen is ter vervulling
eener buiten den gewonen tijd opengevallen
plaats, treedt af op het tijdstip, waarop
degene, in wiens plaats hjj is verkozen, zou
moeten altreden.
Art. 4 Voor elke vacature onder de leden
zendt de commissie van toezicht eene aan
beveling van twee personen aan den ge
meenteraad, voor elke gewone aftreding in
de maand November, voorafgaande aan het
tijdstip der aftredingvoor eene buitenge
wone vacature binnen zes weken na het
openvallen der te vervullen plaats.
Art. 5. De commissie van toezicht dient
den gemeenteraad over de tot haren werk
kring behoorende zaken van bericht en raad.
Omtrent de regeling der onderwerpen io
de artt. 21 en 22 der wet tot regeling van
het lager onderwijs genoemd winnen B. en
W. het gevoelen der commissie in.
Art. 6 Aan de commissie wordt door
den gemeenteraad eene som toegelegd voor
de kosten van hare vergaderingen.
Art. 7. De verdeeling der werkzaamheden
onder de leden der commissie en andere
huishoudelijke aangelegenheden worden door
haar bij af/onderlijk regelement vastgesteld.
Dit reglement en zjjne wijzigingen worden
aan den gemeenteraad medegedeeld.
2. De onderwijzers.
A i t. 8. De hoofden der scholen zijn, onder
toezicht van de commissie, met het bestuur
belast.
Art. 9. De onderwijzers die het hoofd der
school bijstaan, geven aan de Commissie vao
toezicht kennis van het aantal uren, waarin
zij geregeld privaatlessen geven en van de
namen der leerlingen die deze lessen ont
vangen, voor zooveel deze op de schoolgaan,
waaraan de onderwijzer werkzaam is. Deze
kennisgeving geschiedt in de eerste week
van elk kwartaal.
Art. '10. Ter naleving van art. 32 alinea
3 der wet tot regeling van het lager onder
wijs wordt jaarlijks voor iedere school de
onderwijzer of onderwijzeres aangewezen,
die het hoofd der school bij afwezigheid of
verhindering vervangt. Burgemeester en
wethouders geven hiervan kennis aan de
plaatselijke commissie.
Art. 11. De onderwijzers en onderwij
zeressen gedragen zich naar de voor hen
vastgestelde of vast te stellen instructie.
Art. 12. Acht de commissie van toezicht
schorsing of ontslag van een der onderwijzers
of onderwijzeressen noodig, dan geeft zij
hiervan, met opgave van redenen, kennis
aan burgemeester en wethouders, en met
het oog op het bepaalde bij de artt. 29 en
30 der wet tot regeling van het lager
onderwijs aan den arrondissements- of den
districtsschoolopziener.
3. Toelating van leerlingen.
Art. 13. De toelating van leerlingen op
alle scholen geschiedt eenmaal 'sjaars, met
den aanvang van den nieuwen cursus na
het einde van de zomervacantie.
In buitengewone gevallen worden leerlingen
ook gedurende den cursus door burgemeester
en wethouders, het hoofd der school gehoord,
toegelaten.
Art. 14. Als leerlingen worden alleen
toegelaten de kinderen die den ouderdom
van zes jaren bereikt hebben of in de loop
des jaars zullen bereiken, en voor zooveel
school C betreft alleen de leerlingen die be
wijzen van geschiktheid voor het in die
school te geven onderwas zullen gegeven
hebben.
Art. 15. Kinderen beneden de 12 en
boven de 15 jaar worden in den regel tot
de herhalingsklassen van school B niet toe
gelaten. In buitengewone gevallen kunnen
burgemeester en wethouders hierop eene
uitzondering toestaan.
Art. 16. Ouders, voogden of verzorgeis,
die kinderen op eene der scholen wenschen
te laten gaan, doen daartoe aanvraag bjj
het hoofd der school.
Art. 17. Burgemeester en wethouders
kondigen jaarlijks in de maand Juni den
dag aan, vóór welke de aangifte behoort
te geschieden.
Art. 18. De hoofden der scholen geven
van de gedane aanvrager, aan burgemeester
en wethouders kennis. Deze verleenen tot
de toelating machtiging, op advies van de
hoofden der scholen, die de verleende mach
tiging ter kennis van de belanghebbenden
brengen.
Art. 19. Burgemee ter en wethouders
laten op de scholen B, H, en I alleen die
kinderen toe, wier ouders zij niet in staat
oordeelen om schoolgeld te betalen.
De toelating tot elke der scholen A. B.
C. H en I wordt verder zooveel mogelijk
in verband met de buurten, waarin de
kinderen woonachtig zijn, geregeld.
Art. 20. Burgemeester en wethouders
laten op de scholen A en C alleen de kin
deren toe, wier ouders, hoewel in staat eenig
schoolgeld te betalen door hen niet in staat
geacht worden een hooger schoolgeld dan
van f3 te bekostigen.
Art. 21. Tot de herhalingsklassen van
school B worden toegelaten kinderen, die
de scholen A B C H en I met getuigschrift
van eervol ontslag verlaten hebben. Zij die
zonder dit getuigschrift deze scholen uit de
hoogste klasje verlieten, en zij die zich later
dan een jaar aanmelden, nadat zij de scholen
A, B, C, H en I hebben verlaten, of die
eene andere school bezocht hebben, worden
slechts dan toegelaten, wanneer de onder
wijzers zich zullen overtuigd hebben, dat zij
genoegzame kennis bezitten om het herlia-
lingsonderwijs te volgen.
Art. 2'2. Kinderen, wier ouders, voogden
of verzorgers buiten de gemeente wonen,
worden op de scholen alleen toegelaten,
wanneer de beschikbare ruimte ait naar
het oordeel van burgemeester en wethou
ders gedoogt, en op de scholen A, B, C, H
en I alleen de zoodanigen, die naar het
oordeel van burgemeester en wethouders
in de termen vallen om deze scholen te
bezoeken.
4. Orde en tucht.
Art. 23. cAlles wat betrekking heeftop
de orde en tucht in het algemeen en op
het beloonen en straffen in het bijzonder,
wordt door de hoofden der scholen onder
goedkeuring van de commissie van toezicht
geregeld.
Art, 24, Aan leerlingen, lijdende aan
kwalen, die de overige leerlingen óf voor
het te geven onderwijs nadeelig óf hinderlijk
zijn, kan tijdelijk of voortdurend door bur
gemeester en wethouders, op voorstel der
commissie van toezicht, het bezoeken der
scholen ontzegd worden.
Art. 25. De leerlingen komen behoorlijk
gereinigd en zindelijk gekleed ter school.
Bij nalatigheid hierin kunnen zij door het
hoofd der school teruggezonden worden.
Art. 26 De kinderen zijn, behoudens
het bepaalde in het 3e lid van art. 16 der
wet op het lager onderwijs, verplicht de
schooltijden geregeld bij te wonenvan elke
afwezigheid behoort van wege de ouders,
voogden of verzorgers aan het hoofd der
school kennis te worden gegeven, dat we-
derkeerig van het herhaald schoolverzuim
aan de ouders, voogden of jverzorgers bericht
zendt.
Art. 27. De hoofden der scholen zjjn
bevoegd de leerlingen ter zake van onreinheid,
schoolverzuim of berispelijk gedrag van de
school te verwijderen, den eersten keer voor
eenen dag en de volgende keeren telkens
voor hoogstens drie dagen.
Wegzending voor hngeren tijd geschiedt
niet dan met voorkennis der commissie van
toezicht, doch niet langer dan voor drie
weken.
Oordeelt deze eene langere of voortdurende
verwijdering noodig, dan wordt daartoe een
besluit van burgemeester en wethouders
vereischt.
Van elke verwijdering wordt door den
persoon, of het college dat deze straf oplegt,
aan ouders, voogden of verzorgers van den
leerling, persoonlijk of schriftelijk kennis
gegeven.
Art. 28. Ouders, voogden of verzorgers
die billijke redenen van klagen meenen te
hebben over de behandeling, aan de kinderen
in de schooi aangedaan, brengen die ter
kennis van de commissie van toezicht.
Art. ,29. Van het gedrag, de vlijt, de
vorderingen en het schoolverzuim der leer
lingen wordt aanteekening gehouden.
De hoofden der scholen deelen die aan-
teekeningen, bij wijze van uittreksel, aan
de ouders, voogden of verzorgers mede, zoo
dikwijls de commissie van toezicht zulks
wenschelijk oordeelt.
Art. 30. Door de commissie van toezicht
kunnen examens op de scholen gehouden
en, in overleg met de hootden der scholen,
vereerende getuigschriften of boekgeschenken
uitgereikt worden.
Art. 31. De leerliagen, die de scholen
geheel en met vrucht afgeloopen hebben,
ter beoordeeling van de commissie van toe
zicht, ontvange hiervan, indien deze dit
wenschelijk acht, een bewijs. Een ander
getuigschrift wordt uitgereikt aan de leer
lingen, die de herhalingsklasse met ijver er.
goed gevolg hebben afgeloopen.
Art. 32 De toelating tot eene hoogere
klasse of afdeeling geschiedt door de hootden
der scholen.
Art. 33. Schade, door de leerlingen aan
schoolmeubelen, leermiddelen of school be
hoeften aangebracht, wordt door de ouders,
voogden ot verzorgers der leerlingen vergoed,
bij gebreke waarvan aan die kinderen door
burgemeester en wethouders de toegang tot
de school kan worden ontzegd.
Art. 34. Van alle beslissingen door de
commissie van toezicht, krachtens deze
verordening genomen, alsmede van de
krachtens art. 27 alinea 2 genomen besluiten
tot verwijdering van leerlingen, staat beroep
op burgemeester en wethouders open.
Art. 35. Deze verordening treedt zoo
spoedig mogelijk op een door burgemeester
en wethouders aan te kondigen tijdstip in
werking.
Van deze verordening gaven alleen de
artikelen 14, 22 en 32 aanleiding tot discussie.
Bij art. 14 wil de heer van Hoek gevoegd
hebben achter «bereiken»: «ter beoordeeling
van de commissie van toezicht, het hoofd
der school gehoord». Hij begrijpt niet
waarom deze zinsnede uit deze veroidening
is weggelaten.
De heer E. P. Schorer heeft niets tegen
het voorstel van Hoek, alleen de redactie
bevalt hem niet. in eene andere taal moge
een ablativus absolutus minder leeljjk staan,
in het Nederlandsch past dit allerminst;
hij zou daarom liever willen lezen «na liet
hoold der school te hebben gehoord».
De heer van Hoek verklaart genoegzaam
bekend te zijn met het puritisme van den
heer Schorer; voor hem is een ablativus
absolutus geen onding, dat niet in onze taai
zou passen.
De heer Schorer bljjft er bij dat de
redactie van het voorstel van Hoek geen
Nederlandsch is; hjj wil die redactie ver
anderd zien en dient ten dien einde een
subamendement in.
De voorzitter merkt den heer van Hoek
op dat de schoolopzieners wel die aanvulling
wenschten bij art. 32, waar (het geldt
overgangen van de eene naar de andere klasse
doch nooit hebben zij te kennen gegeven,
dat zij die ook wenschten bjj de toelating op
de school.
De heer van Hoek betwijfelt echter niet
of de schoolopzieners zouden aan zijn amen
dement hunne goedkeuring hebben gehecht
waren zjj ter zake maar geraadpleegd ge
worden.
Het subamendement Schorer en het amen
dement van Hoek worden hierop zonder
stemming goedgekeurd, hetgeen mede het
geval was mer een tweede amendement van
Hoek om aan het slot van het artikel te
voegen, door burgemeester en wethouders,
het hoofd der school geheord.»
Bij art, 22 stelt de heer van der Swalme
voor de woorden «wanneer de beschikbare
ruimte dit naar het oordeel van burgemees
ter en wethouders gedoogt» te vervangen
door de woorden «zoolang er geen ruimte
voor kinderen van inwoners te kort komt»
en aan het slot te voegen de woorden
«tegen betaling op de scholen B H en I van
het schoolgeld, waaraan men op de scholen
A en C onderworpen is.» Hij doet naar zjjn
zeggen dit voorstel om gevrijwaard te zijn
met het oog op de gemeenten die rondom
ons verspreid liggen, inzonderheid Koudekerke
dat tot onze stadsgrenzen reikt.
De heer van Dunné kan zich niet geheel