1892. No. 86. Donderdag 21 April 1892. Zesde Jaargang. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK. te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIE* TOEN EN NO. elkfn MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND Prjjs per drie maanden franco p.p. f0.95. Enkele nummersƒ0.02'. UITGAVE VAN EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Bij dit nummer behoort een bijvoegsel. Patroonsvereenigiiig. Op het christelijk sociaal congres, in November van het vorige jaar gehouden, werd in een vergadering van 300 bazen (patroons) de wenscheljjkheid van het tot stand komen eener chr. patioonsvereeniging uitgesproken. In een later te s Gravenhage gehouden vergadering werd een vast bestuur gekozen en werden de statuten voor de nieuwe vereeniging vastgesteld. De grondslag is die van het Congres, zoodat ieder, die den Christus ook op liet publieke erf van het leven belijdt, kan toetreden, onverschillig tot welke kerkformatie hij ook behoort. Een kerkelijke grondslag heelt deze vereeniging, evenals het Nederlandsch Werk liedenverbond Patrimonium, niet. Aan het uitnemend schrijven dezer Pa troonsvergadering geven wij, zij het ook slechts bij gedeelten gaarne een plaats ir. ons blad. OPEN SCHRIJVEN van het Bestuur der Patroonsvereenigiiig aande Chris telijke Patroons in Nederland. In den naam van onzen Heer Jezus Chris tus, dien Gij met ons belijdt, koinen wij tot U. In de dagen toen onze Heer en Koning nog in Palestina omwandelde, was de sociale toestand in en buiten Jerusalem veelszins ellendig. Er stonden er op de markt, die geen werk konden krijgen, cmdat niemand ze gehuurd had. Het beheer van zaken was vaak in handen van onrechtvaardige rentmeesters. De kranken en ongelukkigen bleven onverzorgd. Van alle kanten vielen klachten over de dieven, die doorgroeven en stalen. Roovers plunderden de reizigers uit en lieten hen halfdood liggen. Er waren hongerigen die geen voedsel; naakten die geen kleeding ontvingen. En zooals de ai me Lazarus daar lag, met de honden die zijn zweren likten, teekent hij ons in zijn hul peloos en smadelijk lijden, hoe diep de maatschappelijke toestanden in Israël gezon ken waren. Heeft nu Jezus zich in geestelijke zelf genoegzaamheid uit deze ontredderde maat schappij teruggetrokken, en zich opgesloten in den kring zijner jongeren, om zicheenig- lijk in hemelsche dingen te verliezen? Gij weet zelf beter. Onze Heiland deed heel anders. Midden in 't volle leven ging hij in; spijsde zelf de hongerigen; genas die met ziekte en krankheid bevangen wa ren bestrafte de hardheid van hart; wekte een 'dieper be«ef van deernis en mede Joo- gen op; zocht door de macht van het gebod Gods alle verdrukking tegen te staan; en strekte juist naar het ellendige, naar wat arm en niets was, zich uit. En niet alleen dat hij zelf zoo handelde, ook oefende hij er zijne discipelen in, om evenzoo te doen. Hij zond ze uit, om woor den uit te roepen van vertroosting en erbarming; om zieken te genezen en duivelen uit te werpen. Hij gaf hun het brood en de visch, oin die onder de schare in zijn naam rond te deelen. Hij gaf hun de heer lijke belofte: «Zoo veel ge iets aan den minste mijner broederen gedaan hebt, zoo hebt ge dat Mij gedaan En z(jr. roepen was altoos: Vergadert u een schat in de hemelen; geelt mildelijk uw almoes; en weest gijlie ten barmhartig, gelijk uw Vader in de hemelen u barmhartigheid bewezen heeft. Niet in hoogheid ontdekte hij ons het geheim van alle edeler - kracht. Veeleer betuigde hij rusteloos, dat wie aller dienaar wilde zijn, onder a len de meerdere zou blijken. En onvergetelijk blijft voor de Belijders des Heeren in alle eeuwen het plechtig oogenblik der voetwassching, toen de rollen omgekeerd schenen, en Jezus op zijn discipelen in het slavenkleed toetrad, en tot hen sprak«Ik ben onder ulieden als een die dient.D Dit nu deed de Heere, naar zijn eigen uitspraak, om ons een exempel na te laten, opdat, gelijk hij zijn jongeren deed, ook wij doen zouden aan malkanderen. Rat was het nieuwe gebod, dat hij ons meegaf op onzen levensweg; het stil en diep gebod, dat we liefde zouden hebben onder malkanderen. Nu heeft intusschen veel van wat onze Ileere en Koning in dit opzicht sprak en deed, langen tijd voor ons geslapen. We lazen het wel. Ook wisten we wel, dat het er stond. Maar het was, of ons leven geen gelegenheid bood, om er de toepassing van voor onszei ven te vinden. Dank zij den invloed der Christelijke reljf,je, was de sociale toestand in zoo vele opzichten een heel andere en veel betere gewordenen zoo groeide menigeen op onder den indruk, dat het tusschen ons en hen die ons dienen, tamelijk wel was, gelijk het behoorde. Maar, helaas, hoe zijn we de laatste twintig jaar uit dien slaap opgeschrikt. Hoe heeft die bedriegelijke droom uit! Zacht eerst als het murmelen van een beek in de verte, ving ons oor een geklaag, een geroep, straks een gemor van ontevre denheid op. En waar we eerst nog waanden dat dit verontrustend geluid slechts zins begoocheling was, bleek maar al te spoe dig, hoe wat op verren afstand slechts een murmelen leek, toen we naderbij kwamen, het wild bruisen van een ontembareu stroom was; en hoe diezelfde Christelijke maat schappij, die men zoo gelukkig en tevreden waande, juist omdat ze van den Christus afdoolde, almeer verschoven bleek naar een vulcanischen bodem, die u elk oogenblik met de onizettendste verwoesting over rompelen kan. In de oorzaken van dezen onbevredigen der! toestand kunnen we ons thans niet verdiepenen de schildering er van vraagt ge ons niet. Ge hebt die dagelijks vcor oogen. Het geroep van dezen jammer gaat luide genoeg op. Genoeg zij het om le constateeren, dat de sociale toestanden, gelijk deze zich thans allengs gevormd hebben, reeds nu een nóg ernstiger en dreigender karakter dragen, dan de maatschappelijke ellende, in wier mid den Jezus optrad; om hieruit voor uwe en onzp consciëntie het besluit te trekken, dat ook wij als Patroons weer terug moeten naar liet Evangelie van Christus, niet slechts om den vrede onzer ziele in het kloed des Kruises te vinden, maar om het ook bij dat Kruis te leeren verstaan, wat ons als Patroon te doen staat, en ook. in ons bedrijf waarachtige discipelen onzes Heeren bevonden te worden. Niet eerst door ons is dit gevoeld. De noodzakelijkheid, om ons ook als Patroon rekenschap te geven van onze ver houding tot oen Heiland der wereld, is reeds lang, eer ze hier aan de orde kwam, in allerlei christelijke kringen buitenaf uitgesproken. Kerkelijke indeeiing heeft hier geen verschil gemaakt, eenvoudig omdat de zenuw, die hier trilt, buiten alle con fessioneel verschil ligt. En zoo zag men dan ook, hoe belijders des Heeren van aller lei confessie, onder de werking van den Heiligen Geest, de zeer ernstige vraag aan hun consciëntie begonnen voor te leggen, of hun onderlinge betrekking, en debetrek king waarin ze tot hun dienstpersoneel staan, wel beantwoordde aan de hooge eischen der Christelijke liefde, en overeen kwam met de door Christus gewilde sociale verhoudingen. En zoozeer gevoelde al wat Christen heet zich gedrongen, om hierbij op de Schrift zelve terug te gaan, dat ook de Roómsche patroons, zoo in Frankrijk, als in Duitschland en België, zoodra ze aan dit onderwerp toekwamen, de Schrift zelve opsloegen, alsof ze Protes tanten warenen met een ernst, oie ons beschaimt, de strenge, en alle zelfzucht en hebzucht bestraffende, uitspraken van Chris tus en zijn apostelen moedig onder de oogen zageo. Het heeft ons daarom verblijd, dat het Sociaal Congres, dat onlangs samenkwam, niet enkel theoretisch de vraagstukken stelde, maar ook aan de Patroons de gele genheid bood tot een eerste samenkomst, ter overweging van wat ons te doen stond. Op verrassende wijze bleek dan ook, dat metterdaad de Christelijke Patroons in Ne derland zelve niets liever verlangden, dan meerder en beter licht over hun gehouden heid in deze te doen opgaan. Want wel waren er, Gode zij lof, te allen tijde, ook onder ons, enkele Patroons geweest, die, ook zonder overleg of raad pleging met anderen, zich beij- erd hadden, om goede Christelijke Patroons voor hun werkvolk te zijn maar uit den aard dei- zaak konden alleen groote fabriekseigenaars op dit terrein een eenigszins beduidende werkzaamheid ontwikkelen. In beperkter kring kon daarentegen zelfsde beste bedoeling geen blijvende gestalte aannemen. Men stond daartoe te zeer op zichzelf, en arbeidde met veel te weinig personeel. En toch bevredigde zulk een toestand niet. De gewoonten, die men volgde, waren eenmaal in het bedrijf als ingegroeid. De scherpe concurrentie maakte bevreesd voor de geringste wijziging. En terwijl men niet zelden met de toenemende aanmatiging van zijn personeel te worstelen had, waren er niet weinigen, vooral onder de kleine Patroons, die alras droeve ervaring opdeden, hoe niet alleen de sociale toestand onzer werklieden te wenschen overlaatmaar dat evenzoo hun eigen toekomst in niet geringe mate bedreigd wordt. Tot op zekere hoogte geldt dit reeds van de kieine neringen en bedrijven in onze steden, maar toch veel meer nog van de onder pacht of hypotheek beklemde bedrij ven ten plaltenlande. Ja, zoo pijnlijk is in menige streek ten plaltenlande zelfs de toestand onzer boeren gvworden, dat men, van de sociale quaeslie op landbouwgebied sprekende, vaak minder nog aan den boeren arbeider, dan aan de boeren zeiven denkt. Vandaar dat op 12 November jl. een kleine driehonderd Patroons uit alle oorden des lands, en allerlei bedrijf, groot en klein, represen- teerende, in Frascati le Amsterdam waren saamgekomen, en reeds na korte discussie met algemeene stemmen de wenschelijkheid uitspraken, om, in navolging van wat elders geschied is, ook hier te lande een Patroons- vereeniging in het leven te roepen. Men gevoelde algemeen, dat hier een akker braak lag. Een ieder zag in, dat hier een snaar was aangeroerd, die door heel het land kou natrillen. En al hadden de moesten nog slechts een zeer vage voorstelling varr wat zulk een Patroonsveteeniging worden kin en moest, om drel te tr effen, toch ge voelde niemand vrijheid voor God, om zijne hand teru^. te trekken. Een poging althans moest gewaagd wor den en ons gebed moest voor den Tr oon der Genade opklimmen, of het den Heere onzen God believen mocht, ons pogen te zegenen. En zoo is dan ook door hen, die daartoe ingevolge het besluit der vergadering, in Franscati aangewezen waren, zulk een Patroonsvereenigiiig in bet leven geroepen; zijn lrare voorloopige statuten aangenomen; werd aan de ondergetekenden voor de eerste maanden, tot op de eerste vergadering, het Bestuur van deze Patroonsvereenigiiig op gedragen en komen wij u thans toeroe pen; «Voorzoover ge patroons zijt, en met ons den Heere Jezus Christus in on verder felijkheid beljjdt, broeders, ti eelt toe en sluit u aan!» Wordt vervolgd. De vergaderingen van het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond, dezer da gen te Amsterdam gehouden, hebben twee dingen aan hel licht gebracht. Vooreerst Jat de mannen van bovengenoemd Ver aond al meer afdrijven in socialistische wateren en ten tweeden dat de positie van hunnen voorzitter, het kamer lid tevens oud-werkman, Heldt steeds meer onhoudbaar wordt. Het gaat den heer Hel it als de klokhen uit het schoolboekje, dij eendeieren ui - broedde,en thans hare kiekens, ternauwernood uit het ei gek omen, zonder haar verlof ie water ziende gaan, angstig klokkend en klapwiekend van den rand der kom, te vergeefs haren lievelingen terugroept van het waterige terrein waarop zij zelve zich niet vermag te wagen. De vergadering besloot namelijk, onder protest van haren voorzitter, een adresbe weging in het leven te roepen tot het ver krijgen van algemeen kies- en stemrecht; en gaf verlof daartoe de medewerking te aanvaarden van den (sociaal democratischen) «bond voor algemeen kies- en stemrecht» De heer Heldt verklaarde echter aan deze beweging niet te zullen mededoen. Bijvoor zich had vertrouwen in de regeering en de liberale partij, die immers uitbrei ling van kiesrecht had beloofd; en hij begreep niet «waartoe zulk een haast moest gemaakt worden». Vooral van de zijde van het Amsterdamsehe gemeenteraadslid den heer Nolting moest hij daarvoor menig verwijt van inconse quentie hooren. Want inconsequent, dat wil zeggen: zich niet gelijk blijvend, was de beer Heldt met zijn protest in hooge mate. Wat toch deed hij op den 20 September 1885 Toen hadden de drie vereenigingen die «Algemeen Kies- en Stemrecht» en dat wel onverwijldin hun vaandel schreven, een beweging op het touw gezet, een vergadering bijeengeroepen, waarin Heldt als voorzitter van zijn Nederl. Werkliedenverbond die ook onverwijlde invoering van het algemeen kies- en stemrecht eischte, in deze door hemzelven gedoopte «nationale vergadering» leider en voorlichter was. In deze Septembervergadering zijn kreten geuit, waarvoor zelfs fatsoenlijke socialisten zich geschaamd hebben; en bedreigingen van oproer en moord ten gehoore gegeven, zoo. als nooit. In optocht trok men door de stad met roode vaandels de bloedvlag der sociaal democraten voorop. Onder de opschriften trof men aan deze: «Het algemeen stem recht is de grondslag van den Staat» en «Zonder algemeen stemrecht geen verbete ring». Op dit standpunt stond toen de werkman Heldt, die met nog enkele anderen naar het departement van binnenl mdsche zaken toog om, namens de nationale vergadering, deze «verbetering» aan den minister Heems kerk op te dringen. Heldt's eigen woorden tot de «nationale vergadering» waren«Onze demonstratie is niet revolutionair. Wie baar weerstaan, zijn de ware revolutionairen. Wij steunen op het woord van Thorbecke dat, wil de Regeering eene nationale kracht zijn, het volk het besef in zich moet omdragen, dat het me le invloed uitoefent op de regeering. Om daar toe te geraken, is algemeen stem recht noodig En tot minister Heemskerk zeide de de- putaat Heldt, «dat hij verbetering der oe- conomiscbe (staathuishoulelijke, toestanden verwachtte van Algemeen Stemrecht.» En thans zegt het kamerlid Heldt tot zijne medestanders van toen en zijne eigene leerlingen: «Hebt toch wat geduld met uw algemeen stemrecht. Vraagt er niet om, wacht liever uwe beurt af. Men moet niet alles verwachten van algemeen kiesrecht Hierbij loopen er immers velen aan den leiband van de lieden die geerr hervorming willen». Vooral in deze laatste woorden, vlijmend scherp, ligt de veroordeeling van de tegen stelling tusschen Heldts voortvarendheid op 20 Sept. 1885 en zijne beradenheid op 18 April 1892. Zijne kinderen hebben «aan den leiband geloopen van lieden die geen lier-vormingen willen». Is het te verwin leren dat hem thans door zijn niet veranderden geestverwant Nolting toegeroepen werd «Gij behoort niet meer thuis in ons verbond, gij moest als voorzitter aftreden.)} Zou de snelld bevor dering van den werkman Heldt tot lid der tweede kamer het karakter van dezen tolksheld ook kunnen gewijzigl hebban? Immers in 1885 was bij nog niet, tbans is hij wel lid der tweede kamer, als getrouw zoori der liberale partij daadwerkelijk bewijzende wat van antirevolutionaire zijde eenmaal in Patrimoniums jaarvergadering werd beweerd, dat de bevordering onzer werklieden tot leden der tweede kamer geen verbetering brengt in het lot der werk lieden tenzij dan van de gekozenen leluen. Verklaard1 Sinds Windhorst's dood is graaf Balie- strem de voorzitter van Het Centrum, dat is: van de katholieke staatspartij in den Duitschen Rijksdag. Deze heer heeft dezer dagen in een groote vergadering van katho lieken te Breslau, onder algemeene toe juiching de positie aangewezen die de katholieke partij tegenover het liberalisme heeft in te nemen. Het einde zijner pro- gramrede, zooals zij door een katholiek blad wordt betiteld, luidde als volgt: „W(j hopen, dat wij een christelijk- conservatieve regeeiing zullen ^kunnen steuneD tegen hare vijnden: de mannen van het ongeloof en de Revolutie (s to rm- achtige b ij val) want, myne heeren, deze beide categorieën plaats ik op éen lijn; eerst komt het ongeloof en daarop onvermijdelijk de Revo'utie. Mocht God ons echter de zware beproeving hebben voorbehouden een regeering te krijgen, welke de liberale beginselen op haar vaan del schrijlt, dan, mijne heeren, weet ik dat de gesloten phalanx van het Centrum, zoo noodig, opnieuw strijden zal, al moest het weder twintig jaren lang zijn, voor de rechten der katholieke partij en de rechten van het katholieke volk". Het verschijnsel doet zich trouwens in alle landen voortusschen liberalisme en katholicisme gaapt eene diepe klove. Beide partijen zijn door een onverzoenlijk verschil van levensopvatting gescheiden. In den strijd dezer dagen slaan in alle beschaaf ie landen der wereld liberalen en katholieken schouder aan schouder, tegen elkander over. Alleen in Nederland zijn zij eenig en innig aan elkander verbonden, steunen of bevor deren zij eikaars wederzijdsche belangen zegenen zij malkanders overwinningen. Zou het ook kunnen zijn dat men daar nog wat achterlijk is uitgevallen en de ver zoening en vereeniging dezer twee zoo on gelijksoortige elementen slechts een quaestie is van tijd En waar de Pruisische katholieken sym pathie betoonen aan eene «christelijke con servatieve» regeering, zou daarin ook d oplossing van het raadsel kunnen gezocht

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1892 | | pagina 1