1892. No. 62. Dinsdag 23 Februari. Zesde Jaargang. VERSCHIJ XT G. M. KLEMKERK. te Goes F. P. D'ÜUIJ, te Middelburg. 1»RIJS DER ADVERTENTIE# Het Arbeidersvraagstuk. JAN WO UT ER SZ. elk en MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND Prgs per drie maanden franco p. p. f 0.95. Enkele nummers/0.02'. UITGAVE VAN EN van 1 5 regels 25 eent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1 5 regels 50 «ent. iedere regel meer 10 cent. Om dit vraagstuk gaat in werkelijkheid de geheele sociale beweging. Geheel verschillend is de houding die door de onderscheidene richtingen te dezen opzichte wordt aangenomen. Van de twee uiterste richtingen weet dr. Schaepman in «Het Centrum»meesterlijk de houding te teekenen. De eene ziet in het arbeidersvraagstuk een zaak van wel dadigheidde ander noemt de oplossing er van een daad van recht. En tussehen deze twee schommelen tal van links of rechts afwijkende richtingen; doch de ware richting ligt in het midden. De teekening van de twee uiteisten komt op vele plaatsen zoo treffend met ue werke lijkheid overeen, dat het ons niet onbelangrijk voorkomt er de aandacht van onze lezers op te vestigen. De eerstgenoemde richting acht in be ginsel den bestaand sn toestand volkomen gezond en gewettigd. Zij zegt: «de arbeid is een marktwaar en volgt de ter markt geldende wetten van daling en stijging; het arbeidsloon is een deel der kosten van voortbrenging; de winst behoort aan het kapitaal en aan het kapitaal alleen. De hardheid, die aan deze wetten kan kleven, moet door de chariteit worden verzacht. De weelde mag niet kwetsend, niet uitdagend, niet tergend zijn. Zij moet niet alleen gezocht worden in genietingen van stoffelijken en van geestelijken aard, die het eigen ik tot hoofddoel hebben. Een hooge weelde ligt in het weldoen en die weelde moet men niet versmaden. In de fabriek is geldwinnen de zaak. Daarbuiten kan de liefdadigheid heer- schen.» Na deze richting aldus sprekende ingevoerd te hebben herinnert dr. S. er aan dat zij van Staatsinmenging niets wil weten. In den grond der zaak acht zij deze uit den bioze en duldt haar alleen om de onmis kenbare noodzakelijkheid; terwijl zij zooveel mogelijk alles tracht te brengen onder het gemeene rocht. Zeer terecht wijst hij er op dat deze rich ting alzoo doet ondei den schjjn van gods- dianst. Want zij toch heeft altijd den mond vol over «.naastenliefde» en «menschenliefde» en «verdraagzaamheid». Hij noemt het «de oude Manchesterschool, doch nu zoo christe lijk mogelijk getint». Doch ook onder zijn eigen geestverwanten ziet hij aanhangers dier richting. Het verschil van stand in de wereld is een verordening Gods en men wijst u op de hiërarchie in de Kerk en op de hiërar- cbiën der Engelen. Men vergeet, dat deze verordening Gods toch niet gewild heeft, dat deze alles zou hebben en genen niets; men vergeet, dat de hemelsche hiërarchiën toch allen Engelen zijn en alle kinderen dei- Kerk toch met éen brood des levens wor den gespijzigd. Ook schijnt er bij sommigen een roerende bezorgdheid te bestaan, dat het ooit aan armen in de wereld zou ontbreken De richting geheel aan de eerste tegen- 22.) FEUILLETON. Eene episode uit de dagen der Hervorming, door W. K. HAGA. Had Jan Woutersz. geweten, dat men zoo druk tot zijne redding in de weer was, ge wis, hij ware opgeruimder geweest, dan we hem op dit oogenblik aantreffen. De eerste dagen van kalmte en gelaten heid waren gevolgd door uren van sombere neerslachtigheid. Uit een vriendelijk huis gerukt, aan zijn lievelingsarbeid onttrokken, zat hg thans doelloos in den eenzamen ker ker. In stede van bereidvaardige vrienden zag hij een norschen bewaarder voor zich. die op al zijn vragen geen enkel woord tot bescheid gaf. Zouden zijn vrienden wel weten dat hij hier zat Wellicht gingen ze al zoekende zgn akelig verblijf voorbij, zonder te ver moeden dat hij achter deze ondoordring bare muren zuchtte. Somtjjds meende hg ze te hooren en dan overmeesterde hem een gevoel als ware hij in een diepe rots kloof gestort, terwijl zijn geroep om redding te zwak scheen om zijne naar hem zoeken de reïsgenooten, die hij telkens zag voorbij gaan, te bereiken. Intusschen wasj zijn cel niet tot de af- schuwelgkste te rekenen. Het venster was wel te hoog om zich met eigen oogen er van te vergewissen, doch naar de drukte te oordeelen, moest het op de Voorstraat uitzien. Dit bezorgde hem nog eenige af leiding dit maakte dat hij nog eenigszins me}f buitenwereld kon meeleven. Met hoeveel aandacht volgde hg het ge- j3voor'J'jrollende wagens, en als ein delijk het geluid al zwakker en zwakker gesteld het andere uiterste wil (zoo gaat dr S. voort) van geen barmhartigheid weten. Geen hulp als weldaad, deze toch verlaagt hen die haar aannemen. Zij wordt aldus geteekend Men kan hetgeen hier verlangd wordt, het best teruggeven door een woord uit de dagen der Fiansche Revolutie- Het is het woord, dat in zwang was over den derden stand. Het zou nu luidenWat is de arbei der'? Niets. Wat moet hij zijn? Alles. Het geheele arbeidersleven zou door den Staat moeten worden geregeld. Alle verhoudingen berusten op de staatswet. Arbeidsloon en arbeidsduur vastgesteld door de wet. Kamers van arbeid, scheidsge rechten, vereenigingen van welke soort ook, geschapen door de wet. Indien men hiermede aan het einde was. In den grond der zaak zou niet alleen de winst-, maar ook de geheele vermogensver- deeling door den Staat moeten geschieden. Ten slotte zouden krachtens de grondwet in den Staat niets mogen zijn dan arbeiders en zij die niet tot de arbeiderswereld be hoorden, behoorden ook buiten den Staat te worden geplaatst. In deze orde van gedachten zou de Maat schappij geheel moeten opgaan in den Staat en zou de Staat alles moeten wezen. De geachte schrijver zegt niet dat de eerst door hem geteekende richting aan de revo lutie herinnert. Toch is dit zoo. Die nauw keurig leest wat hij er van schrgtt, 2al ook in deze beschouwing omtrent de oplossing van het arbeidersvraagstuk een streven zien om bet gebod Gods te ontloopen; nog erger: om er eigen meening voor in de plaats te stellen. Al wat tegen het gebod Gods ingaat, is uit de revolutieook al heeft het den ook door dr. Schaepman gelaakten «christelijken tint». Wat echter de tweede richting aangaat daarvan verwacht de schrgver weinig goeds. De door haar geëLchte hervorming kan niet zonderomwenteling worden totstandgebracht. Men zal om daartoe to komen altijd be ginnen met een omkeer, die geheel ^gelijkt op de gebeurtenissen van 1789 en 1793. De vierde stand zal een oogenblik lang de eenige stand moeten zijn. Hij zal de wereld moeten maken naar zijn beeld en gelijkenis en dus de alleenheerschappij en de daarmeê verbon den almacht moeten bezitten. De uitkomst laat zich voorzien. Hel vol strekte recht, dat hier op den voorgrond wordt geplaatst, zal blijken geweldige wille keur te zijn. Als alle willekeur zal het slechts een schijnbare orde brengen en het begin vormen van een geheele reeks nieuwe ver warringen en omwentelingen. Met het slot van het artikel vereenigen wij ons hartelijk, waar de geleerde schrgver zeg' «Beide hier geteekende richtingen zijn uitersten en, als alle uitersten, even gevaar lijk. De eerste miskent den ernst en het gevaar van den f.oostand; zij predikt een behoud, dat ten verderve voert. Maar de tweede versterkt meer dan iets anders de valsche hehoudszucht en houdt de geleidelijke oplossing van het arbeidersvraagstuk tegen, werd, ohoe wenschte hij dan mee te kunnen gaan, al verder en verder van de plaats, die hem besloten hield Met hoeveel belangstelling luisterde hij naar de blijde kreten der dartele jeugd, die in vrijheid sprong en zong, terwijl hg wellicht nimmer aan zgn banden zou ontkomen. Daar zat hij als levend begravenmen huppelde over zgn graf en niemand scheen zich zgner te gedenken 1 Vrij o heerlgk woord 1 Zou het nog eenmaal voor hem gelden, of was hij veroordeeld om het voor immer uit zijn gedachtenkring te bannen Menigmaal des avonds, als rondom dood- sche stilte heerschte en alles ter ruste was gegaan, zat hij op zijn harde bank en tuurde door het venster naar de enkele ster die nog een vriendelijke straal voor hem scheen over te hebben. Hoe benijdde hij dat kleine licht, dat door het onbegrensde hemelruim kon wentelen, terwijl de kring waarbinnen hij moest leven, met enkele schreden was af te meten Dan kon het verlangen sterk, on- belwingbaar sterk worden. Dan had het geloot een zware proef te doorstaan, als een verleidelijke stem hem in 't oor scheen te fluisteren«Spreek éen woord, en gij moogt gaan waar gij wilt!» Alsdan kon de bekoring steeds grooter en meer en meer onweerstaanbaar worden, totdat het«Maar dan?» hem plotseling in zijn binnenste als toegeroepen werd en hij in een vurig gebed sterkte afsmeekte om de verzoeking af te wijzen. Dan kon hem het woord des Heeren zx> wonderlgk troosten «Zie deSatan heeft zeer begeerd u te ziften als de tarwe, maar ik heb voor u gebeden». Aldus waren ettelijke weken voorbijge gaan. De maand December was reeds in door het eischen van het eenvoudig onmo gelijke.» Toch mag gevraagd worden of hier met het onkruid nog niet een enkel blotmpje naar den mesthoop werd gebracht. Hoe denkt dr. Schaepman bgv. over Kamers van Arbeid 1 SPROKKELINGEN. Wij sehrijven nog Sprokkelmaand en de gelegenheid tot sprokkelen is er hg uitne mendheid. Of er veel te rapen valt? och, dat hangt van veel en velerlei afdie sprok kelt, komt gaarne met een flinken bundel degelijk hout thuis. Het is de Stembus, die weer aan het woord is. De lezer heelt wellicht reeds zekerheid gekregen aangaande het ter Staten-Provinciaaï af te vaardigen lid. Doch of de antir. of de liberalen zegevieren of gezegevierd hebben, laten wij thans builen beschouwing. Daar valt wat anders te constateeren, dit nl. dat wij pas aan het begin staan van een tijdperk van den stembus strijd, die een geheel ander licht werpt op de gevoelens der stemhebbende burgers van provincie en rijk. De meer en meer valsche leuze, die de liberalen ondanks vroegere en tegenwoordige aanvallen aan ons adres voeren, stemt tot nadenken. Van waar die zwenking naar den kant der door hen genoemde «clericalen Want allen toch, die in ons district op den candidaat Van Doorn gestemd hebben of zijn candidatuur ondersteunden, kunnen wij voortaan noe men «clericale liberalen.» Men kiest een man, die orthodox en liberaal tegelijk is; dat is, zoowat gelijkend op dat diertje «camelion» geheeten, dat volgens de legende, van kleur «verschiet». Men kiest een rnan, die met de ééne hand vasthoudt, wat hij met de andere wegwerpt. En dan wordt ons de les gelezen in vergadering en strooi biljetten over een zoogenaamde zwenking, als zouden wij in zake de verkiezing voor de. Prov. Staten in '92 anders spreken dan in 88. (Zie strooibiljet Van Doorn. Die heeren liberalen meten met twee maten hier in Zeeland. De candidaat Van Doorn heet een plattelands-man N. B. een burgemeester van de «stad» Vee re en het platteland moet vertegenwoordigd worden, roept men. En wat geschiedt in Zuid-Beveland? Daar is de keuze van dijk graaf open en de stemmen van de liberalen vallen op een landbouwer zoudt gij meenen mis 1 op een stadsheer en de zeer kundige, doorknede landbouwer in polderzaken wiens advies of raad vaak gezocht wordt - wordt gepasseerd. Wie kaatst moet den bal verwachten. Neen het is maar al te duidelijk. Al toonen de antir. bij hun keuze de kerk er buiten te laten, toch deugen ze nietdeugen beslist niet omdat zij antir. zgn en om geen andere reden. En nu de liberaler, voelen dat ze ondanks hnn liberaal mi nisterie toch niet rr.eer de macht hebben getreden en nog had hij geen teeken van zgn vrienden vernomen. De moed dreigde hem te ontzinken. Op zekeren nacht was de strijd weer zwaar. Den ganschen dag had hg over vrijheid gemijmerd en had hem de gevangenschap toegeschenen als een worm, die zonder op houden aan zgn leven knaagde. Hg lag geknield voor zijn krib en had reeds lang gezucht en geworsteld, doch er scheen geen licht te dage». Het angstzweet brak hem uit: het werd hem te benauwd in den kerkerhet scheen ot er te weinig lucht door het openstaand venster kon toestroo- men Waar vond hij uilkomst?. Eensklaps rijst hij ophg meent dat een rat hem besprongen heeft en vol af schuw trekt hij zich naar het achterge deelte van zijn cel terug. Het blijft echter stilhij hoort noch ziet eenige beweging, zoodat hij het waagt weer naar voren te komen. Daar stoot hg met den voet tegen iets aan, dat hij voor het gedierte heeft aangezien en juist wil hg het opnemen, als er een tweede voorwerp bg komt liggen, dat thans van buiten in zgn cel wordt geworpen. «Dat komt niet van vijanden», roept hij eensklaps uit. «Dat komt van vrienden. Zij denken dus nog aan mij,» en een lichtstraal dringt door de sombere schaduwen in zijn hart. Hij had wel kunnen jubelen en jui chen van blijdschap. De pakjes te openen was het werk van een oogenblik. Beiden hielden eene hoe veelheid touw in, en het eene bovendien een kleine, doch scherpe vijl. Men begrijpt dat onze vriend niet lang over de bedoeling dezer toezending behoefde te peinzen. Een gebruiksaanwijzing was van voorheennu ze onderling toch Diet éen zijn, zoeken ze hun sterkte bij dat groepje malcontenten, kerkelijke ontevredenen, met een echt conservatief tintje, en schamen ze zich niet hun wapen-kwartier te be kladden met dat door hen zelf gehate en in hun oog verwerpelijke clericaal-tintje. En happig zijn de Btonsveldianen op dien on- gedachten steun om hun belangen te doen zegevieren omdat zij, die zeggen princi- piësl niets te willen weten van de revolutie- leer in haar consequenties, hun doel nader detiken te komenhet nekken van allen, die in Staat en Kerk de vaan van onzen Heer Jezus Christus wenschen «hoog» te houden. Och wat zou Thorbecke zeggen als hij zgn geesteskinderen zoo zag handelen. En opgepast, dubbel opgepast, vrienden, als «de vos de ptssie preekt» of m. a. w. als zij, die in hun haat noch van den waren Gods dienst, noch van eenige keik ol kerkge nootschap iets moeten hebben, zoogenaamd godsdienstig gaan worden. Worde ieder Christen, elk Staatsburger een goed sprokkelaar, die, al naar zijn behoefte, weet te sprokkelen, wat hem noodig is opdat hij goede brandstof verzamele, waardoor het vuur van trouw en belijdenis gevoed wordt tot verwarming. De verheerlijking Gods De «Middelburgsche Courant» schrgft: Er wordt ook bij deze gelegenheid door de ultra-anti-revolutionaire partg op vrij on- kiesche wijze weêr geschermd met den gods dienst. Bg da korte aanbeveling aan het hoofd van het orgaan «lier partg in onze provincie zgn de kiezers in de laatste dagen telkens herinnerd dat bij die verkiezing het ook wêer gaat om de „verheerlijking Gods". Hoe wars wij ook zijn in tegenstelling mei de aanhangers dier partg om den godsdienst in zulke verkiezingen te mengen, toch meenen wij in gemoedeaan zeer velen onder de gematigde anti-revolutionairen de vraag te mogen doen ofhet aangaat tegen jhr. A. A. van Doorn met een dergelijk wapen in het strijdperk te treden. De qualificatie «ultra-antirevolutionair» gaan wij voorbij. Van liberaal standpunt kan zij noodig zijn om ons te onderscheiden van de «antirevolutionairen a Ia Van Doorn» die «orthodox» zijn opmerkelijk gebied en «liberaal» kiezen voor tweede- en eerste kamer en staten. Maar wat wij niet mogen voorbijgaan is de beschuldiging als zouden wij de uit drukking: «ter verheerlijking Gods» gebezigd hebben als verkiezingswtpenals verkie zingswapen Veger. jhr. v. Doorn. Zelfs de meest «gematigde» antirevolutio nair die zijn bijbel leest en zijn catechismus kent en van persoonlijke ervaring der lei dingen Gods kan meespreken zal dit ons «in gemoede» toegeven. En niets anders hebben wij dan ook bij onze korte aanbeveling gedacht, dan dat door vooi hem evenmin noodig als voor den hongerige, wien men een bete broods toe. reikt. Er was nog een briefje bg. Wat mocht dat behelzen? Hij pijnigde zijne oogen te vergeefs, doch kon geen enkel woord ont cijferen. O, hoe hunkerde hij nu naar het daglicht, dat hij nog slechts weinige minuten te voren gewenscht had nimmer meer te zullen aanschouwen 1 Inmiddels lagen al de ontvangen zaken aan zijn voeten uitgespreid. Het touw, dat kunstig tot eene beperkte ruimte was saam gewonden geweest, nam thans een groote plaats in. En de vijlhoe gaarne had hg reeds nu hare deugdelijkheid beproefd. Hij kon er bijna de oogen niet afwenden. Het waren kostbaarheden van onschatbare waar de, en beurtelings nam hij ze in de handen, om zich toch te vergewissen, dat het geen droom was. Maar hoort hg daar niets Na dert men zgn cel Zou hij te veel gerucht gemaakt hebben en kwam de bar- sche bewaker om naar de aanleiding er van te vernemen Maar dan dat touw, waar moet hij het zoo spoedig bergen l Het hart bonsde hem hoorbaar in zijn binnenste. Hij zat als versteend op zgn bank onmachtig zelfs om de hand uit te strekken. Gelukkig 1 het was verbeelding geweest. Het gedruisch kwam niet nader en langza merhand keerde zijn bezinning weder. Toeh was het een waarschuwing geweest, welke hij zich ten nutte maakte om grootendeels onder zijn gewaad de reddingsmiddelen in veiligheid te brengen. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1892 | | pagina 1