INTING
e Boot
IREN,
si
te Goes.
KALF.
GEBLOEM,
1892. No. III.
Dinsdag 21 Juni.
Zesde jaargang.
nmg
1>35 S
0,80 3
streven.
lidd.-Vliss.
1UWMAN.
S
rdam Nieuwe
rug.
G. M. KLEMKERK. te Goes
F. P. D'flüIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES
ROOMSCHE VOORLICHTING.
mgaren met
- 4,50 o
5,00
- 3,75 m
- 3,50 S
3,50 o
- 2,75 m
2,50 E
- 1,80
- 1,25 0
o
Irein
Ik
Itleer
aen
Ik
Ik
hak
artikelen voor
Dessert-, Sla-
sen, Trocarts en
Ie kapperschaar.)
|vel- en kinder-
8
i
aen heer
hen 3 en 4 uren
kstraat wijk B
Savermeel of Gort
|hemisch zuivere
25 en 45 cent.
oordeele zelf.
Ienst
j-ROTTERDAM.
isklokken.)
Zondags, v. Vlis-
>urg 10,van
(jd. Voorm.5,10,
Namidd. 12,20,
10, 10,05.
jd. Voorm. 5,36,
Namidd. 12,40,
-, 10,30.
Keersluis aan.
ROTTERDAM
org. 6,u.
AM naar GOES
org. 3,— u.
er da m bij den
NGE,op 'tHa-
vfST
VEER—GOES,
ig van Dinsdags,
lienst).
ie Veer 6.40-]-,
.If, 2,34+ (Slot
ags:
e Veer 9. 5.
ende) 2.30, 6.30t
U
A.
at-pro-
i het
'MAN,
taan
VERSO HIJ V T
elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
Prijs per drie maanden franco p. p. f 0.95.
Enkele nummers0.02'.
UITGAVE VAN
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Dezer dagen, in de dagen toen op eenige
uren afstand, over de grenzen, in het na
burige België, op vele plaatsen de liberalen
bezig waren hunne natuurlijke vijanden,
de katholieken, met hun haat te vervolgen,
het seminarie te Antwerpen te plunderen,
katholieke kerken te beschadigen, politie
agenten te wonden en een katholiek dagblad
schrijver in zijne eigene woning te mishan
delen, was het roomsche Kamerlid v. Vlijmen
in een vergadering van roomsche kiezers te
Oudenbosch bezig de Nederlandsche liberalen,
als de beste vrienden der roomschen te
bewierooken en de antirevolutionairen te
overgieten met al de hem beschikbare ver
achting.
De heer v. Vlijmen hield eene lange rede
voor de Zevenbergsche kiezers om de politiek
der Centrumspartij (dat zijn de Noordbra-
bantseh-Limburgsche roomschen) aan te
prijzen. Een en ander afgewisseld door de
muziek van het roomsche muziekgezelschap
te Oudenbosch.
Vilein was hetgeen dit roomsche Kamerlid
tegen de antirevolutionairen, door hem «bij
verkorting* Calvinisten genoemd, te berde
bracht.
Onze roomschen stelde hy voor alsmenschen
«wier voorzaten eeuwenlang de hevigste
vervolgingen van het Calvinisme te verduren
hadden;» het Calvinisme als een onkruid,
«in welks naam zij werden gemarteld en
gedood»en de vriendschap der antirevolu
tionairen als «het juk der Calvinisten die
onze voorvaderen hebben vervolgden gedood»
Groen v. Prinsterer als de «huldiger van
de menscheljjke rede»; de hervormde leer
als revolutionair anti-christelijkde antire
volutionairen als tirannen wier «practijk
leert dat de katholieken zich als slaven hebben
te onderwerpen, dat zjj gedoemd worden
tot een knechtschap, noodlottiger dan dat,
waarin zich Italië bevindt bij bet Drievoudig
Verbond, waardoor zij van hun levenssappen
worden beroofd, gedoemd worden tot een
dienstbaarheid, waarbij zij gevaar loopen
hun eer en hunne waardigheid te verliezen»
de liberalen geprezen als mannen die naar
de wenschen der roomschen regeeren, en
de «groote Revolutie» als aanbrengster van
Rome's vrijheid in deze landen.
Daarna behandelde hij de verschillende
grieven der roomschen tegen de antirevo
lutionairen, die niet wilden rekenen met de
wenschen der roomschen, ja hen «in de
leer van Calvjjn wilden doen opgaan», hen
antirevolutionair wilden makenslechts twee
in plaats van vier roomsche leden in het
antiliberale kabinet opnamen, de roomschen
bjj verkiezingen in den steek lieten en pa-
penhaat kweektende legerwet wilden
doordrijven «de plaatsvervanging als ziel-
verkooperjj verkozen te brandmerken,» de
roomschan «in boeien kluisterden» en hen
vasthielden met «doodelijke omhelzingen.»
Wij zullen niet te veel zeggen van deze
dweperige speech die onder aanroeping van
den naam des Heeren besloten werd met
deze woorden
Vrij zijn wij nu, vr(j van do doodelijke
omhelzing der Calvinisten en als wij er ooit
weer in terugkeerden, dan zou op ons van
toepassing zijn het geestige woord van D e Gé-
nestet:
Wees u zelf, zei ik tot iemand,
Maar hij kon niet hij was niemand 1
God geve, dat het blijve zooals het nu is.
Laat ons daartoe op God vertrouwen en ons
herinneren, dat wij afstammelingen zijn van
de martelaren.
Toch komt er één punt in voor waarop
wij de aandacht vestigen, namelijk de onge
vraagde erkentenis van den spreker dat ook
de roomsche staatslieden zich, in hunne
qualiteii van volksvertegenwoordiger, van
over de bergen laten voorlichtenen hun
lastbrief verwachten van bisschoppen en
andere kerkelijke gezaghebbenden.
In de eerste plaats de Paus, wiens inmen
ging in de politieke zaken der rechterzijde
in Frank rijk hij als voorbeeld aanhaalt.
En nu wijst de Encycliek ook hierbij den
weg, dien wy volgen moeten. In aansluiting
bij zijn beroemde voorgangers leert ons Z.
H. de Paus, dat geen enkele der verschil
lende regeeringsvormen op zichzelf verwer
pelijk is.' de voorwaarde is enkel, dat de
wetten des .lands goed zijn en niet strijden
jnet de chrtstelyke wijsbegeerte. In het bij
zonder toont de Paus in zijn voorschriften
aan de Fransche Katholieken, die zich bij den
Bepublikeinschen regeeringsvorm veilig kun
nen nederleggen, mits de uitgevaardigde
wetten de vrije ontwikkeling der Kerk niet
schaden- Op dezelfde wijze kunnen wij ons
schikken onder een liberale Regeering, wan
neer zij rechtvaardig en overeenkom-
stig onze wenschen handelt.
Op dat «overeenkomstig onze wenschen»
jtomen wy terug.
Doch nog duidelijker laat de spreker zich
uit in de volgende woorden, door ons aan
het verslag uit «Het Centrum» ontleend:
Daartoe is noodig, dat wij ons allen onder
werpen aan den heiligen wil van den
Apostolischen Stoel, die wederom de Bis
schoppen noemt als de leidslieden, welke
de H. Geest daartoe heeft aangewezen.
Spreker stelt daarbij op den voorgrond,
dat alle geloovigen, priesters zoowel als
leeken de hoogstgeplaatste priesters en
leeken uitgezonderd zich onvoorwaarde
lijk aan de Bisschoppen hebben te onder
werpen. Maar naar welke Bisschoppen
hebben wij om te zien? Naar die van
Engeland, van Amerika, van Frankrijk
Spreker vraagt dit, omdat men hier te
lande gewoon is menigmaal het oordeel te
vernemen van Kardinaal M a n n i n g, van
kardinaal Gibbon s, van Duitsche en
Fransche bisschoppen.
Wij moeten hooren naar de Nederlandsche
Bisschoppen. Maar men beleeft op dat ge
bied al wonderlijke afwijkingen. Zoo werd
onlangs in zekere katholieke kiesvereeniging
het denkbeeld geopperd om aangaande
zekere aangelegenheid het advies te vragen
van den Bisschop van het diocees. En wat
antwoordde men„Dat is belachelijk 1"
Och, de mannen, die zoo spreken, doen
mij denken aan Herostrates, die, om een
beroemden naam te krijgen, den tempel van
Epheze in brand stak. Welnu, wil men
weten hoe het staat? Een Nederlandsche
Bisschop heeft gezegd„De liberalen zijn
onze vijanden, maar de Calvinisten zijn onze
aartsvü anden
Van roomsche zijde was dezer dagen
ontkend dat de bisschoppen zich met de
verkiezingen hadden bemoeid. Zal men het
nog doen na deze mededeelingen van zulk
eene zijde? Doch zoo de ontkenning juist
ware, zou het dan toch niet een veeg teeken
zijn dat een staatsman deze bisschoppelijke
inmenging inroept en van voren ai er zich
voor buigt
Uit het bovenstaande is duidelijk gebleken
waarom het anti-liberale kabinet Mackay
Lohman weg moest en waarom het liberale
ministerie SeyffardtTak zoo in den smaak
valthet eerste handelde met, het laatste
handelt wel overeenkomstig de roomsche
menschen.
Van de beschuldiging dat het vorige
kabinet Rome naar de oogen zag is der
halve niets waar gebleken. Doch waarin
heeft het kabinet Tak dan de roomsche
belangen zoo bevorderd
Van Vlijmen zal het u zeggen en daar
mede bewijzen dat zij niet geheel ongelijk
hebben die beweren dat Rome «altjjd zich-
zeiven in het oog heeft».
Het verslag zegt hierva
En dat onze tegenwoordige Regeering
daaraan beantwoorden wil, tracht spreker
te bewijzen. Eerstens door te herinneren
aan een voorschrift van Regeeringswege,
waardoor het 't hoofd der katholieke Kerk
in Indië mogelijk is geworden, bezoldigde
hulpgeestelijken aan te stellen iets wat
men onder het vorige Ministerie niet ge
daan kon krijgentweedons door melding
te maken van de bekende circulaire van
minister Seyffardt, betreffende de bescher
ming der katholieke Militairen-voreenigingen.
Letten wij hierbij op wat het roomsche
kamerlid Haftmans, de tolk der Limburg-
sche roomschen in het Venloosch Week
blad schrijft omtrent de uitbreiding van
het kiesrecht. De legerwet blijft er door
van de baan, de zoo dierbare plaatsvervan
ging blijft gewaarborgd onder een regeering
en een minister en een partij, die tot kort
voor de verkiezingen van het vorige jaar
sieeds luide om een legerwet en om afschaf
fing der plaatsvervanging hadden geroepen.
Haffmans toch schrijft
„Verleden week hebben wy de kwade
zjjde besproken, maar de kieswet in aantocht
beelt ook hare goede zijde en wel deze:
Verzwaring der militaire lasten dreigt
minder dan ooit.
Zoolang de kieswet niet bij den Raad van
State was ingediend, bestond de mogelijk
heid, dat de legerhervoiming, waaraan de
minister van oorlog heet werkende te zijn
vóór de kieswet in behandeling zou komen.
En die legerhervorming zal allicht eenige
verzwaring der militaire lasten meebrengen.
Zeker niet het tiende gedeelte der verzwa
ring, die het gevolg der wet-Bergansius zou
geweest zijn, maar toch geheel onge
deerd zouden wij er niet afgekomen zijn.
Ik zeg: Duizendmaal liever het stelsel-
Seyffardt dan het stelsel Bergansiusin-
tusschen lieist geen van beide.
Welnu, de kieswet in aantocht maakt,
dat er vooreerst geen quaestie meer van
legerhervorming is en dat de tegenwoordige
Kamer, de bestaande militiewet niet onder
handen zal krijgen. Dit doet ons groot
genoegen. Want er zitten nog altijd vele
militairisten in deze Kamer, die ongelukkig
uit de vorige Kamer zijn overgebleven en
die by de behandeling der wet-Bergansius
1 getoond hebben, dat zij voor geen verzwa
ring der militaire lasten terugdeinzen.
De minister van oorlog heeft ook geen
reden om te treuren, dat hy met de tegen
woordige Kamer niets meer te maken heeft,
want zij was hem alles behalve vriendelijk.
De militaristen konden hem natuurlijk niet
vergeven dat hij als lid der Kamer het ultra-
militaristisch (en daarom hen zoo lief) ont-
werp-B er gan siu s had bestreden.
Nog minder dab hij als diens opvolger was
opgetreden. De Kamer die er zal komen nadat
de kieswet is in werking getreden, zal die
oude grieven niet kennen en dien wrok niet
meer voeden. Die denkt aan heel andere
dingen.
Hoe zij er eigenlijk uit zal zien, jyeot
niemand. Maar ons volk is niet militairis-
tisch gezind; onze natie was nooit eene
militaire natie, en zal het nooit worden. Dus
hoe meer de kleine man kiest, hoe minder
militairisten er in de Kamer zullen komen,
't Is dus best mogelijk dat wij voor altijd
daarvan bevrijd blijven. Wis en zeker is het,
dat wij er in de eerste jaren niets van te
vreezen hebben.
Verblijdten verheugt u, Nederlanders! Het
zwaard van Damocles, dat u verleden jaar
boven het hoofd hing, dat op het punt stond
op u neer te komen 't is weg. Gij kunt
weer vrij ademen. En dat hebben de Katho
lieken gedaan met opoffering van een minis
terie, dat gezegd werd ook het hunne te
z(jn. Zij hadden er ten minste een paar
geloofsgenooten in. Maar dit belette niet
dat de anti-revolutionaire haan koning
kraaide, terwijl de Katholieken mishan-ield
werden. In allen gevalle heeft Nederland
het aan zijn Katholieke burgers te danken,
dat het niet ten prooi van het militarisme
is gevallen".
Wat dit laatste betreft, heeft de man ge
lijk. Rome regeert thans in ons vaderland.
Dat is het wraakgericht hetwelk over het
liberalisme gaat, dat het in de laatste periode
zijner heerschappij zÏÏne oppermacht met
Rome deelen, aan Rome ontleenen moet.
Intusschen vordert het eigenbelang dat
deze toestand zoo lang mogelijk voórtdure.
Een regeering, die het bestaande onver
anderd laat, en hoogstens met noodwetten
aankomt, een conservatieve regeering, heeft
de meeste kans op Rome's medewerking
doch dat het kabinet Mackay die kans ver
loor, strekt hetzelve meer tot eere dan dat
het de tegenwoordige regeering een eere is
door zulke mannen gesteund te worden.
Ten slotte nog eene opmerking.
De politieke rede van den heer Van
Vlijmen zoowel als die van mr. Bahlmann,
de roomsche candidaat van verleden jaar
in het district Goes, hebben geleerd hoe
diep geworteld bij de roomsche leiders de
«minachting is voor de «calvinisten». Die
minachting en niet delegerkwestie, is feitelijk
de oorzaak van al het kwaad dat een deel
der roomschen gesticht hebben.
Mr. Bahlmann sprak het op 15 October
1891 voor de kiezers onverholen uit:
„In Nederland heeft in de laatste jaren
een geweldige ommekeer van zaken plaats
gehad, vooral in Noord- en Zuidholland,
een ommekeer nog met geen krachtige pen
beschreven, nog met geen dichterwoord be
zongen. Het is de ommekeer, waarbij men
de Protestantsche kerken, weleer aan de
Katholieken ontnomen, ziet verlaten, ver
kalken en vermolmen, terwijl allerwegen
nieuwe, statige en vol styl en rijkdom op
getrokken gebouwen de spits ten hemel
wijzen, onder welke de katholieke eere-
dienst met pracht en luister wordt gevierd.
Wat wij vroeger moesten doen, in cata
comben, in schuren en op zolders wegkruipen,
dat doen nu de nakomelingen onzer Pro
testantsche verdrukkers, die thans moeten
samenkomen in hun catacomben, in schuren,
en gewone vergaderlokalen en afgekeurde
schoolgebouwen
Spreker stuit het tegen de borst, als hij
die hedendaagsche Catacombe-bewoners gade
slaat, dat van het samengaan door deze
Protestanten met ons op politiek ge
bied heil zou zjjn te verwachten. Neen,
het Calvinisme kan ons op politiek, zoomin
als op kerkelijk gebied inspireerenGeen
politieke combinaties met hen. Maar verwijt
men spreker te behooren tot een clericale
partij, dan zal hij antwoorden, er een eer
in te stellen te behooren tot den Clerus van
over de bergen en dat hij hoopt een goed
Ultramontaan te blijven tot aan zijn dood".
Dit is het wat dezen heeren tegen de borst
stuit, dat zij, de mannen van de groote
kerkgebouwen ook maar in een opzicht
zouden afhankelijk zjjn van mannen die in
scholen en schuren, in pakhuizen en op
zolders hunne kerkelijke samenkomsten
hebben.
Liever de haud gereiat aan het ongeloof
dan samengaan met deze catacomben-bewo
ners. Ziedaar de diepste grond van de vijand
schap tegen de antirevolutionaire partij, zoo
als zij van het standpunt dezer kerkelijke
menschen bezien wordt.
Het is goed dit te weten, teneinde de
krachten te kunnen beoordeelen, die onze
tegenwoordige regeering op de been houden.
Christelijke Werklieden.
Wat (pater Ariens uit Enschedé dezer
dagen te Zwolle zei ten bate eener katholieke
arbeiderspartij, geldt met eenige wijziging
ook het christelijk werkliedenverbond, ons
Patrimonium.
Spreker noemde het een eisch des tijds,
meer nog dan van het beginsel.
't Is een onloochenbaar feit, dat de demo
cratie omhoog gaat, dat haar invloed op het
staatsbestuur, op werkplaats en fabriek met
den dag grooter wordt. Wat komt er nu van
ons, wanneer wij ons niet aaneensluiten,
om naast het rood en blauw van anderen
ons wit te ontrollen? 't Zal met ons gaan
als indertijd met den vrede van Utrecht, toen
men tot onze voorouders zeide: Wij zullen
onderhandelen bij u, over u en zonder u.
De strijd onzer dagen geldt niet alleen
onze stoffelijke belangen, het geldt ook onzen
godsdienst. In welk eene richting moeten
wy ons dan bewegen? Onze richting loopt
soms evenwijdig met die van anderen, soms
wijkt zij ervan af, in 't tweede werpen wy
een dam op, om den stroom in i ene andere
bedding te leiden. Wy mogen niet neutraal,
d. i. werkeloos zijn.
't Is onze plicht ons in het strijdgewoel
onzer eeuw te werpen, want treffend waar
is in dezen het woord van graaf Albert
de Mun: „Geen strijd van belang wordt
in't hedendaagschlevea gestreden, of de gods
dienst is er 't nauwst in betrokken," en
daarom moeten wij dezen katholiek demo-
cratischen graaf naspreken, als hy zegt:
„Sluit u aaneen, toon den werklieden den
weg naar de muren onzer tempels, beziel
de politiek en 't maatschappelijk leven door'
den geest van 't Evangelie."
Uitnemend gedacht is ook wat deze geleerde
socioloog over het socialisme ten beste gaf.
Het Socialisme is de consequentie zelve
van het materialisme. Een gezeten
grondeigenaar zal liberaal; een
klein burger radicaal zijn; maar
de niets-bezitter, de proletariër, die
materialist is, moet sociaal zijn.
Tegen de geheele ontkerstening, waaraan
het moderne heidendom, van de bovenste
naar de benedenste lagen der Maatschappij
doortrekkende den arbeider prijsgeeft, acht
dr, Ariëns behoudende en vooruitstrevende
maatregelen noodig.
Oek onzen christeiijken werklieden geldt
dit. Zij hebben met den democratischen
stroom des tijds mede te gaan, doch ora
dien te ondervangen en, kon het zijn, langs
andere bedding te voeren een en ander met
het oude Evangelie in hart en hoofd en
hand. Aan den eenen kant dus [strijden voor
het behoud van den waren Godsdienst, aan
de andere zijde medegaan met zijn tijd,
doch in Evangelischen geest kan den werk
lieden of het werkliedenveibond tot zegen
zij.n W(j zijn het eens met dr. Ariëns:
De Maatschappij is krank zjj heeft steun
noodig. Wie zal haar redden? Niet de man
nen der materialistische school. Wel kunnen
zy met ernstigen blik haar den pols voelen
en met Eugen Richter verklaren dat zjj
erg de koorls heeft; wel kunnen zy met
hunne rationalistische recepten de pyn wat
stillen, hoogstens de ziekte tegenhouden,
maar het lot der arme zieke is de dood.
Wie eenmaal niet gelooft moet, consequent
doorredeneerend, socialist en verder nog
anarchist worden.
Wel wordt er veel door anderen gedaan
tot leniging van den nood onzer dagen,
denk aan Stork en v. Marken. Maar er is
meer noodig.
Dat meerdere nu en al het andere was
reeds jaren vóór hen onder anderen door een
man als Hovy in toepassing gebracht.
Zijn arbeid beantwoordt dan ook aan
dezes priesters ideaal:
Wij moeten aan de eene zyde het nieuwe
dat goed is mee tot stand brengenaan de
andere zyde het oude dat goed is behouden.
Wij moeten progressistisch (vooruitstrevend)
zyn in den geest van onzen Paus, van de
kardinalen Gibbons en Manning, van dr.
Schaepmanmaar aan den anderen kant
het goede redden en den stroom dammen
die op vernieling moet uitloopen.
Dr. Schaepman sprak eens van een Gide
onsbende, die haar kracht minder zoekt in
het getal dan in het gehalte, die minder
telt dan weegt. Het ideaal van alle groepen
die zich in dienst stellen der Christelijke
historische beginselen.
20 Juni 1892.
Middelburg. In d raadsverg. van
Woensdag, a. te half 2 is aan de orde:
1. Resumtie der notulen. 2. Ingekomen
stukken. 3. Voorstel van den heer W.J.
J. Koole tot wijziging der verordening van
algemeene plaatselijke politie (sluitingsuur
herbergen enz. 4. Adres van den heer
Verschoor van Nisse houdende verzoek ome