3. F. HENNEQUIN,
1892. No 107.
Zaterdag 11 Juni.
Zesde jaargang.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK. te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES
z
II w.
elk en MAANDAG- "WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
Prjjs per drie maanden franco p. p. 0.95.
Enkele nummersƒ0.021.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 eent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent. iedere regel
meer 10 cent.
Voor de verkiezing in het district SLUIS
voor een lid der Provinciale Staten op
Djnsdag 14 Juni, a. s. bevelen wij met
aandrang aan den heer
civiel ingenieur te Sluis.
Die met het nieuwe Kwartaal,
dat met 1 JULI aanvangt, zich wenscht
te abonneeren op ons blad, ontvangt van
nu af tot op dien tijd, de nog verschij
nende nummers gratis.
De belasting voor stellen.
Het is de algemeene meening der par
tijen dat de belastingontwerpen van minister
Pierson behooren te worden aangenomen
op voorwaarde echter dat er een zoodanige
wijziging in gebracht worde, dat nu eens
duidelijk bljjke hoe ernstig gemeend de
bedoeling is om den zoo zwaar gedrukten
landbouwstand te ontlasten. En men weet,
op dit laatste punt zjjn tal van landbouwers,
ook liberale landbouwers, lang niet gerust.
In het Landbouwweekblad ontmoet men
met iedere week nieuwe tegenstanders,
waaronder oude vrienden van het Landhuis-
houdkundig Congres, op wier oordeel men
veilig kan afgaan.
Zeer is het dus te wenschen dat onze
antirevolutionaire kamerleden zullen traen
ten de wenschen van deze alleszins bevoegde
klagers in een amendement te belichamen,
of zich zullen aansluiten bjj liberale kamer
leden, die bij den landbouw gezag hebben
en deze zaak in het reine willen brengen.
Immers is het bezwaar nog niet weerlegd
dat de landbouwer, <rnu het in dezen tijd
hem zeer ongunstig gaat, met de aanneming
dezer wet jaarlijks meer zal moeten betalen,
en ook dat de minister in deze wet niet
"heeft uitgewerkt die beginselen van recht
en rechtvaardigheid, waarvan een volk leeft
beginselen die naar hij zegt in zake land
bouwbelangen niet in genoegzame mate zijn
betracht. Dat met de eene hand wordt
gegeven wat met de andere hand weder
wordt genomen». (l)
Weerlegd ook niet de klacht dat, «mag
met recht het krachtigste middel tot bloei
van den landbouw worden genoemd een wel
varende eigengeërfde boerenstand, in zake
belastingen er van regeeringswege maar
zoo weinig mogelijk tot bevordering van
den bloei van dien stand wordt gedaan». (-)
En evenmin weerlegd de meening dat
«de middelmatige grondbezitters die een
grooter netto kapitaal bezitten dan f13,000,
bij aanneming der wet, dat is wanneer het
twintigvoud der belastbare opbrengst wordt
genomen, alleen hun lijdensgeschiedenis zul
len verlengd zien». (3)
Het kan niet ontkend worden dat onge
wijzigde aanneming zelfs der gewijzigde
ontwerpen door niet velen wordt begeerd.
Nu doen de politieke voorstanders der wet
het voorkomen dat van niet-liberale zijde
de wet wordt bestookt en dat gepoogd wordt
haar achter de bank te schuiven, door den
eisch tot uitbreiding van het kiesrecht voorop
te stellen.
Nu de wet binnen een paar dagen toch
aau de orde komt, zou deze tegenstand, ge
steld hij ware zoo algemeen als men tvoor-
geeft, toch niet baten. Maar dit neemt
niet weg dat het de plicht der pers blijft de
ministers bjj hunne beloften te bepalen.
En dan is daarbij nog niet eens noodig
aan de redevoeringen te herinneren, als bij
voorbeeld die van rnr. Smeenge te Wemel-
dinge. Wij mogen ons slechts houden aan
de troonrede, het officiëele woord der regee
ring tot het volk.
Wel beweert de liberale oud-minister
Sprenger v. Eijk dat deze troonrede meer
had van een schetterpartjj dan van een ern
stig gemeend woord, doch daarmede hebben
wij niet te maken. Zoolang tot wantrouwen
geen grond bestaat, heeft de natie de tot
haar gerichte woorden uit de troonrede als
ernstig gemeend te beschouwen. Nog ster
ker: zjj die volgens verklaring van minis
ter Tak «in het moeras» geraakt was onder
het «elericale» bewind, mocht de troonrede
aangrijpen als de haar toegestoken hand om
haar uit het moeras uit te trekken.
En nu was door minister Tak ronduit
verklaard dat aan alle hervormingen her
ziening van het kiesrecht diende vooraf te
gaan. «Herziening van het kiesrecht», zoo
luidde de troonrede, «noodzakelijke voor
waarde van blijvende verbeteringI
Kiesrechtherziening dus ook voorwaarde,
en wel noodzakelijke voorwaarde voor de
verbetering van het belastingwezen.
Natuurlijk mag men nu afspreken om
hierover maar verder te zwijgenen dat
verbetering der belastingen meer noodig is dan
uitbreiding van kiesrecht; niemand behoeft
dit zelfs tegen te sprekendoch de heer
Tak, de leider van het huidige Kabinet, is
het hiermede niet eens. Zijne Excellentie
meent dat kiesrechthervorming voor moet
gaan.
Ja reeds in Januari 1884 heeft hij het
in de Kamer ondubbelzinnig uitgesproken
dat «het vele dat dringend voorziening
vereischt, eerst dan met vrucht kan worden
ondernomen, als eerst de volksvertegenwoor
diging op breeder grondslag is gevestigd».
En op 12 December 1889 verdlaarde hij
in diezelfde Kamer dat «.bet niet kon worden
tegengesproken dat de regeling van het
kiesrecht de hoeksteen wezen moet
voor elk onderdeel eener blijvende en zoo
noodige verbetering en hervorming».
Ja zelfs nog in 1890 bij de algemeene
beraadslaging over de begrooting verklaarde
mr. Tak nogmaals dat de regeling van het
kiesrecht in de eerste plaats regeeringspiicAf,
dat voorafgaande regeling der kiesbevoegd
heid onmisbaar is.
Nog eens men kan hier het zwijgen
toe doen, doch de indiening der belasting-
ontwerpen is een vergrijp tegen al deze
besliste principiëele uitspraken. Zij zijn
een beleediging door het Kabinet-Tak het
Kamerlid Tak aangedaan.
Wq hopen dan ook dat de behandeling
dezer wet niet openbaren zal de nooit ge
hoorde poging om den gevel van het
staatsgebouw te schilderen, alvorens de
hoeksteen voor het gebouw is gelegd.
Natuurlijk zal onze aandrang tot uitstel,
dewijl de wet thans omgewerkt, en in
haar nieuwen vorm niet voorbereid isen
belastingen toch voor de natie zulk een
gewichtige aangelegenheid is geen gehoor
vinden.
Daarom onsschikkend in het onvermijdelijke,
spreken wq den wensch uit dat de belasting
door Pierson uitgedacht, geen belasting
maar in letterlijken zin een verlichting zij,
inzonderheid voor dat deel van den boeren
stand waarop de maatschappij berust, en welks
sociale nood niet minder njjpt dan die der
arbeiders.
Z. en Breebaart in het Landbouw
weekblad van 4 Juni.
(s) Heidema in hetzelfde no. van genoemd
blad. De sehrqver staaft zijne bezwaren
met tal van voorbeelden.
(3) Rooda; als boven.
Lohman in de eerste kamer.
De verkiezing van den heer Lohman tot
lid der eerste kamer is eene zwakke poging
om de verdiensten te erkennen, waardoor
hq in de dagen van zijn kortstondig mi
nisterschap heeft uitgeblonken.
Er worden wel eens mannen naar de
eerste kamer gezonden, die men in de
tweede kwjjt wil wezen, of die den strijd
daar moede zijn. Denk slechts aan mr.
Creraers en Fransen v. d. Putte. Soms ook
om uit de tweede kamer uitgeworpen spe
cialiteiten eene lichte vergoeding te schenken;
bijv. v. Naamen. Ook wel om oud-miiiisters
die in de dagen hunner eerste geestdrift
voor een kamerzetel hun neus stootten, op
hun afgaanden leeftijd nog een vereerende
bezigheid te verschaffen, zooals onder anderen
Six en Kappeqne.
Een enkele maal ook biedt zjj zich aan als
arbeidsveld voor jongere krachten, die nog
niets presteerden, doch wier eerzucht schip
breuk leed bij het zoeken naar het ruimere
arbeidsveld der Tweede Kamer.
Voor die allen is de Eerste Kamer «het
kloveniershuis voor impopulair geworden
staatslieden», of voor politici die nooit popu
lair waren of worden zullen.
Heel veel gunstiger heeft dan ook de heer
Lohman zeiven over haar nooit geoordeeld.
Toch behoort hij tot geen der genoemde
soorten vanregeeringspersonen. Door zijne ver
kiezing toch eerden de Staten van Gelderland
niets anders dan het hoogst bekwame ele
ment dat in geen der afdeelingen van de
volksvertegenwoordiging mag ontbreken,
wjjl het te zeldzaam gevonden wordt.
Als lid der Tweede Kamer voor Goes
heeft de heer Lohman op wetgevend, en als
minister op administratief terrein zijne sporen
verdiend. Zijne verkiezing wordt met inge
nomenheid begroet, ook door hen die nog
eenige aantrekking gevoelen voor de be
kwaamheden van een staatkundigen tegen
stander.
Brenge de heer Lohman nu door zijn
principieel optreden frisch leven in eene
Kamer, die voor de ware vrijheid niets voelt,
en op sociaal gebied zoo geheel behoort tot
den voortqd.
Met de verkiezing van den heer Lohman
is tevens het bewijs geleverd dat men op
staatkundig gebied zich best verheffen kan
boven het kleinsteedsche denkbeeld, dat
iemand die op kerkelijk gebied doleert, op
staatkundig en maatschappelijk gebied des
doods schuldig is.
Nog heugt ons hoe voor enkele jaren
eenige Goesche liberale heeren door hun
doleert nietmaar bleef zijn kerk getrouw
dit doodvonnis over den staatsman Lohman
wilden voltrekken doch hoe zij met de kous
op den kop weer thuis kwamen.
De «mindere man» zal wel wijzer zijn
om ter wille van kerkelijk standpunt iemands
staatkundige toekomst te vernietigen.
Evenwel omtrent het gevoelen van de hooger
geplaatsten op dit punt was men nog zoo
gerust niet. Vooral in Gelderland had men
daartoe alle reden. Immers daar vooral
scheen men van de leer te zijn, dat men
alles zijn of doen of laten kan op christelijk
gebied, doch dat voor wie doleert geen
plaats zou zijn in eenig collegia
Gelderlands staten hebben deze vrees
beschaamd en den laster gelogenstraft.
Evenwel, hoe ook getroffen door dit blijk
van krachtigen politieken zin, wij kunnen
niets anders dan dankbaar enonvoldaan
zijn, zoolang de heer Lohman niet in de
tweede kamer is teruggekeerd.
Daar toch is hq op zijn plaats. Daar is
zjjn roeping om, met zijn collega Mackay,
de machteloos verdeelde antirevolutionaire
club tot eenheid te brengen en vaster leiding
te geven aan de principiëele bespreking van
zaken, waarin de natie belang stelt.
Mannen als Lohman en Heemskerk mogen
in de Kamer niet ontbreken; en voor den
heer Lohman had reeds lang uit een der
vaste districten een der jongere leden moeten
opstaan; gelijk zelfs een der oudere leden van
de Schaepman-fractie dit voor dr. Schaep-
man deed.
Leerplicht.
Wq hebben indertijd onze bezwaren tegen
den leerplicht ontwikkeld, ons daarbij plaat
sende op een onpartijdig standpunt, na
grenzende aan dat der voorstanders van den
leerplicht.
Thans hebben de schoolmannen zich uit
gesproken.
Deze week toch vergaderden de vereeniging
«Volksonderwijs», en de «Vereeniging van
Christelijke Onderwijzers en Onderwijzeres
sen in Nederland», de eerste te Amsterdam
de tweede te Utrecht.
«Volksonderwijs» sprak zich met algemeene
stemmen uit voor invoering van den leer
plicht, liefst tot een ouderen leeftijd dan
12 jaren met herhalingsonderwijs na het
voor goed verlaten der dagschool.
De openhare onderwijzers durven dus
den leerplicht, dat wil zeggen den school
dwang aan, ondanks de bezwaren omtrent
personeel, gehalte onderwijs, aantal scholen,
geld, toezicht, vaccinedwang, armoede,
plaatselijke beletselen, gemeentebezwaren of
vrees voor de «neutraliteit».
Liberaal is het zeker niet, om over zoo
vele en zooveler bezwaren eenvoudig maar
heen te stappen, teneinde die van een min
derheid te kunnen opheffen.
Jammer dat niemand dezer heeren, die
zoo van nabij met de toestanden, vooral ten
platten lande, op de hoogte zijn, een lans
brak voor de honderden ongelukkigen die
door den nood der tijden gedrongpn, on
mogelijk tot hun 14e jaar de hulp hunner
kinderen kunnen missen, en dit ook op
sommige tijden niet kunnen.
Beter dan zq bleken de christelijke on
derwijzers die tegelijk vergaderden, op de
hoogte en met medelijden vervuld jegens
hen die met een groot gezin van f 3 a 4
in de week leven moeten en dus dankbaar
zqn als het kind door eene of andere gezonde
bezigheid in den zomer iets kan verdienen
tot verlichting van den levenslast der ouders.
Dit zijn practischebezwaren, welkegevoegd
bij dié aan het beginsel ontleend, van genoeg
gewicht werden geacht om met algemeene
stemmen den leerplicht in den ban te doen.
Slechts enkelen, als bijv. de heeren Husen
en Post, meenden en terecht dat
leerplicht noodig is voor de onwillige»; en
dat zijalthans voor deD vermogende
en die zelf zijn' kinderen huisonderricht kan
geven, geen schooldwang isdoch allen
ontkenden dat de Staat door uitwendige
dwangmiddelen, door politiemaatregelen, met
den knoet het getrouw schoolbezoek mag
bevorderen. Alleen langs zedelijken weg, den
weg der overreding, door zedelijke middelen,
door aanmoediging en huisbezoek, worde dit
voortreffelqke personeel en nationaal belang
bevorderd.
Niet wijl de vereeniging van Chr. Onder
wijzers tegen goed schoolonderwjjs is of
het schoolverzuim licht acht; de miljoenen
die zij en hare vrienden jaarlijks voor goed
onderwijs offeren, zeggen wel anders.
Hare houding stak gunstig at bij die van
«Volksonderwijs» die aan haar verzoek om
leerplicht, den eisch om algemeen kosteloos
onderwijs verbond.
Integendeel de mannen der chr. school
toonden aan dat kosteloos onderwijs en leer
plicht elkander in de praktijk zeer zullen
tegenwerken. Het onderwijs toch wordt
te meer gewaardeerd, naarmate er voor
betaald wordt door den belanghebbende.
En onverholen werd de wenscheljjkheid
uitgesproken om door steeds meerdere op
richting van christelijke scholen den leer
plicht althans in onze christelijke kringen
onnoodig te maken.
Moge de regeering op dit verschil van
gevoelen tusschen de mannen der «openbare»
en die der christelijke scholen ernstig letten;
en niet al te spoedig de openbare school
voor goed vast leggen in de socialistische
havens.
10 Juni 1892
De Provinciale Staten van Gelderland
hebben in plaats van den heer v. Lijnden
v. Hemmen tot lid der Eerste Kamer ge
kozen den heer jhr. mr. A. F. de Savornin
Lohman, oud-minister van binnenlandsche
zaken. De benoemde verkreeg 32 stemmen
tegen 28 op den heer Tqdeman (lib.). Te
gelijk verkozen de staten tot lid van gede
puteerden in plaats van den heer van Reeh-
teren die wegens vertrek uit de provincie
ontslag genomen had, den heer C. M. Brant-
sen, oud-lid der Tweede Kamer voor Lochem
en burgemeester van Angerloo.
Van eenige vrienden uit Aagtekerke
op de geplaatste advertentie ontvangen fll.
Van P. J. v. M. fl en H. V. f 0.50. Red.
De eerste kamer heeft haren arbeid
hervat. De heer Fokker werd geïnstalleerd
na de door hem afgelegde «verklaring». De
geloofsbrieven van den heer Lohman zjjn
ingekomen. De voorzitter heeft een hartelijk
woord gewjj aan de nagedachtenis van
mr. Moolenburg.
Bjj kon. besluit is benoemd tot kanton
rechter plaatsvervanger in het kanton Tolen
dhr. J. A. Fokker te Tolen.
-- Voedingswaarde van gekookte Melk
in vergelijking met ongekookte.
De vraag of de gekookte melk een voldoende
voedingswaarde bezit, is vooral met het
oog op de voeding van zuigelingen van het
hoogste gewicht.
Vroeger was men algemeen van gevoelen,
dat de melk zooveel mogelijk in een de
moedermelk nabij komenden toestaDd ge
bruikt moest worden, en gaf men daarom
den zuigelingen uitsluitend ongekookte
melkthans evenwel nu het bewezen is,
dat de melk in staat is, verschillende ziekten
over te brengen, vooral de tuberculose, zjjn
bijna alle geneeskundigen het eens, dat
men zich slechts van gekookte melk moet
bedienen. Dit is voorzeker een uitstekend
voorbehoedmiddel tegen besmettelijke ziekten
maar een andere vraag is, of gekookte
melk de voor de kinderen vereischte voe
dingswaarde bezit. Om daaromtrent een be
slissend antwoord te kunnen geven, heeft
Henry Drouet alle gegevens onderzocht, die
hij zich kon verschaften. Zijne onderzoekin
gen werden gedaan uit het oogpunt derphysi-
ologie, der gezondheidsleer en der bacteriolo
gie? waardoor hij de overtuiging kreeg, dat
het koken der melk - in geenen deele de verteer
baarheid vermindert, en dus evenmin hare
voedingswaarde. Men kan veeleer uit de
meeste physiologische proefnemingen op
maken; dat gekookte melk gemakkelijker
verteert dan ongekookte, en dat kinderen
die laatstgenoemde melk beter verteren tot
de uitzonderingen behooren.
De sterfte der kunstmatig gevoede kinderen
is sedert eenige jaren aanmerkeljjk afge
nomen, hetgeen ten deele is toe te schrijven
aan het toenemend gebruik maken van
ongekookte melk ten behoeve der zuige
lingen.
Het eenige geval, dat men met eenig recht
zou kunnen laten gelden, de melk niet te
koken, doet zich voor, wanneer men weet,
dat de melk af komstig is van een, voor zoover
dit uiterlijk te beoordeelen is, gezonde koe.
Maar ook dan kan men dwalen, daar het
gebeurd is, dat bjj een wedstrijd van gemest
vee, aan tuberculeuse koeien een premie
werd toegekend, terwijl [de diagnose der
tuberculose, die tot de organen der melk
afscheiding beperkt is, zeer moeilijk is.
Hieruit volgt dat de voor voeding dienende
melk steeds gekookt behoort te worden,
zonder dat voor een vermindering ten opzichte
der voedingswaarde gevreesd behoeft te
worden.
Mbl tegen v.