BIJVOEGSEL.
1892. No. 153.
Zaterdag 24 September.
Zesde jaargang.
V E R S C H 1.1 A T
G. M. KLEMKKRK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER Aï)VERTE:\T!Bi\
ei.kfn MAANDAG- "WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
Prjjf er drie maanden franco p.p. f 0.95.
Enkele nummers0.02'.
UITGAVE VAN
EN
van 1 5 regels 25 cent iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1 5 regel? 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Vergadering van den gemeenteraad te
Goes op Vrijdag 23 Sept. des avonds
te 8 uur.
Voorzitter de he :r burgemeester.
Afwizig de lilt dei Boeren Limorechtseu
inet kennisgeving.
De notulen der vorige verg. worden
gelezen en goedgekeurd.
De voorz. deelt onder meer mededat
de heer de Visser is benoemd tot plaatsv.
directeur der H. B. S. voor den cursus
1892/93dat dhr. J. A, de Blok bij vol
einding zijner werkzaamheden op 10 Sept.
eervol ontslag is verleend als 2en opzicluer
bij de werken van den mond der haven
dat dhr. v. d. Wart tot bet geveu van
privaatlessen ten gebruike is afgestaan een
lokaal der H. B. S met schuolmeubelen
dat van de op 1 Jan. af te lossen obligaties
in de gridleening van 1886 zijn uitgelost
de nommers 14, 25, 53, 55, 63; dat de
levering der brandstoffen is gegund aan I.
Fokke ruhr-kolen 82 cent; firma v. d. Reit
New Castlekolen f 1,45 de HL. en korte
turf f 6.75 de 1000dat vanjden heer B. v.
Asperen Vervenne is ingekomen uit de
verzameling van wijlen zqn broeder, een
pistool inden slag bij Leipzig door z\jn vader
gedrageneenige stukken vrtemdsoortig
hout; en een Enkhuizer Almanak van 1788.
(Met dankbetuiging en ingenomenheid
door den Raad aanvaard.)
Medegedeeld wordt o. a. dat van Ged.
Staten is ingekomen machtiging tot het
nemen van maatregelen tegen cholera het
prov. blad no 97 met regeling der jaarwed
den van ontvangers, het procesverbaal der
kas en boeken van den gemeente-ontvanger
degemeentebegrooting met een ontvangst
van f 145945,19, en uitgaaf van f 136330,44s,
en een goed slot van f 9614,745dat de
reclames in zake den aanslag in den hoof-
delijkenomslag zijn onderzocht, zoodat J.
Verbeem en C. van Fraasen van de lijst zijn
geschraptM. Doorenbos van de 3e naar
de 2e is teruggebracht, en A. v. Luijk in de
le klasse is gehandhaafd.
Goedgekeurd worden de remissiën in den
H. O. [12] en in de hondenbelasting [5]
een voorstel tot af- en overschrijving op de
gemeentebegrooting voor 1892 van f142
zijnde te kort in de kwade posten op de
personeele belasting, en f5,51 Va, zijnde remis
sie van 3 kwartalen schoolgeld voor een
leerlinge aan school E, de onderhandsche
verpachting voor een jaar tegen t 65 's jaars
van grond op den Havendijk aan A. Boone.
Het voorstel berustte op de omstandigheid
dat ook de andere daarbij gelegen grond
het volgende jaar vrij komt, terwijl de 7jarige
pacht van Boone reeds nu afliep, en het
wenschelijk was dat al de grond gelijktijdig
vrij kwam. In de verlenging der pacht voor
een jaar had de pachter kunnen treden.
Den leeraar Gunther wordt eervol ontslag
verleend tegen 26 October a. s. of zooveel
vroeger als in de vacature zal zijn voorzien.
De begrooting voor het Gasthuis over
1893 in ontvangst en uitgaaf f 12638,96
bedragende, wordt overgelegd.
Het voorstel Lenshoek c. s. tot schorsing van
de rooiing der boomen Oost Singel, schriftelijk
toegelicht door de voorstellerswordt door
B. en W. om redenen van geldeljjken aard
bestreden. In 1893 toch zoo luidt
hun gevoelen zal een buitengewo
ne uitgaaf noodig zijn tot dekking
van het tekort dat na aftrek van rijkssubsidie
enz. ten laste der gemeente komt. Nu is de
rooiing der bedoelde boomen onderdeel van
den post buitengewone ontvangsten en kan
dus in dit geval niet gemist worden, daar
echter de hoegrootheid van het tekort eerst
het volgende jaar bekend wordt en dus de
uitgaaf pas in '94 noodig zal zjjn, willen B.
en W. den verkoop een jaar uitstellen en
den raad alsdan gelegenheid geven omtrent
al of niet rooien een beslissing te nemen.
De heer Hildernisse neemt met deze
toezegging genoegen en trekt, mede namens
zijn medevoorsteller het voorstel in, dank
baar dat deze schoone boomen althans nog
een jaar den Oostsingel zullen sieren.
In zake het voorstel omtrent de bank
van leening werd het volgend voorstel van
B. en W., met toelichting ter tafel gebracht.
Aan
den Raad der Gemeente Goes.
Ingevolge de opdracht, ons gedaan in uwe
vergadering van 19 Februari jl. hebben
wij de quaestie van het al of niet voort
bestaan van de Leenbank der gemeente
onderworpen aan het oordeel van de be
sturen der verschillende instellingen van
weldadigheid in de gemeente. Hunne
meening, te vinden in de hierbij overgelegde
missives luidt eenstemmig. Alle besturen
j adviseeren tot opheffing der Bink.
Of'scho >n ons dit niet was opgedragen,
meenden wij ook het oordeel in dezen te
moeten uitlokken van eene categorie van
ingezetenen, buiten de oninildellijke zorg
der armbesturen staande, doch waaronder
er konden gevonden worden, voor wie de
Leenbank van nut kan zijn n.l de categorie
van werklieden of andere kleine burgers,
die meer of minder vaste inkomsten hebben.
Daartoe wendden wij ons tot de besturen
van de hier bestaande vereenigingen van
werklieden en dergelijken. Onder de van
dezen ingekomen antwoorden, mede hierbij
gevoegd, zijn er twee, die tot behoud der
bank adviseeren. De overige adviseeren in
denzelfden geest als de aimbesturen.
Al deze stukken zijn door ons in handen
gesteld van de directie der leeobank, met
verzoek ons ook haar gevoelen te willen
medeleelen en eventueel daarbij voorstellen
te doen in verband met eene opheffing der
bank.
Genoemde directie zond ons het hierbij
mede gevoeg 1 rapport en voorstel, waaruit
blijkt, dat door baar een grondig onderzoek
is ingesteld en als het waie hoofdelijk de
cliënten der bank zijn nagegaan om in
verband met hare bevinding tot eene conclusie
te komen.
Dit rapport vergemakkelijkt ongetwijfeld
het oordeel, door den Raad in deze niet
onbelangrijke zaak uit te brengen.
Ons leidt het tot eene eenparige opinie.
Ware het gebleken, dat werkelijk vele
ingezetenen bij het voortbestaan der Bank
gebaat waren, wij zouden in het betrekkelijk
niet zoo groot bedrag, dat de gemeente
jaarlijks op de Bank toelegt, geene directe
aanleiding vinden om een voorstel tot op
heffing te doen. Doch waar nu uit het door
de directie der Bank ingesteld onderzoek
en uit het bepaald gevoelen van de arm
besturen blijkt, dat eensdeels de inrichting
leidt tot vermaning, anderdeels tot zeker
misbruik, ontstaande uit eene gewoonte,
welke te bestrijden in het belang is van de
individuên zeiven, daar nieenen ook wij
ons niet langer de illusies te moeten maken,
dat de bank eene nuttige instelling is, en
dat er alle termen zijn om tot een beslis-
senden stap over te gaan.
Weliswaar blijkt uit het rapport der
Directie ook, dat een enkel persoon zoo nu
en dan hulp ondervindt van het bestaan
der bank, doch wij mogen daarbij niet uit
het oog verliezen, dat die hulp betaald wordt
met niet minder dan 16 pCt.
En het is de vraag of zelfs deze duur
betaalde hulp eigenlijk wel duur genoeg is
om te voldoen aan art. 18 van het Alge
meen reglement van 31 October 1826,
hetwelk vordert dat alle kosten ook die voor
het bewaren der panden, dus van de daarvoor
noodige lokalen, door de rente der beleeningen
gedekt worden, en of ook al wordt deze
bepaling niet in den strengsten zin toegepast,
toch eerlang bij de dreigende hoogere tekorten
niet eene verhooging van de rente in over
weging zou behooren te worden genomen?
Let men daarbij op de rente, die voor de
zoogenaamde weekpanden betaald wordt,
en die daar het minimum 2 cents bedraagt, bij
wekelijksche lossing tot 50 A 100 pet. van
het beleende brdrag kan stijgen; dat de
mogelijkheid om zulk een dure beleeriiog
te ontgaan, eenvoudig bestaat in eene bij
zondere inspanning van slechts eene week,
dan meenen wij dat opheffing der Bank
zelfs in het belang van deze categorie be-
leeners kan geacht worden.
Voorts bleek ons dat de boekhouder der
Leenbank tot de verzameling der gegevens
heeft medegewerkt en dat ook deze ambte
naar, niettegenstaande hij daardoor zijne
betrekking zal verliezen, overtuigd is van
de noodzakelijkheid van opheffing tier Bank
Wat betreft het ontslag van den onder
boekhouder, waartoe de Directie der bank
de machtiging van den Raad niet noodig
heeft, deelen wij mede, dat dit ontslag in
het voorstel alleen vermeld wordt om den
Raad een volledig overzicht van den loop
der kwestie te geven.
Overigens meenen wij ons te mogen
refereeren aan al de hierbij overgelegde
stukken, op grond waarvan "wij de eer
hebben voor te stellen:
a in principe te besluiten tot opheffing
der Leenbank metingang vanl October 1892
b de Directie der Leenbank te machtigen
tot de door haar verlangde bespreking met
het Burgerlijk Armbestuur.
c. de liquidatie te doen plaatshebben
op de door de Directie voorgestelde wijze.
cl. met 1 Februari 1894 de betrekking
van boekhouder der Leenbank op te heffen.
Burg. en Weth, van Goes.
Het bedoelde rapport luidt:
Aan
Burgemeester en Weihouders
van Goes.
Het onderwerp uwer missive vao 21/5
'92 waarin de vraag wordt gesteld, hoe in
verband met de ingekomen adviezen van
Liefdadigheidsinrichtingen de Directie dei-
Bank van Leening zelve over liet al of niet
wenschelijk e van het voortbestaan der Bank
denkt, heelt aanleiding gegevens tot een
grondig onderzoek van haren omzet in de
laatste jaren, van hare cliëntele, en van
fiiiantiëelen achteruitgang. Waar zulks kon,
hebben statistieke gegeven ons daarbij
geholpen. Waar ae adviezen van sommige
vereenigingen zoo strijdig waren met die
van andere Besturen, moesten wjj met
zooveel te meer voorzichtigheid ons eindoor
deel, dat den Raad onzer Gemeente tot een
beslissing leiden inuest, uitspreken, en mochten
w(j, zooals straks blijken zal, ook de nuttige
zijde der Bankniet geringschatten.-
De cliënten onzer Bank van Leening zijn
te verdeelen in inwoners van Goes en in
inwoners van het Platteland
Deze laatste categorie mogen wij geheel
buiten beschouwing laten, wijl 't belang van
de Platteland-bewoners geen invloel mag
doen gelden op de quaestie van voortbestaan
of niet. Immers waar de Bank is eene Ge
meentelijke Instelling, moet alleen met het
belang der inwoners rekening worden
gehouden. Wel zullen wij de cliënten van
buiten de stad blijven helpen zoolang de
Bank bestaat, want zij dragen bij om de
lasten er van te verlichten, doch verdergaat
onze zorg voor hen niet.
De beweging der Bank, zijnde .de omzet
er van, neemt gestadig af, zooals uit de
statistieke opgaven over de laatst verloopen
vijf jaren blijkt. De op zich zelf staande
vermeerdering van Jan./Apr. Mei/Oei. 1888
is een verschijnsel, zooals wjj reeds in onze
missive van 22 Januari jl. vermeldden, als
bijna periodiek na eenige jaren voorkomende.
De beleening op Maandag tot Zaterdag, een
der grootste factoren van omzet, maar ook
de verderfelijkste voor hen die er gebruik
van maken neemt elk jaar af; de oorzaak
ligt in de minder beschikbare panden, die
men voor dat doel heeft.
De wekelijksche inlevering van Derden
vermindert enorm. Door derden worden
verstaan die handelaarsters, welke er haar
eigen cliëntele op nahouden, en die dus
als bemiddelaarsters optreden tusschen de
bank en de personen, die liever niet zelf
met de bank in aanraking komen. Voor
circa zes jaren bedroeg die inbreng wekelijks
van Maandag tot Zaterdag nog f 110, thans
is die nog slechts 1 40. Ook hier is gebrek
aan panden als oorzaak der vermindering
te beschouwen. Uit de statistiek blijkt, dat
het jaargetijde geen belangrijken invloed ten
vóór- of ten nadeele op den omzet der bank
uitoefent. Het volgende overzicht toont dit
aan.
Lossing.
Jr. "Winter. Zomer. Winter. Zomer.
'87 f 7769,-f 7299.-f 6961.75 f 7327.50
>88 11271.50 10870.75 9856.50 10405.75
'89 10678.50 7809.- 10091.25 8477.75
'90 8422.-,, 7753.-,, 8112.75,, 7823.-
'91 7638.75,, 8147.50,, 6886.-,, 7424.-
•92 7375.50 7206.-
zoodat, behalve de speciale vermeerdering
1888/91 hierboven nader toegelicht, voor
de wintermaanden zelfs een grootere ach
teruitgang in beleeningen, dan voor de
zomermaanden op te merken valt. De
regel der bank is deze. dat de ingebrachte
panden gedurende 14 maanden mogen be
ieend zijn, dan worden zij verkocht. Zien
wij nu de staiistie* van het verkocht bedrag
aan pan len, dan vinden wij in 1887 f 833,
in '90 f 343,25, in '91 f622,75; in '92 over
4/in. f202 25 dus appr oximatief 1606 voor
't geiieele jaar. Daarin is geen verandering
te bemerken, en blijkt dus dat geringere
omzet, als gevolg van geringere macht tot
beleening, niet strekt a s bewijs van minder
kracht tot inlossing.
Naar aanleiding van de opmerking in
een der bijgaande missives gemaakt, als zou
het verlies der Bank gedeeltelijk kunnen
veroorzaakt zjjn door nietstrenge waardeering
der goederen, merken wij het volgende op:
l)e waardeering der kleederen is in de laatste
jaren steeds minder geworden; de voort
durende daling van grondstoffen, en de lage
prjjs der nieuwe, gemaakte kleederen
veroorzaken echter dat men met den verkoop
van de Panden, die uit kleeding bestaan
dikwijls grooten last heelt. Volgens de
statistieke opgave, was bovendien de mindere
opbrengst over de laatste 6 jaren niet
belangrijk, vooral niet vergelekeii met de
meerdere opbrengst van andere panden, en
mogen wij dus een woord van lof niet
onthouden voor de wijze, waarop die waar
deering geschiedt. Wij zijn voor den verkoop
dier panden natuurlijk beperkt tot een
zekere klasse van koopers, en hun toestand
kan niet anders dan zijn invloed doen gevoelen
op de opbrengst der verkoopingen. Dit
blijkt ook.
Immers in 1888/91 hebben de verkochte
Panden gemiddeld het meeste verlies c-n
tevens het minste overschot opgeleverd. Nu
blijkt tevens dat in die jaren juist het minst
aantal wekelijksche Panden gelost is, en
dat de grootere verliezen, bij andere jaren
vergeleken, gezocht moeten worden in de
slechte tijdsomstandighedenwaardoor
koopers voor de Panden ontbraken.
tiet verlies op verkochte Panden bedroeg in
1887 f 34 85 tegenover een winst van f 106.30
1888135.70 f 47.50
1889-21,75 96.07
1890» 19,60 100,15
1891» 72,30 51.37
1892® 25,15 13,95
Een der bepalingen van de Leenbank is
de volgende';1 Nu verkoop van Panden wordt,
hetgeen meer is bedongen bij dien verkoop,
dan de beleende som plus rente bedraagt,
gedurende 20 maanoen gehouden ter dis
positie van de beleeners.
Dan niet opgevraagd zijnde vervalt die
meerdere opbrengst ten voor leele der Bank.
Zoo was het overschot op de rekening in
1887 1 47,25, in 1888 150,78, in 1889
f 102,82, in 1890 f 24,21 en in 1892 f 60,76.
Menschen, die het tijdstip eener vervallen
beleening met juist weten; die onbekend
blijven met de meerdere opbrengst ol zij die
hun beleeningbriefje verloren blijven dus
verstoken van het hun deugdelijk toeko
mende, en wij kunnen het niet anders dan
onzedelijk noemen, dat een der winsten van
de Bank, juist door dat overschot gevormd
wordt. Zonder die overschotten zou reeds
jaren het geldelijk te kort veel meer zijn
geweest.
Is het te verantwoorden, dat van arme
ingezetenen op die wijze nog wordt ver
beurd verklaard, hetgeen hun van hunne
armoede nog ten goede komt Overgaande
tot den meest gewichtigen factor onzer
beschouwing, de clienten der bank, kunnen
wij mededeelen, dat hun getal circa 138
bedraagt. Hiervan zijn;
a. weekclienten 34
b. clienten, die weinig van de baak gebruik maken 14
c. ,i hoogst zelden 54
d. niet langer 18
e. ongeregeld 18
Klasse a. C.ienten die 4 Maandags in
brengen en Zateidags lossen. Voor dezen
zal de eventueele opheffing in het begin het
meest hinderlijk zijn, doch ook waarschijnlijk
tot de meeste gevolgen ten goede aanleiding
geven. Velen maken op die wijze van de
Bunk gebruik uit kracht van gewoonte, uit
gemakzucht en zij beseffen niet dat de daar
voor eiken Zaterdag te betalen interest, 52
maal achtereen gegeven, een woekerbedrag
uitmaakt, dat hun elk jaar armer maakt.
Voor hen die waarlijk niet anders kunnen,
en enkelen zijn er werkelijk onder, moet de
philantropie optreden, dergelijke armen
mogen niet dien interest betalen voor hen
moeten de armbesturen zorgenniet de
Bank in het leven blij ven, terende op deze
voortdurende zware belasting.
Klasse b en c bijeengenomen. Wij kunnen
verklaren dat van deze personen er 37 mis
bruik maken van de gelegenheid tot belee
ning hunner goederenzij kunnen, zonder
en zullen de opheffing der bank niet ge
voelen.
Een 30tal gebruikers dezer klassen be
hooren tot hen aan wie geen misbruik kan
worden ten laste gelegd. Als zij 't noodig
hebben komen zij.
Toch mogen wij niet adviseeren voor ben
alléén de Bank te behouden. Wij meenen
gerust te kunnen verklaren dat deze cliënten
of door anderen geholpen zullen worden,
of zich in 't uiterste geval om eene hulp
tot de armbesturen kunnen wenden.
Klasse d Cliënten, die de Bank niet langer
gebruiken Deze allen hebben niets meer
te believenelk hunner heeft panden in de
Bank en zij betalen regelmatig de rente,
opdat zij hua beleend eigendom kunnen
behouden. Voor deze cliënten is de opheffing
het zwaarst treffend. Immers zij zullen de
panden niet kunnen lossen en bij opheffing
zal vérkoop moeten geschieden, en zullen
zjj dus toch de panden verloren zien gaan,
waarvoor zoo lang een hooger interest betaald
werd.
Klasse e: ongeregeld gebruik 18. Van deze
moinentaneele cliënten kon meer of minder
gebruik niet worden aangegeven. Onder
hen komt een enkele voor, waarvan een
der missives gewaagt met de woorden
Voor de meesten een zeer gemakkelijk middel