I
Lelde.
f
\L
1893. No. 42.
Zaterdag 7 Januari.
Zevende jaargang.
ïst Midd.-Vliss.
1
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES
Lange Vorststraat, C 220.
Kerk, School en Zending.
6 1043/s 1043/4
1081/n
7 1071/Ó
6 111% -
39% 401/4
6 1051/4
5 941/s -
•xtschappijen.
190
31/2 97% -
4 81% -
40
41/2 923/,
eeningen.
0 3 107% 1081/,
bo 8 108$
3 104
ad. 67
00 2% 99%
100 21/2 991/, 991/j
fl. 100 119 ii91/0
4 119s/„
5 120%
100 156%
100 i651/0
140
R. 100 145%
100 133
100 88%
400 213/8 21
bOTDIENST
>urg en Zierikzee.
ikzee Spoorweg Goes.
van Greenwich.)
irt.
Van Zierikzee
5
6
7
8
O
10
Dond.
Vrijd.
Zat.
Zond.
Maan.
Dinsd.
Woens.ll
Dond.
Vr.
Zat.
Zond.
Maan.
Dinsd.
smorg.
7,20
7,50
42 6,30
43 7,50
14 7,50
45 7,50
46 7,50
47 7,50
Woens.18 7,50
smi
2,-
1,30
1,30
1,30
1,30
1,30
1,30
2.—
1,30
1,30
%-
POTDIENS'l'
IELB.-ROTTERDAM.
is stadsklokken.)
[ïuari.
/oensdags en Vrijdags
7.15, v. Middelb. 8.30 u.
mderdags en Zaterdags
8.15 u.
/oorm. 6,30, 7,55,9.46,
2,40, 4,10, 5,50, 7,20.
/oorm. 7,15, 8,30,9,55,
3,25, 4,50, 6,35, 8,
JSDIENST
ISCHE VEER—GOES,
ondering van Dinsdags,
geen dienst).
Jsdijksche Veer 6.40-j-
ition 8.1+, 2,34+ (Slot
6.30.
i d s d a g s
lij ksche Veer 9.—,5.
pt Oostende) 2.30, 6.30
l-tijd.
u. m. u, m.
nm 11,55 3,25 0,
12,25 3,55 0,—
ïsd. en Vrijd. Woensd.
en Zat.
1,55 3,25 0,
2,15 3,45 0,
8,40
9,10
10,10 1,50 0,
0,30 2,10 0,
13
3,50
5,29
5,50
6
33
•4,1
i>,
6
40
4,8
6
53
4,21
t
6,
2
4,30
6,20
6,37
10
4,38
6,45
17
4,44
6,52
22
4,49
6,57
32
4,59
7,7
39
6,6
7,15
52
6,19
7,23
2
5,29
6,45
7,38
11
5,38
7,47
20
5,47
6,84
7,07
7,56
16
8,11
8,14
9,44
51
10.19
11.27
20
f9,15
f9,15
10.37
59
f9,52
f9,52
11.20
aangekom
r Venloo
en
en
JO,;
10,28
11,85
12,17
12,34
1,55
6,21
1,23
5,50
3,15
7,20
3,57
8,10
4,14
8,27
4,30
8,45
0,00
0,00
0,00
0,0
0,0
0,00
F
h
II w.
elken MAANDAG- "WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
Prjj? per drie maanden franco p.p. f0.95.
Enkele nummers0.02®.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Den geabonneerden die
gewoon zijn met 1 Jan.
hun abonnement op dit blad te be
talen bij den ondergeteekende, zij
herinnerd dat het adres is
GOES. G. M. KLEMKERK.
De toestanden in Groningen.
Ongetwijfeld is er oorzaak voor de treuri
ge verhoudingen waarvan de opstootjes in
het noorden des lands getuigen. Een der
Groningsche bladen wjjst er eene aan met
een geschiedkundige beschouwing, waaraan
wij het volgende ontleenen.
«Daar hebt ge nu bijv. het «Oldambt».
Jaren lang is dat deel onzer provincie be
schaafd en veredeld door moderns predi
kanten. Niet door stumpers, maar er waren
mannen onder, die eene eere, in geleerd
heid en welsprekendheid van 't modernisme
waren. Men kreeg daar dus alles uit de
eerste hand. Daarbij o zulke prachtige open
bare schoolgebouwen. En in die gebouwen
nu ook weer niet de minsten, m?ar eer
de besten uit de openbare onderwijzers.
Want, door het kostersbaantje, waren en
zijn het daar dikke traktementen. Ook op
schoolterrein alles dus weer uit de eerste
hand. Zoo ergens, dan kon in 't Oldambt,
rijk door zijne bewoners, rijk in kerkelijke
goederen, het modernisme toonen, wat het
vermocht. Het had er alles naar zjjn
wensch. Het heeft er lange jaren zoo wat
de alleenheerschappij gehad. Alleen in een
paar dorpen waren nog wat van die «stijven
en fijnen» overgebleven. Nu onvermengd is
de vreugde hier zelden. Er was dan ook
lange jaren geen vuiltje aan de lucht. Ieder
leefde naar het goeddunken van zijn hart.
Men was fatsoenlijk modern, en daar er
welvaart was, bevond men zich hierbij nog
niet zoo kwaad. Naar kerk gaan, dat deed
men hoofdzakelijk bij plechtige gelegenheden.
Waarvoor zou het ook dienen? Domine
dacht er al precies zoo over als de leden.
Op staatkundig gebied was men onvervalscht
liberaal, 't Was daar in 't Oldambt voor
een liberaal van den echten stempel een
paradijs in 't klein. Nu j»! het arbeidersvolk
was wel wat ruw, er was wel wat veel
geschreeuw, vooral des Zondagsavonds,
langs den weg, van dronken boerenknech
ten en boerenmeiden, maar een mensch
mag toch ook wel wat hebben. Ze waren
wat ruw, maar 't ging hun in zekeren zin
als dikke honden, die wel brommen, maar
niet bijten. Sinds op de trotsche boerderijen
niet langer de boer met zijn vrouw, kin
deren en dienstbaren in allen eenvoud
voortleefde maar niet zelden «mijnheer» en
«juffrouw» of soms wel «mevrouw», met
gekostschoolde «jongeheeren en «jonge juf
fers» de steeds rijker gemeubileerde kamers
bewoonden, paste het toch niet meer, zoo
gemeenzaam met de «boden» om te gaan.
«Pa» en «ma» konden soms nog wel eens
uit hunne rol vallen, maar die «jongeheeren»
en «jonge juffers» bemoeiden zich met «d a t
volk» niet». Toen werd «dat volk» ruwer
en onverschilliger, want het werd niet in
toom gehouden door eene consciëntie die
in het besef leeft eenmaal voor God te
moeten verschijnen. Do niné en meester,
«mijnheer» en «juffrouw», en al wie wat
meer was dan «gewoon», hadden voor den
Bjjbel slechts een spottenden glimlach over,
hoe zou «d a t volk» er dan eerbied voor
krjjgeD Toen kwam tot «d a t volk» de
socialistische opruier, en nergens wellicht
rond hjj vruchtbaarder bodem, vond hjj
dankbaarder gehoor. Dat volk vroeg zich
at, waarom het zelf zoe arm was, waar toch
bij billijker verdeeling, overvloed kon
zijn. "Van jaar tot jaar deed die vraag zish
meer dreigend hooren, tot nu in het laatst
van 1892 naar het antwoord wordt ge
zocht, in 't gezicht van boerderijen, welke
men in vlammen wil doen opgaan, te
midden van het wapengekletter der huzaren,
die daar vroeger wellicht nooit gezien zijn.
Natuurlijk zal men de rust herstellen. DaarJ
voor heb ik geen zorg. Straks komt dan de
zomer, en de arbeid schenkt weer meerdere
kalmte. Maar in 't laatst van '93 zullen we,
zoo God het niet verhoedt, nog dreigender
tooneelen zien afspelen.
Ziedaar, wat bet modernisme, na het ge
loot aan de harten te hebben ontstolen,
door het prikkelen van zondige zelfzucht,
na ontwrichting van het huisgezin, van het
volk heeft gemaakt Zal men dan nu ein
delijk wijs gaan worden In de laatste zeven
jaren zijn de wateren er zeer snel afgeloopen.
Toen beheerschte nog een koud en gevoelloos
liberalisme-modernisme de geesten, thans
blijkt de massa reeds aangegrepen door
vreeselijke demonische krachten, welke het
ongeloof wekte».
Tot zoover de Groningsche schrijver, die
de zaken blijkbaar van orthodox standpunt
bekijkt.
Weinigen zullen echter kunnen weer
spreken dat hij de zaak goed inziet, den
vinger op de wonde legt. En voor wie nog
aan de onpartijdigheid zijner beschouwing
twijfelen mocht, voegen wij hier een uit
treksel bij uit een brief van een correspondent
van de Arnh. Grt., een man die de zaken
ziet door een liberalen bril.
Hij schrijft onder meer
„Ik ben een groot voorstander van vrij
heid van gedaehtenuiting en van vrijheid
om zich te vereenigen en te vergaderen;
maar brengt die vrijheid mede dat men open
lijk mag opruien tot verzet tegen de over
heid en tot moord en brandstichten recht
streeks en middellijk mag aansporen Is
het en deze vraag rijst in deze provin
ciën in het belang der maatschappij,
dat ook hoofden der scholen openlijk aan
die opruiing deelnemen Hier in deze
streken zijn de meeste men zou bijna
geneigd zijn te zeggen alle onderwijzers
socialisten. Men ziet hen dan ook in
de gelederen bij socialistische optochtenen
«nlcelen houdt men zelfs voor anarchisten.
„Waarlijk, men moet wel innig gehecht
zijn aan de openbare neutrale school, om
zyne liefde daarvoor te blijven behouden.
De jeugd is tegenwoordig bandeloos, tuch
teloos en zuigt die beginselen in, die zü
nog niet begrijpen kan en verkeerd opvat.
Geen greintje idealisme is er meer en de
moraliteit wordt gesmoord".
Yooral op de laatste zinsnede leggemen
den nadruk.
«Geen qreintje geestdrift voor iets hoogers
is er meer, en de zedelijkheid wordt ge
smoord».
Hiermede wordt beweerd (mogelijk wel
door een man van het vak) dat de zooge
naamde «maatschappelijke deugden» de
Christelijke er nu eens (buiten gelaten
op de Staatsschool worden vernietigd in
plaats van aangekweekt.
In het Noorden loopt dit in het oog; in
het Zuiden weet men, o, die gedien
stigheden der practijkaan de neutraliteit
der «openbare» school nog een orthodox
protestantsch of roomsch vernisje te geven,
en zich te voegen naar het calvinistisch of
ultramontaansch origine dat nog naleeft in
het huidige geslacht. Toch zal op den duur
alleen het positieve christendom naar de
Schrift in staat blijken het volk in alle
deelen des lands te bewaren voor den afval
gelijk die in het Noorden tot rijpheid kwam.
Onder de telegrammen van den dag vinden
wij er een dat meldt dat de spoorwegver
binding met Pretoria Zondag feestelijk zal
geopend worden.
Zondag en dan onder het bestuur van
President Kruger.
Zou dat waar zijn?
Indien er ooit een persiflage is geleverd
op een ingediend wetsontwerpdan zeker
wel door het kiesdistrict Rotterdam bij de
deze week plaats hebbende Kamer-verkiezing.
Een vierde van de kiezers zijn opgekomen
't Is waarlijk een parodie op den herhaal
delijk verkondigden aandrang voor algemeen
stemrecht.
Dat de heer A. Plate met groote meer
derheid gekozen werd, behoeft nauwelijks
gemeld.
Niemand die het niet verwacht had.
Een zeldzaam genot was velen dergenen
die gisteren avond in de Engelsche kerk te
Middelburg waren opgekomen, bereid.
Ds. C. J. Lammerink van Seheveningen
vergastte zijn talrjjk opgekomen gehoor met
eene lezing over ons Kerklied.
Eene lezing schoon gedachten diep gevoeld.
Na zijnen hoorders het bekende; Zingt,
zingt een nieuio gezang den Heere, op de
lippen te hebben gelegd, betoogde de spreker
dat naast den Psalmbundel, deze nooit te
vervangen Goddelijke liederenschat, spiegel
voor het christelijk leven van alle eeuwen,
het nieuw gezang te allen tijde behoelte is
voor het geloovig hart. God te loven met
een nieuw lied was behoefte voor Maria, de
moeder des Heeren, voor een Simeon en voor
een Zacharias. Voorde kerk der Apostelen
in het bekende Gezang 3 dat den lof des
Heeren in dat bekende Te Deum zoowel in
de triumfeerende als in de strijdende kerk
verkondigt.
Een Bernard van Clairvaux stemde in
de Middeleeuwen de harp tot Gods lof,
en moge in de latere Middeleeuwen het
lied tot Gods eer al meer aan de geloovige
gemeente onttrokken zijn, om alleen door
priester en koor gezongen te worden,
nauwelijks rijst de morgen van den nieuwen
Hervormingsdag ot de harp in de Duitsche
kerk tokkelt haar lied. Het «Een vaste
burg is onze God» weerklinkt machtig en
krachtig, niet minder dan de prediking der
rechtvaardiging door het geloof alleen.
God die aan zijne Kerk als aan de per
sonen die in Zijnen dienst arbeiden, ver
schillende gaven schenkt, gat aan deZwit-
sersche en Fransche Kerken meer de
zuiverheid des Woords, aan de Duitsche
Kerken meer de gave des iieds.
Van Paul Gerhard, tijdens den dertigjarigen
oorlog de onovertroffen zanger van het ge
moedsleven, tot den Graaf von Zinzendorf,
den zanger van het Piëtisme, leverde Duitsch-
land een aantal christelijke zangers op, die
door den spreker, in overvloedigen rijkdom
bij ons werden ingeleid. Het kenmerkende
van hun zangen werd niet weer te geven
om het rijke panorama dat ons oor voorbij
ging in hun liederen aangewezen.
Ten slotte bepaalde de spreker zich tot
het kerklied in ons land.
Na in den Hervormingstijd eenige proeven
van vertalingen der Psalmen ontvangen te
hebben, kwamen al spoedig in de dagen van
Ilagepreeken en Beeldenstorm twee berijmin
gen in't licht: die van Marnix van St. Alde-
gonde en die van Petrus Dathenus. De eerste
moge in letterkundige waarde de laatste over
treffen, het was Datheen, de medestrijder,
de man des volks, deelende in al hun lief
en leed, het was Datheen, die de taal des
volks sprak en zingen kon voor het volk. Die
psalmen van Datheen vertegenwoordigen
een deel onzer geschiedenis Deze psalmen
weerklonken bij de hagepreeken. Met deze
werd meer dan éen belegerde stad ingeno
men. Met een dezer psalmverzen ging menige
martelaar de eeuwigheid in. Deze psalmen
weerklonken het eerst in de kerken waar
mis en vesper tot nu toe waren gezongen.
Na het kenmerkende van eenige dezer
psalmen op indrukwenkende w(jze te hebben
aangetoond, doorliep de spreker de latere
eeuwen om aan te toonen dai, naast de
rationalistircbe strooming die zich onmisken
baar gelden deed, toch ook steeds de behoefte
zich openbaarde om den Heere een nieuw
lied te zingen.
Rumor in Casa. Rumoer in de hut.
In grooten en in kleinen.
In Duitschland, waar de partijen de
niillicenen voor de legerversterking weigeren
en de keizer in een knauwenden nieuwe-
jaarswensch de on willigentot reden zoekt
te brengen.
In Frankrijk waarde Panama-schandalen
nog steeds harten en zinnen in beroering
houden.
In Spanje waar eene onwillige kamer
met ontbinding werd gestraft.
In Rusland waar de vervolgingen tot
al meerder verzet schijnen te prikkelen.
In België waar de regeering met haar
kieswetontwerp zich bijna een eeuw vergiste
en een storm van verontwaardiging deed
opgaan in het radicale kamp.
In Nederland waar de ontwerpen Tak,
gelijk een schot hagel een troep ganzen, de
partijen deden op- en uit elkaar stuiven.
In Amsterdam en Rotterdam waar de
vrienden bij eene tusschentijdsche verkiezing
elkander als vijanden bestookten.
In Groningen en waar niet, waar gebrek
en opruiing den heeten kamp voeren met
overvloed en orde.
Maar ook in Wageningen, een Gel-
dersch stedeke, waar een gemeente-ontvanger
door den raad benoemd werd buiten de
voordracht oml
Ook daar is het rumor, ja we zouden
zeggen, daar is het error in casa.
Burgemeester en Wethouders hadden ter
benoeming voorgedragen twee liberale niet-
ingezetenen. De gemeentewet, artikel 216,
geeft den Raad de bevoegdheid buiten de
voordracht om een benoeming te doen; en
dit deden 6 van de 11 raadsleden die een
ingezetene den heer v. Dedem zoon van
het antirevolutionaire raads-, staten-, kamer-
en soctëfeifslid van dien naam hun stem
gaven.
Hierover nu is half Wageningen gebelgd.
De burgemeester zal zijn ontslag vragen.
De wethouders namen ontslag, ook als
raadslid, ook 2 andere raadsleden die no. 1
der voordracht gestemd hadden.
Ongeteekende oproepingsbiljetten, aan
plakbiljetten, reclameborden, noodigdende
in roere gebrachte menigte tot een volks
vergadering, waarin de directeur der
hoogere burgerschool voorzitter was en
de meerderheid der 600 aanwezigen
een motie aannam, waarin getoornd werd
op de 6 raadsleden en een pluimpje gedeeld
werd aan het dageljjksch bestuur dat het
zijn ontslag nam.
Een der aanwezigen werd door de be
schaafde meerderheid belet de keuze der
6 ook met een beroep op een van
's lands wetten te verdedigen.
Ook de socialisten mengden zich er in.
Er hadden straatoproeren plaats, de sabel
dreef ze uiteen; des anderen daags kwamen
de huzaren en vergaderden de antirevoluti-
naire kiezers. Ook onder hen dreigt rumor,
want een der zes komt nu vertellen dat
hij er spijt van heeft.
En eindelijk rumor ook in de sociëteit
waar 28 leden herballotage hebben aange
vraagd voor den vader van den nieuw
gekozene.
Indien nu daarop een déballotage volgen
mocht, zou dit de eenige goede vrucht van
al den rumor kunnen zijn. Een antirevo
lutionair kamerlid behoort geen lid der
sociëteit te zijn.
6 Janurri 1893.
De verandering in de verhoudingen der
politieke partijen in ons land, in verband
met de voorgestelde kiesrechtuitbreiding,
geeft den briefschrijver in De Bazuin de
volgende zeer juiste opmerkingen in de pen
De sporen van een nieuw monsterver
bond, tusschen Roomschen en een deel der
liberalen in zake het ingediende ontwerp
van Kieswet, zijn nu reeds zichtbaar.
De anti-revolutionairen zijn bezig zich in
twee groepen te verdeelen. De eerste groep
zal zich buitengewoon goed moeten houden,
als ze niet op conservatieve paden wil gaan
wandelen; en de andere groep loopt gevaar,
dat tien mannen, uit alle geslachten der
radikalen, de slippen zullen grijpen van éen
antirevolutionair man en zeggenwij zullen
met u gaan, omdat wij zien, dat gij op
volksoppermacht aanstuurt.
Nu is gelukkig, reeds meermalen werd
het opgemerkt, het leven nooit zoo logisch,
zoo in overeenstemming met de wetten van
het denken, als de theorie, die de menschen
voor het leven maken. En daarom is [het
wijs op het leven zelf te letten, en den gang
van het leven na te gaan. De strijd tus
schen de beide levensstanden en levensvor
men, die gewoonlijk met de woorden«aris
tocratie en democratie» wordt aangeduid,
is niet zoozeer het gevolg van eenige theo
rie, maar is in het leven zelf gegrond en
daarvan het gevolg. Geboorte, aanleg, op
voeding, karrkter en levensomstandigheden,
beslissen schier alles. Maar alles moet dan
ook samenwerken om iemand, gelijk dit
dikwijls in paardenkoopersstijl wordt uitge
drukt, «volbloed» te maken. Men ontmoet
soms dienstmeisjes,die zulk eene gestalte, zulk
een fijn gelaat, zulke natuurlijke gratie bezit
ten, en zooveel aanleg voor het eenvoudig
voorname hebben, dat zij prinses zouden
kunnen heeten, zonder verbinding met het
woord «keuken». En omgekeerd komt men
nu en dan een mensch van adel tegen,
van wien men onwillekeurig zegt: die ljjkt
nu niets op een Baron of Jonkheer.
Om «volbloed» te zijn, moeten alle om
standigheden samenwerken.
En nu beschouw ik het als een goedheid
Gods, dat dit zelden het geval is, en de
meeste menschen min of meer gemengd
zijn. We hebben allen elkander noodig
heer en knecht, adellijke en burgerman. En
zoo is het ook in den Staat. Er moet toe
nadering zijn. Toen op het Sociaal Congres
onderscheidene aanzienlijke heeren zich aan
het volk vertoonden, steeg de geestdrift ten
top. Ach, waarom hielden die heeren
niet meer voeling met het volk; waarom
weten zij zoo zelden den toon te treffen,
die het volk doet voelen, dat de heeren
voor hunne (des volks) balangen opkomen
en waken?
Doch zuchten en wenschen baten niet,
In het wezen der zaak is de scheuring
aanwezig. En als er onder de belijders van
het Christendom nu ook strjjd komt tus
schen aristocraten en democraten, dan kunt
ge licht begrijpen dat dit niet alleen nood
lottig is voor de partij maar dat heel het
volksleven er onder ljjden zal.
Ned. Herv. Kerk.
Bij (ie verkiezing van een diaken in
de herv. kerk te Serooskerke (Snamen
van de 53 stemgerechtigden 4 aan de stem
ming deel. De meeste stemmen had G-
J. Barentsen.
Bij de Ned. Herv. Kerk zjjn niet
minder dan 377 predikantsplaatsen onver
vuld. Slechts 6 candidaten zijn [er waarvan
4 zich nog niet beroepbaar stellen.