/893. No, 102. Donderdag I Juni. Zevende jaargang. v euseii ij r 6. M. KLEMKEUR, te Goes F. P. ÏVHUIJ, te Middelburg. PRIJS DEIS ADVERTENTIES COEN- Nisse. Tot gezworens van «de Buiten polders van Nisse» zijn door ingelanden i gekozen de heeren W. Minderhoud en Johs. j Kloosterman, in de plaats van de heeren W. Wondergem en C. Smits, naar elders vertrokken. elk en MAANDAG- "WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Prg? per drie maanden franco p. p. 0.95. Enkele nummers 0.02'. UITGAVE VAN EN van 1 5 regels 25 cent iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1 5 regel? 50 cent; iedere rege meer 10 cent. Dispereert niet Siet en considereert doch wat een goede coeragie vermach en hoe d' Almogende voor ons gestreden en ons gesegent heeft. Coen. Den 30sten Mei is te Hoorn het stand beeld onthuld var. den koenen Koen, die van 1587 tot 1629 leefde en gelijk Groen van Prinsterer jr. zgn Handboek zegt - wellicht het meest tot de macht der Neder landers in Indië heeft bijgedragen. Zgne levensgeschiedenis is in het kort deze. Jan Pieterszoon Coen werd in den jare 1587 te Hoorn geboren. Zgn ouders waren overtuigde gereformeerden en het is zeker mede door hun opvoeding geweest, dat hun zoon tot dien s toeren Calvinist is opgegroeid, als hoedanig hg zich heeft gekenmerkt. Om in den koopmansstand te worden opgeleid begaf hij zich in 1600 naar Rome waar hij bg een vrier.d zijns vaders Sir Justus Piscative uit Oudenaarden als het ware klaar gemaakt werd voor de grootsche taak Neêrlands reputatie in Indië te vestigen. In 1607 trok hij als onderkoopman naar Indië van waar hij in 1611 naar het vader land terugkeerde, doch in 1612 ging hij reeds weer scheeps, naar de Molukken. Den 1 Januari 1614 weid hg op Java door den gouverneur generaal Pieter Both ingeleid en bg de Oost Indische Compagnie aanbevolen als azeer modest van leven, zedich, van goedun aert, geen dronkaert, niet hoovaerdich, in raedt seer bequaem, in stuk van de coopraanschap en boeckhouden hem wel verstaende». De Compagnie stelde hem in hooger be trekkingen, waarin hij zeei gelukkig slaagde. Van 1618 tot 1623 was hij gouverneur ge neraal. Met bovengenuemoe eigenschappen toegerust bewoog hij zich tussciien slimme Javanen en listige Chineezen, en trotseerde hij de trotsche Engelsche natie, die hem «wel aan de hoogste galg der wereld zou willen ophangen zoo hij in haar handen viel». Daar knoopte hij handelsbetrekkingen aan eu stichtte hij factorijen, in weerwil van de krenterige medewerking der kruideuieis in Holland, aan wie hij bg een dozer gelegen heden schreef «lek sweer u bg den Allerhoochsten, dat de generale companie geen vijanden heeft, die haar meer hinder en schade duen dan de onwetendheid en onbedachtheid (houdt het mij ten bes ej die onder u regneerten de verstandigen overstempt.» Grooter echter was de tegenkanting die hij van de bevolking te verduren had. Haat en verraad omringden hem overal, en niemand zgner officieren evenaarde hem in moed en beleid. De Jacatranen waren gevaarlijke vij anden wier kracht hij door list en moedig optreden wenschte te breken. Den schijn aannemende, als hadden vrees voor hen en verstoordheid op zijne vrienden hem daartoe gedrongen, nam hij de wijk naar de Molukken, de verdediging van het fort aan zijn kapitein v. Raay overlatend. De Jacatranen, meenende hun kans schoon te zien, vielen nu dit fort aan dat met veel vertoon van moed doch beleidloos verdedigd werd. De kleine sterkte door Coen gesticht en door de beeren der compagnie met den wijdschen naam Batavia gedoopt, ondanks Coens verzoek die haar Nieuw Hoorn noemen wilde, kreeg het zeer taai onder dit alles tot Coen, te rechtertgd met 16 schepen ge ankerd, te h lp schoot. Op den 30-ten Mei 1619 trok de gouver neur generaal met zijn duizend man op Jacatra los, den drie maal sterkeren vjjar.d op de vlucht drijvend. Ook de bevolking verliet de vesting en «als d'avond daalt is niet alleen de stad veroverd, maar met den grond gelijk ge maakt. Een oude wereld is verdwenen, een nieuwe verschijnt. De Hollandsche kleuren, 't Oranjeblanje—bleu, wapperen onder den Javaanschen hemel, het «Wilhelmus van Nassouwe» schettert klaar en helder als een morgenlied door de lucht.» Op de puinhoopen der stad legde hg den grond voor de nieuwe stad Bataviadeelde standjes uit aan zgne officieren, hun verwij tend dat het meer geluk dan wijsheid was dat zij het tgdens zijn afwezigheid tegen de aanvallers hadden uitgehouden en deed in een schrijven aan de Compagnie verslag van de zaken me' het rn rkwaardige slot dat wjj hierboven als motto geplaatst hebben. In 1623 keerde hij naar het vaste land terug; doch daar zijn tegenwoordigheid op Java weder noodig werd, ging lig in 1627 andermaal scheep daarheen, tuchtigde de Bandaneezen, wier bevolking hg te vuur en te zwaard; tot uitroeiens toe, vervolgde. Doch van dien tijd af was Neêrlands macht in Indië gevestigd. En het is of dan ook hiermede Coens taak was afgedaan. Zijn tweede gouverneur-generaalschap vervulde hij slechts twee jaren, tot 1629, toen bij in de kracht des mannelijken leeftjjds werd weggenomen, de herinnering achterlatend «van een ongeëvenaard talent en van eene stroeve grootheid Zoo spreekt Busken Huet over hem. Maar heeft deze geweldige criticus de macht van het christendom, van het protes tantisme, van het calvinisme wel beseft? Schaepman begrijpt het beter, waar hij èn Coen èn Coens tijd aldus teekent; Een zoon van Westfriesland bleef hg in zgn eenvoud en 7-ijn zedelijk leven. Met al dekraeht die in hem was, streed hg voor de goede ze den. De stichter van Batavia was ook haar wetgever en in den wetgever verscheen de vrome, geloovige God vreezertde en eerende christen. Yoor hem was geen staatsbeleid en geen staatsbestier mogelgk zonder de eer biediging van Gods wet, Gods eere te handha ven, te verspreiden, ook door het straffen der zonde te wreken, dat was hem de hoogste en heiligste plicht. In de gestrengheid der plichts opvatting, in de hartstochtelijkheid der plichtsvervulling openbaart zich het mensche- lijk;© het streven naar het ideaal houdt het karakter hoog. Het is geen gewone lof, die men toebe deelt, als men van een Jan Pietersz. Coen zegt dat hij een zoon was van zijn volk. In de zeventiende eeuw was het volk der Nederlanden een groot en een grootsch volk een volk, dat als met wonderdadige kracht ztchzelven had geschapen en dat uit een over dadige veelheid van kleine, fraaie, behoorlijke kracht en leven teekenende bijzonderheden op eenmaal als een stout, een machtig, een volschapen geheel verschenen was. Midden in den strg'd giste en woelde 't in zijn binnenste van allerlei levensvraag en op eenmaal, schier als zonder voorbe reiding, verrezen kunstenaren en dichters van majestueus, de landpalen overstralend, de eeuwen door gloeiend, de geslachten met wonderen verzadigend genie; ver schenen veldheeren en viool voogden, die als homerische helden het eigen lijf waagden en nieuwe wetten schiepen voor het krijgs beleid verschenen staatsmannen, die kloek heid paarden aan doorzicht, vernuft aan wijs beleid en kennis van sta^t aan een vroom gemoed. Aan het hoofd van dat volk ston den prinselijke mannen uit een geslacht, dat in genie van geest en kracht, van ge dachte en daad geen wedergade kende en dat steeds als de eerste in het krggsperk verscheen en tot het laatst stand hield, aldus de leus handhavend van zijn vaderen, van den vliesridder Engelbrecht„Ce sera moi Nassou" en van die van Oranje „Je Maintiendrai." Maar het verbazende en verheffende, het treffende en het onverklaarbare in dit volk is, dat de mannen, die het met een heroische vruchtbaarheid in de wereld werpt, allen volwassen, allen voor den arbeid, dien zij te verrichten vinden volschapen en volleerde mannen zijn. Uit wat midden zij komen, waar zg zich bevinden, onder onze drijvende wolken of onder den tropischen hemel, te land of ter zee, op het slagveld of in de raadzaal, overal zijn zg op hun plaats en overal zullen zij hun plaats met een grootheid, die te minder heeft van aanmatiging, behouden, omdat zij de stevigheid bezit van het aangeboren en den jongen glans van het gewonnen recht. En tegenever het geroep van «den moor denaar, den moordenaar», werpt ook dit •zeker een ander licht op 's mans daden «Zijn vroom gemoed is op verspreiding van het Evangelie gerichthij vordert ware herders en geen huurlingen, maar wat hg in zijn bijbel ook gevonden heeft tot stich ting voor geest en hart, als gouverneur- generaal heeft hij vooral het Oude Testament gelezen en het «oog om oog en tand om tand» is door het «zalig zijn de barmharti- gen» niet van zgn geldende kracht beroofd. Voor hem is de oorlog niet alleen een middel let den vrede, maar een wapen van recht en een Godsgericht. Scherp en hard en enverbiddelgk als zijn zwatrd, is hier zijn beginsel. In de geweldige mate van zgn kracht zal hij het handhaven en uitvoeren. M iar is eenmaal de oorlog gestreden, dan ook het werk des vredes met kloeke hand begonnen, doorgezet, voltooid. Dan ook paal en perk gesteld aan alles wat wanorde en willekeur kan schijnen; dan als libre, vrije lieden geen ongerechtigheid gedoogd, dan de gerechtigheid ten troon verheven, want hoe kan zonder deze de wereld bestaan Zoo treedt Coen wel in een weinig ander licht. Toch ligt de waarheid bier misschien in het raiddenen heeft van alle historiekenners door ons in dit artikel genoemd, allicht Groen v. Prinsierer dit juiste midden ge troffen, door Coen te signaleeren als iemand die «misschien» Neerlands macht in Indië geve'tigd heeft. Evenwel mogen wg als Nederlanders ons met recht verheugen in dit feit dat, ook waar de Calvinistische grondtrek in het volksleven almeer wordt weggevaagd, de naam in eere blijft van hem, van wien bg zijn dood gezongen werd Koen in zgn naam en hart, koen in zijn heldendaden, Koen zelfs tot in zgn dood met lauwren overladen 1 Gouda heeft verrassingen gebaard, zooals wg niet verwacht hadden. De antirevolu tionaire partij (zie laatste berichten) deed bij die verkiezing een sprong achterwaarts, die ons teleurstelt. De beide liberale candt- daten komen thans in herstemming. Maar de een heeft aanspraak op den steun van allen die voor uitbreiding van kiesrecht en tegen de reactie zgn. De antirevolutionairen verliezen hiermede een zetel, die door onzen talentvollen Brummelkamp zoo waardig zou zgr. inge nomen. Op Koemoel, een der Aroe-eilanden, in den Indischen Archipel is door het flinke optreden der bemanning van het oorlogschip Java een oproer in de geboorte gesmoord. Alle vijandelijke hoofden onderwierpen zich weer en kwamen ongewapend, door honder den gevolgd, te Dobo beterschap beloven aan de vertegenwoordigers van het gouverne ment. Zij voerden den profeet Toelfoeloen, den aan-toker van het oproer, met zich. De man was door zgn eigen partijgenooten ge vangen genomen. Een feit van belang als men weet welk een invloed deze «profeet» uitoefende. Hij toch had gedreigd de zee te zullen doen droog loopen als één Nederlandsch schip het waagde te komen, en de dooden zou opwekken om voor hem te strjj len, ja dat hij zelf onkwetsbaar was, en bij de minste poging om hem leed te doen, ten hemel zou varen. Met de inrekening van dezen Toelfoeloen en vijf anderen is de rust in den Aroe- arehipel teruggekeerd en de taak der expedi tie, van Amoon daarheen gezonden, afgedaan. Trouwens de expeditie was zoo groot niet. Eén vaartuig bergde het gansche leger, dat met Ces-ar zeggen mochtik kwam, zag en overwon Veni, Vidi, Vici). Juist het tegengestelde van Atjeh, dat het Nederlandsche gezag tot een belaching en aanfluiting maakt, en waar de bodem- looze put is tot berging iler honderdmiljoenen dia de Nederlandsche natie nu reeds twintig jaar lang heeft weggesmeten. Coen zou zich in zijn graf omkeeren als hij 't wist; de veroveiaar van Jacatra zou weenen als hij den jubel hoorde over den boven beschreven «triuinf» op Koemoel. Dat deze juist samenvallen moest met de herdenking van zijn grootsche daden 1 Vijf rsaanden geleden -— in Januari van dit jaar hebben eenige orthodox hervormde en «doleerende» leden van Patrimonium te Rinsumageest een schandelijk stuk uit gehaald bij gelegenheid eener verhuring van landerijen, Een oude, bijna vergeten zaak, eerst nu uit het Irïesche Volksblad (een sociaal blad) door de Prot. IV. Brabant er (een antirevo lutionair blad) overgenomen en met recht matige verontwaardiging bestraft. Met zulke aanranders van de heiligheid deseigendoms ontkent het blad terecht alle gemeenschap, zulken toch zijn niet orthodox of doleerend of antirevolutionair, al noemen zij zich zoo. De Tijd (een roomsch blad), de beschou. wing van de «Prot. N. Brabai.ter» overne mende, redeneert evenzoo, maar werpt de aansprakelijkheid op de leiders, die vaak met woord en pen in revolutionaire bedrjjven voorgingen. En het Handelsblad (een liberaal blad) 'top zijn beurt van «De Tjjd> overnemende voegt er bjj dat de aanslagen op de goederen der hervormde kerk te Amsterdam dezen doleerenden en orthodox hervormden te Rinsumageest zeker een prikkel geweest zijn om op hunne wijs even verachtelijke daad van revolutie te plegen. Het liberale blad in ons gewest resumeert de door onze bladen het eerst aan de kaak gestelde feiten aldus: (Zoo) werden door de boeren de huur prijzen vastgesteld, en toen de perceelen verhuurd zouden worden, was het daartoe bestemde lokaal eivol. Zoodra een der aan wezigen een bod deed, hooger dan de prijzen welke men in de voorvergadering had vast gesteld, werden de lichten uitgedraaid, werd de bieder uit de zaal geworpen en werden daarna de notarissen gedwongen met de verhuring voort te gaan, terwijl eigenaren en notarissen belet werden het lokaal te verlaten. Onnoodig te zeggen dat ook wij het gedrag dezer mannen zeer betreuren en afkeuren. Maar men vergunne ons er bg te zeggen dat, met wegdenking van de bijkomstige geweldpleging de daad van conclave maken op zichzelf niet bewijst dat zij «een aanval op de kapitalisten» wilden doen. Conclave maken, gelijk men dit bij aan bestedingen, verkoopingen en verpachtingen, ziet toegepast is een onkreukbaar recht, waarvan de huurders van land, die sirids vele jaren steeds, te hoog huurden in ver houding tot de opbrengst en de behoeften, wel gebruik moeten maken. En dal zij dit nu, of liever in Januarien Juni heb ben wij nu 1 eveneens deden, was vol komen in deu haak. Doch al het andere, ook al noemt men het slechts een noodza kelijke voorkoming van spelbrekerij, is on verdedigbaar altgd verondersteld dat de feiteu zich aldus hebben toegedragen. Eigenaardig is het, dat, terwijl de [zucht tot landverhuizing van hier naar Amerika toenesmt, ook de toevloed van vreemde werklieden naar hier hoe langer hoe ster ker woidt. Terwijl men thans in tal van Hollandsche gezinnen bijna niet weet wat men met de jongens aan moet vangen, zitten in Amster dam de kantoren vol Duitschers, Terwgl in aile beroepen's winters werke loosheid heerscht, komen, naar Patrimonium meedeelt, ieder jaar buitenlandsche werk lieden over onze grenzen, waar zij wel de schoonmaak helpen bespoedigen, doch geens zins er toe bijdragen (te nationale welvaart te veihoogen. Voeg hierbij, dat jaarlijks een groot aantal familiën hare kleederen uit het buitenland ontbieden en men vraagt onwillekeurig zich at: waarom trekt men toch aldus vreemd boven eigen? De Fransshe schrijver Benoist geeft ver slag van de feesten die te Rome gevierd zgn op den zilveren bruiloftsdag van koning Humbert te Rome. Hg gewaagt van de groote kosten, die gemaakt zgn oin den keizer van Duiisch- land overeenkomstig zijn waardigheid te ontvangen. Alleen de versiering der leeuwen van de fontein voor het paleis kostie zooveel dat men den dieren vrij wat goedkooper met biefstuk had kunnen doorvoeden. Doch tegenover deze verkwisting staat de groote ellende die in Italië heerscht. Neen, men moet zich niet laten mis leiden, zegt de schrijver, door de kunstma tige vieugde van één dag. „Het Italië dat zich vermaakt, is slechts eene decoratie. Druk er niet ophet doek zou scheuren. Heel midden Italië is in tranen. De droogte heeft reeds een half milliard gekost, de pasmunt is verdwenen, en wat het goud betreft, dat behoort reeds lang tot de legende. De struikrooverg geraakt weer in bloei. Voor de bruilofts- en karnaval feesten zgn tot zelfs de matrassen naar de bank van leening gebracht en geen frs 500,000 zouden voldoende zijn om ze alle terug te koopen en de versche wonden te heelen. De koning heeft ter gelegenheid van zijn feest 22,00u beden om hulp ont vangen en men heelt zelfs het medelgden van zgn keizerlijken gast ingeroepen. Arm Italië I" En dit geldt nu van het schoone Italië 1 Hoevele berooiden en ellendigeo wachten daar op brood, om hetwelk te verkrggen 22000 hunner mede namens iien bij den Vorst kwamen bedelen. Gezwegen nog van den verzwegen kom mer van duizenden anderen. En dat midden in den zomer. Een toestand die ten hemel schreit. Doch waar ergens in Europa is het beter Vindt men ook in ons vaderland niet die schrille tegenstelling van weelde en ellende, van genot en ontbering, van over vloed en werkloosheid 31 Mei 4893- Door den minister van marine zgn tot machinist leerlingen 2e klaste te Hel- levoetsluis aangesteld o. a. H. Schneider van Goes en J. v. Eek van Middelburg.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1893 | | pagina 1