1892. No. 55. Zaterdag 6 Februari. Zesde Jaargang. VERSCHIJ NT PRIJS DER ADVERTENTIEN G. M. KLEMK.ERK, te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. NIET TERUG, MAAR VOORWAARTS JAN WOUTERSZ. DE ZEEUW. UITGAVE VAN EI.KEN MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Prjjs per drie maanden franco p.p. ƒ0.95. ■N Familieberichten van 1 5 regels 50 eent. iedere regel Enkele nummers0.02'. meer 10 cent. Bij dit nommer behoort een Bijvoegsel. ui. In April '53 trad het Mi#isterie:Thor- becke af om plaats te maken voor dat van den heer Van Hall, waarin de heer Van Reenen als Minister van Binnenland- sche Zaken zitting had. Al spoedig bleek het dat het nieuwe Ministerie minder gun stig gestemd was voor de oprichting van vrije scholen, wier getal in de laatste jaren met een vijftigtal ran Christelijk gehalte was vei meerderd. Dientengevolge werden de aanvragen tot oprichting door de plaatselijke Besturen bijna overal afge wezen en de Regeering verklaarde eenvou dig niet bjj machte te zjjn om de betrok ken besturen tot toelating te dwingen. Mr. Groen van Prinsterer, voor wien de oplossing der Schoolkwestie hoofdzaak was in den politieken strijd, bracht deze ver anderde houding der regeering al spoedig ter sprake in de Tweede Kamer en diende later een voorstel in om de eindbeslissing bij den Koning over te brengen, doch het werd met, groote meerderheid verworpen. Wanneer meqin aanmerking neemt, dat dé Vrije Christelijke Scholen door de groote Protestantsche partij O dier dagen gebrand merkt werden als (broeinesten van onver draagzaamheid en godsdiensthaat!als Secte-, dweper-, dompers-, ja Protestant- sche Jezuïeten Scholen!, dan zal men zich niet verbazen over de verwerping. En al kon men met vrijmoedigheid aan die besehuldigers toevoegenBezoekt vrij onze scholen en overtuigt u, dat zij juist zoo ingericht zijn als de Wet van 1806 voorschrijft, zoodat het geen gezindheids- scholen, maar scholen bruikbaar voor de verschillende Protestaotsche gezindten zijn, Op kerkelfjk gebied waren deze man nen geestverwanten van Prof. Hofstede de Groot, den stichter der Groninger school; prof. ter Haar en anderen. Deze „Groningers" noemden zich bij voorkeur „evangelischen" en heeten zich uitsluitend nog zoo, niettegenstaande zfj de modernen zeer nabij komen en onder den naam „evangelisch" in hunne pers en in hunne godsdienstoefeningen het grofste ongeloof propageeren. Deze Groningers zijn dan ook de „evangelischen" waartegen de Wageninger en ds. v. Dijk in Het Doetin- chemsch Weekblad dezer dagen waarschuw den, welkewaarschuwing wij metinstemming overnamen. En men verwarre hen vooral niet met dechriste lijkeevangelischen wier organen als „Vredebode" en „Christe lijk Volksblad" wel degelijk het christelijk onderwijs verdedigen en het christelijk geloof prediken. 19.) FEUILLETON. Eene episode uit de dagen der Hervorming door W. K. HAGA. «Jongeling!» zeide Antonio, terwijl hij oprees, gij komt de eer mijner Kerk te na. Die eer gebiedt mij om het gesprek met u te slaken, waarin gij slechts bedoelt haar naam te bezwalken. Vergun mij dus dat ik af scheid neme». «'t Doet rnjj in waarheid leed,» zei Wou- tenz., «dit het verschil van overtuiging deze scheiding veroorzaaktdoch de uwe is zoo lief als de mijne, vandaar dat ik op een lan ger verblijf niet zal aandringen, hoe gaarne ik met u over iets anders had gesproken. Ik zal u evenwel uitgeleide doen,» dus ver volgde hij, den monnik op de trap en naar de voordeur voorgaande. Hierop ha l Antonio gewacht, vandaar dat hjj het zoo hartgrondig meende, toen hij, op het beleefde aanbod een «hetzal mij aange naam zijn», deed volgen. «Zal ik u ook thuis brengen vraagde Woutersz., toen ze in de geopende huisdeur stonden en de donkera straat inkeken. «Dank u,» klonk het antwoord, «ik heb geleide,» en den niets kwaads vermoedenden jongeling plotseling aanvattende, riep hij, terwijl hij hem den op zijn wenk toesnel lenden dienaren toe luwde: «Grjjpt hem, den aartsketter! Bewijzen zijn niet meer nooiig, ik heb hem op alle punten gehoord In een oogenblik was Woutersz. door de ben le aangegrepen, geboeid en medegevoerd. «Verrader riep hij den grijozenden mon- n-k toe, «waarmede heb ik dit verdiend «Daarvoor zal men u roomschoots gele genheid geven, om over na te denken», was het antwoord. «Mannenzorgt dat hij niet ontkome «Dit ie dut het loonzuchte Woutersz., niets mocht baten, zij werden «in den ban gedaan» niet door den Paus, maar juist door de felste anti-papisten. Wie in die dagen geprofeteerd mocht hebben «en toch zullen deze scholen binnen veertig jaren niet alleen vertiendubbeld zijn, maar zullen ook van Rijkswege denzelfden steun genieten als de Openbare,» zou zeker voor een leugenprofeet gebonden zijn. Dat heeft God gedaan I Het bemoedige ons om in den strjjd voor de Vrije School niet af te wijken ter rechter noch ter linkerzijde. Intusschen werd de lang verbeide School wet in Sept. 54 bij de Tweede Kamer ter tafel gebracht. Reeds uit het eerste ar tikel bleek het in welken geest zij was gesteld. «Het Lager en Middelbaar Onder wijs moet strekken tot algeineene ont wikkeling en vorming.» Met angstvallige Zorg vuldigheid vermeed het zelfs het noemen van het woord Christelijk. Geen hooger doel moest het onderwijs dus beoogen dan het aanbrengen van kundigheden. De opvoeding werd van het onderwijs gescheiden. Hoe consequent deze bepaling schijnbaar ook mocht zijn, indien men eane School voorstelde, toegankelijk voor Christen- en Jodenkinderen, voor Protestanten en Room- schen, vond het denkbeeld om alle inder daad Christelijke opvoeding en onderwij zing stellig en stelselmatig van de Volks school te weren, verre van onverdeelden bijval. Wel juichte de liberale Pers het toe dat de Openhare School voortaan eene inrichting van louter burgerlijk maatschap pelijk onderwjjs zou zijnwel berustten de Roomschen in hare gndsdieristloosheid nu de gemengde Openbare School als regel werd gehandhaafd, doch de Protestantsche organen van verschillende richting, keurden het ontwerp onwaardig voor eene Christe lijke natie. Terecht merkte men op, dat opvoeding onafscheidelijk was van het o tderwijs. Hoewel het ontwerp aan de gemengde School vasthield e.i vrijheid tot oprichting van Christelijke Scholen verleende, verbood het geen facultatieve splitsing van de Open bare School, waar dit met onderling goed vinden uitvoervaar was. Het was duidelijk, dat de Regeering door deze wet aller wenschen wilde bevredigen, doch deze poging maakte haar stelselloos. Het eene vernietigde het ander. Was het enderwijs op de gemengde Openb. School werkelijk bruikbaar, ja vol doende voor alle gezindheden, waartoe dan splitsing noodig zou zijn, dan bewees dit, dat de Openb. gemengde School niet aan aller behoefte voldeed. De concept-wet werd in de Tweele Kamer niet gunstig beoordeeld, blijkens het «Voorloopig verslag» daarover uitgebracht. De anti-revolutionairen verlang den de afzonderlijke, de conservatieven de gemengde Christelijke en de liberalen de louter burger maatschappelijke School. In terwijl hjj Antonio verwijtend aanzag. 'tls slechts een gedeelte!» duwde hem deze toe, die de eigenlijke aanleiding tot het verwijt niet begreep, «'t Ketterloon is groo- ter en zal u prompt uitbetaald worden, ha 1 ha «Houd op met spotten, ongelukkige!» hernam Woutersz., terwijl verontwaardiging een donker rood op zjjne wangen teeke ide. «Helaas! hoe weinig vermoedde ik, toen ik mijn leven voor u waagde, dat Meer hoorde Antonio niet. De wachters, die zich met den gevangene zoo snel moge lijk verwijderden, maakten dat het verdere voor hem verloren ging. Doch wat hij uit den mond van zijn slachtoffer zoe onverwacht had vernomen, was voldoende om hem een wijle in gepeins te doen verzinken. «Wat raaskalt die ketter sprak hij tot zich zelf, terwijl hij straf in de richting staarde waarin Woutersz. werd weggevoerd. «Wanneer zou hij zijn leven voor mij ge waagd hebben? 'k Heb hem tevoren nimmer gezien, voor zoover ik weet. Komwaar breek ik mij het hoofd mede En zich aldus geruststellende, sloeg hij den weg naar zijn klooster in. Maar neen, de rust duurde niet hng. Hoe het kwam, begreep hij zelf niet, maar het nadrukkelijk verwijt: «is dat mijn loon?» drong zich voortdurend aan hem op. Ja, 't scheen hem dra van alle kanten toe te klinken en hoewel hij te vergeefs trachtte den grond er voor te vinden, deed hem toch het denkbeeld aan de mogelijkheid, dat hij den redder zijns levens aan den dood zou overleveren, ondanks zichzelf huiveren en meermalen in gedachte verzonken stilstaan. 't Was donker. Niemand zag hem. Geen sterveling bewoog zich langs zijnen weg, doch des te meer was hij met zijn gedachten aan zich zeiven overgelaten. Hij vermocht ze niet van zich te werpen, en liever dan lan de Pers vond het ontwerp niet minder hevige bestrijding, vooral bij de groote Protes- tantsche partij, die in de gemengde School eene Christelijke opvoeding verlangde. Zij wilden vereenigen wat uitteraard onmoge lijk te veree.iigen was, gelijk uit de prac- tijk is bewezen. De Regeering voorziende, dat haar ont werp verworpen zou worden, wijzigde het in dien zin, dat de toegelaten splitsing was vervallen, waardoor het voldoende der openb. gemengde School werd gehandhaafd. «Ont wikkeling en vorming» bij het onderwijs werd vervangen door: Het onderwijs wordt dienstbaar gemaakt aan de bevordering van godsdienstzin en zedelijkheid. Door deze wijzigingen hoopte de Regeering aan veler bezwaren te gemoet te komen. Door het weren van al het specifiek Chris telijke, van Bijbal en Volkshistorie reikte zij de hand aan de Liberalen en Roomschen, terwijl zij de schrikachtige gemoederen der Conservatieven door bekoorlijke tafereelen van algemeen Christelijke Schoolbezieling trachtte gerust te stellen. Alleen aan den wensch der Anti-Revolutionairen kon zij geen voldoening geven; integendeel het greintje de niet verboden splitsing was er uit weggenomen. De heer Groen van Prinsterer oordeelde daarom dat de tijd gekomen wa3 om zich per a.lres tot de Tweede Kamer te wenden, en verblijdde er zich in dat «enige geloevige predikanten hierin voor wilden gaan. Toen de Kamer in Februari 1856 weer bijeen kwam, ontving zij een adres geteekend door de volgende predikanten Ds. Heldring, Van Rijn, Van den Ham, Merens, Bösken, Doedes, Chantepie de la Saussayeen J. J. van Toorenenbargen, waarin zjj als burgers van Nederland en Leeraars der Ned. Herv. Kerk afzonderlijke scholen vroegen voor Roomschen, Israëlieten en Pro testanten in alle groote gemeenten, terwijl in de kleinere met aansluiting aan deze wet het reglement A. der Wet van 1806 kon gehandhaafd worden. Zij vroegen geen gezindheids-scholen, maar wel scholen voor de gezindheden bruikbaar; geen onderwijs in den gods dienst, maar godsdienst d. i. Christendom in het onderwijs ies Volks; geen onder werping der school aan de kerk of gees telijkheid, maar bij gepaste zelfstandigheid der Schoolbesturen toch wettelijken waar borg, dat do kerk niet van allen invloed en toezicht werd beroofd. Bqna gelijktijdig kwam er een tweede adres in van Mr. van Beeck Calkoen en talrijke aanzienlijke in gezetenen van Utrecht, wier bede was, dat het ontwerp door de Kamer niet zou worden aangenomen. Er kwam beweging in den lande onder de voorstanders van waarlijk Christelijk Onderwijs, en zelfs een gedeelte der groote Protestantsche partij wekte door hare organen op tot ger in de onzekerheid te blijven, verliet hjj den weg naar zjjn verblijf, spoedde zich naar het Stadhuis, waarvan een gedeelte tot kerker was bestemd, en verkreeg op zjjn verzoek toegang in de cel waarin men zooeven den gevangene gebracht had. Mistroostig zat onze vriend op de steenen baak ter neder. Het beeld van den huichel- achtiger. monnik stond steeds voor zijn geest. Had hjj daarvoor doodsgevaar getrotseerd 1 Had hij daarom alles gedaan om hem te reïden, om thans door den geredde op laag hartige wijze in dit sombere hol geworpen te worden? Maar stond hij daar niet, de bewerker van al dit kwaad, in levenden lijve voor hem? Kwam hij zich nu reeds in zijn triomf verlustigen? «Ha I komt gij rnjj nu reeds bemoeilijken I» riep hij den monnik toe, die behoedzaam de cel binnengetreden en zwjjgend hem genaderd was. «Bevrijd mij, wat ik u bidden moge, van uwe tegenwoordigheid en bederf de reeds vunzige lucht niet verder door uwen onreinen adem! Men heeft mij reeds veel van Rome's list verhaald, maar dat ge tot zoo iets in staat zoudt zijn, neen I dat had ik nooit kunnen gelooven, voorwaar niet, toen ik u met levensgevaar aan een wissen dood ontrukte», en hierbjj wendde hij het hoofd met een gebaar van verachting van den toegesprokene af. «Wat praat gij toch vraagde deze, «wat ben ik u verschuldigd Verklaar u nader «Welnu,» antwoordde Woutersz, «weet dan, dat gij het, naast God, aan mij te danken hebt,dat geniet reedslangonderde kill3zoden van het graf rust. Gij herinnert u toch uw verbljjf in de brandende kerk nog wel», ging hjj voort, hem strak in de oogen ziende. «Ik was ook daar. Ik zag u daar in uw jammerlijken toestand aan den voet der Madonna liggen juist toen ik, door een hevig gekraak gewaarschuwd, de reeds door allen petitioneeren, zoodat er meer dan 200 adres sen, sommigen met meer dan drieduizend handteekeningen, bij de Kamer inkwamen. Het kostte nor. Groen heel wat om te voor komen, dat zjj doodstil ter griffie werden gelegd, wat hij wel niet kon verhinderen maar de discussie over zijn voorstel om door eene Commissie verslag te doen uit brengen over den inhoud dier adressen, vestigde er van zelf de aandacht op, zoo dat hij zijn doel bereikte, al werd zgn voorstel verworpen. De heer Groen van Prinsterer had dit echter gemeen met onzen Stadhouder Willem III, dat hjj even min op politiek gebied als deze op het veld een slag heeft gewonnen, doch even als deze wist hij uit zijne nederlaag soms meer voordeel te behalen dan zijn tegen stander uit de overwinning. Het Ministerie dat den storm zag opkomen, verklaarde dat het met de wet «pal zou staan». Intusschen zou in Juli de verkiezing plaats hebben voor de helft der Kamer, die in September moest aftreden. In zeer po pulair geschreven blaadjes «aan de kiezers» gericht, vestigde de heer Groen j de| aan dacht op het groote gevaar, dat ons volk bedreigde in de (ontchrivteljjking) der volksschool door de voorgestelde Schoolwet. De toeleg der Liberalen en Roomschen (Jet wel op dit samengaan) was om de weinige antirevol. leden uit de Kamer te verwijderen, wat echter niet gelukte. De samenstelling der Kamer onderging ook weinig verandering. De Koning had zich reeds voor de verkiezingen herhaaldelijk uit gelaten, dat hjj, al werd de Wet ook aangeno men zwarigheid zou maken om ze te bekrach tigen. Dit gevoegd bjj andere punten van verschil in den boezem der regeeriag, gaf aanleiding dat Mr. van Hall zijn ontslag vroeg terwjjl de heer van Reenen elk voorstel tot bevrediging der petitionarissen onuitvoerbaar achtte. Het Ministerie trad af eD de Koning droeg de samenstelling van een nieuw Ministerie op aan den antirevolutionairen afgevaardigde Mr. van der Brugghcn, een der oprichters van de Scholen op den Klokkenberg te Njj- megen. Door den Koning was hem de last opgedragen om te beproeven aan de bezwrnren der petitionarisseo tegen de Schoolwet te ge- moet te komen. Er ging volgens het zeggen van den heer van Zuijlen van Njjevelt eene koude rilling door het Land, doch zooals Mr. Groen van Prinsterer zeer ter snede verbeterdedoor het liberale Land. Al wat op Chr. Volkson derwijs prjjsstelde verheugde zich, doch enke len met beving, toen het bekeud werd, dat Mr. Groen van Prinsterer bereid zou geweest zijn om zitting te nemen in bet Kabinet, waar tegen de heer Van der Bi ugghen zich echter had verzet. Dr. Simons aanvaardde de porte feuille van Binnenlandsche Zaken en was du* belast met de indiening eener nieuwe School wet. (Slot volgt.) verlaten kerk wilde ontvlieden. Een laatste blik op hetschoone beeld, welks verlies rnjj zoo ter harte ging, deed rnjj u ontdekken, zoo- als ge daar laagt om een zekere prooi der vlammen te worden. Ik snelde terug. Ik riep u toe, doch gjj hoordet niet; uw oog was gesloten en bewusteloosheid ontnam aan uwe leden de macht om u uit het doeds- gevaar te voeren. 01 ik herinner mjj als den dag van gisteren de onbeschrjjfelijkeangst die zich van mij meester maakte, toen een in storting den uitgang versperde, waardoor ik weinige seconden te voren noghad kunnen ont komen. Wat moest ik doen? De vlammee barst ten steeds woedender uit, en sloten iteed» nauwer kring om mij heen, terwjjl het dak ieder oogenblik dreigde in te storten om u en mij onder zijn nederploffend puin te begraven. Nog één weg tot behoud zag ik; ik moest de hoofddeur trachten te bereiken I Maar gjj dan? hoe zou ik met u daar ko men? Een oogenblik dacht ik er aan, om alleen derwaarts te ijlen, doch u aan ziende, zooals ge onbewust om erbarming smeektet, kon ik het niet over het hart krijgen. De wanhoop gaf mjj kracht. Ik vatte u onder de armen en droeg u voort over ontelbare hindernissen welke gloeiend puin en brandende binten in den weg legden en terwjjl de dichte rook mjj den adem in de keel dreigde terug te drjjven. Het doel was bjjna bereikt, maar ik vermocht niet verder. Mjjn krachten begaven mij; gjj ontvielt als een roerloos lijk aan mijne armen en met een gil stortte ik aan uwe zjjde neder om aldaar in verdooving weg te zinken. Doch de Heer zij geprezen, die onzen dood niet wilde. Gij weet het overige. Wjjzien elkaar thans in het land der levenden weder, doch hoe? (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1892 | | pagina 1