1892. No. 71.
Dinsdag 15 Maart.
Zesde Jaargang.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES
De Belastingvoorstellen.
JAN WOUTERSZ.
ZEEUW.
elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
Prgs per drie maanden franco p.p. f0.95.
Enkele nummers/0.021,
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Wie zich met 1 April, a. op ons
blad abonneert, ontvangt het tot dien
datum GRATIS.
De minister van financiën is een energiek
man. Hij zou geen Pierson moeten heeten
om het niet te zijn; en hij heeft het dan
ook metterdaad getoond door zijne vlugge
schoon niet overhaaste indiening der be
lastingvoorstellen.
Minder vlug dan zijn collega van oorlog,
wiens tweede noodwet trouwens reeds af
gebroken wordt, wint hij het verre van
zijn ambtgenoot van binnenlandsche zaken,
den heer Tak, niettegenstaande, immers op
diens eigen advies in de Troonrede herziening
van het kiesrecht was vooropgesteld.
De blijdschap over de indiening van Pier
son s voorstellen heft dan ook de teleurstelling
over het naar den Griekschen kalender
verschuiven van Taks voorstellen niet op.
Immers heeft de minister van Binnen
landsche zaken, de heer Tak van Poortvliet
reeds in Januari 1884 gezegd dat chef vele
dat dringend voorziening vereischt, eerst
dan met vrucht kan worden ondernomen,
als eerst de vertegenwoordiging op breeden
grondslag is gevestigd, en op 12 December
1889 verklaard: dat «hef niet kon worden
tegengesproken, dat de regeling van het
kiesrecht de hoeksteen wezen moet voor
elk onderdeel eener blijvende en zoo noodige
verbetering en hervormingy>, ja zelfs nog in
1890 by de algemeene beraadslaging oDzer
staatsbegrooiing nogmaals betoogd, dat de
regeling van het kiesrecht in de eerste
plaats regeeringspfichf is, dat voorafgaande
regeling van de kiesbevoegdheid onmisbaar is.
Deze herinnering achte men niet misplaatst
bij de beoordeeling der ontwerpen, die bq
uitnemendheid wegneming van den ongelijk-
matigen druk der belastingen heeten te be
oogen.
Nu moet erkend worden dat de minister
hier en daar zich beweegt op de lijn van
het program van actie, gelijk dit den 15
April 1891 door de deputatenvergadering
met liet centraal comité der antirevolutio
naire kiesvereeuigingen is vastgesteld.
Immers art. 6 van dat program vraagt
«Herziening van onze financiëele wetge
ving door het heffen van een degressieve
belasting op het roerend vermogen; de af
schaffing der staatsfoterij eB van de accijnzen
op zout en zeepwijziging van de patentwet;
versterking van onze tarieven en wijziging
van de mutatierechten met inachtneming
van het aantal jaren dat sinds de laatste mu
tatie verliep.»
Wat de minister thans voorstelt, bevat
in hoofdzaak
Vermindering der mutatierechten tot op
27.) FEUILLETON.
Eene episode uil de dagen der Hervorming'.
DOOR
W. K. HAGA.
Zij voeren hem terug naar de gezellige
woning waaruit hij verraderlijk is wegge
rukt. Zjj verplaatsen hem in den tijd ten
huize zijner tante doorgebracht, waar hij
na den dood zijner ouders een vriendelijke
verzorging ondervond. Steeds verder leiden
ze hem terug tot in de onvergetelijke
ouderlijke woning, waar het bjjna immer
zonneschijn was. Zij spiegelden hem zijn
moeder voor den geest, zooals ze hem mei
haar liefdevolle oogen kon aanzien. Hoe
zou zij, die vaak weenend aan haar eenigen
broeder dacht, welke reeds vroeg uit bet
ouderlijk huis was getogen zonder ooit meer
iets van zich te doen hooren, hoe zou
zij te moede zijn, indien zij haar eenigen
zoon, haar lieveling, thans -in dat akelig
kerkerhol had zien zitten I Gelukkig
hij behoefde zich tegenover hare nagedach
tenis niet te schamen. Hij mag vrij den
blik tot haar immer bekoorlijk beeld op
heffen, want was hij in de oogen zijner
vijanden een misdadiger, zij zou hem vrij
spreken en zegenend de handen over hem
uitbreiden.
Zoo mijmerde hij voort en bemerkte niet
dat iemand zijn cel was binnengetreden
voordat hij behoedzaam zgn naam hoorde
uitspreken.
«Hoel» riep h(j uit zijn oogen nauwelijks
vertrouwende toen hij Kalfsvel gewaar werd,
«gij hier O, wat is de Heere goed, dat
ik na zoo langen tijd van eenzaamheid
weder eens een vriend mag aanschouwen»,
en naar hem toesnellende greep hij bei
zijn handen, als wilde hij ze nimmermeer
loslaten. «Maar durft gij derwijze het
gevaar tarten en vreest gij niet om evenals
2 percent zonder opcenten. De grondbelasting
die voortaan 7 zou bedragen van de nieuw
geschatte belastbare opbrengst, wordt ge
steld op 6%.
De accijns op zont ongeveer 4 miljoen be
dragende tegen 9 cent per kiio, wordt tot
4 cent per kilo verlaagd, terwijl die op zeep
2 miljoen opbrengende, evenals het invoer
recht op groene zeepgeheel wordt afgeschaft,
terwijl de invoer op andere zeepen met 5%
wordt belast.
Door deze veranderingen, inderdaad ver
beteringen, lijdt de schatkist een jaarlijksche
schade van 10 miljoen guldenhet grootste
gedeelte daarvan moet gevonden worden uit
een vermogensbelasting, namelijk 8 miljoen
gld.
Elk die f13000 of meer bezit zal in deze
belasting worden aange-lagen; doch met
dien verstande dat de belasting bij een ver
mogen van f 13000 slechts wordt berekend
over f1000; van f14000 over f3000; van
f15000 over f5000: zoodat eerst bij een
vermogen van f 25000 het volle bedrag wordt
berekend. Daarvan moet dan 11 per duizend
betaald worden. Dat loopt door tot 1100,000
toe. Die meer bezit tot f 200,000 toe, die
betaalt 11,10 per duizend. Die 2 tot 3
ton heeft, betaalt f 1,20 per duizend; 3 tot
4 ton 11,30 per duizend gulden, enz.
Duidelijkheidshalve nemen wij het volgen
de staatje over:
Vermogen. Jaarlgks. belasting.
Minder dan t 13000 Niets.
Van f 13000— 25C90 f 123
25000—100C 00 25—100
100000—200000 110—220
200000—300000 240—360
300000—400000 390 -520
400000—500000 560—700
boven de t 500000 jaarlijks f 1,50 per f 1000.
Dit alles geschiedt naar eigen aangifte
van den belastingplichtige. Het ontwerp
zal streven naar geheimhouding der aangifte
en van den aanslag.
Goederen in de doode hand, dat wil zeg
gen, die aan gemeenten, instellingen, kerk
voogdgen, gegeven zjjn, zullen niet worden
aangeslagen.
Door deze verschillende maatregelen zal
de schatkist 8 miljoen gulden jaarlijks rgker
worden daar zij echter door de bovenge
noemde maatregelen 10 miljoen verliest
moet de minister dus nog 2 miljoen zien
uit te halen: en hij doet dit door den accijns
op jenever te verhoogeneen maatregel
die er onzes inziens best mee door kan,
dewijl jenever geen noodzakelijke levens
behoefte is. Het best echter ware zoo de
minister Pierson middelen beraamde om alle
inkomsten die de Staat door een onzedelijken
handel verkrijgt, af te schaffendus ook
den geheelen accijns op jenever. Zoover
zijn wij echter, helaas nog niet.
ik in dezen kuil te worden begraven
«Spreek, wat ik u bidden mag, niet zoo
luide», zei Kalfsvel hem vriendelijk aanziende,
«ter wille van hem, die mij deze gelegen
heid verschafte, en die wat hg uit liefde
voor de zaak deed, ongetwijfeld met het
verlies zgner betrekking zou boeten als het
zijnen meerderen bekend werd. Wat mg
aangaat, ik behoef niet te vreezen, dat men
mij gevangen zal houden.»
«Zgn de zaken alzoo veranderd en laat
men mg dan nog hier zuchten?» vraagde
Woutersz. in zenuwachtige spanning. «O,
ik wist wel dat van den achtbaren Van
Blijenburgh geen kwaad te verwachten was.
Hij leent zich niet voor vervolging, Onu
krijg ik weer moed I
Kalfsvel zag den jongeling medelijdend
aan.
«Vlei u niet, lieve vriendmet een
ijdele hoop», zeide hij bewogen. «Adriaan
van Blijenburgh heeft zijn ambt nederge-
legd. Hij wilde zijn hulp (niet leenen voor
een daad van ongehoorde hardheid, waar
voor zijn opvolger helaas niet is terugge
deinsd». En nu stelde hij hem zoo kalm
mogelijk met de verbanning in kennis.
Een vaal bleek toog over Woutersz.'
wangen. Ook dat nog 1 Zijn vrien
den, aan wie hij met hart en ziel was
verbonden, in één oogenblik geruïneerd
O, zgn hart dreigde te breken, als hij aan
het lieve huisgezin van meester Andriesz
dacht, waar hij zooveel zorg en toewijding
had ondervondenwaar vreugd en wel
vaart lieerschten, thans met één slag door
den haat van priesters vernietigd En dan
deze trouwe man, die ondanks zgn eigen
leed hem nog kwam opzoeken Hun geluk
verwoest en weldra verre van hem ver
wijderd, en het stroospiertje, waaraan hij
zelfs in al zijn tegenspoed zich nog had
vastgeklemd, met één ruk verbroken Het
leed was hem te groot. Zijn hoofd duizelde
De gezamenlijke financiëele maatregele.i
van den minister hebben in den lande een
gemengd onthaal gevonden. Eigenlijk is
niemand volkomen tevreden en bouwt men
zijn hoop op de tweede kamer die door
amendementen het wetsontwerp zal verbe
teren. Niet-bezitters meenen dat de bezitters
zijn ontzien terwgl dezen klagen dat zij te
hard worden aangepakt.
Feit is dathetschrikbeeld eener progressieve
belasting door dit ontwerp vrijwel wordt
weggenomen; want het progressietjeis zoo
klein dat de vreesachtigen er niet door zullen
teleurgesteld worden, terwijl de radicalen
reden hebben tot klagen. Toeh mag veilig
vastgesteld dat de meest vermogenden, de
hoogst aangeslagenen, de leden der eerste
kamer, de mannen van het groot-kapitaal
de, om met «Het Handelsblad» te spreken,
«de verstokte vertegenwoordigers der oude
behoudsgezinde en egoistische Voltairiaansche
grooteigenaars» of hoe men ze ook noemen
wil, in het ontwei p worden ontzien.
Immers de rijkste mijnheer, hij moge
gierig zijn of niet, zal bij een vermogen
van IV2 ton, niet meer dan 45 cent van
iedere f 100 die hij bezit, moeten betalen.
Of zou er misschien eene andere reden
kunnen zijn, waarom de progressie bij een
vermogen van een half miljoen moet stilstaan?
Als tegen alle inkomstenbelastingen met
eigen aangiften, blijft ook het bezwaar dat
zij aanleiding geven tot oneerlijkheid. Tegen
te lage aangifte, ook ondanks de plechtigste
«verklaring», wordt zelden opgezien; en
zoo zal het ontwerp de eerlijkste de meest
consciëntieuse aangevers financiëel het meest
drukken. Om deze omstandigheid in eene
goddelooze wereld mag men echter geen
wet verwerpen. Meer bestrijding verdient
de vrijstelling van de goederen in de doode
hand.
Overigens vindt dit gedeelte der belasting-
ontwerpen den rechtmatigen steun van alle
partijen.
Lr zijn echter nog andere bezwaren, van
liberale zijde, tegen de belastingontwerpen
ingekomen, en wel van twee bevoegde
specialiteiten, (een op oeconomisch [staat
huishoudkundig] professor v. jd. Linden, en
een op Landbouwgebiedhet Landbouw
weekblad, waarop wg in het volgend no.
terugkomen.
SPROKKELINGEN.
Aan iemand, die indertgd een der trouwste
toehoorders was van den machtigen kansel
redenaar Van Oosterzee, en geen schouw
burg-voorstelling, concert-uitvcering of fat
soenlijk kermis-vertoon oversloeg, werd
eens door een belgder des Heeren gevraagd
waarom hij de wereldsche vermaken zoo
najaagde, terwgl hg van genoemden redenaar
toch andere dingen hoorde en zeker diens
en met een: «Heere! het is te zwaar I»
zonk hij achterover, en ware ter aarde ge
stort, indien Kalfsvel hem niet in zijn armen
had opgevangen.
Deze plaatste hem behoedzaam op de
bank en liet hem een wgle aan zijn droef
heid overgegeven.
Eindelijk scheen de kalmte weder te
keeren.
«Houd moed, vriendzeide hij. «'t Is
een zware weg dien we te gaan hebben,
maar dit weet ge toch even goed als ik,
dat wij in des Heeren hand zijn. Kom,
gedraag u mannelijk en houd het oog op
Hem gericht, die immers machtiger is dan
alle vijanden te zamen en zonder Wiens
wil zij niets vermogen.»
Dit woord deed Woutersz uit zgn ver
slagenheid oprijzen.
«Ja, ik weet het», zeide hg zacht, «en
ik moet den Heere bedroeven door mijn
zoo telkens wederkeerend ongeloof; doch
't valt mij ook zoo zwaar te denken, dat
ik u en al de vrienden nimmer zal weder
zien en dat ik hier alleen zal overblijven.»
«De Heere blijft bij u», hernam Kalfs
vel vertroostend hoewel met trillende stem,
«en is Zijne nabijheid niet meer waard dan
die van alle aardsche vrienden En boven
dien, al gaan wij heen, er blijven er nog
velen, die de zaak trouw hebben gezworen,
gelijk gisterenavond op de samenkomst nog
gebleken is. De Reformatie gaat voort on
danks den tegenstand harer vijanden en
zal triumfeeren 1Doch ik kan nu niet
langer blijven; ik moet gaan en mij bij
de anderen voegen om de groote reis te
aanvaarden. Wij zullen u echter in den
gebede niet vergeten en als blijvende her
innering, aanvaard dit kleinood, dat ik u
uit aller naam moet geven», en hier reikte
hij hem een kleinen bijbel toe, op welks
eerste blad de namen van alle scheidenden
eigenhandig waren geschreven.
vermaningen op dat punt meer dan eenmaal
gehoord had of hooren kon. Wel, was 's mans
antwoord, ik moet me dan hier, dan daar
vertoonen; ik heb onder alle soorten van
menschen mijn klanten; elk wat wils.
Het beeld van dien «elk wat wils»-man
is dat van zoovelen in den lande; in onze
stad Middelburg. Bij de keuze van een can-
didaat voor een of anderen bestuurszetel legt
dat lauw-water-beginsel zooveel gewicht in
de schaal en zijn het maar al te veel de
zilveren koorden, die oude banden vasthielden
of nieuwe legden.
Het is inet zulke candidaten als met een
of anderen bordeelhouder, welke laatste den
middernachtszendeling van zijn deur tracht
te houden door dezen zoo hij een nering
heeft een bestelling te doen en hem met
«werkverschaffen» den mond te snoeren.
Maar al die banden, snoeren of koorden,
van zilver of van een andere stof, zijn niet
de ware; zijn niet dezulken, die overheid
aan volk of volk aan overheid dienen te
binden. Die banden moeten van een andere
stoffage zijn: ze moeten zijn van zedelijken
en geestelijken aard. En al is het nu waar
dat vele burgers door den clandizie geest of
door een dito van «verplichting aan AolB»
in hun stem-uitbrengen redeneeren:» Och!
een liberaal meer of minder, wat doet het
er toe, als de «opcenten» maar niet rijzen»
dan behoort het «aldus» niet te wezen onder
hen, die in hun dagelijksch leven naar een
ander beginsel handelen.
De zedelijke band heeft zijn aanvang in
de Bron, d. i. de Godsopenbaring en bindt
deze nu Bestuur en Volk aan elkander, dan
is het duidelijk dat bij beiden op den voor
grond staat het gebod van onzen Heiland
«Gij zult God liefhebben met geheel uw
hart, uw ziel en uw verstand.» D.111 valt
er bij de naleving van dat gebod een geheel
ander licht op de verhouding ook b. v. van
Gemeenteraad en Burgerij. Als men iemand
liefheeft, doet men alles, alles voor hem
niets is ons dan te veelzelfs is het ons
een genot, een behoefte zelfs om naar de
wenschen van hem, dien men lief heeft, te
luisteren te handelen in diens geest. En
hoe is het nu met dien band, dien zedelijken
band gesteld Is de verhouding tusschen
een gemeenteraad en een burgerij, hier, de
gewenschte voor onsof, elders, de begeer
de, voor de onzen Och 1 de heerschappij
van Ged Almachtig, als Oppersouvereia,
heeft al lang uitgediend in het 19e eeuwsche
regeerstelsel. En waar ter wereld a«n
onze lands-universiteiten soms leert men
den rechtsgeleerden van het recht Gods,
waardoor alleen het schip van staat «recht»
kan gestuurd worden Worden niet meestal
door de burgers eener gemeente die mannen
gekozen voor wie geen Oppersouverein be
staat En als dus de band een bloot stof
felijke, bloot zien- en tastbare is, hoe wij
«Heb dank, heb dank!» riep Woutersz,
terwijl de tranen hem langs de wangen
vloeiden en hg het boek hartstochtelijk aan
de lippen drukte. «O, ik zal trachten het
hoofd omhoog te houden, en dit kostelijk
boek moge mij daarin onder 's Heeren zegen
behulpzaam zijn!»
«Zoo mag ik het hooren», zei Kalfsvel,
terwijl hij hem bemoedigend toeknikte.
«Vaarwel vriend! De Heere zij u nabij!»
en na hem de hand tot afscheid gedrukt
te hebben, spoedde hij zich heen.
«Vaarwel, trouwe vriend! De Heere be
hoede u en al de vrienden! Breng hun
mijn laatsten groet overl» riep Woutersz
hem achterna.
Een oogenblik later was het alles gedaan.
Een t(jd lang staarde Woutersz gedachteloos
voor zich uit. Het was alsof hij ge
droomd had.
Daar sloeg het vier uur, door Kalfsvel
als het uur van vertrek genoemd. «Nu
gaan zij», sprak hij bij zich zelf en in ge
dachte sloot hij zich bij de belangstellende
menigte aan, die den armen ballingen uit
geleide deed. Van uit de verte riep hij
hun het «vaartwel, dierbare vrienden
toe, en volgde hen in de verbeelding op
hun tocht van moeite en ontbering. O,
hoe gaarne ware hij nochtans met hen
medegetogen 1
Inmiddels was het geheel duister ge
worden. Zijn cel scheen hem nog eenzamer
dan ooit te voren toe. Hetzelfde smartelijk
gevoel van verlatenheid dreigde met nog
moeilijker te weerstane kracht zich van
hem meester te makendoch neenzou
hij andermaal in wanhoop verzinken? «O,
Heer!» bad hij, leer mij mijn kruis U gewillig
nadragen en het was of een engel als
antwoord op die bede hem deze woorden
in het hart legde:
«Wie volharden zal tot het einde, zal
zalig worden». (Wordt vervolgd.)