1893. No. 53.
Donderdag 2 Februari.
Zevende jaargang.
V KItSCII 1.1 WT
PRUS DËR ADVERTENTIES
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
Een diepgaand verschil.
BE ZEEUW.
UITGAVE VAN
elk en MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
van 1 5 regels 25 cent iedere regel meer 5 cent
Prjj? per drie maanden franco p.p. f 0.95.
en
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
Enkele nummersf 0.02'.
meer 10 cent.
(Slot.)
Nog enkele punten uit de rede van den
heer Lohman tegen den heer Putte wenschen
wjj aan te stippen.
De heer Putte had gezegd: wjj Eerste
Kamer hebben minister Keuchenius wegge
zonden wjjl hjj meer doleerde dan regeerde.
Twee grieven voor een.
De eenhjj doleerde. De anderhjj
regeerde niet genoeg. Indië's zaken liepen
bjj hem in de war.
Dat hjj doleerde is een argument dat de
woordvoerder der liberalen daar niet had
mogen noemen.
Wjj eenvoudige menschen zouden eenvou
dig zeggendat komt niet te pas, mjjnheer
Van de Putte. Uwe vrienden te Goes, het
bestuur der liberale kiesvereeniging gjj
kent ze hebben het eens bestaan den
verkiezingsstrijd te vergiftigen met een «do
leert niet, maar bleet zjjn kerk getrouw».
Maar die heeren stonden ook zoo ver be
neden u in elk opzichten ze dedea het ook
daarna niet weer.
Maar gjj, hoe kunt gjj dit doleeren in de
eerste kamer er bjj halen l Hoort dit argu
ment aan de kerk ontleend, nu heusch thuis
in een parlementair debat?
Ironisch vraagt de heer Lohman hem
dan ook?
Hoe is de heer Putte er er achter gekomen
dat de heer Keuchenius medeging met de
reformatie der gereformeerde kerken in Ne
derland? Ik herinner rnjj niet dat
dit püht ooit in dit Staatsli
chaam ter sprake is gekomen.
Wel heeft de heer Keuchenius zich ook
als minister zjjner belijdenis met geschaamd.
Dit bewjjzen de feiten.
Het is waar de heer Keuchenius heeft
hier, in de andere Kamer en overal waar
het pas gaf verklaard dat eene Christelijke
natie, dus ook eene Christelijke overheid
zich de belijdenis van Jezus Christus niet
mag schamen tegenover Indische en aller
minst tegenover Mahomedaansche volken.
Ik herinner er aan dat de geachte afge
vaardigde uit Groningen (het Kamerlid Van
Boijen) hem deswegens indertijd verdacht
heeft te lijden aan godsdienstwaanzin en
beweerd heeft dat zijn verstand door den
godsdienst beneveld was.
Ik herinner mij verder nog een ander feit
van soortgelijken aard, namelijk dat de heer
Keuchenius eens, krachtens zijn ambt, een
brief geschreven heeft aan de Indisohe kerk
besturen, die volkomon juist den toestand
van het Indisch kerkgenootschap sehetste,
doch die den toorn heeft opgewekt van vele
(moderne) predikanten, weshalve hij daarover
in deze en in de andere Kamer herhaalde
lijk is terechtgewezen. Dat alles zal waar
schijnlijk (den heer Putte) aanleiding gege
ven hebben om den heer Keuchenius ten
laste te leggen, dat hjj voor doleeren zoo
bijzonder geschikt is, hoewel die uit
drukking mij zonderling toe
schijnt.
Wij moeten het dus als een daad van wijs
belijd van de Eerste Kamer aanvaarden dat
zoo iemand om die gevoelens verwijderd is l
En nu de beschuldiging dat Keuchenius
niet regeeren kan.
Laat rnjj nu evenwel met een paar woor
den mogen aantoonen dat de heer Keuche
nius daarom toch nog zoo heel ongeschikt
niet was om te gouverneeren ('s lands zaken
besturen).
Hij was het die het Biliton-contract
heeft ontdekt en in 't licht gesteld, een
daad, waarvan het gevolg zal zijn dat na
verloop van 35 jaren voor den lande een
bate zal zijn verkregen van misschien 60
miljoen gulden.
En denkt de heer Fransen v. d. Putte
er wel aan dat hjj en de gouverneur-ge
neraal Loudon den Atjeh oorlog met zjjn
uitgaat van 200 miljoen gulden op hun
geweten hebben?
De heer Lohman herinnert hem dit op
volgende wjjze
Verder vraag ik den heer Fransen v. d.
Putte of hij er thans spijt van zou hebben
indien de heer Keuchenius in 1873 Gou
verneur-generaal ware geweest in plaats
van den heer Loudon
Of weet hij niet dat het destijds juist de
heer Keuchenius was die onmiddellijk na
het uitbreken van den oorlog met Atjeh,
int-i 6iin 1873geplaatste Standaard-
artikelen, gewezen heeft op het gevaar van
dien oorlog voor ons land en op het onvol
doende van de motieven die tot dien oor
log hebben geleid?
Ware destijds de raad gevolgd van den
man die zoo ongeschikt was (volgens v d
Putte) om te [regeeren,] dan zou misschien
de heer Fransen v. d. Putte zich daarover
beklaagd hebben, maar Nederland zeker
niet. Honderden miljoenen en tal van men-
Bchenlevens waren gespaard gebleven.
De spatiëering en hier en daar een
inlassching is van ons. Red.
De heer Fransen v. d. Putte had ge
smaald op het samengaan van Rome en
Dordt in 1888. De heer Lohman herinnert
hem dat Rome thans op vele plaatsen de
liberalen op het kussen helpt. (Immers te
Goes hebben de roomschen de liberalen
ook braaf geholpen. Red.) Maar dat is dan
zeker voor den heer Putte de natuurlijkste
zaak ter wereld.
Doch inmiddels is de tjjdelijke samen
werking tusschen Rome en Dordt den lande
niet onvoordeelig geweest.
In de eerste plaats heeft die samenwer
king een einde gemaakt aan den school-
s trjj d, ja aan een godsdienstoorlog die het
land 40 jaren lang heeft geteisterd; een
strijd die schatten heeft gekost en ons
scholen heeft bezorgd die thans zelis niet
eens meer door hare voorstanders algemeen
geprezen worden. En niet alleen is de strijd
beëindigd, maar tevens is da weg aange
wezen, waarlangs op den duur nog tal van
quaesties op het gebied van onderwijs en
opvoeding kunnen worden opgelost. "Voorts
is door die beëindiging van den strijd de
mogelijkheid geboren, om ook de verbetering
van maatschappelijke toestanden ter hand
te nemen en door te zetten; waarvan dan
ook terBtond door dezelfde Regeering is
gebruik gemaakt; ik herinner slechts aan
de fabriekswet. Welke grond bestaat er dus
om telkens met zekere minachting of
afgrijzen te spreken van „Rome en Dordt?"
Of z\jn de benoemingen van dat Kabinet
uitgegaan misschien niet goed; zijn de onder
hen aangestelde ambtenaren minder bruik
baar dan die welke plegen benoemd te
worden door de tegenpartij Zouden, wanneer
Rome en Dordt nog eenigen tijd aan het
bewind gebleven waren, de gemeente-finan-
ciën en ons verdedigingsstelsel er niet heel
wat anders uitzien dan thans
Maar de heer Putte had ook beweerd dat
onze eenige vijand het clericalisme is, en
inzonderheid «dat van den paus op gerefor
meerden grondslag».
Maar de heer Lohman zegt
Ik vraag of het tegen de clericalen is
dat men tegenwoordig het Nederlandsche
leger aanvoert tot bewaring van de rust,
of het de bijzondere scholen zijn, waaruit de
onderwijzers komen, over welke men zich be
klaagt de onderwijzers, die langzamerhand
op vele plaatsen, gelukkig niet overal, de
jeugd, zij het ook buiten de schooluren, op
een wijze die den haat en de verbittering
ten top zullen doen stijgen, wanneer het
jongere geslacht tot meerderjarigheid zal
zjjn gekomen. Ik vraag of, wanneer
hier en daar oneenigheden zyn, men zich
dan niet wendt naar vereenigingen zooals
Patrimonium om den vrede te herstellen,
zonder gebruik te maken van de wapenen?
Ik vraag of, wanneer men gehandeld
had naar de lessen van de groote „clericalen"
zooals Groen v. Prinsterer en Stahl, niet
veel vroeger reeds de aandacht zou zijn
gevestigd ep de sociale zijde van menig
vraagstuk; of niet veel vroeger reeds in het
licht zou gesteld zijn dat het volk achter
de kiezers precies dezelfde rechten heeft als
de kiezers zelf?
Wanneer ik den geachten afgevaardigde
uit Zuid Holland een raad zou mogen geven,
is het deze, omdat oude verroeste wapen
van anti-clericalisme maar op te bergen in
een rommelkamer en daar niet meer van
daan te halen. Dat wapen moge goed ge
weest zijn voor die kiezers, die de meer
derheid bezorgd hebben aan de partij van
den heer Fransen v. d. Putte, maar het
is veel te slecht voor de 500,000 kiezers
die in aantocht zijn.
De heer Putte had ook gezegd dat de
kracht en de macht der eerste kamer als
't noodig is, uitblinken zal.
Aan die kracht der eerste kamer twijfelt
de heer Lohman.
In tijden van troebelen zal zg heelemaal
niets vermogenin tijden als de partjj in
de minderheid is, dan helpt de eerste kamer
haar weer op de been, dat is bewezen.
Maar wat kan de eerste kamer doen
als de tweede kamer onvoorzichtige voor
stellen aanneemt? Al deze vragen raakt
de heer Lohman even aan om ten slotte
te eindigen met een woord tegenover de
ongemotiveerde onbevreesdheid van den heer
Putte een woord van rustig vertrouwen.
Hoewel ik dit inzie, maak ik mij toch
niet beangst, doch onder ééne voorwaarde
dat de Natie beter dan thans, leere be
seffen dat de „levenwekkende kracht" voor
een volk niet ligt in de Grondwet maar
in z[jne aanhankelijkheid aan Gods Woord,
zoowel in het huisgezin als op maatsehap-
psfijk en derhalve ook op politiek gebied.
Alleen daar waar die aanhankelijkheid be
staat, zal men de kracht kunnen vinden,
die noodig is voor het behoud van den staat.
Toen spreker nog minister was had de
heer Putte hem rond doch onfijn toege
roepen: «blijf mij met uwe bijbelteksten
van het lijf.»
De heer Lohman wenschte thans daarvan
verschoond te blijven, en haalde daarom
eenige woorden aan van een lid van het
Instituut te Parjjs, Melchior de Vogue, geen
clericaal, lang niet. Deze geleerde schreef
dezer dagen in de Revue des Deux Mondei
«Ik las laatst dat het maatschappelijk gevaar
begonnen is van den dag waarop iedereen
heeft leeren lezen. Ik geloof er niets van.
Maar het maatschappelijk gevaar dat van
alle tijden bestaat is zichtbaar toegenomen
van den dag af waarop het volk het lezen
in zeker boekje, dat thans van de school
gebannen is, verleerd heeft.» De heer Lohman
voegt daarbfl
„Ziedaar waarop het volgens den schrijver
aankomt; niet op het kunnen lezen en
schrijven, ook niet op algemeen onderwijs
maar wel op de kennis van en den eerbied
voor de Heilige Schrift. Nog altijd is ook
uit onze openbare school dat kleine boekje
verbannen, waarvan alle levenwekkende
kracht uitgaat. Daarom kan het gezag
vrijelijk ondermijnd worden; maar wanneer
dat boekje weder op alle scholen wordt
toegelaten er, ingang vindt bij het volk van
Nederland, dan ben ik overtuigd, dat men
zich niet meer bevreesd behoeft te maken
voor uitbreiding van het kiesrecht, hoe
groot die dan ook zjj.
Van vrees gesproken.
Kinderen beginnen in den donker soms
hard te zingeu om hunne vrees te verber
gen. Het gaat ook menschen wel eens zoo.
Zij schijnen onverschrokken het gevaar tegen
te gaan, doch hun hart beeft. Heeft de
heer Putte er niet iets van, wanneer hij
verzekert niet bang te zijn voor kiesrecht
uitbreiding
En misschien weet men ook wel, waar
die vrees van daan komt, die vrees voor het
clericalisme en het calvinisme die de mannen
van '48 bezielt.
Gedurende zeer geruimen tijd heeft de
liberale partij, die toch eigenlijk au fond
de leer van de volkssouvereiniteit huldigt,
zich weten staande te houden met een zeer
beperkt kiesrecht. Zij heeft dat gedaan
door de leer van de volkssouvereiniteit om
te zetten in die van de souvoreiniteit van
do rede, van de heerschappij van het intellect,
rnder het motto: nul n'aura de l'es-
pr t hors nous et nos amis, (f)
Waardoor heeft die partjj dat zoolang
kunnen volhouden Doordat geen van de
beide partijen die tegenover haar stonden,
uitbreiding van kiesrecht op haar program
had.
Om verschillende redenen, hetzij van
staatkundigen, hetzij van principiëelen aard,
hebben tot 10 jaren geleden die partijen
nooit aangestuurd op aanmerkelijke uitbrei
ding van kiesrecht. Alzoo heeft zich de
liberale party kunnen staande houden door
te steunen op die beide partijen, die zij het
meest gehoond en beschimpt heeft.
Daaraan is nu evenwel een einde gekomen.
Die partijen, en vooral de partij waartoe ik
de eer heb te behooren, zijn nu, over het
algemeen, een ander gevoelen toegedaan.
Niemand heeft daartoe meer medegewerkt
dan juist „de man die zetelt in Amsterdam".
Niemand heeft bjj de antirevolutionairen
zoozeer het beginsel ingang weten te doen
vinden, dat het kiesrecht moet worden uit
gebreid tot zoo te zeggen alle meerderjarige
Nederlanders, dan juist hij. Ik dacht of dit
wellicht het clericalisme was, dat de geachte
afgevaardigde uit Zuidholland op het oog had?
Ten slotte de heer Putte achtte de
eerste kamer bij te hard stoken der tweede
kamer een veiligheidsklep.
Ik wil den geachten afgevaardigde nog
even herinneren aan het beeld door hem
gebezigd. Hij meende dat als in de Tweede
Kamer te hard gestookt wordt, deze Kamer
zal zijn de veiligheidsklep. Het is mogelijk.
Zoolang alles regelmatig werkt en de machine
goed is, kan eene veiligheidsklep van groot
nut zijn. Maar wanneer het metaal, waaruit
de machine vervaardigd is, niet meer deugt,
dan zijn machines gewoon met haar vei
ligheidsklep in de lucht te vliegen.
Bjj aandachtige lezing van de losse ge
dachten uit deze belangrijke eerste-kamer-
redevoering is het den lezer zeker duidelijk
geworden waarom wjj van een diepgaand
verschil spraken.
Neen hier was niet de quaestie tusschen
twee geachte personen aan de orde, het
was geen duel, geen steekspel waarvan wjj
getuigen waren. Hier vielen de namen
Lohman en v. d. Putte voor ons wegwjj
zagen hier bjj vernieuwing den strijd «voor
of tegen den Christus», een strjjd die voort
gezet wordt in alle kringen en landen en
eeuweneen strijd dien wij nimmer mogen
opgeven: een strijd gewijd door denchris
tennaam, maar die dan ook juist daardoor
te meer, nooit anders mag gevoerd dan met
eerlijke wapenen, een strijd welks felheid
gebluscht wordt door achting voor den
tegenstander, en eerbied voor zijn overtuiging.
Dat leerde ons bjj vernieuwing het debat
LohmanPutte.
(t) Niemand mag gelijk hebben dan wij
en onze vrienden.
It 1t
Onder dagteekening van 23 Januari heeft
de Directie der Ned. Amerik. Land en
Emigratie Maatschappij een officieel schrijven
in de Prof. Noordb. geplaatst van den
volgenden inhoud
Na de eerste gunstige berichten der emi
granten van een voorspoedige reis en har
telijke ontvangst in Almoza, volgden al
spoedig minder gunstige ja zelfs droevige
tijdingen omtrent den treurigen toestand
waarin de emigranten verkeerden, waar
door het vermoeden oprees, dat de
emigratieplannen der maatschappij uit
speculatiezucht en winstbejag op touw
gezet waren en waarvan nu een tweehon
derdtal landgeaooten de dupe waren
geworden. Geen wonder, dat ieder er
het zijne van dacht en uitsprak. Hoewel
de t(jd nog jniet gekomen is om alles
publiek te makea, acht de directie zich
toch gedrongen reeds eenig licht op deze
zaak te laten vallen, waardoor het on
gunstig oordeel zeker wel eenigszins
gewijzigd zal worden.
Dat elke nieuwe nederzetting in Ame
rika groote moeilijkheden heelt te door
worstelen eer zjj tot eenigen bloei kan
komen heelt de geschiedenis der beide
moederkoloniën in Michigan en Jowa
bewezen.
Het was dus te verwachten dat ook
hier de teleurstellingen niet uit zouden
blijven en deze zjjn al spoediger gekomen
dan men had verwacht. De vertraging
van het vertrek door decholera-quarantaine
was oorzaak dat men er in het hartje
van deu winter aankwam en dat de winter
door geheel Amerika en ook daar buiten
gewoon streng was, Veroorzaakte gropte
moeielijkheden. Al spoedig brak er onder
de kinderen eene besmettelijke ziekte uit,
waaraan een zestal bezweken zijn.
Is het te verwonderen dat de bedroef
de ouders zich diep ongélukkig gevoelden
in den vreemde bjj het verlies van hunne
gefielde kinderen, die met veel moeite op
eene passende wjjze ter aarde besteld kon
den warden. Het ergste was echter dat
de overdracht der landerijen niet tot
stand kon komen, dewijl zij met hypo
theek bezwaard waren. Dat de direc
teuren Zoutman en Van der Hoogt daar
door niet alleen in groote moeielijkheden
maar daarenboven in groote verdenking
kwamen is zeer goed te begrijpen, zoodat
zjj dan ook dringend de overkomst van
den Voorzitter, Professor Noordzij, per
telegram verzochten. Deze is dan ook
dadelijk op reis gegaan en naar de tele
grafische berichten die natuurlijk zoo kort
mogelijk gesteld zijn, te oordeelen is er
alle hoop dat de maatschappij in het
bezit der door haar gekochte landerijen
zal gesteld worden. Met de hypotheek
houders was hij in onderhandeling over
de overdracht, terwijl de Gouverneur van
den Staat hem hierbij krachtig steunde.
Wie onbevangen de zaken beoodeelt
zal moeten erkennen, dat hier van geen
misleiding sprake kan zjjn dan voorzeker
zou het anders aangelegd zjjn geworden.
Niemand heeft eenig geld gestort voor
landaankoop, terwjjl een groot getal der
emigranten belangrijke voorschotten heb
ben gekregen voor hun reisgeld. Is het
nu denkbaar, dat men uit speculatiezuch t
op die wjjze emigranten aan zal nemen
die daar zijnde aldadeljjk gevoed moeten
worden en die na alles genoten te hebben
op een goeden dag elders heen kunnen
trekken zonder dat er eenig verhaal op
te zoeken is
En wat de directeuren aangaat, deze
hadden over niets meer te beschikken dan
hetgeen noodig was tot verzorging der
emigranten. Dat enkele gegoeden, die door
bemiddeling der maatschappjj daar ge
komen zjjn volgens gerucht, op eenigen
afstand buiten de maatschappij om, land
gekocht hebben, waarop zij zich zelfstandig
willen vestigen, pleit niet voor hunne
goede trouw, maar bewjjst toch dat het
land in de vallei van goede kwaliteit moet
zjjn, anders konden zjj elders heen ge
gaan zijn.
Niemand heeft ook geklaagd over ge
brek aan voeding en verwarming en in
de minst gunstige brieven spreekt men de
verwachting uit, dat het er wel goed zal
worden. Er is tegen goed loon overvloed
van werk te vinden, terwjjl de levens
middelen er goedkoop zjjn. Al mislukte
ook de maatschappij dan nog zouden de
eerste emigranten er wel bjj varen.
Indien de landoverdracht geregeld mag
zijn en ieder een stuk grond ter bebouwing
krjjgt, waarop hjj eene woning kan bouwen
twijtelen we niet of men zal de geheele
zaak spoedig anders beoordeelen. Hoeda-