1892. No. 58. Zaterdag 13 Februari. Zesde Jaargang. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIES Drie maanden fabrieksarbeider. JAiN WOUTËRSZ. 5^- tT ei.ken MAANDAG' WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND Prijs per drie maanden Iranco p. p. f 0.95. Enkele nummers0.02f. UITGAVE VAN EN van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1 5 regels 50 cent. iedere regel meer 10 cent. Bij dit nommer behoort een bijvoegsel. IV. (Slot.) Hierbij komen de voorspiegelingen der leiders, dat bij de overwinning van deze nieuwe leer de wereld een andere zal worden, en zoo prijzen zij den socialistische n toekomst staat aan. Dat de modern.! levensopvatting, die in de socialistische geschriften wordt aangepre zen, ten langen laatste het gemoed niet bevredigt, lijdt geen twijfel. En zoo valt, of zij willen of niet, man voor man reddingloos in de theorieën der nieuwere socialistische wereldbeschouwing en werpt met de oude wetenschap het oude geloof weg, zonder in de nieuwe de bevre diging te vinden, die hem er van was voorgesteld. Zoo leeft een groot deel der menschheid daarheen met een arm ledig hart zonder vreugde, zonder hope of hulpe. De een zegt bij zijn arbeid: «Als het maar eerst weer avond of Zondag isen de ander zegt: «Wat geelt dat? Da eenedag is gelijk aan de de andere, en wij moeten maar blijde zijn, als wij wat verdienen.» Dat is de levenstoon van hem, die zonder hope is, die twijfelt aan het doel van zijn leven hier op aarde. Een schrede verder en die toon ver andert in een kreet van woede; het oproer ontstaat, dat alles omverwerpt, omdat men niets vindt, dat met reden hier op aarde zou aanwezig zijn; omdat men aan alius vertwijfelt, wijl men aan zichzelf vertwij felen moest. Dan is de ontketening der hartstochten gekomen; de revolutie der volkeren is daar. Het is waar, heden denkt men nog niei aan een bloedige omkeeringmaar het is buiten twijfel, dat het gevaar daarvoor groo- ter is, dan men zelfs denkt. En zij zal er in een oogwenk zijn, wan neer de Christelijke verwaarloozing der massa fabrieksarbeiders voleindigd is. Hierin, en niet alleen in de politieke en maatschap pelijke ontwikkeling van het volk, ligt de weg tot voorkoming van zoo verschrikkelijk uiterstede maatschappij moet gekerstend worden. Zonder twijfel zijn er slechts weinigen, die alle begrippen van zedelijkheid hebben afgeschuddoch de Christelijke zedenwet is hun meer door opvoeding bekend, dan in haar schoonheid en noodzakelijkheid eigen. Hun levensverhoudingen dragen hiertoe veel bij. Men denke maar een oogenblik aan het inkomen en de wijze van wonen van den fabrieksarbeider, zooals daarop door ons is gewezen. Het is in die omstandigheden in de meeste gevallen, ook bij den besten 20.) FEUILLETON. Eene episode uit de dagen der Hervorming. door W. K. HAGA. «Meen echter niet,» vervolgde Woutersz., «dat ik hetgeen ik deed, betreur. Neen Ik volgde de inspraak mijns gewetens, en de goede uitslag heeft mij een tijd van aangename herinnering bezorgd. Maar wat ik niet vermoeden kon, terwijl ik U aan den dood trachtte te ontrukken, is, dat gij mij eenmaal in koelen bloede aan zijn roof zieke klauwen zoudt overleveren, want dat zal wel het einde van dit treurspel wezen. Aanzie deze litteekenen.» ging hij voort, wijzende op de achtergebleven sporen van diepe wonden, «en erken ze als sprakelooze getuigen tegen uwe handelwijze te mijnen opzichte.» Hier zweeg hij, als wachtte hij des monniks verweer op deze aanklacht. Deze bewaarde echter een volstrekt stil zwijgen en stond als aan den grond gena geld, want wat hem tot nu toe onverklaarbaar bij zijne redding had toegeschenen, was hem thans op eenmaal duidelijk geworden. Doch al kwam geen geluid over zijne lippen, 't was hem aan te zien, dat innerlijk een hevige strijd hem verscheurde. Rij de herinnering aan de verschrikkelijke oogenblikken in de brandende kerk doorgebracht, waarin hij den dood in zijn afgrijselijksten vorm tot op een haarbreedte had zien naderen, was hem opnieuw eene rilling door de leden gevaren, en de man, die kon zeggen :«ik heb u uit dien toestand van doodsellende gered», zat daar tegenover hem als het slachtoffer, door hero ten doode opgeschreven. Wat moest hij doen?Zijn redder om den hals vallen hem om vergiffenis smee- ken en trachten hem uit den kerker te ver lossen Maar was het geen ketter, en zou hrj aan zulk eerien schuld moeten be- wil, onmogelijk, om het schoone, Christe lijke familie-ideaal te verwezenlijken. Men denke verder aan den zwaren en langdurigen arbeid in den fabriek, die moeilijk in over eenstemming is te brengen met een Chris telijke opvatting van den arbeid. Hoe zal de arbeid den mensch innerlijk bevredigen en blijdschap geven, wanneer dezorg voor het dagelijksch brood man en vrouw geregeld van den ochtend tot den avond van elkander verwijdert! Wat komt er in die omstandigheden van de opvoeding der kinderen terecht! Wij zou den alles kunnen herhalen, wat hierover reeds gezegd is maar ieder begrijpt, dat al deze dingen voor de zedelijke ontwikkeling de dood zijn. De sociaal-democraten hebben ook een zedenwet; maar zij is, naar hun antichris telijke wereldbeschouwing, ook antichristelijk. Hun begrip van zedelijkheid is dat, het welk op het oogenblik het heerschende is Dit heerschende begrip wordt echter ge boren uit de maatschappelijke toestanden en hierdoor wisselt het voortdurend. Zij hebben daarom geen eeuwig geldende, van boven ingeplante zedenwet. Men ker.t daarom geen zedelijkheidsbesef om Gois wil: maar alleen om den wille van aardsch voordeel. En ieder voor zich om eigen voordeel. De vraag, die de sociaal democraat hij al zijn handelingen drijft, is nietWatisgoed? maar: Wat is voordeelig? Egoisme, anders niet. Hoewel liet meerendeel der arbeiders de beginselen van het socialisme niet kent, omwaait hen toch die geest van ongebon denheid, die het socialisme alle middelen goed doet achton, welke de zaak der part ij kunnen bevorderen. Het is de geest der losgelaten hartstoch ten, die haat en verbittering werkt. Het is ook de geest, die met wel overlegd opzet, met klaren blik en in koelen bloede de maatschappelijke misstanden nog grooter afmetingen doet aannemen, om te beter agi'tatie te kunnen wekken. Göhre wijst vervolgens nog op verschillende zonden, die oorzaak zijn van de sociale ellende. Schulden maken, borgen is een van de grootste kwalen, die voor een groot deel haar oorzaak vindt in de gewoonte om Za terdagsavonds en Zondags te veel geld te verteren, zoodat de weinige verdiensten vaak in dien korten tijd tot de helft slinken. Men gaat van kroeg tot kroeg, totdat de een half aangeschoten, de ander geheel dronken thuiskomt, en de vrouw, die zelf vaak medegaat, ontvmgt van het verdiende geld nauwelijks de helft. Is het dan niet verklaarbaar, dat er schulden worden ge maakt De danszaal is mede een bron vantallooze zonden. lijden Maar was de ketter niet als in de macht van het kerkgericht te beschouwen, en zou hij, de gevierde ijveraar, hem er uit verlossen Maar en hier sneed een pijnlijk gevoel hem door de ziel zou redding uit de macht van dat gericht mogelijk zijn, indien hij nog eens barmhartigheid zou widen be wijzen aan hem, wien hij het behoud zijns levens te danken had? Zijn innerlijke aan doening ontging Wouter.-z. geenszins. «Gij zwijgt,» zeide hij. «Mocht het u tot nadenken brengen, en kunt ge hetgeen ge mij aandoet, wellicht niet meer ongedaan maken, handel dan met zachtheid ten opzichte van mijne vrienden in het geloof, gedachtig dat een door U ten onrechte zoo gehate ketter U het hoogste op aarde heeft doen behouden.» Het binnentreden van den cipier maakte aan het samenzijn een einde. Zonder een woord te spreken verliet Antonio de cellen. Eenmaal buiten, volgde hij werktuigelijk den weg, die naar het klooster leidde. t Was reeds laat. Weldra zouden Dor- dreelits klokken het middernachtelijk uur aankondigen en meteen de over zijne ziel gevaren duisternis inluiden. Het verlichtte hem, toen hij bij zijr.e thuis komst vernam, dat de prior, het wachten moede, zich reeds ter ruste had begeven, Nu was hij althans niet genoodzaakt om van den atloop van den tocht verslag te doen en kon hij zich naar zijn kamer begeven. Helaas hoe blijde had hij haar verlaten en onder hoe treurige omstandigheden zag hij haar weder! Zijn gemoedsrust is weg! Het verwijt: «Is dat het leonvervolgt hem, waar hij zich begeeft en klinkt voort, al gaat hij steeds driftiger het kleine vertrek op en neder. Te vergeefs herhaalt hij telkenmale, dat hij niets dan zijn plicht heeft gedaan de aanklacht klinkt boven alle geruststellende overwegin gen uit. 't Is als brandt ze hem een wonde- De danshuizen zijn onderscheiden van aard. Het ergste, dat Gohre leerde kennen, was «De Keizerskroon» te Chemnitz. Hoeren en fabrieksdeernen van het minste gehalte, en haars gelijken, verkeerden hier met jor ge fabrieksarbeiders en vele soldaten uit het garnizoen. Iemand, die in zulk een huis verdwaald raakt, blijft zelden voor de ver zoeking en de ergste zonden bewaard. Doet men niet mede, dan heeft men de grootste kans, een pak slaag op te loopen, Göhre wist zich hiervoor nog tijdig te vrij waren. Het lage peil, waarop de houder van zulk een huis staat, blijkt uit zijn zeggen, dat tijdens het leven var. zijn vader het er nog al zedig toeging; maar, God zij dank, hij had het huis weder in trek en er wat bo venop gebracht. Het tegendeel van dit huis, wat de bezoekers betreft, was het «Colosseüm». Hier waren het niet fabrieksarbeiders, maar jonge kooplieden, zelfs officiëele per sonen en officieren in burgerkleeding, die tot de bezoekers behoorden. Vele vrouwen uit den gegoeden stand vond men er naast de «fijnere» hoeren, 't Ging hier als op de grootste bals toe de dames in de kostbaar ste en smaakvolste toiletten, de heeren meest in zwarten rok. Gewoonlijk eindigde de dansmuziek 's nachts te twaalf uren dan gfhg men meestal paar aan paar in het vrije veld, waar slechts de sterren de zonden aanschouw den, die daar gepleésd wei den; of men eindigde zijn dansvermaak, door den nacht verder door te brengen in de woning van zijn dan seres. Op den dansvloer, voornamelijk m den nacht van Zondag op Maandag, ver liest heden ten dage onze arbeiders jon gelingschap niet alleen het grootste ge deelte van het verdiende weekgeld maar wat nog erger is, zijn beste levenskracht, zijne idealen, zijn deugd en zijn kuischheid. Ten slotte vragen wij nog de aandacht voor de belangrijke opmerkingen, die Göhre aan het eind van het verhaal zijner bevin dingen als fabrieksarbeider mededeelt. Wij moeten der sociaal democratische wereldbeschouwing haar materialistische» ruggegraat uitbreken, zegt Göhre. Wij moe ten het gezag der valscheiijk genaamde wetenschap vernietigen, die thans door haar glans de oogen van den werkman verblindt en hem tot haar willoozen slaaf maakt. Wij moeten die pseudo wetenschap, die in de socialistische geschriften verkondigd wordt, het huichelachtig masker van het gelaat rukken en tegenover de valsche wetenschap de ware, tegen over de partijdige de onpartijdige, tegen over de misbruikte de zuivere, reine weten schap stellen. Het is de sociale roeping van de waarlijk ontwikkelden onzer dagen, van de mannen der school c-n studeerkamer, dat zij eens van hun hooge leerstoelen tot het plek in 't harte. Eindelijk doet lichamelijke uitputting hem besluiten naar bed te gaan. Wellicht zal de sluimering hem in hare zachte omhelzing het leed doen vergeten. Doch te vergeefs gehoopt. Zij wijkt en schijnt hem willens te ontvluchten. Zoo kan hij het ook niet uithouden. Hij verlaat de legerstede, die aaii zijne verbeelding te ruimer gelegenheid biedt om beangstigende beelden voor zijn geest te scheppen. Hij valt neer aan den voet van het kruisbeeld, zucht en smeekt en kermt om uitkomst, 't ls vergeefs. Hij legt zich andermaal op zijn rustbed neder, en ja, de slaap luikt hem de oogen, maal ais om hem in den droom nog grooter kwelling te bereiden. Hij ziet het beeld van zijn slachtoffer in onmiskenbare duidelijkheid voor zich verrijzen het houdt de oogen, waarin immer datzelfde verwijt staat te lezen, onafgebroken op hem gevestigd. Hij wil den blik ontwijken, maar kan niet. Daar strekt het beeld de hand uit en wijst op de wondeplek, welke voor zijn gevoel al grooter en grooter wordt, totdat het hem eindelijk is als ol een onuitblusschelijk vuur zijn geheele binnenste dreigt te verteren. In dien beklagenswaardigen toestand vindt hem de morgenschemering. Hij rijst overeind en verlaat zijn slaapstede. «Zou er niets aan te doen zijn zoo zucht hij, ter wijl hij zich het zweet van het voorhoofd wischt; «kan ik hem niet loslaten en zeggen dat de tocht haar doel gemist heelt?» En het is hem bij die gedachte of een gevoel van kalmte over zijn bewogen gemoed wordt uitgestort, verkwikkend gelijk de eerste regendroppelen op den verschroeiden akker. «Maar de wacht maar mijn naam en aanzien bij de hooge geestelijkheid 't Kan onmogelijk! «aldus mijmert hij voort, beurte lings demogelijkheid en de bezwaren over wegende, totdat het binnentreden van den volk afdalen en het mildelijk de schatten huns wetens en denkens mededeelen. In de maatschappij tracht zich een breede laag des volks uit de sociale onzekerheid en verwarring der geesten met kracht naar hnoger te verheffen. Laat ons haar tege moet komen; gunnen wij haar licht, het volle licht en de volle waarheid, waar naar zij verlangt. Laat ons niet langer toestaan, dat men haar met vergif tigde wetenschap voedtschenken wij haar alleen alles, wat wij haar naar ons beste weten en volgens ons geweten kunnen en moeten geven. Gaan wij in de vakvereni gingen der arbeiders, in hunne kiesvereni gingen, of waar zij ook bij elkaar komen bieden wij hun onze diensten aan, vriende lijk, welwillend, doch zonder nevenbedoe lingen, zonder naar agitatie te streven, zonder baatzuchtige oogmerken slechts met dit ééne doel, hun de schatten der ware wetenschap te ontsluiten, hun oordeel te leiden, hun met bezonnenheid en ernst de grenzen te wijzen, die ook hun gesteld zijn, en hen voor misbruiken en dwaalwe gen te waarschuwen. Wij, protestantsche godgeleerden, vrezen dezen arbeid niet integendeel, wij verheugen ons er over, wij bidden er om. Want wij weten, dat de ware, onbevooroordeelde, onderzoekende wetenschap onzer geloofshelden nooit schaadt en slechts nut sticht. Ook op onze mensche- lijke oogen ligt nog sluier op sluier, en ieder die ons helpt ze eraf te trekken, is ons welk' m. Dan zullen wij steeds dieper, klaar der en krachtiger de eeuwige, onverwinlijke, heerlijke waarheid onzes geloofs vatten en aangrijpen en haar tot de naar vrede dor stende menigte brengen. De toekomstige overwinning van ons ge loof ligt echter niet alleen in dezen, weten schappelijke» arbeid, doch evenzeer in de kracht onzer persoonlijkheid, waardoor wij het bewijs van de waarheid des Christen- doms leveren moeten. Wij moeten de waar heden, die wij belijden, ook zeiven beleven en hierin ligt de kracht der gemeente Gods. Juist dit ontbrak in de plaats, waar ik als arbeider werkzaam was, reeds sedert jaren mijne medearbeiders leofden daar als ver laten temidden eener doode kerkelijke gemeenschap, zoodat zij in haar geen ze delijken steun, geen hulp vonden, ja, die ook ..niet meer bij haar zochten. En dit deed hen nog veel minder bestand zijn tegen de aanvallen der tegenstanders, dan zij het buitendien reeds waren bovenal deed hen dit het geloof aan eenige practische waarde van het Christendom geheel verlie zen. Doch ik behoef over dit punt niet meer woorden te verspillen; men is thans aller wegen overtuigd, dat dit een misstand is, die niet langer zoo mag blijven, en wij zijn nu op den goeden weg tot verbetering. Welk eene vreugde zal het zijn, wanneer na 20, 30 of 40 jaren in de groote steden prior aan zijn gepeins een einde maakte. «Driewerf gelukgewenseht, mijn zoon, de ketter is gevangenik heb het reeds ver nomen!» Met deze woorden trad de geeste lijke op hem toe en schudde hem harteljjk de hand. «Gij betoont u een waardig zoon der Kerk, die uwen ijver gewis op hoogen prijs stelt en u hare zegeningen niet zal onthouden. Ga zoo voort, totdat de laatste harer vijanden verdelgd is. Ik heb opnieuw een aanschrijving van de Heilige Inquisitie ontvangen, waarin de opsporing en uitroeiing der ketters met ernst aanbevolen wordt. Nu, wij kunnen met dezen reeds beginnen. Hij zit voorloopig goed en zal ons niet ont snappen, daarvoor zal gezorgd worden. En als de tijd daartoe gekomen is, zal zijn dood een heilzainen schrik uitwerken onder al degenen, die tot LutherijMaar hoe! gij wordt bleek! wat scheelt u?» »Ik heb slecht geslapen, eerwaarde 1 waar schijnlijk door de inspanning van gister avond», antwoordde Antonio, die slechts met moeite de ware oorzaak zijner ontsteltenis kon verbergen, want de reeds nu in beginsel besloten dood van Wouterz. was als een nieuwe pijl door zijn reeds zoo gewond hart gegaan. «Dan moet gij rust nemen, en zal ik u niet langer daarin hinderen», zeide de prior. «Ontvang mijn zegen En hiermede verliet hij het vertrek. «Rust hier binnen», zuchtte de monnik, terwijl hij zich op de horst sloeg, ware beter dan alle zegeningen. Maar hoe wordt ze mijn deel? 'tls-te laat. Er blijft mij niets ten gunste van mijn redder ja, mijn redder», herhaalde hij, het hoofd schuddende «te hopen, sinds het geestelijk gericht er mede in kennis is gesteld. Ik zie geen uitkomst I Ik weet geen raad 1 Helaas, wat zal het einde zijn (W&rdt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1892 | | pagina 1