1892. No. 54.
Oondedrag 4 Februari.
Zesde Jaargang.
G. M. KLEMKERK. te Goes
F. P. IFHUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES
Lange Vorststraat C 220,
naast het huis vroeger bewoond door
de firma Wed. J. C. Massee Zn., en
G. M. HEEMKERK,
B
VERSCHIJNT
elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
Prys per drie maanden franco p. p. f 0.95.
Enkele nummers0.02'.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Wij maken onze lezers
opmerkzaam, dat het
bureau van ons blad VERPLAATST is
van de Lange Kerkstraat naar de
naast de «goedkoope Haagsche Win
kel» van J. C. DE BUCK.
Alle gelden voor abonnementen
en advertentiën uitgezonderd voor
Walcheren gelieve men dus voortaan
aan bovenstaand adres te1 voldoen.
Lange Vorststraat C 220, Goes.
3 Februari 1892.
Donderdagavond hield de Chr. Jong.
Ver. «Spreuken 23 23a» te Middelburg
eene openbare vergadering, waarin als spre
ker optrad de WelEerw. Zeergel. Heer ds.
P. Biesterveld van Rotterdam, over
«CHRISTENDOM EN HUMANITEIT».
Het is niet voor de eerste maal, zoo begon
de geachte spreker, dat ik hier in deze
stad ben opgetreden. Het is nu eenige
jaren geleden, dat ik voor de Chr. Werkl.
Ver. «Patrimonium» over een bijna gelijk
luidend onderwerp heb gesproken en toen
wel over «Christendom en t eschaving».
Thans heb ik tot onderwerp gekozen
«Christendom en Humaniteit» d. i. de ge
stalte van den waren mensch.
De natuurkundigen hebben zich steeds
bezig gehouden met de vraag: Hoe oud is
de mensch Het graven en doorzoeken
van steensoorten en aardlagen heeft hen
tot een conclusie geleid geheel in strijd
met het scheppingsverhaal uit Genesis. Hoe
oud is de mensch Ziedaar een vraag, die
de natuurkunde niet onderzoeken, nog veel
minder beantwoorden mag. Ware die vraag
te beantwoorden, dan nog zou zij thuis
beliooren bij de philosophie, de wijsbegeerte.
En waar men de pbilosofen onzer dagen
de vraag voorlegt: Hoe oud is de mensch?
daar komen zij aan met eene theorie van
Darwin, berustenJe op eene steeds toene
mende ontwikkeling van diersoorten van
eene lageren tot een hoogeren rang en
besluiten daaruit: dat de ware menschen-
gestalte, da humaniteit, steeds vooruitgaat.
En daarom vragen wij
1. Hoe stond het by onbeschaafde
volken en de volkea der Oudheid
met het Humaniteitsidee
2. Hoe is het in onzen tijd met
het Humaniteitsidee gesteld om
ten slotte te betoogenZonder
Christendom geen humaniteit.
Tot de onbeschaafdste volken zou men kun
nen rekenen de Fetisjdienaars. Deze worden
beheerscht door vrees, geen wonder dan
cok, dat zij aan beschermgeesten gelooven,
die bij hen den dienst doen van goden,
welke hun kracht aan alles mededeelen.
Vindt daarom een Fetisjdienaar bij den weg
«en stuk hout of steen, dan kan hij zich
dit tot een god maken, dien hy wegwerpt,
zoodra hij hem niet meer bevalt. Hieruit
vloeit van zelf voort, dat zulk een god
slechts voor één persoon, hoogstens voor éen
gezin, maar nooit voor eene geheele familie
dienen kan. Elke band die de personen
aan elkander verbindt wordt daardoor stuk
gereten. Bovendien heeft men ook zoo
doende niet den minsten eerbied voor zyne
goden, en daarmede gaan dwingelandij,
slavernij en menschenmoord gepaard.
By alle heidensehe volken staat ook het
tegenwoordige leven, hun toestand op deze
wereld in verband met hunne denkbeelden
van het leven hier namaals. Een Groen-
lander bijv. stelt zich den hemel voor als
een plaats zonder sneeuw, door een eeuwige
zon beschenen, met overvloed van walvisschen
om zich ongestoord te kunnen verlustigen
in het gebruik van walvischspek en traan.
De Indiaan daarentegen droomt zich een
hemel met altijd groene weiden, waarop
de kudden in de lentezon grazen.
In het Noorden van Azië leefden eer
tijds de Huanen en Mongolen, als woeste
volken, de een den ander vernielende. Id
•de 4e «n 5e eeuw leeft onder de Hunnen
Attila een man, die niet alleen in staat
is dat wilde volk te beteugelen, maar ze
te bezielen, te buigen naar zijn wil, en
deze horde werpt zich als 9en zwerm sprink
hanen over Europa, overal dood en ver
nieling met zich voerende, en alles doende
bukken voor zijn macht. Maar nauwelijks
is Attila's vuist verstijfd of de Hunnen voel-
len zich die vuist ontwassen, eu keeren
terug tot den toestand waarin zij vóór At-
tilla geleefd hebben. Met de Mongolen ging
hat niet anders. Toen in de 13e eeuw deze
bandelooze menigte beheerscht werd door
de stalen volharding van een wereldverove-
raar als Gengis Khan, moest het geheele
Chineesche rijk het ijzeren juk gevoelen
van een menigte, welke tot grond
stelling voerde: Wij zijn door God in de
wereld gezonden als een gesel, daarom
kennen wij geen genade. Moorden en ver
woesten is cnie leus.» Doch nauw is de
stof van dien machtige over het aardrijk
verstrooid of ook de Mongolen verliezen
hun kracht, en zij worden gejaagd ver-
waarts zij gekomen zijn.
Slaan wij nu een blik op de Nieuwe
Wereld, op Amerika. Reizigers verhalen
ons van bewoners aan de kusten wier
prachtige zonnetempels u reeds in de verte
tegen lachten, en die niet op zulke eene
lage trap van ontwikkeling stonden aH de
volken u hierboven getoond; van de be
woners van Peru, wier schatten en industrie
verre uitstaken boven de armoede en traag
heid der andere volken. Toch was ook
het leven van deze volken in den hartader
verrot. Daarom konden mannen als Pizarro
en Cortez met een handjevol soldaten en
enkele paarden Peru aan Spanje, en Mexico
aan Frankrijk brengen. En wat is er van
hunne bewoners geworden? Een wildendans
en de bouwvallen van oude tempels, ziedaar
wat hen rest.
Doch slaan we nu ook een blik op de
oogenschijnlijk veel meer beschaafde volken
der oudheid. In Azië, de bakermat van
het gansche menschelijke geslacht, had zich
de Arische volksstam ontwikkeld. Een ge
deelte "an die Ariërs, de Indiërs, hadden
zie h neergezet aan de boorden van Indus
en Ganges. Hun godsdienst stond beschreven
in de heilige boeken, de Veda's. Als opper
god vereerden zij Brahma, die de wereld
had geschapen, bovendien erkenden zij ook
nog Vischnoe den onderhouder en Ciwa,
den verdelger. Het volk was verdeeld in
kasten. Tot de voornaamste kaste behoorden
de Brahmanen, of de priesters, die voort
gekomen waren uit het hoofd van Brahma.
Tot de 2e behoorden de krijgslieden of de
Kshatrya's, voortgekomen uit de borst en
de armen van Brahma. Tot de 3e kaste
behooren de Vaicja's of de herders, koop
lieden en landbouwers, ontstaan uit Brahma's
buik, terwijl de 4e kaste bestond uit
Soedra's of dienstbaren en werklieden, ge
sproten uit de voeten van Brahma. Bovendien
was er nog eene klasse, die geschuwd werd
als de pest, namelijk de Paiia's.
De grootste zaligheid bestond in het ver-
eenigd worden met Brahma. Voor de
Brahmanen was het het gemakkelijkst om tot
dien ^toestand te geraken. Geen wonder
dat langzamerhand het lagere volk moest
zuchten onder een priesterheerschappij.
Eenige verandering bracht het optreden van
Boedha met eene algemeene liefdeleer. Brj
hem bestond de hoogste zaligheid in het
Nirvana, in een soort van heilige gevoelloos
heid. Denkende over den toestand des
menschen, de oogen gerieht op de punt van
zijn neus zat de Boedhist neder totdat hij
onwetend van 't geen er rond hem voorviel
in eene bedwelming geraakte.
Er ontstond eene verwoede strijd tusschen
Brahmanen en Boedhisten, en van dat
oogenbhk hebben bloedige oorlogen dit door
de natuur zoo rijk gezegend land geteisterd.
Ook in Egypte was het niet beter ge
stild. Daar bezat de dienst van Osiris en
Isis de meeste aanhangers. De aarde werd
voorgesteld door Isis, welke dcor Osiris
hare vruchtbaarmakende kracht ontving.
Kunsten en wetenschappen bloeiden er,
macht en aanzien was het deel der paria's,
doch ook dit rijk werd verzwolgen door
den alles verwoedenden tijdstroom.
Slaan we nu nog een blik op Arabië.
Mohammed met de leer van Allah en
de leer van het Noodlot had hier ingang
gevonden, en van hier zijn leer uitgebreid.
De lusten streelende, door het uitzicht op
een hemel waarin wellust op den troon
zetelde, breidde deze leer zich uit tot in
Europa, totdat de hand van Karei Martel
hen tot staan bracht. De Moorsche bouw
werken toonen u een pracht en weelde
ongekend, met zijne fonteinen en albasten
wanden, maar tevens een ledigheid en koude
geëvenaard aan de donkere kerkerholen.
De leer van het Noodlot wekt een onver
schilligheid, die de Turken karakteriseert.
Luiheid en wellust zijn het gevolg van het
Mohammedanisme.
Doch niet een dezer volken heeft den
steen der wijzen gevonden. Allen zijn ten
onder gegaan in de wenteling der eeuwen,
en hunne werken hebben den tand des
tijds niet kunnen weerstaan.
En de Grieken, bij wie het schoone op
den voorgrond stond, moesten bukken voor
Alexanders macht, en gingen eindelijk op
I in het Romeinsche rijk by hetwelk macht
en rjjkdom het hoogste ideaal was, doch
nauwelijks hebben deze hun doel bereikt,
of daarmede is ook hun doodvonnis geleekend.
En de Germanen, prat op kuischheid en
zedelijkheid, gingen ten onder met hun
WoJan en Walhalla in het Frankische
christenrijk. IJdelheid der ijdelheden, alles
is ijdelheid.
En nu de volkeren onzer dagen, levende
in een tijd die men bij voorkeur de eeuw
der humaniteit, da eeuw van den vooruitgang
op stoffelijk en geestelijk gebied noemt. Ont
wikkeling en wetenschap heet het die zullen
ons brengen in het land van belofte «Zendt
uwe kinderen naar scholen van lager-, mid
delbaar- en hooger onderwijs, en ge werkt
mee aan de komst van den grooten dag,
dien uw oog reeds in 't verschiet ziet gloren.»
Doch hierbij vergeet men dat de «geleerd
ste schurken de gevaarljjkste zijn.» Een
dynamietbom in handen van een geleerden
nihilist is veel gevaarlijker dan in de handen
van een onverstandigen onontwikkelden
landbouwer. Dynamiet is goed, maar in
handen van een bekwamen ingenieur. We
tenschap en ontwikkeling is nuttig, maar
altijd in den dienst van God. Doch hier
voor is men in onzen tijd blind. Het gaat
er mee als met het oude verhaaltje van
de landlieden.
Er was eens, zoo luidt dit verhaaltje,
ten landman, welke een akker bezat. On
kruid tierde er welig op en verstikte het
goede zaad, dat er op gezaaid werd. De
man begon te denken en zei bij zich zei
ven Wanneer het onkruid geen zon en water
heeft, dan kan het niet groeienEureca ik
heb het gevonden) riep hij uit, en fluks
liet hij over zijn land een groot zeil span
nen, zoodat de wolken, die hare malsche
regendroppen neerzonden het aardrijk niet
konden lesschen en de neerschietende zonne
stralen bloemen en planten niet konden
koesteren. Wat er nu gebeurde kan men
licht nagaan. Het goede zaad kwam nu
zeifs iiiet op en de doornen en distelen
vermenigvuldigden zich. Rukte hij nu dit
zeil weg? Neen myne hoorders, hij zeide
wat men ook thans zegtHet komt omdat
ik het zeil niet dicht genoeg gemaakt heb,
er kan altijd nog wat door. En daarom
toog hij gezwind aan het oliën.
Ziedaar de kwaal van onze eeuw, van de
eeuw der humaniteit. Onderwijs, onderwijs
en nog eens onderwijs! Doch men ziet
dat dit niet helpt. Dan het zeil nog maar
wat dichter gemaakt. O volkontvang
van ons Leerplicht en het groote raadsel
is opgelost, de humaniteit is gered 1
Merkwaardig is het verschijnsel dat Rous
seau, de man, die de ziel en de geest was
der Revolutie, de grootste man op sociaal
gebied, doch die zijn godsdienst in de rede
zocht, in een zijner werken zegt«Retour-
r.ons a la nature (laat ons terugkeeren
tot onzen oorspronkelyken toestand!)
Geen wonder dan ook dat diens navolgers
in hunne romans Hottentotten en Kaffers
tot hunne idealistische hoofdfiguren maakten.
Hij verkondigde ons een zedeleer zonder
religie, doch op zyn standpunt een ware.
In een van de nummers van de «Wansbecker
Bote» had men het beeld gebruikt van een
klok, welke nu eens voor en dan weer achter
liep. Neen, zeiden de menschen, die klok
lo«pt goed, maar de zon deugt niet. En
nauweljjks was dit beeld bekend gemaakt
of al wat eecigszins op geleerdheid en ver
stand aanspraak maken mocht, maakte zich
op om het der wereld te verkondigen dat
men iemand, die zoo iets had durven schrij
ven in een «spinhuis moest stoppen». Niét
te verwonderen is hst dan ook dat Lessing
in zijn «Nathan der Weise,» het Jodendom
als edel voorstelt, doch het Christendom
schetst als te bestaan uit halve idioten en
kloosterbroeders.
Is het wonder, dat, wanneer mannen
als Goethe en Schiller optreden als aanbid
ders van het genie, gel.esl de menschelijke
geest beheerscht woi dl door Satan die iedere
gelegenheid aangrijpt om het menschdom
in zijn macht te krijgen.
En waar men dan geheel afwijkt van
den God onzer vaderen, daar moet onze tijd
toch ook zijne goden hebben, zijne goden
ontstaan uit de menschelijke rede, zijne go
den van het genie, van het vernuft.
Het is een herschenschim om door het
aannemen van dezen godsdienst de ware
humaniteit te bereiken. Waarom dit eet
herschenschim is Omdat het gelool van
onzen tijd den mensch niet kent. Sleshts
de Wet leert ons het hart des menschen
kennen en daarom zonder de Wet geen
Trede, geen zaligheid, geen humaniteit.
En daarom vragen wij ten slotteWaar.
om leidt het Christendom dan wel toj
Humaniteit? Ons antwoord luidt dan Het
Christendom kent den mensch in zijne war«
gestalte. Wat u geen natuurkundige philo-
soof kan beantwoorden op de vraag Van
waar de menich, dat antwoordt u het
Christendom aan de hand van Gods Woord
l)e mensch neemt zijn oorsprong uit God.
«Is er niet geschreven in uwe wetIk heb
gezegd, gij zijt goden. (Joh. 10 24.)»
Maar wat het Christendom ook kent
Het is de mensch in zijn diepen val, ge
bracht door den eersten mensch Adam.
Daarom geen godsdienst van eene opti
mistische opvatting, die overal het goede
inziet, die zegt, nu ja maar onze lieve Heer
is zoo goed, die zal alles wel terecht bren
gen zulk een godsdienst is verfoeilijk, want
er is een stem, die roept«Doet boete gij
menschenkinderen, en vernedert u voor den
Heere uwen God
Maar ook geen geloof gegrond op pessi
misme, op zwaarmoedigheid die uitroept
voor mij geen genade, voor mij geen hoop,
voor mij geen zaligheid. Ook daardoor be
reikt men het ideale niet, want er is ver
lossing geschied door Wet bloed des Lams
aan het vloekhout op Golgotha, voor allen,
die in dat Lam gelooven. Doch geen ver
lossing door het nihilisme, geene verlossing
door het dynamiet, maar verlossing door
het kruis.
Met deze verlossing gaan barmhartigheid
en zelfverloochening gepaard, en daardoor
alleen kan de echte Humaniteit ontstaan.
Alleen het Christendom kan de volkeren
genezen, zij begint by het hart, als bron
van alle verdriet en smart, als bron van
alle verdorvenheid en ellende.
Te strijden voor de eer van dien Christus
in wien, door wien en tot wien alles is, te
strijden voor de ware Humaniteit, voor de
veredeling van den mensch.
Daarnaar hebben de oude volken tever
geefs getracht, ook enze tijd faalt in hare
pogingen, doch de Christenen scharen zich
rondom het onfeilbaar woord Gods. En dat
woord spreekt ons van zonde en genade,
van vloek en van liefde, leert ons barmhar
tigheid en zelfverloochening, dat Woord
leidt ons tot de overwinning, den vrede en
de zaligheid, alleen dat Woord voert ons
tot de Humaniteit.
J. J. v. AARTSEN,
Secr. Chr. Jong. Yer. Spr. 23:23a,
De begrootingsdiscussie in de Eerste
Kamer had weinig om het lyf.
De leden betuigden hun vertrouwen in
het Ministerie en het ministerie was op zijn
gemak met de heeren.
Oppositie was er zoo goed als niet.
Zelfs van bevriende critiek valt moeilijk te
gewagenen kennelijk nam de Minister van
Justitie het den heer Pynappel kwalijk, dathy
met eenigen aandrang wemebte te weten,
wat 's ministers denkbeelden waren aan
gaande de zoo hoog r.oodige verbetering der
burgerlijke rechtsvordering.
De minister begeerde geen «akademische»
vertoogen, en vroeg of men hem «jong
bewindsman als hij is, dan nu reeds onder
de stof wilde begraven.»
Dit antwoord teekent den toestand.
Men voelt zoo aan alles, dat de liberalen
zich vast in den zadel voelen.
En trouwens, dat. zijn ze ook. Maar vraag
niet waardoor 1
Laat het Ministerie den moed, hebben ons
in plaats van den «hoeksteen» der kiesrecht
uitbreiding in de gevellyst te metselen, dien
te leggen waar hij behoort, in het fondameat.
Den moed om de kiestabel voor de Provin
ciale Staten te veranderen en den moed om
de meervoudige districten te splitsen dan
zal men wat zien 1
Nu men echter eenvoudig op het kussen
is gaan zitten or.der de stilzwijgende af
spraak oir. al deze rechtvaardige dingen dood
te zwijgen nu is er niets geen gevaar,
en al wilde men niets doen, dan zat meu
nog veilig.
De Eerste Kamer begreep dat kennelyk
zeer goed, door zich met da begrooting niet
te haasten en die niet af te doen eer Februari
bijna in het land was.
Trouwens, waarom zou zij zicli haasten?
De Regeering heeft, gelijk wy vroeger reeds
opmerkten, tot nog toe veel meer ingetrokken
dan ingedienden met uitsondering van
den Minister van Financiën, vraagt men zich
verwonderd af, wat de heeren nu eigenlijk
van plan zijn?
Met uitzondering van den Minister van
Financiën, zeiden we.
Doch hoezeer de werkzaamheid van dezen
bewindsman dient te worden geroemd, is dit
onzes inziens toch niet meer dan een halve
lofspraak.
Zoolang men toch de natie in onrust houdt,