H. L. VAN BUREN, A. HOLLESTELLE, Mr. J. H. L. VAN BUREN, A. HOLLESTELLE HEIL J. F. HENNEQUIN te Sluis. Mr. A. blijkt nu ten duidelijkste dat de mannen, die de leden van genoemle colleges kiezen, in hunne persoonlijkheid den waarborg moeten bezitten, dat ze ge schikte mannen kiezen. De kiezers moeten dus nauw toezien, wien ze tot lid voor de Prov. Staten nemen. Maar er is meer. De Staten vormen niet alleen een kiescollege, ze hebben ook te beslissen in provinciale aangelegenheden. Over het aanleggen en subsidieeren van wegen, over polderzaken, over voetpaden, over communicatiemiddelen, over sub sidies aan dit en concessies voor dat hebben ze te beslissen. Het is van belang, dat de heeren Staten over al die zaken kunnen oordeelen. Nog niet zoo heel lang geleden is het immers, dat de kwestie van de kruis lijnen en de smalle of breede ve Hingen in de Staten een onderwerp van be raadslaging uitmaakte en ieder weet met welken uitslag, maar ieder weet daaruit ook dat de heeren Staten wel eens mis kunnen tasten. Het staat dus vast, dat de kiezers- hunne stem voor de Prov. Staten wel mogen wikken en wegen. Gij staat nu voor de vraag: Wien zal ik kiezen? Wie is in ons district bekwaam om in de Staten te zitten? In wien kan en mag ik vertrouwen stellen? En onwillekeurig wordt Uwe aandacht gericht op den U bekenden Ingenieur .J. P. HENNEQUIN te Sluis. Die moest al lang van wege zijne kunde en toewijding onzer belangen eene plaats in ons Provinciaal College hebben. Men spreekt wel eens van natuurlijke vertegenwoordigers in den zin van mannen die als van zelve door hunne positie of verdiensten daartoe'aan gewezen zijn. Zoo'n man is nu de Ingenieur. Het is iets onnatuurlijks, dat ons district afhankelijke mannen als notarissen afvaardigt en der zaken kundige personen als den Ingenieur voorbijgaat. Zeker is dat geen eere voor ons district. En het is een bewijs, dat velen de partij boven verdiensten stellen, in plaats van verdiensten boven de partij. Volgens de eerste practijk komt men er toe een tot dusver onbe kenden pachter te verheffen boven iemand, aan wien het gansche district verplich ting heeft. Waarde kiezer, wacht U er voor stemslaaf te zijn! Kies den man, die als van zelf aangewezen is, den heer DE LANDBOUW. Als ge dit doet, dan weet ge, dat ge een bekwaam man kiest. Ons district is een aaneenschakeling van polders. Polderbelangen komen in de Prov. Staten ter sprake. Wie kan nu beter over zulke zaken oordeelen dan de Ingenieur? Een man die er voor geleerd heeft en er zich door langdurige ervaring heeft inge werkt. Hoevele jaren is hij al geen Voorzitter van het Waterschap der Sluis Kantonrechter. Opzichter bij den Waterstaat. j de infanterie, ge- Uoelants, kapitei beurd is Deze officier die zich de belijdenis van zijnen ileere niet schaamt, had zich te Arnhem aangesloten bij de Middernacht zending. ili) wandelde des nachts heen en weer voor de hoerenhuizen en zorgde zoodoende dat de miliciens uit de hoe renhuizen bleven. Nu verbood minister Bergansius hem dit in uniform te doen. Daarom deed hij het in burgerkleeding. En zie ook dit is hem thans door den tegenwoordi- gen minister van oorlog belet. Hij werd er voor gestraft. Het legerbestuur en de minister beslisten dat deze officier schoon volgens al zijne meerderen als «uitmun tend)) aangeteekend, om zijn edel streven in dienst van den Heere Jezus voor geen hoogeien rang meer in aanmerking kon komen. In zijn adres aan H. M. de Regentes herinnerde de heer R. er aan dat het Reglement van Krijgstucht hein verplicht voor de zedelijkheid der soldaten te waken terwijl de Grondwet hem beschermt tegen belemmering in zijne rechten als staats burger. En waarom nu bij deze zaak stil ge staan, zoo vraagt gjj In de eerste plaats orn te betoogen dat het niet langer kan of mag dat belijders van den Christus, en gij allen die U met dezen diep gegriefden officier lotgemeen engeestverwantgevoelt, u western uitbrengt op mannen die, hoe uitmuntende talenten in stoffelijke zaken zij overigens bezitten, in raden en staten ot in kamers en ministeries het geestelijk element in hunne roeping verzaken en van hu ene macht gebruik ma ken tot beleediging van het rechtsgevoel, tot vertreding der vrijheidtot geloofs vervolging. Want^voor wat met den heer Roelants geschied is, is de geheele liberale partij zedelijk aansprakelijk. In deze richting heeft zij steeds geregeerd, heelt zy steeds hare zonen opgevoed en die haar tegenston den miskend en vertreden. Maar ook nog om een andere reden ves tigden wij op al deze dingen de aandacht. Het is weder Mei. Wij zagen onze dierbare zonen met een kloppend hart na toen zij eenige dagen geleden naar de kazernes werden vervoerd en wij vroegen elkander zuchtend af, of zij over een jaar weer rein tot de ouderlijke woning zouden terugkeeren. Of wij er op rekenen kunnen dat onzen zonen in de ka zernes zal worden ingeprent om toch voor al kuisch te zijn, kwade samensprekingen te mijden, zich van hoererij te onthouden; of wel dat hun zal toegestaan worden naar hartelust de zonde te genieten en zoo hunne begeerte in de andere richting leidt, en zjj eens als kapitein Roelants tegen de zonde der hoerery wilden getuigen of zij dan daarvoor door hunne liberale onder officieren bespot, door hunne liberale offi cieren gestraft, door eene liberale regeering in hunne rechten zullen kunnen verkort worden En op die vragen kunt gij geen bevre digend antwoord krijgen. Kapitein Roelants is u het waarschu wend teeken die in de kazerne voor Jezus' eere wil strijden, krijgt tha is geen pardon, zelfs niet van den minister. Immers waar een kapitein niet veilig is, daar dreigt een «bóeren-milicien» nog des te meer gevaar. En waar nu zelfs een roomsch minister den godsdienst in de kazerne slechts voor waardelijk beschermde, daar duiden wij het een liberaal minister, schoon door de gan- sche liberale pers in het gelijk gesteld, niet ten kwade dat hij er heelemaal niets van weten wou. Wij releveeren alleen het feit dat het een antirevolutionair oud-minister, de heer Keuchenius was, die met het gansche christenvolk van Nederland dezen smaad den christen-Kapitein Roelants aangedaan, heeft gevoeld, en dit leedgevoel in zijne interpellatie aan den minister van oorlog hoopt te vertolken. Een consciëntiekreet van duizenden, een vraag om recht, om protectie voor onze zonen die nu een vol jaar lang het ouder lijk opzicht zullen missen in den gevaarlijk sten tijd huns levens I Niemand meene dat wij daarmede iets kwaads willen zeggen tegen onze liberale medeburgers. Aller minst van de tegencandidaten in ons district. Wij hebben den strijd niet tegen personen, wel tegen beginse len. En daarom is het ons om het even, aan wien wij de verdediging dier beginselen, waar het in de staten te pas komt, toevertrouwen. In de eerste plaats letten wij op de begin selen, in de tweede plaats op de bekwaamhedu der candidaten. En nu zal zeker niemand ons van eenige poging tot menschenverheer- lijkirig verdenken, wanneer wij be weren, dat de bekwaamheden in een goed lid der staten vereischt, juist bij onze beide altredenden in geluk kige mate aanwezig zijn. In mr. v. Buren hebben wij den man doorkneed in rechtszaken en -«1^ administratie; in Hollestelle de vraag baak op het gebied van polders en wa terschappen. Werken door hem uit gegeven, leggen daarvan openbaar getuigenis af, terwijl zijne deelneming aan den sectiearbeid der Staten, zells bij zijne overtuigi man me wiens ad gebied zc Dooi d komen éi ren met en menif heeft het dat wij i onderwijs; landbouwproef stations; subsidie voor verbetering paardenras; de paard en wet en andere. Bovendien heeft de landbouw aau de liberale regeeringen te danken het belastbaarstellen van ge- voelbaar voordeel bij, de groote inrich tingen meer; doch de landbouwer be taalt tochu og den accijns voor het zout dat hij gebruikt. De afschaffing van tollen ook onder de voordeelen der wet van minister Pierson een stel f die niemi beschaam en spaart ook in hi leurstellei Bij flink wij hunni Mits e\ Zijn plich kiezers tf de stemb een geleg te rijden. Ouden voorzien; of langer te kunne: Nam enkelen broeder t stembiijet op zijn p hem ter hoeveelg in de verr Niemano korenmaat voor de deze zaak en uwen heerlijker Bovena Geloovi vraagt n plicht niet, dat de gebedt draden \t pen in uv Laten v gen, in d< der geest inneren, i Europa e vreezen v voor Holl En deze vermaning om het gebed niet te vergeten, maar daardoor den krijg te heiligen, geldt niet alleen den kiezer persoonlijk, maar ook den niet-kiezer niet alleen den man maar ook de vrouw, kortom allen die bidden geleerd hebben. En is dit geschied, en hebben wij een ieder op zijn wijs en naar de gave zijner vrijmoedigheid, naar Gods wil gearbeid, dan blijve de uitslag gerustelijk toevertrouwd in de handen van Hem, wiens raad bestaan en die al Z ij n welbehagen doen zal Onze tegenwoordige regeering is voort gekomen uit de beweging van het vorige jaar tegen de toenmalige regeering, die men beschuldigde dat zij „niets deed". Het nieuwe ministerie dat wij thans hebben, zei het dan ook bij zijn optreden dat het „zonder langere vertraging" de zaken wenschte aan te pakken. Bij de verkiezingen werden vele verbeteringen, ook voor den landbouw toegezegd, en liet men het daarbij voorkomen, als zou de vorige regeering niets voor den land bouw hebben gedaan. Juist de party der tegenwoordige re geering heeft nog nog nooit iets voor den landbouw gedaan. Terwijl de vorige regeering, waarin een flink man als de heer Havelaar zat, althans een begin maakte om een beteren toestand voor den landbouw in het leven te roepen. Denk maar aan de botsrwetdie knoeierijen in den boterhandel tegengaat, ondersteuning van landbouw-va k De Antirevolutionaire kiesvereeniging voor de eilanden THOLEN en ST. PHILIPS- LAND, beveelt bij de verkiezing op 10 Mei 1892, van twee leden voor de Provinciale Staten in Zeeland met den meesten ernst aan De aftredende leden, de heeren: Kantonrechter en Opzichter van 's Rijks Waterslaat. Kiezerskomt trouw op ter stembus, het is een dure plicht die op U rust. Eén enkel verzuim kan onze candidaten doen vallen. Namens de Kiesvereeniging voornoemd, L. WILLEMSE. J A. VAN VLIERDEN. W. T. VAN DIJK, Voorz. W. KUJJPER BOONE, Secr. L. LABAN, Penningm. Bij de verkiezing op DINSDAG 10 MEI AANSTAANDE van twee leden voor de PROVINCIALE STATEN in Zeeland, bevelen de ondergeteeken- den met den meestert aandrag aan, de aftredende leden, de Heeren EN Stavenisse, Mei 1802. C. POTAPPEL. L. HAGE. J. C. LUIJK. 0. STEENRIJK.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1892 | | pagina 18