I]
1892. No. 104
Donderdag 2 Juni.
Zesde Jaargang.
V E IS 8 C II IJ X r
ELKEN MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
Prjjs per drie maanden franca p. p. f 0.95.
Enkele nummers0.02'.
UITGAVE VAN
G. M. KLEM KERK. te Goes
ek
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
I»BIJ8 DEIS AVER T EXTIEX
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
l)e rede van den lieer Keuclie-
nius overliet Billiton-contracf.
De nieuwe overeenkomst met de Billiton-
maatschappij is aangenomen en zal onge
twijfeld door de Eerste Kamer worden
bekrachtigd.
Het groote voordeel dat 's lands schatkist
uit deze tinmijnen zou hebben kunnen trek
ken, indien men besloten had voortaan den
Staat zelf de exploitatie te doen ter hand
nemen, is voor 35 jaar verkeken.
Gedurende dat tijdsverloop zal de winst der
Maatschappij jaarlijks een millioen bedragen,
terwijl de schatkist ruim anderhalf millioen
krijgtalzoo vier ton meer dan in het con-
tract-Mackay bedongen was.
Bovendien heeft de heer Keuchenius in de
Kamer verklaard, en het is door niemand
tegengesproken, dat bij verdere en krachtige
exploitatie, het eene millioen winst voor de
Maatschappij wel tot twee of drie zal kunnen
stjjgen.
Exploiteerde dus voortaan de Slaat, dan
zouden deze gezamenlijke winsten, twee
millioen zeker, en misschien vier, in de
schatkist vloeien.
Wij willen, na hetgeen we hierover reeds
gezegd hebben, onzen lezers enkele stukken
mededeelen uit de rede van den heer Keu
chenius, die onzes inziens meer dan iemand
anders het ware landsbelang in deze zaak
behartigd heeft. De lezer kan dan beter
met kenni» van zaken oordeelen.
De heer Keuchenius begon met te verkla
ren, dat hij nog geen reden gekregen had
tot hooge bewondering voor de Billiton-
maatschappjj.
„Integendeel, Mijnheer de Voorzitter, hoe
meer men de Billiton-maatschappij in hare
handelingen leert kennen en in hare houding
tegenover de regeering, hoe minder ik geloof
dat de eerbied voor die Maatschappij kan
srfjgen.
De heer Farncombe Sanders heeft eens in
zijne vroegere zeer belangrijke rede van 21
December 1891 gezegd, dat, onder alle dus-
genoemde particuliere industrieën, de in
dustrie van de Billiton-maatschappij zeker
wel de minst particuliere en de meest
gouvernementeele was, die ooit ge
weest zijn. Maar de juistheid daarvan er
kennende, kan ik echter niet zeggen, dat
de houding van de Billlton-maatschappij,
ofschoon zjj in de ruimste mate heeft kunnen
bogen op de bescherming, hulp en ondersteu
ning van de Regeering, en alle denkbare
voordeelen van zoodanige ondersteuning en
bescherming haar overvloedig zijn toegevloeid,
zich nu altijd tegenover de Regeering in
het algemeen belang wel zoo gouverne
menteel gedragen heeft.
Dikwijls, Mijnheer de Voorzitter, ja, meer
en meer komt men tot de overtuiging, dat
de Billiton-maatschappij, hoe hoog ook in
aanzien en hoe vorstelijk ook beschormd en
ondersteund door alle machtigen en aanzien
lijken in den Staat, evenwel zich in geen
enkel opzicht onderscheidt van alle andere
industrieën, die niets anders op het oog
hebben dan üe bevordering van haar eigen
voordeel en haar eigen onverzadigbaar be
lang.
Immers, de ultimata, die de Billiton-
maatschappij verklaart aan de Regeering
te stellen, waarvan zij dan ook verklaart
niet te kunnen en te zullen afwijken, ge
tuigen ook al zeer weinig van eerbied voor
de Regeering. De Biliton-maalschappjj han
delt met de Regeering gelijk iemand, die
een oude jas zoekt het doet met oude-
kleerenkoopers. Het is oen onvermoeid
loven en bieden, vergen en dingen! Ik
had ook wei gewenscht. Mijnheer de Voor
zitter, datna de houding, door den Minister
van Koloniën in zijne redevoering van De-
cembrr 1891 aangenomen, hij zich nu op
een ander, meer waardig en onathankelijk
standpunt tegenover de Billiton-maatschappij
gesteld liadde."
Met nadruk betoogde hij vervolgens, dat
men de Maatschappij had moeten noodzaken
de onwettigheid van het contract van 1882
te erkennen: gelijk liberale leden nog in
December in de Kamer hadden betoogd:
De Minister van Koloniën had
in de redevoeringen van cèe heeren Farn
combe Sanders, De Geer van Jutfaas, Levy
en Rutgers voldoende redenen kunnen vin
den om zich te plaatsen op het steeds door
enkele en ook door hem die de eer heeft
op dit oogenblik te spreken, vastgehouden
standpunt, dat alvorens tot eenige nadere
onderhandeling met ae Billiton-maatschappij
™^\-Tan,de exPloitatie van het ge-
vnnt-.f hfi. zou worden overgegaan, zij
of i polamftc°ü -t# zien van alle rechten
oL wzy wenschto te ontleenen
aan het algemeen als onwettig en nietig
beschouwde contract van 1882. De hee?
m Zyne rede van 21 December
„De tegenstelling waarvan ik gewaag, is
dunkt my, duidelijk De Minister Keucho-
mus zegt tot de Maatschappij„gü hobt nie
tig te noemen, wat nietig is." Dat is ondub
belzinnig, dat is duidelijk, dat is klaar.
Daarentegen zegt de Minister Mackay tot de
Maatschappij„wil toch renuncieeren en
transigeeren," al het overige in het midden
latende.
„Mijnheer de Voorzitter, renuncieert men oi
transigeert men met schimmen, met scha
duwen, met nevêlbeelden Men renunci
eert, men transigeert over rechtshandelin
gen. Kan er nu worden aangetoond dat
wij in het suppletoir contract van 1882
eene zoodanige rechtshandeling niet voor
ons hebben, maar integendeel eene handeling,
waarbij in schier iedere richting de wet is
overtreden, dan vervalt alle behoette
aan, en alle denkbeeld van renunciatie of
transactie."
En hy toont dan in diezelfde voortreffelijke
rede verder aan, met aanhalingen van ver
schillende verordeningen, die door den Gou
verneur-Generaal 'sJac.ob in 1882 zjjn over
het hoofd gezien of miskend, dat „niet enkel
uit publiekrechtelijk oogpunt, dus fo rm eel,
maar ook uit civielrechtelijk oogpunt, dus
materieel, aan eene ongeneeslijke ziekte
het contract van 1882 laboreert."
Hoe de Minister er toe gebracht is, om
wederom in onderhandeling te treden met
de Billiton-maatschappij, is my en misschien
ook andoren, onbekend. Of de eerste poging
daartoe van hem is uitgegaan, dan wel of
van de zijde der Billiton-maatschappij het
verlangen is geopenbaard, om met de Regee
ring, in weerwil van het door haar vroeger
gestelde ultimatum nog nader te on
derhandelen blijkt niet."
De minister had zelf door zijn houding
in December verwachtingen opgewekt, die
nu door het nieuwe contract volstrekt niet
bevredigd worden
«Dit ook had men te meer mogen
verwachten, omdat de Minister van Kolo
niën zeer zeker velen in deze Kamer be
wogen heeft het contract van den heer
Mackay, waaraan anderen ook hooge
waarde toekenden, af te stemmen, daar
zjj het met den minister eens waren,
dat 2 millioen meer is dan '1 millioen.
Daarmede werd dus toch bjj velen de
hoop opgewekt of verlevendigd, dat de
afstemming van het contract Mackay voor
den Staat minstens één millioen meerder
voordeel zou aanbrengen. Eene zoodanige
verwachting was daarenboven volkomen
te rijmen met hetgeen de Minister van
Koloniën zoo dikwijls reeds gezegd had,
omtrent de volstrekte noodzakelijkheid
oin de Indische geldmiddelen te verbete
ren en zyn ernstig streven naar groote
bezuinigingen.
Ik kan niet ontkennen dat het beding
in de nieuweoveieenkomst, dat de winst
tusschen de Billiton maatschappij en de
Regeering zal worden verdeeld in de
vei houding van 3 tot 5, zqodanig dat de
Regeering s/s en de Billiton-inaatschappLj
3/s van de winst zal genietenvoor-
deeligei' is dan het contract door den
Minister Mackay gesloten. Het spreekt
vanzelf dat 7« meer is dan 4/s, e» als
het eerste werkelijk uitbetaald en genoten
wordt, dit dus ook eenigszins grooter
voordeel zal kunnen afwerpen, evenwel
in lang niet tot een bedrag van één
millioen.
De heer Keuchenius rekent vervolgens
uit dat de Maatschappij van '80 tot '91,
in elf jaar, genoten heeft ruim il millioen.
Dit blijft haar ook nu, in de nieuwe
overeenkomst, toegekend. Dit is dus ruim
100 pCt. jaarlijks van het nog onaigeloste,
in de onderneming gestoken kapita d van
één millioen, waartegen nu echter reeds
een reserve-fonds van één millioen overstaat.
De geheeie winst zal dus over de aan
komende 35 jaar bedragen meer dan 94
millioen.
Na dit uitgecijferd te hebben gaat de heer
Keuchenius voort, om het doen van den
Gouverneur-Generaal 's Jacob in '82 te ver-
oordee.len:
«Staan wjj een oogenblik stil bjj dit
cijfer en beoordeelen wjj dan de houding
der Indische Regeering in '1882, die zonder
zich eenigermate te bekommeren om de
belangen van den Staat en de Indische
bevolking, noch om de millioenen die in
35 jaren voor den Steat hadden kunnen
en moeten worden bedongen, eigenmachtig,
met schennis van alle wettelijke bevoegd
heden en verordeningen, besloot het con
tract, zonder raadpleging en machtiging
van Koning en Opperbestuur, met ter
zijdestelling van alle wet en recht, tegen
beding alleen van 4 pCt. in plaats van
3 pCt. van het bruto-pioduct, voor den
tjjd van 35 jaren met de Billiton-maat
schappij te verlengen, dan meen ik, dat
geene woorden sterk genoeg kunnen
worden uitgedacht, om de verontwaardi
ging uit te spieken, die over zoodanige
Regeeringsdaad van eenen hoogsten ge
zaghebber van Nederlandsch-Indië en van
allen die er toe medegewerkt of haar
goedgekeurd hebben, moet worden gevoeld.
Maar juist daarom meen ik, dat de
Regeering, nog altijd bereid o;n de meeste
welwillendheid te betoonen aan de Billi
ton-maatschappij, ook ir. hoogere mate er
op had moeten bedacht zijn, vooral na
de verwerping van het contract van den
Minister Mackay, meerdere voordeelen te
be dingen voor de Regeering, en bovenal
de reeds eenmaal verworvene rechten niet
prijs te geven.»
Het is de schuld van den liberalen Gouver
neur-generaal 's Jacob dat deze Maat chappij
deze laatste elf jaar lang enorme winsten
heeft genoten, op grond van een onwettige
contractsverlenging. Met recht laat dan ook
de lieer Keuchenius volgen:
«Ik hab het reedsgezegd dat de voordeelen
van dit contract iets meer zijn dan de voor
deelen ons aangeboden door het contract
van den Minister Mackay, maar ze zijn niet
voldoende om de rechten te verzekeren
van de Regeering tegenover de Billiton-
inaatschappij en om zich behoorlijk te
kwijten van de verplichtingen op de Re
geering rustende tegenover de Indische
maatschappij en tegenover den staat.
Het is in elk geval een voordeel van
24 millioen dat nu wederom, als de
berekeningen der Regeering omtrent haar
eigen winstaandeel juist blijken, voor den
tjjd van 35 jaren aan de Billitonmaat-
schappjj wordt verzekerd. En op welken
grond, met welk recht Niet anders dan
oindat de Billiton-maatschappij nu een
maal 40 jaren lang de voordeelen genoten
had uit dat contract tot eene waarde
van 51 millioen
Krachtig heelt de heer Keuchenius ook
aangedrongen op een streng en eeiljjk toe
zicht op de Billiton-maatschappij. N tar aan
leiding van het door den Minister zelt me
dege.ieelde feit, dat de ontvanger der in- en
uitvoerrechten en accijnzen, tevens fungeerend
havenmeester te Tandjong Pan Jan «geschen
ken» en een «toelage» van de Maatschappij
heelt ontvangen, »als belooning voor de dien
sten, welke hij haar in zijn voorschreven
(uncliën bewees,» en dezen ambtenaar daar
over de ontevredenheid der Regeering is be
tuigd, «onder aanzegging dat hij hij nadere
gegronde klachten uit s'lands dienst zou wor
den verwijderd» sprak hij aldus:
»Het blijkt uit liet naamregister dat
de ontvanger dien het hier geldt, reeds
van 1885 op Billiton werkzaam is, du - ruiin
6 jaren. Uit liet schrijven van den Minister
ontwaart men bovendien, dat reeds vroe
ger aan dien ontvanger wegens zijne ver
houding tegenover de Billiton-maatschappij
de ontevredenheid der Indische regeering
is betuigd, want wij lezen: «ondanks de
hen namens de regeering gedane waar
schuwing om geen geschenken van de
Billiton-maatschappij aan te nemen», dat
die ambtenaar is blijven voortgaan met het
ontvangen van een toelage van die maat
schappij als belooniDg voor do diensten,
welke hij haar in zijn voorschreven fuuc-
tiën bewees.
Ik meen dat de Gouverneur-Generaal
tegenover dien ambtenaar bjj ontdekking
van de herhaling van datgene waartegen
hij reeds was gewaarschuwd, met te groo
te welwillendheid en toegefelijkheid is te
werk gegaan. Er zouden, zoo er geene re le
nen hadden bestaan om dien ambtenaar
ters'.on I uit s' lands dienst te ontslaan, toch
in Iridië voldoende redenen hebben moe
ten zijn om hem te verplaatsen.
Waar bljjkt dat een ambtenavr -en
met betrekking tot de heffing der in- en
uitvoerrechten op Billiton is dit een zeer in-
vloedrjjk ambten tar geschenken heelt
aangenomen, zich geldelijke toelagen laat
uitkeeren, zelfs zoo ver gaat van te be
schikken over 's lands eigendom en de
Billiton-inaatschappjj te helpen, door haar
steenkolen, gelijk het neet, «te leenen» uit
'slands voorraad, daar is de mogelijkheid
niet uitgeslotenvooral wanneer de po
litiemacht aan de Biliton- maatschappij zal
zjjn onttrokken en overgebracht bjj de
ambtenaren van net Gouveinement
dat ook belanghebbenden bij de Billiton-
maatschappij en hare geëmployeerden
gretig zullen gebruik maken van de ge
legenheid om zich den steun, de mede
werking en de hulp van 's lands dienaren,
ten koste van anderen en tot benadeeling
van 's lands rechten, op Billiton te ver
zekeren.
Daarom is het noodig, gelijk de heer
Mees in 1890 ten aanzien van den Rijn
spoorweg opmerkte, dat de Regeering
behoorlijk en nauwlettend toeziet.»
Ten slotte leze men ook nog wat spreket
zeide in antwoord aan den heer Levy,
waaruit men ziet dat niet antipathie tegen
de Maatschappij maar het landsbelang hem
drijft
„Ik heb ook met het oog op de bezwaren
die door een proces zouden kunnen
ontstaan, gewenscht dat het zou kunnen
worden vermeden, maar nu, evenals vroeger
koester lk niet de geringste vrees omtrent
zjjne gevolgen. Tevens wil ik nog de Billi
ton-maatschappij in staat gesteld zien haar
werk, dat zij geduiende 40 jaren ontegen
zeggelijk. met lof, ijver en bekwaamheid heeit
verricht, gedurende geruimen tjjd voort te
zetten. Den tjjd van 35 jaren zou ik zelfs
op 75 jaren hebben willen stellen, maar
altyd onder de voorwaarde, reeds door my
medegedeeld, dat meer aanzienlijke voordee
len voor de Regeering worden bedongen,
deze beter gewaarborgd en hare rechten ook
voorde toekomst behoorlijk verzekerd worden.
Aan die voorwaaide is door deze over
eenkomst geenszins voldaan; groote waar
borgen waarvan de Regeering langer dan 25
jaren het genot gehad heeft en de waarde
heeft leeren kennen zjjn roekeloos prijsge
geven, terwjjl zjj bjj het contract-Mackay
nog waren geëerbiedigd; en daarom ook
zeide, ik dezen ochtend, dat de nieuwe
overeenkomst van den Minister Van Dedem
meer voordeelen, dan die van zjjn voorgan
ger schynt op te leveren. Het is slechts
s c h jj n l
Wjj mogen niet vergeten, dat, als wjj
spreken van mjjnontginning op Biliton, men
niet heeft te doen met mjjnontginningen
waarvan de heer Faincombe Sanders sprak
die worden uitgegeven in Nieuw South Wales.
De uitgestrektheid eener mijnontginning
mag daar niet grooter zjjn dan 32 HA.,
terwjjl aan de Billiton-maatschappij het ge
heeie eiland Biliton, een uitgestrektheid be
slaande van meer dan 2000 vierk. palen,
van 659,000 bouws en van meer dan 400.000
HA., ter ontginning is afgestaan. Krachtens
de reeds in 1873 vastgestelde mijnverorde
ning had de Regeering het recht alleen voor
die uitgestrektheid eene som van f820,000
aan mijn- en erfpachtsrecht te heffen. Mijns
Inziens was er voor de Regeering geen
reden om bjj de nieuwe onderhandelingen
met de Biliton-maatschappjj die uitgestrekt
heid te handhaven. Nu dit echter is ge
schied ware het billjjk en in 's lands belang
geweest voor den Staat een grooter voordeel
te bedingen."
Wjj brengen den heer Keuchenius hulde
dat hij ook ditmaal zoo onverschrokken voor
de belangen van het vaderland en Indië
is opgekomen.
Onze lezers zullen het, vertrouwen we,
met ons eens zjjn, dat er weinig leden in
de Kamer zjjn, die zoo zonder aanzien des
parsows en zonder zichzelf te sparen liet
kwade kwaad noemen, aD de ou l-sirjjder
voor de antirevolutionaire beginselen, de
spreker uit Goes.
Br was een tijd, dat zelfs de liberalen
dun heer Keuchenius op de handen droegen.
Het was in de onvergetelijke dagen van
zijn eerste, liistoiisehe motie, in 1866.
Toen streden zij met hem tegen het
Conservatisme, dat het belang van Indië
opofferde aan het belang van enkele personen.
Tegenwoordig, nu de liberalen zelf aan
liet roer zijn, is de haat en de minachting
jegens den heer Keuchenius aan die zijde
weer bijzonder fel.
Is dat ook een bewijs, dat het liberalisme
tegenover de beginselen, die Keuchenius zon
der aanzien des persoons verdedigt, niets
steekhoudends heeit over te stellen
IV. P. G. C.
„EFFATHA"
Het is onmogelijk om van eene Stichting
als «Eflatha» is telken reize iets nieuws te
zeggen. Gelukkig dat we ook nu weer het
oude nieuws kunnen melden, dat het met
onderwijzer en kweekelingen uitnemend
blijft gaan.
Enkele aanvragen om opneming voor
het tweede leerjaar, dat 1 Aug. aanvangt,
zijn reeds ingekomen. Ouders en voogden
die bunny doofstommen op Christelijke
wijze, in overeenstemming met de doops-
belofie, wensclien opgevoed te zien en het
nog niet vroegen, zullen wel doen om zicli
te haasten en hun verzoek aan den heer
L. C. Oranje, «Effatha», te Leiden, zoo
spoedig mogelijk in te zenden. Voor kost,
inwoning, onderwijs, enz, in de Slichting
zelve moet per jaar f 200 betaald worden.
Wat voor uitrusting, enz. noodig is wordt
op een aparte lijst aangegeven, welke door
den heer Oranje, op aanvraag, gaarne en
gratis wordt toegezonden.
Wat kannen Christen ouders zeiven voor
hunne doofstomme kinderen doen Met hen
spreken kunnen ze niet, wijl ze geen woord
verstaan. Hun beduiden, dat ze in zonde
ontvangen en geboren zjjn, en dus genade
en vergeving van noode hebben gaat niet.
Nog veel minder, dat in Jezus Christus,
Gods Eeniggeboren Zoon, verzoening te