1892. No. 82. Zaterdag 9 April 1892. Zesde Jaargang. V E 15, S C II S J T G. M. KLEM KERK. te Goes F. F. ireüIJ, te Middelburg. 1» 15IJS mil ADVERTENTIES JAN WOUTERSZ. eucen MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND Prjjs per drie maanden franco p. p. f 0.95. Enkele nummers0.02s. UITGAVE VAN EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Bij dit nummer behoort een bijvoegsel. 8 April 1892. Vergadering van den Middelburgschen gemeenteraad van Woensdag 6 April 1892. Afwezig de heeren Snijders, van Voorst Vader, L. K. van der Harst J.Jzn. en de Stoppelaar. De notulen der vorige vergadering wor den gelezen en gearresteerd. Wordt overgegaan tot de trekking van uit te loten obligatiën ten laste der ge meente. Uitgeloot werden Van de in 1871 geconverteerde schuld der gemeente, de nummers 330, 36, 24, 264 gesplitst, 13, 182 en 12 van de 4Vn pCt. leening oorspronkelijk groot f20000 van 1876, het nummer 2; vnn de 33A pCt. leening oorspronkelijk groot f78000 van 1889, de nummers 50, 16, 7 en 42 van de 3Vii pCt. leening oorspronkelijk groot f 25000 van 1891, de nummers 61, 50 en 65. Van Ged. St. waren ingekomen eenige missiven houdende goedkeuring van geno men raadsbesluiten, welke voor notificatie worden aangenomen, hetgeen mede het geval is met een brief van W. Vogel, be helzende eene dankbetuiging voor de hem in de vorige vergadering verleende subsidie voor zijn overzetveer aan het Vlissingsch Wagenplein. Van B. en W. waren ingekomen ver schillende voorstellen, onder meer tot het toekennen van pensioen aan den agent van politie Telier, al welke voorstellen ter be handeling in eene volgende vergadering voor de leden ter visie zullen worden gelegd. Het verslag over 1891 van de Plaatselijke Gezondheidscommissie en dat omtrent de werkzaamheden van de afdeeling Zetland der Nederlandsche maatschappij tot bevor dering der geneeskunst worden in dank aanvaard, terwijl een adres van M. C. Roest en P. van Sorge om de Baanstraat en den Looierssingel aan het buizennet aan te sluiten ten einde hunne daar staande woningen van water te kunnen voorzien, ter fine van advies in handen van B. en W. gesteld wordt. Nog waren ingekomen: a. een voorstel van den heer Koole om de verordening van algemeene plaatselijke politie te wijzigen als volgt lo. in art. 100b Da de woorden «be zoekers te hebben» in te lasschen de woor den «na middernacht of» 2o. de art. 120 tot en met 132 te ver vangen door 3 artikelen, gelijkluidend met die van de verordening te Harderwijk, als volgt Het houden van openbare huizen van ontucht is verboden: Hij die een openbaar huis van ontucht houdt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen 33.) FEUILLETON. Eene episode uit de dagen der Hervorming DOOR W. K. HAGA. Eenige maanden geleden had hij dezelfde reis gemaakt van Brussel naar Dordrecht. Helaas, hoe was hij toen in blijder stem ming Dordrechts poorten binnengetreden. Toen voerde zijn weg over rozen, waarvan thans schoonheid en geur verdwenen waren om hem slechts de pijnlijke doornen te doen gevoelen. Van dat alles was de prior onkundig, toen hij het begeerde stuk uit zijn handen ontving om daarmede in triumf naar den Schout te gaan. Phj vond van Drencwaert in opgeruimde stemming. «Zijt welkom, eerwaardeklonk het hem op zijn groet uit den mond van den Schout toe. «Wel waarlijk, gij komt ter rechter tijd. Zie hier, hoe vindt gij dit schilderstuk ging hij voort, terwijl hij op een schilderij wees, waarop hij was voorgesteld als Salo mo, zijn eerste recht sprekende. «'tls fraai,» zeide de prior, «en de ge lijkenis is treffend. Voorwaar, de voorstel ling kon niet beter gekozen zijn, er is wijs heid noodig om in deze dagen van woeling naar strikt recht te werk te gaan». «Voorzeker», hernam Van Drencwaert, die te zeer met het kunststuk, hetwelk zijne ijdelheid streelde, vervuld was, dan dat hij den scherpen blik, dien de prior bij de laatste woorden op hem richtte, bemeikte, «de tijden zijn ernstig en het vereischt veel overleg om de burgerij in vrede te houden. Zij heeft onlangs niet onduidelijk te kennen gegeven, dat van hare lijdelijk heid niet te veel kan gevergd worden». Onder houder van een huis van ontucht wordt verstaan hij die daarin gelegenheid geeft tot het plegen van ontucht. Zijnde deze artikelen te vinden op pag. 68 en 69 van eene door hem overgelegue brochure, getiteld de Prostitutiekwestie in den Gemeenteraad te Harderwijk. b een adres van het Hoofdbestuur der Nederlandsche Vereeniging tegen de Proti- tutie behelzende, dat de Raad van Harder wijk in zijne vergadering van 29 Mei 1891 de reglementeering der prostitutie heeft af geschaft en de bordeelen daar zijn verboden; dat na verkregen toestemming van dien Raad en de adviseurs in deze, het Hoofd bestuur besloten beeft de desbetreffende stukken te publiceeren; dat het die stukken in den vorm eener brochure «de Prostitu tiekwestie in den Gemeenteraad te Harder wijk» hierbij aanbiedt als eene beknopte uiteenzetting zijner beginselen en die zijner tegenstanders; eindelijk met verzoek in de gemeente Middelburg geldend te maken de voorschriften, zooals zij vervat zijn in de verordening te Harderwijk. Op eene vraag des Voorzitters of het voorstel van den heer Koole ondersteund wordt, verklaart de heer van Dunné zicli uit principe tot ondersteuning bereid. Daar echter geen der andere leden zich daartoe geneigd verklaarde, meende de Voorzitter dat het voorstel niet voor beraadslaging vatbaar was, terwijl verder het adres van bet bovengenoemd Hoofdbestuur volgens het voorstel des Voorzitters, zonder hoofde lijke stemming, om advies in handen gesteld wordt van de Commissie voor de Strafver ordeningen. Van de Vereeniging tot het bezoeken der armen hebben m het burgerlijk jaar 1891 de op de kiezerslijsten geplaatste per sonen J. Goedhart en C. Schuilwerve, onder stand genoten. B. en W. stellen voor hen van die lijsten te schrappen, hetgeen zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt goedgekeurd. Naar aanleiding van de circulaire in het Provinciaal blad no. 27 van '1892, stellen B. en W. voor aan Ged. St. te berichten dat het gemeentebestuur, wegens de daaruit voorde gemeentenaren voortvloeiende finan- ciëele nadeelen, niet wenscht mede te werken tot het invoeren in de samenleving van den Greenwieher tijd, en tevens den wensch te kennen te geven in plaats van den West Europeeschen moetijd, den midden Enro- peeschen zónetijd in te voeren na welke invoering de spoorwegklok en stadsklok met elkaar in overeenstemming zuilen worden gebracht. üe heer Schorer wil eene naar zijn zeg gen prealabele opmerking maken. De zaak m kwestie is van zeer groot gewicht; het stuk waarvan voorlezing gedaan is, heeft niet ter visie gelegen en uit de bloote voor lezing aan hij zich moeilijk een oordeel vormen. Hij geelt in bedenking om het voorstel aan te houden. «Ook ik dacht juist aan deze volksbe weging», zei de prior, en dan durf ik mijn twijfel uitspreken of in deze zaak wel met de noodige wijsheid is opgetreden of hier het heil der Iverk en het belang van Zijuer Majesteits heerschappij allereerst is in liet oog gehouden. Wat mij betreft, ik had lie ver gezien, dat er met gestrengheid tegen in ware gegaan.» «Er is reeds gestrengheid toegepast,» hernam de Schout. «Op mijne voordracht, waarbij ik aan den wensch der geestelijk heid tegemoet kwam, heeft de verbanning plaats gehad maar gij ziet de gevolgen er van. De onderwerping en verslagenheid, die wij verwachtten, is niet gevolgdja wat meer is, is in stout optreden en bijna openlijk verzet omgekeerd». «Inderdaad, dat was niet te voorzien», zai- de de prior, «maar het geeft juist grond om nog strenger te handelen en niet te rusten, voordat het driest geschreeuw dei- ketters tot zwijgen is gebracht». «Op welke wijze?» vraagde Van Drenc waert. «Zeer eenvoudig», was het antwoord. «De vijanden zullen niet bedwongen worden, voordat een hunner is ter dood gebracht. De walm van de houtmijt zal gewis velen tot inkeer brengen en den verharden de lust benemen om er zoo openlijk voor uit te komen». «Uwe bewering kan juist zijn», zei Van Drencwaert, die eenigszins begreep, waar- het naar toe ging, «maar voor het oogeriblik zie ik er geen heil in. En bovendien, wie ware als noodlottig voorbeeld te stellen «Uw vraag verwondert mij, en toch niet», hernam de prior, hem veelbeteekenend aan ziende, «maar ik wil u terechthelpen. Er zit immers nog een jonge ketter in de ge- vangenis, Woutersz, geheeten?» De Vootzitter acht uitstel minder ge- wenscht omdat uiterlijk 15 April het ant woord bij Ged. St. moet ingekomen zijn. De heer Tak verklaart zich mede tegen uitstel; hij herinnert aan het adres dat te dezer zake onder de burgerij gecirculeerd heelt, welk adres hem door den heer Scho rer ter t.eekening is aangeboden zijns inziens is dus licht genoeg over de zaak verspreid. De heer F. G. Sprenger doet het voorstel tot splitsing. Hij zou nu aan Ged. St. willen berichten dat de Raad om fiDancieele rede- i niet wenscht mede te werken tot het invoeren van den Greenwieher zijn. Den wensch, die verder in het voorstel van B. en B. vervat is, zou men dan later eventu eel aan Ged. St. kunnen me ledeelen. In liet eerste gedeelte ligt een volledig antwoord opgesloten op hetgeen -tij vragenin het tweede gedeelte ziet hij iets in, dat men zou kunnen noemen een pressie willen uit oefenen op Ged. St. Ue Voorzitter merkt op, dat de bijvoe- ng van het tweede gedeelte juist geschied is om eene rechtmatige pressie uit te oefenen. Op eene vraag des Voorzitters of het voor stel dat aanhouding van den heer Schorer ondersteund wordt, verklaren zich tot onder steuning bereid de heeren van Hoek en van Dunne, de laatste onder opmerking, dat hij gaarne elk voorstel zijner medeleden m behan deling zietdaarom ook ondersteunt hij hunne voorstellen, zelfs al strooken ze niet met zijne inzichten, want z. i. moet men altijd den moed hebben, den vijand onder de oogen te zien. Het voorstel Schorer wordt verworpen. Voor stemden de heeren W. H. Snouck Hurgronje, Schorer en van Hoek. Alsnu licht de heer F. G. Sprenger nader zijn voorstel tot splitsing toe. Hij zegt dat op 't adres, dat gecirculeerd heelt, allen nebben geteekend; door nu het tweede ge deelte van liet voorstel tot later te reser- veéren, geeft men een ieder den tijd om uvj-r dat gedeelte, waarvan niets in het adres vermeld staat, rijpelijk na te denken. De heer v. d. Swalme is tegen liet voor stel Sprenger eerste gedeelte, omdat daarin alleen gewag gemaakt wordt van financi- eele redenen, terwijl nog vele andere redenen als hygiënische, enz. tegen den Greenwieher tijd pleiten. De heer F. G. Sprenger merkt op, dat hij bij zijn voorstel letterlijk de woorden van het voorstel van B. en W. gevolgd heeft. De heer Schorer blijft bij zijn gevoelen persistëeren dat men nog steeds in liet duister rondtast. Hij verzoekt de.t men hem toesta in deze zich van stemming te ont houden, waartoe hem zonder hoofdelijke stemming verlof verleend wordt. Het voorstel Sprenger tot splitsing wordt verworpen (voor stemmen de heeren W. H. Snouck Hurgronje en F. G. Sprenger), waarna het voorstel van B. en W. in zijn geheel zonder hoofdelijke stemming wordt «O neen riep de Schout uit, «dat moet ik bepaald ontraden. Om zijnentwil heeft de oploop plaats gehad en zou men hem thans ter dood «Ja», viel hem de geestelijke in de rede, «juist hij moet tot voorbeeld strekken. De ketters moeten verstaan dat men hunne bedreigingen belacht en durft tarten. En leeren ze door dit eene exempel nog niet, welnu, dan dienen er meer gesteld te worden. «Heer prior,» hernam Van Drencwaert, «voor ditmaal kan ik mij waarlijk met uwe zienswijze niet vereenigen en zou des- verlangd mijne medewerking niet kunnen verleenen». «Ik vermoedde dit», zei de prior op bit ser. toon. «Van iemand, die met de ketters heult en zich door den grootste hunner voor een ijdele prent laat omkoopen, kan men niet verwachten, dat hij met de noodige eerlijkheid de hem toevertrouwde bediening zal vervullen». «Wat bedoelt gij met deze ruwe beschul diging riep Van Drencwaert uit, terwijl zijne oogen van opkomenden toor begonnen te glinsteren. «Heer Schout», hernam de prior met na druk, mij is alles bekend. Ik weet van uwe bezoeken aan den jongen ketter, niet een maal, maar herhaaldelijk, en dat die be zoeken van zeer vriendschappelijken aard zijn geweest, dat bewijst mij immers dat schilderstuk. Zoo iets maakt verplichting en verklaart mij thans ten volle waarom gij er u zog beslist tegen verzet, dat den ma ker ervan iets kwaads geschiede». «Genoeg, eerwaarde!» viel de Schout in, «indien het u gelieft mij van tekortkoming in mijne roeping te veidenken, ik kan het u niet beletten, maar het zal u niet bevreem den, indien ik mij thans bepaaldelijk bui en elke daad houden zal, die tot veroordee- aangenomen. Nadat de heeren den Bouwmeester, Tak en F. G. Sprenger, leden der Kamer van Koophandel, de zaal verlaten hadden, wordt de rekening over 1891, in ontvang f450, in uitgaaf 1439.92,, dus goed slot f 10.08, van die Kamer zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Op het 2e suppletoir kohier inkomsten belasting 1891 komt in de 11e klasse voor H. J. Kruyder. Deze heeft zich tegen dien aanslag verzet, welk verzet B. en W. echter ongerechtvaardigd achten. Met het ge voelen van B. en W. vereenigde de Raad zich zonder discussie of hoofdelijke stemming. Alsnu komt ter tafel het kohier inkom sten belasting over 1892, ten bedrage van f 73923.84. De heer van Hoek roemt zeer de voort varendheid waarmede de zaken tegenwoor dig aan de groene tafel behandeld worden, maat men maakt zich bij al te groote voortvarendheid dikwijls aan overdrijving schuldig. Zoo ook weder naar zijne be scheiden meening hier. Vroeger werd het kohier gedrukt vooraf aan de leden rond gezonden. Hij oordeelt dat het beter is Uien weg te blijven wandelen om de leden in staat te stellen het kohier a têtë reposée na te gaan. Daartoe dient hij dan ook een voorstel in, hetwelk wordt aangenomen. Tegen stemmen de heeren Jeras, v. d. Harst, W. J. Sprenger, v. d. Swalme en Koole. De Veorz. sluit hierop de vergadering. Middernachtszending. De mannen van de Middernachtszending vinden in sommi ge beschaafde steden van ons land veel te genwerking bij de overheid en de politie. En dit zal er niet beter op worden nu wjj een liberaal ministerie hebben, waarin de minister van oorlog Seyfïardt zit, aie aan kapitein Roelants een straf opgelead heeft wegens zijn deelnemen aan genoemde zending, niettegenstaande minister Borgesius dezen in dertijd had toegestaan dit in burgerkleeding te doen. Evenwel schijnt de minister Van Tienhoven deze zaak genegen te zijn. Ook de burgemeester van Amsterdam heeft met de middennachiszending weinig op, en sprak dit in de jongste gemeenteraadszitting on verholen uit. De heer Hovy betreurde dit en wees er op dat burgemeester Van Tienhoven de rniddernachtszendelingen beschermde, terwijl deze burgemeester hen tegenwerkt, blijkens de weinige gezindheid der politieagenten om deze «kleine kereltjes», zoo noemt de bur gemeester den heer v. d. Steur en zijn helpers, vrij te laten in hun doen, dat in niets anders bestaat dan in het geven van tractaatjes of het afmanen van den verderfelijken gang in het hoerenhuis. Het waren uitsluitend katholieke, radicale en antirevolutionaire raadsleden die het tegen den burgemeester opnamen, terwijl een libe raal raadslid de zaak der middernachtszendiog bestreed. De buigemeester ging zelfs zoo vei ling van den gevangene zou kunnen leiden nu niet slechts in het belang van de goede orde in deze stad, maar om geen grond te geven voor de meening, dat ik uit vrees voor kwade vermoedens zou overgaan tot eene handeling, die mij akhans voorshands niet noodzakelijk voorkomt. Gij zult dus tot mijn leedwezen onverrichter zake moe ten vettrekken». «Toch niet 1» riep de prior uit. «Heer Scliout wij zijn op alles voorbereid geweest. Mag ik u toonen, dat men van Honger hand anders denkt dan gij Hiermede reikte hij hem met triomfantelijken blik het be kende besluit van het Heilig Gericht over. «Lees zoo ging hij voort, terwijl Van Drencwaert, het pajiier opengevouwen heb bende, het vluchtig doorlas, «niet alleen die Woutersz maar ook de prediker moet naar de plakkaten zonder genade gevonnisd wor den De Schout sprak geen woord. In een naastbij staanden zetel neergevallen, had hjj nogmaals de lastgeving herlezen, en gaf thans aan zijn gedachten den vrijen loop, zonder de nabijheid van den geestelijke te achten. Deze vond dan ook geen aanleiding om langer te vertpeven en zich aan een zeer waarschijnlijken uitval van ontstemdheid bloot te stellen. «Heer Schout!» sprak hij, «ik twijfel niet, of gij zult aan de lastgeving gevolg geven. Ik zal wel nader van u vernemen, op welken dag gij het verhoor wenscht te bepalen. Veroorloof mij thans dat ik af scheid neme.» Hierop wendde hij zich af en vertrok, zonder den wedergroet af te wachten, terecht er op voorbereid, dat deze niet vol gen 70U. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1892 | | pagina 1