de.
x£ft
ipingen en
1892. No. 96
Zaterdag 14 Mei 1892.
Zesde Jaargang.
V E 11 S II IJ T
PK IJS DEK ADVEKTE\TIEt\
G. M. KLEM KERK. te Goes
P. D'HUIJ. te Middelburg.
IJK.
MET TWEE MATEN.
In het belang van den Soldaat.
Verkiezingen Provinciale
Staten.
56
2891/2
25%
1/a ma
26
80
l/8 921/s
gen.
125
92%
34
127
1/2 083/,
80
983/,
159Va 1597/8
«6%
5%
557/8
66%
52
55%
130% 130
168
n/s 981/0
1 88%
98%
626/„
993/,
94%
-
99%
1023/8 102%
lonmaaksters wer
hij slechts eenif
*en opgedaan.
.2 Mei.
ïur voor Visser d<
s en herberg 157
nermansw. 231 c.
wijlen dr. Han
er, 5 tafels, 12 s
tener stoelen, wai
et toebehooren,
s- en aardewerk.
Mei.
A. Dronkers bilji
n de hofstede „Zon
Jectare. Aanwijzin
str 2 uur een oeste/
perceel 5, Binner
en pannen aldas
ot 1 rijksd., 500
gekalkte le soo.
dhr. Pelle.
4 Mei.
not. Prins bij
de Korte Wei der
ïindercn, in
ulock Houwer, 2
erf van Brandt.
5 Mei.
door not. K[
Mei. I
r. Vogel, Enge/,
Zi/2* 953/,' §5
21/2 95% 993/,
0 1237/8
119
1191/2 1197/,
0 1551/2 1541/0
0 162
- 1313/, 1313/,
0 1501/4 -
0 1381/4
0 36% 367/8
0 18% 19%
ENST
-ROTTERDAM.
Zondags, v. Vlis
burg <3,45, van
VST
VEER-GOES.
g van Dinsdags,
lienst).
he Veer 6.40-]-,
;.lf, 2,34f (Slot
ags:
e Veer 9. 5.
ende) 2.30,6.30.
m. u. m.
1,55 3,25 6,20
2,25 3,55 6,50
i Vrijd. Woensd.
en Zat.
3,25 6,20—,-
3,45 6,40—,—
8,40
9,10
1,40 4,50—,—
2,5,10
5,16
6
5,26
6,9
6,16
6,29
5,46
6,37
6,45
6,52
6,57
7,7
7,15
7,23
6,20
7,33
7,4?
6,33
7,56
7,47
9,44
toe de
singen
UITGAVE VAN
elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
I'rjjs per drie maanden franco p. p.
f 0.95.
EN
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent. iedere regel
Enkele nummers
S*
O
meer 10 cent.
Wemeldinge 14 MeiIerseke 46 en 17 Mei
Hansweert 18 Mei; Kruiningen, met uit
zondering van Hansweert, 19 Mei; Krab-
bendijke, ook voor Waarde, 20 Mei en 21
Mei des voorm.; Rilland-Bath 21 Mei des
namiddags en 23 Mei.
Er is in de behandeling van den kapi
tein Roelants nog eene zaak waarop wij,
op gevaar at van voor den leger vervelend
ie worden, nog de aandacht moeten vesti
gen, en waaraan de heer Keuchenius bij
zijne jongste interpellatie beeft herinnerd.
Wij bedoelen de in het oog loopeude klei-
neeiing en achteruitzetting van den kapi
tein Roelants die de onzedelijkheid tegen
ging, en de verregaand stuitende verhet-
fing van den ritmeester Hoogeveen die in
ontucht leefde en op heeterdaad betrapt,
als een beest werd afgemaakt. De liberale
partij, vootal bij monde van hare bladen,
had voor den verongelijkten kapitein Roe
lants niets den smaadvoor den overspe-
ligen kapitein Hoogeveen niets dan be wie
rooking over.
De geschiedenis van dezen laatste herinnert
men zich. De heer Hoogeveen leefde in onge
oorloofde betrekking met de vrouw van den
ambtenaar Holst. Up een der nachten in De
cember van het vorige jaar werd hij door den
beleedigdun echtgenoot in ontucht geatrap-
peerd. Hij ontvlood tie slaapkamer dei-
mevrouw en werd door de bedienden van
den heer Holst gedood. Deze «moord» op
den «onberispelijken» officier werd door de
Indische en Nedeilandsche liberale bladen
breed uitgemeten. De openbare meening
verklaarde zich voor den ontuchtige; de
compagnie zwoer zijn moordenaar bloedige
wraakde gouverneur generaal liet zich
op des verslagenen givf door twee adju
danten vertegenwoordigen wat nooit ge
schiedt bjj de begrafenis van een ritmeester;
de legercommandant, de resident van Ba
tavia en anderen woonden de begrafenis
bij en spraken woorden van hulde op het
graf; de moderne predikant Kemman ver
heerlijkte den ritmeester als een goed
echtgenoot en vader en schetste hem als
het slachtoffer van anderer boosheid.
Zoo deelde de heer Keucheuius de zaak
mede, en maakte daarna deze gevolg
trekking
Waar zulke dingen onder de meest be
schaafden, de hoogstgeplaatsten, en de,
gelijk men verwacht, edelst denkenden mo
gelijk zijn, begint men waarlijk te beven
voor de toekomst, die niet alleen het Ne-
derlandsche en het Ne lerlandseh-Indische
leger, maar ook het vaderland zelf en Ne-
derlandsch -Indië wacht, nu aan een officier
als den kapitein Roelants, die waakt voor
de zedelijkheid zijner compagnie en buiten
de bordeelen in hun belang op straat post
vat, zijn ontslag wordt noodig gemaakt
terwijl een overspelig eskadrons-comman
dant, door vier inlandeis als een dier
gedood, openlijk tegenover de geheele in-
landsche bevolking van Nederlandsch-Indië
als een held en koning verheerlijkt wordt.
Wanneer die inlanders zich eens niet hadden
geleend om dien ritmeester te straffen voor
zijn gedrag, maar zij zich eenvoudig er toe
hadden bepaald hem te knevelen en hem
in het kostuum waarin hij op den openba
ren weg werd aangetroffen, terug te leiden
naar zijne commandantswoning, -dan zou
ieder Europeaan en ook het geheele Indi
sche leger zich geschaamd hebben, voorden
smaad over onze heerschappij in Indië ge
vallen en niemand zich verstout hebben
den ritmeester zeiven hulde te bewijzen.
Algemeen zoude de overtuiging geweest
zijn, dat die officier zich onwaardig gemaakt
had den rang dien hij bekleedde en de
uniform die hij droeg.
Denkt dus eens in eene Nederlandsche
regeering. die een ontuchtigen officier op
zijn graf bewierookt en diezelfde Neder
landsche regeeririg bezig de toekomst van
een anderen officier te vernietigen omdat
hij de ontucht bij zijne mii,deren wilde
tegengaan.
Ook nog op een andere tegenstelling ves
tigde de interpellant de aandacht
De minister van oorlog had beweerd dat
het wandelen voor een hoerenhuis dooreen
officier aanleiding kan zijn dat de soldaten
zich tegen hun meerdere verzetten (insubor
dinatie).
De heer Keuchenius antwoordde
„Wanneer de Minister van Oorlog aan die
uniform een zoodanig prestige toekent, dat
hij meent, dat z(j zich niet verdraagt met
het Middernachtzendingswerk, dat dit werk
eigenlijk een te laag werk is voor den man
wien de eer beschoren is van het dragen der
uniform, dan zij het mij geoorloofd dien
Minister te vragenwanneer gij verbiedt
dat de kapitein Roelants met of zonder
uniform, zich beweegt in do straat, die toe
gang verleent tot de openbare huizen, met de
begeerte om de bezoekers daarvan in hun
eigen belang en totjeer van het leger, terug
te houden, wat hebt gij als Minister van
Oorlog, geroepen om te waken voor de deug
delijkheid, de waardigheid en den roem van
het leger en voor het dusgenoemde prestige
van de uniform, dan reeds vroeger of nu
misschien, naar aanleiding van de zaak van
den kapitein Roelants gedaan om het bezoe
ken van de bordeelen door militairen i n
uniform te verbieden
Wanneer gij niet duldt dat officieren in
uniform of in burgerkleeding staan buiten
de bordeelen om anderen den toegang te
ontraden, welke zijn dan in het belang van
het leger, in het belang van de openbare
zedéljjkheid, in het belang van de eer van
den officier, in het belang van het welzijn
en de gezondheid van den militair de maat
regelen geweest, door u genomen, om aan
militairen, zoowel officieren als minderen te
beletten, dat hunne uniform toegang kreeg
tot de bordeelen. Voor den mindere heeft de
uniform evenveel waarde als voor den Officier.
Waarom mag ieder militair in uniform bor-
deelloopen, vloeken en God lasteren; de ka
pitein Roelants alleen niet in uniform God
en den naaste dienen en buiten de bor
deelen wandelen
Nu baat bet niets of de minister al zegge:
«ik ben er voor dat de zedelijkheid onder
de soldaten bevorderd worde», wanneer hij
er aan toevoegt«maar dan moet dit ge
schieden op de manier zooals ik wil De
heer Keuchenius gelooft aan 's ministers goe
den wil op menig punt waarin hij van
het tegendeel blijk geeft; en ook de heer
Loben Seis spreekt dit uit, doch wij geven
dezen laatste gelijk als hij er bijvoegt: «Al
heb ik gaarne vertrouwen in den goeden
wil der Regeeririg om mede te werken ter
bestrijding van de ontucht in liet algemeen,
de praclijk openbaart ons het tegendeel
En deze practijk in het leger wordt niet
te niet gedaan door eene bioote verklaring
van den minister dat men zicli verheugen
mag in toenemende hoogere opvatting van
het zedelijk leven in het leger.»
Dunkt men hierbij aan de onthullingen
van v. d. Steur in zake feiten dat miliciens
bij eene publieke dame niet konden toege
laten worden, wijl officier N. N, binnen
was, dan zal niemand ontkennen, dat er
something rotting is in ons leger, een niet
te stuiten zedenbederf. Olficieren die vreem
de vrouwen liefhebben, sterken drank mis
bruiken, vloeken en zweren en hunne min
deren negeren, woiden bij bevordering nooit
orn deze zonde overgeslagen. De heer
Loben Seis noemde slechts wat menig oud
milicien bij ervaring wist Maar een
officier die niet vloekt en tegen de hoererij
niet door praatjes maar metterdaad ge
tuigt, wordt voor den dienst ongeschikt
verklaard, door het legerbestuur en den
minister van oorlog.
Dit hebben wij aan de liberale regeering
te danken. Dit bracht ons het triumfeerend
liberali-me van het vorige jaar, gelijk het
door Rome op de been geholpen werd.
Wij moeten nog maar niet er op rekenen
dat wij aan het einde zijn.
De interpellatie Keuchenius heeft op nieuw
aan het licht gebracht, dat van het libera
lisme g en karaktervorming, geen waar
deering van andersdenkenden te wachten
is, of het moest zijn dat zij in den letterlijken
zin aau hun naam beantwoorden door bet
niet verder ie brengen dan tot denken.
Alleen voor anders denkenden, zwijgende
getuigen, stillen in den lande, is bij deze
geest- en pitlooze kinderen van den kloeken
Thorbecke plaats.
Het is een bedroevend verschijnsel hetwelk
voor de zooveelste maal aan het licht te
brengen, reeds eere genoeg was voor de
antirevolutionaire Kamerleden die bij evenge-
noe.nde interpellatie bet woord voerden.
De interpellatie Keuchenius heeft ons
onder meer verblijd, dewijl er uit bleek
dat het program van actie zooals het in
Mei 1891 was vastgesteld, voor onze anti
revolutionaire Kamerclub niet is een doode
letter.
Onder anderen de heer van Löben Seis
heeft bij de behandeling der zaak Roelants
eene snaar aangeraakt, een wondeplek aan
gewezen, waardocr hij toonde rekening te
houden met dat program niet alleen maar
ook met het christelijk bewustzijn der natie.
De zedelijke zijde van het militaire vraag
stuk, dat weet hij, blijft de belangstelling
der christenen vragen en deze op hunne
beurt vragen de belangstelling daarvoor van
onze volksvertegenwoordigers.
Naar hun hart was het dan ook, toen
de afgevaardigde uit Eede, over de zwak
heden van het legerbestuur sprekende, de
belangstelling der regeering inriep voor
onze soldaten in betrekking tot de rechts
verhoudingen, het drankmisbruik en h' t
vloeken.
Wat het eerste betreft.
Het legerbestuur had niet open en rond
den heer Roelants zijn optreden voor de
Middernachtzeuding verboden, doch slechts
in het geniep hem den opgestoken vinger
getoond en gezegd pas op.
Het had royaal moeten verbieden. Doch
zoo zeide de geachte afgevaardigde
dit gebeurt nooit.
Niet steunende op hooger zedelijke
rechtsbeginselen, gevoelt het legerbestuur
zich zoo zwak dat het hier als zoo dik
wijls oerst tot een stel van uitvluchten
en omwegen zijn toevlucht neemt om, als
het spaak loopt, met de dommekracht
der willekeurige uitlegging van discipli
naire voorschriften den knoop door te
hakken.
En dit verzwakt het gezag.
Men meent de macht te handhaven.
In alle geval verzwakt men het gezag.
Kan ook ooit van trouw aan en vertrou
wen op zijne meerderen sprake zijn, wan
neer in het leger, tot zelfs van de groene
tafel, dergelijke middelen worden gebezigd
om door te drijven wat langs ridderlijken,
wettigen weg niet te verkrijgen is
Maar ook wat bet tweede punt betreft
het drankmisbruik.
Niet anders gaat het met de bestrijding
van drankmisbruik. Natuurlijk in het
afgetrokkene acht iedereen het wenschelijk
dat niet alleen het drankmisbruik, maar
ook liet drankgebruik vermindere. Toch
wordt het bevorderd officieel door het in
cantines tappen van sterken drank.
Ook hier weer eerst een achterdeur en
een uitvlucht. Tot voorkoming van slechte
jenever in andere huizen wordt ze officiëel
in de cantine zoo dicht mogelijk b(j de
miliciens gebracht. Wonderlijke redeneering.
In dit verband zou men ook, bezorgd voor
besmette publieke huizen in de stad, in de
kazernes zelve ze moeten oprichten.
Ik laat nu daar of tot voor enkele jaren
aan dergelijke opvatting verwante gebruiken,
bijv. te Harderwijk niet hebben bestaan.
In alle geval blfjkt dat de minister op
drankgebied niet durft doortasten.
In den grond is dit toelaten van ster
ken drank in <ie cantines bevordering van
de meest onedele co icurrentie met onze
Militaire Tehuiz >n.
Vanzelf komt do minister weer, waar hij
niet wilde zijn. In plaats van onthouding
van overheidswege, wordt langs een omweg,
door middel van het lokmiddel van den
sterken drank, strijd gevoerd tegen de Mi
litaire te huizen. Om de cantines te deen
coneurreeren moet vleze groote geldelijk bate
ten bate der cantines dienen.
Indien ge den drank in de cantines niet
durft verbieden, o ministerzorg dan
althans dat zij geen bate afwerpt in de kas.
Van zelve zal de meening der cantinechefs
veranderen.
Ook ten aanzien van het derde punt
maakte de spreker zeer gegronde opmer
kingen
Ten derde het vloeken. Mogelijk
is de opvatting der straffen milder gewor
den, ssmmige verhoudingen humaner, gevolg,
als het zoo is, van de algemeene bescha
ving. Maar zij doet niets af tot de vraag
of de publieke zedelijkheid der militaire over
heid, of het zedelijk peil der verhoudingen
van militairen onderling verhoogd is.
Vraagt de minister naar middelen ter ver
betering, dan raad ik hem Laat het legerbe
stuur toch eindelijk eens toonen dat het ernst
wordt met dit streven. Indien officieren of
minderen voortdurend Gods naam misbrui
ken, men dwinge de chefs tot actief optre
den tegen hen. De enkelen die in ontucht
leven, die de openbare eerbaarheid schen
den behooren verwijderd te worden. Er
bestaan toch nog raden van eer
Er is een groote laksheid tegenover enkele
personen die voortdurend straffeloos liederlijk
leven Het zijn slechts enkeion, maar zjj
doen zeer veel kwaad.
Mocht toch nog de minister tot eene
andere houding besluiten. Komt hierin
geen verandering, zoo zal hun voorbeeld
natuurlijk voortwoekeren. En ten slotte
zal de ergernis van het volk hiertegen zieli
keeren, tegen de achting die ons Nederland
sche leger bij de natie behoort te genieten.
Die ergernis zal zich keeren tegen het schoo
ns denkbeeld van persoonleken dienstplicht.
En het leger zal vereenzelvigd worden ge
acht met de noodlottige -denkbeelden, heden
door den minister van oorlog verkondigd.
Vooral op dit laatste komt het aan. Veler
zwakke sympathie voor den persoonlijken
dienstplicht dreigt voor weerzin plaats
te maken, wanneer de zedelijke dat is de
hoogste belangen onzer miliciens op zoo
danige losse schroeven worden gezet als
thans door de regeering geschiedt.
Natuurlijk zal van onze zijde geen spijker
kunnen worden opgenomen of de staalkun
dige tegenpartij weet er een gat voor. Maar
het volk gevoelt er niet te minder om dat
het zijne zonen niet dan met zorg en wan
trouwen aan Je kazernes afstaat, wanneer
het vloeken en zwereo, het slaan van vuile
reden, het zich overgeven aan brasserij en
ontucht straffeloos warden toegestaan; en de
zonde van den sterken drank door de re
geering officiéél als geoorloofd en nuttig
geijkt tot zelfs in de kazernes wordt aan
gemoedigd. Den heer v. Loben Seis dank
dat hij deze bezwaren der christenen op zoo
uitnemende wijze wist te vertolken.
Persoonlijke dienstplicht: uitstekend, mits
inachtneming van artikel 7 van het nog
steeds gelden le program van actie onzer
partij
«Stuiting van het militarisme door betere
regeling van de rechtspositie van den sol
daat en wegneming uit het kazerneteven
van wat met godsdienst zedelijkheid en
welvoegelijkheid in strijd is».
De uitslag der op jl. Dinsdag gehouden
verkiezing voor de Provinciale Staten is
(voorzoover hij niet volledig was medegedeeld
in ons vorig no.) als volgt:
Middelburg Herkozen W. A. Graaf v.
Lijnden inet!969, D. A. Dronkers met 1896,
J. C. Ltntsheer met 1860, J. H Snijders
met 1799 en dr. J. v. d. Beke Callenfels [~a
met 1788 stemmen. Voorts bekwamen J.
Verkuijl Quakkelaar 1571, D. J. Oggel [a.]
1467, H. .1. v. d. Meer [a.J 1359, en L. Bos-
selaar [a.J 1299 stemmen. Nog verkregen
de heeren H J. E. Gerlach [die voor een
candidatuur had bedankt] 72. E. L. baron
v, Hardenbroelt 64, C. Verhage 60, J. II.
v. Munster 37, P. Melis 23, P. Melis Pz.
22, M. v. We-ten 23, M. C v. Wetten 14,
H. M. Kloppers 16 en W. A. de Rijeke 20
stemmen. Andere verspreide stemmen 14.
Volstrekte meerderheid '1658.
Goes. Herkozen Mr. C. Lucasse (a.) 1876,
B. M. den Boer (a) 1866, M. de Jonge
Jz. (a.) 1835 en J. M. Kakebeeke (1. en k.)
1826 stemmen. Volstrekte meerderheid 1734.
Voorts verkregen de overige candidaten
van bet roomsch liberaal verbond J. J.
Ochtman 1544, G. Schipper 1490 en J. G.
P. Timans (kath.) 1416 stemmen, terwijl
de heer J. Oele Hz. (a.) door den afval
van minstens 150 antirevolutionaire kiezers
die op den heer Kakebeeke stemden, met
1645 stemmen in de minderheid bleef.
Halst. Uitgebracht 2092 stemmen, van
onwaarde 32, volstrekte meerderheid 1031.
Herkozen L. v. Waesberghe Janssens(k) met
1210 en rnr, J. G. v. Deinse (1) met 1081
stemmen. Herstemming tusschen de katho
lieke heeren A. Moerdijk aftr.met 990, J.A.
v. Rompu mei 919, H. L J. Maarttns met 888
en het aftredend antirevolutionaire lid D.J. Og
gel met 606 stemmen.
Zierikzee Herkozen mr. J. G. v. d. Lek de
Clercq B. G. v. d. Have en mr. C. J. Fok
ker, resp. met 944, 807 en 805 van de
1141 stemmen.
Voorts bekwamen de hh F. Bouman (a.)
177, D. v. d. Berg (a.)'108 en C. den Boer
Cz (a.) 94.
Dat de uitslag ons spijt, zal men begrij
pen. Te Middelburg en Hulst was niet an
ders te verwachten; doch te Goes had de
heer Oele kunnen gekozen worden, indien
de thuisblijvers, waarvan minstens 400 der
onzen, waren opgekomen en zoo het be
ginsel de opgekornenen bewogen bad alleen
te stemmen de lijst der kiesvereenigingen.
Nu stemden minstens 150 der onzen op
den lieer Kakebeeke, terwijl een enkel briefje
met 3 namen bewees dat, om we'ke reden
dan ook, de lieer Oele door sommigen niet
begeerd werd.
Dat hij bet echter, tegenover zulk een
bemind oud lid als de heer Kakebeeke, tot
1645 stemmen bracht is eene goede aan
beveling oin in de toekomst de candidatuur
van dezen bekwamen landbouwer en ge
zworen niet los te laten. Hoofdzaak is thans
ons te verblijden dat het aan het liberaal-
roomsch verbond te Goes niet gelukt is onze
aftredenden uit te drijven.
Gaat men na dat ongeveer 450 roorasch-
katholieken zijn opgekomen, dar. blijkt dat
ongeveer 950 liberalen op den katholieken
candidaat hebben gestemd, zoodat nog een
350 tal hunner, voor het meerendeel uit
papenhaat, zich aan het roomsch-liberalistisch
stemmengekonkel hebben onttrokken. Vei
lig kan geschat dat onder de 1826 stemmen
die de heer Kakebeeke erlangde, zich 550
bevonden van zijne politieke tegenstanders,
zoodat de liberalen het in het district, on
danks de bovenmatigste krachtsinspanning
en de pressie van al wat knap heet en
gezag heeft in het district, niet verder
brengen konden en kunnen dan tot 1300
ttsmmen.
i-
<r
t
>r
m
in
e<
A.
'9>
in
o-
at
j
ns
er
sr-
1R
no.
op
eke
3r-
ui-
ilW
ud
en,
en-
van