BIJVOEGSEL
DE ZEEUW"
I)
9
behoorende bij
van Dinsdag 1 November 1892.
Vergadering van den Middelburgscheo
gemeenteraad van Maandag 31 October 1892.
Tegenwoordig alle leden.
De notulen der vorige vergadering worden
na voorlezing vastgesteld.
Geschiedt voorlezing van het volgend
schrijven van den heer W. J. J. Koole.
„Aan den raad der gemeente Middelburg
wenscht ondergeteekenae, herstellend, doch
nog geen vrijheid hebbende uit te gaan,
zijn gevoelen kenbaar te maken over de
behandeling, den heer W. P. v. Pagé in de
vergadering van 19 dezer aangedaan, in
zonderheid over de houding, door sommige
leden van den raad tegenover genoemden
requestrant aangenomen.
Allereerst zij eraan herinnerd, dat inder
tijd de raad aan de firma Yan Zeylen en
Dekker, eigenlijk aan den laatsten firmant
alleen, de binnenhavens, gevraagd voor een
droogdok, ten geschenke gaf met 150.000
toedat de firma ved. J. H. C. Kakebeeke
Gz. beschikking hesft gekregen over het
geheele terrein tisschen het kanaal en
den ouden havendijk ofschoon verzekering
ware voldoende geweest, dat de raad nim
mer het ongebruikt gedeelte van het terrein
zou afstaan voor eent concurreerende meel
fabriek; dat aan den beer T. Mace het ge
heele beschikbare terrön der Commerciewerf
is afgestaan, zonder cat hem nadere ver
klaring omtrent de bEtemming daarvan is
ontwrongen.
Hot waren voornane firma's, die zulke
gunstige beschikkinger op hunne aanvragen
verkregen. De heer Mice stelde door zijn
advocaat een ultimatun, als ware hij pre
sident van de Yereenigle Staten, als ware
die advocaat zijn gezart; en degenen, die
in den raad bezwaar makten, werden bijna
als tegenstanders van dei bloei der gemeente
beschouwd, terwijl nu an achter blijkt dat
de voorstelling, als zoudei tachtig werklieden
op de Yitrite Works brood vinden en
„werkverschaffing" onnodig zijn, niet wordt
1 verwezenlijkt, en de joigens met hoopen
die inrichting verlaten, t< tenger, te spier-
loos om eene plaats te vinlen op de Leidsche
jkanonneerboot.
De eischen der voornameirma's gaf men toe.
Nu komt er een betrekklijk kleine burger,
geen vreemdeling, neen, emand onder den
rook der stad geboren, van jongsaf aan
alle inwoners bekend.
Zijn verzoek ombouwgrotd wordt hem toe
gestaan naar keus uit drie verstellen aan den
raad, alle drie de draconsche bepaling be
vattende, dat de grond, me' al wat hii erop
zal gebracht hebben, wede aan de gemeente
vervalt, indien hij niet vodoet aan de ge
stelde bepalingendat de buizen daar ter
plaatse niet zullen misstaai en dat hij vóór
1 Januari 1898 éen huis v-ltooid en vóór
1 Jan. 1895 het terrein, beioudens eenigen
tuingrond, zal volbouwd hbben.
Zoolang dus het laatste tuis niet is af
gewerkt kan alles, zegge a/100 huis, door
de gemeente worden verbeud verklaard.
Is de draconische bepalingvan letter e van
het contract mogelijk goed tegenover een
speculant in bouwgrond, die voor den naam
een wagenvracht steen en :alk zou kunnen
verwerken en voorts het terein laten braak
liggen, zij is hard en onrechtvaardig ge wor
den, thans tegenover dei man van ernst
en goeden wil en behoorde daa'om uit het con
tract verwijderd te worden.
Heden toch zijn twee hujen bijna vol
tooid en de heer Van Pagé is voornemens
het derde, het hoekhuis, nielminder sierlijk
te maken dan de beide and-ren, maar hy
kan geen der beide bestaano huizen ver-
koopen, zoolang het zwaard der verbeurd
verklaring daarboven hangthy kan ook
niet het geringste deel der reds gebouwde
waarde verpanden by mogely: tijdelijke be
hoefte aan kasgeld.
Mocht hij, sterfelijk als iedr ander, voor
uit. 1894 overlijden; mochtenzijne weduwe
en kinderen den bouw niet kinnen volein
digen, dan strijkt de gemeeite het recht
matig eigendom van weduwt en weezen
(de kinderen zijn uit het eerstehuwelyk) op.
Kan dit de bedoeling van dei raad zyn
Inzonderheid verbaast, smar mij de hou
ding van wat ik zou kunnen noemen de
rechterlijke partij in den raad, hoewel met
loffelijke uitzondering van dei heer mr. W.
H. Snouck Hurgronje.
Het is mij nog niet bekend —stemmingen
vallen soms wonderlijk uit - of mijn ge
achte medeleden mijne opvattiig van het
lidmaatschap des raads deelen, naar in elke
vertegenwoordiging zie ik tegenover de
eischende, van hooger hand aangestelde
ambtenaren, de gekozenen des voiks ais pleit
bezorgers des volks staan, zoo in ie Kamers,
zoo in de Provinciale staten, zod in de ge-
gemeenteraden.
Komt de burgemeester-, eenigirmate com
missaris der koningin, met de eischen der
boven ons geplaatste wet, de gekozenen
des volks hebben deze eischen aan kritiek
te onderwerpen (wat echter hurae bevoegd
heid tot initiatief niet uitsluit).
Nu hebben we met genoeg® hier in
onze gemeente te constateeren dat van de
bestuurstafel geen opzettelijk buitensporige
eischen uitgaan, dat doorgaans billijkheid
dheid voorzitten, en daaren-
ri„ oüiVïf ?aar te nelnen dat - getuige
tArVnuc dubbele school op het Oost
zijde komen. 61SCllen van geheel and6r0
de belangen dei gemeente
krniS'® opzicht gediend door de rechts-
dia bekwaamheden van raadsleden,
f,dS' u ian ïndustriëelen of kooplieden
studie hebben gemaakt van onze wetgeving,
maar zoo zy elders ambtenaren zijn, in den
dnïr dUn AZy *?at niet'en allerminst behóórt
voaLw? „flELCa e fbde van hun ami>t op den
voorgrond te treden.
veroorloof ik mij, recht op den
Van HnaV6 dön heer J' A'
Markt u ook vergeet dat hij, op de
Markt zynde, met op het Hofplein isof
hij ook vergeet dat hij ten raadhuize is
volkstribuun en niet ambtenaar van het
openbaar ministerie; of hy ook meent in
den heer van Pagé een verdachte, een
beschuldigde te zien
Burg. en weth. hebben, blijkens hun
voorstel en blijkens de woorden van den
heer Den Bouwmeester, niet zulk een on
gunstig oog op onzen bekenden medeburger,
en de monelykheid, dat hij, werd thans de
bepaling ingetrokken, nooit de bedoelde
huizen zou bouwen, bestaat niet meer, kon
zelfs niet meer opkomen in het brein van
een rechter van instructie, nu twee hui
zen bijna zyn voltooid lang voor den bij
contract bepaalden tijd.
Er bestaat, heeren van den gerechte,
elders een ticket- of leave stelsel; als ik
mij niet vergis bestaat ook hier tegenwoor
dig eene voorwaardelijke invrijheidstelling.
De heer Van Pagé wilde niets anders dan
iets dergelijkslo. ontheffing van 't reeds
bebouwde terrein. 2o toepassing van de
draconische bepaling alleen op het thans
nog onbebouwde, 3e vertrouwen in zijne
eerlyke bedoeling voor de toekomst.
Dit is hetgeen ik gaarne de vorige week
had gezegd, dit is hetgeen ik nog heden zou
willen zeggeD, indien het mij vergund ware
de vergadering bij te wonen.
Mogelijk zegeviert nog billijkheid over
consequentie.
Hoogachtend,
UEd. dw. dr.
W. J. J. KOOLE.
26 October 1892.
De Voorzitter stelt voor dit schrijven voor
notificatie aan te nemen.
De heer Koole meent dat, wordt des
Voorzitters voorstel aangenomen, weder
geen recht gedaan wordt. Hy wijst er op
dat door allen een verzuim begaan is, hierin
bestaande dat men den toestand niet overzien
heeft.
De Voorzitter verzoekt den heer Koole
zich te bepalen tot het onderwerp dat aan
de orde is, nl of zijn brief al ut niet voor
notificatie zal worden aangenomen.
De heer van Dunné zegt dat het hem
verheugt niet tot de rechtsgeleerde partij in
den Raad te behooren en wil
O >k de heer van Dunné wordt door den
Vooi zitter verzocht zich tot het onderwerp
te bepalen.
De heer Snijders raadt nu den heer Koole
aan een tegenvoorstel te doen.
De heer Koole meende daartoe het initiatief
aan een zijner medeleden te moeten overlaten;
nu echter zich niemand daartoe leent, dient
hij een voorstel in, om aan letter e van het
contract eene bepaling toe te voegen, hou
dende dat telkens, wanneer een gebouw, op
schilders- en stukadoorswerk na, zal zyn
voltooid, dat gebouw met annexen tuingrond
in de richting van de rooilijn, van den zijgevel
ontheven zal zijn van de bezwarende bepaling
van mogelyke verbeurdverklaring.
De voorzitter stelt nu voor dit voorstel
tot eene volgende vergadering aan te houden.
De heer van Dunné merkt op dat men
zoo wel aan den gang kan blijvenhij acht
ie zaak genoegzaam bekeken (om nu alge
handeld te worden, met welk gevoelen de
Raad zich bij hoofdelijke stemming met
algemeene stemmen vereenigde.
De heer Koole licht nu zijn voorstel nader
toe en wijst op de gronden van billijkheid,
die hij in zjjr. schrijven genoegzaam meent
ontwikkeld te hebben.
O ik de heer van Dunné zet zynerzijds den
toestand uiteen. Een contract, zegt bij, is
met den heer van Pagé gesloten en op de
wijze als de heer Koole voorstelt dit contract
krachteloos te maken, is eene onmogelijkheid.
Vele menschen hebban medelijden met den
heer van Pa jé en hij zal de laatste zijn,
die beweren "zou dat hij dat medelijden niet
verdientintusschen moeten diegenen, die
medelijden hebben, de handen maar ineenslaan
om hulp te bieden, dan zal de zaak wel in
het reine komen, want van zulk een over
wegend gewicht is zij zijns inziens niet,
de Raad echter is gebonden aan het contract.
De heer Koole repliceert dat het niet
zijne bedoeling is om het contract krachte
loos te maken, wat hij wil is alleen den heer
van Pagé te helpen door ophelfing van da
bezwarende bepaling; men heeft, bij het
sluiten van het contract, de toekomst niet
genoeg ingezien, men is te kras geweest en
niemand kan ontkennen, dat het eene goede
les voor het vervolg is.
De heer Snijders vraagt nogmaals voorle
zing van letter e van het contract, zooals
het luidt met de toevoeging voorgesteld door
den heer Koole
De Voorzitter geeft order om het contract
ter tafel te brengen. Inmiddels stelt de heer
Tak eene motie van orde voor om het vierde
punt der agenda, naar zijne meening he-
urgentste, in dadelijke behandeling te nemen.
De Raad zich hiermede stilzwijgend ver-
eenigende, geschiedt voorlezing van een door
B. en W. tot den Raad gericht schrijven van
den volgenden inhoud
«Wy hebben de eer u als ons gevoelen
mede te deelen, dat de omstandigheden,
«waaronder uw besluit van den 30 Aug.
«jl. no. 14, tot het buiten werking stellen
«van het duinwatertarief is genomen, nog
«dezelfde zynde immers nog steeds is
«de hoedanigheid van het water minder
«voldoende wij ons opnieuw genoopt zien
«u voor te stellen die buiten werkingstelling
«tot 1 Januari a. s. te verlengen.»
De Voorzitter zegt omtrent dit voor .tel
twee amendementen te hebben ontvangen
en wel één van den heer Schorer om hel
tarief alleen buiten werking te laten voor
het drinkwater, doch het van toepassing te
verklaren voor badtoestellen, waterclosets,
tuinbesproeiing, fonteinen, gevelbesproeiing I
en industriëele doeleinden, voor zoover deze
niet dienen tot bereiding van spijzen en
drankenhet andere was van den heer
W.J. Sprenger, strekkende om voor hen;
die geen verder gebruik van de waterlei
ding willen maken, een uitstel tot opzeg
ging tot en met den 7en November a. s. te
verteenen.
De voorzitter het eerste amendement aan
de orde stellend, licht de heer E. P. Schorer
het toe. Na de verklaring door den voor
zitter gegeven in eene vorige vergadering,
dat het Dag. Bestuur het er mede eens was
dai alleen drinkwater van betaling inoest
vrijgesteld worden, verkeert hy in het on
zekere omtrent de motieven die het Dag.
bestuur tot zijn voorstel van verlenging der
algeheele vrijstelling geleid hebben. Dat
het dcinkwat r vrijgesteld wordt keurt hy
goedmaar dat de vrystelling ook op de
door hem opgesomde zaken zou worden
toegepast, vindt hij onbiliijk, daar de min
dere gehalte van het water op die zaken
niet van zulken overwegenden invloed is.
dat vrystelling zou gewettigd zyn.
De voorzitter zegt dat het Dag. Bestuur in
zijn voorstel geleid is door het motief, dat
het min er watergehalte wel degelijk op
elk waterverbruik een nadeeligen invloed
uitoefent.
Do heer van Dunné heeft met zeer veel
leedwezen de pessimistische beschouwingen
van den Voorzitter gehoordhij is van
meening dat het water zeer goed bruik
baar is en is in deze althans niet zoo zeer
pessimist, dat hij verdere vrijstelling gerecht
vaardigd acht.
De heer Tak brengt in het midden, dat
over het drinkwater verschillend geoordeeld
wordt, die er niet van willen gediend zijn,
moeten het dan maar niet gebruiken en
liun abonnement opzeggen.
Ook de lieer Snijders is dezelfde meening
toegedaan, hy vindt een langer waterver
bruik zonder betaling niet te verdedigen.
De hear E. P Schjrer is bij nadere over
weging tot de conclusie gekomen, dat ei
genlijk bet amendement Sprenger als zynde
van wydere stekking, vóór het zjjne had
moeten behandeld werden.
D,iar zich niemand hiertegen verzette,
wordt conform besloten, en komt de heer
W.J. Sprenger aan liet woord om zijn amende
mer.t toe te lichten. Hij verklaart hetzelve in
gediend te hebben, om, mocht tot intrekking
der vrijstelling besloten worden, den aange
slotenen door een respijttijd van zeven dagen
nog de gelegenheid te verschaffen om zich
van hunne verplichtingen te kunnen ontslaan.
Uit de gevoerde discussiën is hem echter
gebleken, dat men de eigenlijke strekking
van zijn amendement niet schijnt te begrijpen
en daarom voegt nij er eene nieuwe alinea
aan toe, dat het tarief opl November a. s.
weder in werking zal treden.
De heer E. P. Schorer vreest het ergste
van de aanneming van het laatste deel des
amendements, hy is er beducht voor, dat
de waterleiding er door in discrediet zal
geraken.
De voorzitter splitst nu het amendement
Sprenger in twee deelen. Beide deelen
worden aangenomentegen het eerste ver
klaarde zich alleen de heer den Bouwmeester,
tegen het tweede de heeren van Hoek, den
Bouwmeester, W. H. Snouck Hurgronje
en Schorer.
Het amendement Schorer was door die
stemming dus doelloos geworden en was
beslist dat op morgen, 1 November, het
tarief der waterleiding weder in werking
zal treden, met het voorbehoud van het
recht aan geabonneerden om vóór of op
7 November a.s. hun abonnement op te
zeggen.
De voorzitter, het voorstel Koole weder
in behandeling nemende, deelt nu mede,
dat het contract niet ter tafel kan gebracht
worden, daar het de gemeenterekening, die
nog bij Ged. Staten is, als bijlage begeleidt.
De heer Koole verstrekt den voorzitter
echter een afschrift van het contract, waarop
d' ze voorlezing doet van het punt sub
letter e, zooals de heer Koole het wil ge
redigeerd zien.
De heer F. G. Sprenger vindt dat de
Raai een allerverderfelyksten weg bewandelt;
een voorster van dezelfde strekking is in
eene vorige tergadering verworpen en daarop
kali niet worden teruggekomen.
3ij hoofdelijke stemming wordt dan ook
hei voorstel Koole alleen goedgekeurd door
der: voorsteller en de heeren Snijders en Jeras.
Het Ie suppletoir kohier van de belasting
op het inkomen ad f1035,72 wordt hierop
zotder discussie goedgekeurd en geschiedt
vocriezing van het advies van B. en W, op
eer nader adres van den Directeur der
Zeouwsche Spoorbootmaatschappy tot plaat
sing vaneen wachthuisje aan de Loskade.
Dat advies luidt «Wij hebben de eer U
«vcor te stellen om afwijzend te beschikken
«of het verzoek van den Directeur der
«Zlpuwsche Spoorbootmaatschappij dd. 17
«dezer, omdat volgens de overgelegde tee-
«kening het te plaatsen huisje van uiterlijk
«te weinig zou verschillen van het thans
«bi, de Loskaai geplaatste kotje.»
Da heer Snijders dient een amendement
io om het verzoek tot wederopzeggens toe
te i taan, onder voorwaarde van verplaatsing
als B. en W. zulks noodig oordeelen. Het
hoofdmotief voor zijn amendement is, volgens
zijne verklaring, dat de handel niet aan
banden moet gelegd worden.
De heer v. d. Swalme kan niet met het
amendement medegaan. Het huisje is te
onooglijk, het is het oude huisje met een
nieuw randje er aan.
De heer E. P. Schorer is ook tegen het
amendement Snijders, maar om geheel andere
redenen. Het gaat hem niet ver genoeg. Hij
begrijpt niet, wanneer hy het oog vestigt
op de telefoonpalen enz. hoe het aesthetisch
gevoel zoo plotseling bij B. en W. ontwaakt
is. Hij is er voor dat het verzoek zonder
eenige reserve wordt toegestaan. Het geldt
hier den handel en de scheepvaartmeer
onooglijke zaken zijn nuttig in derzei ver be
lang en voor dat belang moet z. i. zelfs
schoonheidszin wijken.
De heer v. a. Swalme vindt dat die schoon
heidszin juist in het belang is van handel
en scheepvaarter wordt gesproken van
een wachthuisje, doch ten onrechte, het
verdient dien naam niet.
De voorzitter zou de aanneming van het
amendement zeer betreuren, het zou den
schijn hebben, als of men met den Raad
een loopje kon nemen.
De heer Koole vindt het huisje nog zoo
onooglijk niet, er zijn wel fraaier, maar het
zal toch niet onderdoen voor het oud douanen-
huisje, tegenwoordig in gebruik hij de Mid-
delburgsche Stoombootmaatschappij
De heer van Dunné is ook voor inwil
liging van het verzoek zonder eenig voor
behoud, daar het hier den handel geldt;
hij is er in het geheel niet beducht voor,
dat men een loopje met ons zal nemen.
De heer Schorer wijst er op dat door aan
neming van het amendement Snijders de
Spoorbootmaatschappij niet zou gebaat worden,
want zij zou er door worden overgeleverd
aan de willekeur van B. en VV. wier gevoelen
duidelyk genoeg spreekt uit het door hen
gegeven advies.
De heer de Stoppelaar, die op eene door
hem gedane vraag van den heer den Bouw
meester verneemt dat het huisje midden op de
Loskaai zal geplaatst worden, verklaart zich
voor het voorstelvan B.jen W. Hij wil volstrekt
niet handel en scheepvaart belemmeren,
maar deze niet le schaden kan evengoed
met schoonheidsgevoel samengaan de spoor
bootmaatschappij doe eene grootere uitgaaf
voor een schooner huisje, eene uitgave die
niet bezwarend voor haar kan genoemd
worden.
Het amendement Snyders wordt hierop
verworpen met 13 tegen 4 stemmen, welk
zelfde lot, met 10 tegeo 7 sttmmen, het
voorstel van B. en W. te baurt valt.
De heer E. P. Schorer stelt alsnu voor het
verzoek van den directeur in te willigen.
Dit wordt in stemming gebracht en met
9 tegen 8 stemmen aangenom en.
Tegen stemmen de heeren De Stoppe
laar, Van Voorst Vader, Tak, V. d. Swalme,
Den Bouwmeester, W. J. Sprenger, Snijders
en A. P. Snouck Hurgronjp.
Niemand meer iets in het midden te bren
gen hebbende, ging de vergadering uiteen.