1892. No. 49.
Zaterdag 23 Januari.
Zesde Jaargang.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES
Onbeperkt grondbezit.
JAiN WOUTERSZ.
Nationale Militie.
II w.
elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
Prys per drie maanden franc» p.p. f0.95.
Enkele nummers/0.02s.
UITGAVE VAN
EN
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
HENRI GEORGE, de zoogenaamde apostel
der landnationalisatie is, wat zijn denkwijze
aangaat, onze tegenvoeter.
_.Zijn denkbeelden van landnationalisatie
zijn tegen Gods Woord en onpractisch.
Hij wil, dat alle grondbezit zal ophouden
en de grond het eigendom van den Staat
zal worden, terwijl ieder er een gelijk deel
van in gebruik krijgt.
In plaats van vermindering van onbe
perkt grondbezit, krijgt men hierdoor een
nog grooter grondeigenaar, nog afgezien
van het socialistische denkbeeld van een
alvermogenden en albestierenden Staat.
Toch is zijn stuk over Schotland en de
Schotten zeer belangrijk, omdat in sommige
streken van ons land dergelijke toestanden
ook niet vreemd zijn.
Hij schrijff:
«De Sehotten zijn een Bijbellezen! volk;
maar ik geloot, dat zij een slechte vertaling
hebben. In den Bijbel staat: «In den be
ginne schiep God hemel en aarde». Dit
is bepaald eene vergissing en moet zijn:
«De Lords schiepen in den beginne hemel
en aarde», want hoe is het anders mogelijk,
dat aan hen behoorthet land en al wat
er op is? Aan hen alles wat er in is: aan
hen al de visschen in de rivieren en de
meren; aan hen al de vogels in de lucht;
aan hen de zalmen in de zeeaan hen zelfs
hetzeegras, dat op de kust wordt geworpen,
en de walvisschen tot op 100 mijlen van
het strand.
Aan ben behoort ook het water en de
lucht. Gij allen kent Dundee; welnu, de
burgers hebben aan den Hertog van Airlie
f300.000 moeten betalen om het drinkwater
te mogen halen uit een der meren. Let wel,
het water alleenhet recht om te visschen
bleef aan onzen hertog. De malsche regen
die nederdaalt op de aarde is het eigendom
van Lord Airlie. En' deze hertog woont
niet eens in Schotland, en drinkt nooit een
glas van dit water! Als het droog weer
is, bidden uwe geestelijken om regen en als
de goede God naar hun gebeden luistert,
en den regen doet nedervallen, behoort hij
aan den hertog van Airlie.
Maar de Schotten hebben hunne heer
lijke lucht, zal men toch zeggea? Het
mocht wat!
Hier bij Dundee is een heuvel, Balgay
geheeten, de eenigste in den omtrek. Zij
was nooit bebouwd, 'tis rotsachtige grond
het eenigste, wat zij geeft, is goede lucht
en een vrij uitzicht. Deze heuvel behoort
aan Lord Scott, die in Edinburg woont. De
bevolking van Dundee zou gaarne op den
heuvel wandelen en van het uitzicht genie
ten; dit mogen zij, mits zij een huur van
f500 per bunder betalen.
Laat ons spreken over de «Taboo»gij
herinnert u de bijgeloovigeZuidzee-eilanders,
15.)
FEUILLETON.
Eene episode uit de dagen der Hervorming
door W. K. HAGA.
En waarlijk, dit was geen snoeven van
den stoeren man. Gelijk wij het kunnen
afleiden uit de wijze waarop hij met Vos
had omgesprongen, wist zijne vrouw het nog
van vroeger dagen. Zij vreesde dus het erg
ste, want weerstand zou de verbittering
nog grooter maken en wie weet welke al
lertreurigste gevolgen na zich sleepen.
«Ach, neen! Doe dat niet!» smeekte zij.
Het gevaar is zoo groot 1 Denk aan de
waarschuwing, die we hebben ontvangen
Vlucht om uws levens wil, ik zal ze wel op
een dwaalspoor helpen».
«Daarvoor is het te laat», zei Kalfsvel.
Wie weet, is ons huis niet reeds door be
spieders omringd, die mij dadelijk zouden
grijpen».
En zoo was het. Het was te laat, want
ternauwernood waren de laatste woorden
gesproken, of een heftig gebons op de voor
deur gaf te kennen dat degenen die nu nog
wenschten binnen gelaten te worden, niet
tot de vrienden behoorden.
«O, Heer 1 daar zijn ze al!» riep vrouw
Kalfsvel uit, terwijl de angst zich op haar
gelaat teekende.
«Blijf bedaard, vrouwklonk het uit
haar mans mond. «Ik zal gaan zien, wie
zij zijn, die met zooveel geweld de rust
van een eerzaam burger verstoren», en
waarlijk ging hij rteds naar de deur om
die te openen, toen zijn vrouw voor hem
trad en met smeekenden blik hem beduidde,
dat het in het belang van haar en hare
kinderen was, dat hij zich niet moedwillig
in het gevaar begaf
«Kom meezei ze fluisterend, terwijl
ze hem bij de hand naar de achterdeur
waarheen wij zendelingen zonden, en die
nu uitsterven door onze rum en onze ziek
ten? Dit volk had een gebruik, dat zij
«Taboo» noemden. Hun Opperhoofden, die
als Goden vereerd werden, zeiden, dat de
eene of andere zaak of persoon «getabood»
was en dan mocht geen gewoon sterveling
het aanraken of gebruiken; hij zou liever
mijlenver hebben omgeloopen, dan den voet
op een «getabooden» weg te zetten, liever
dorst geleden dan uiteen «getaboode» bron
gedronken, liever gehongerd dan de overrijpe
vruchten van den getabooden boom te plukken.
Gij doet juist hetzelfde hier en overal
op aarde. Er zijn mijlen bij mijlen in dit
Uw Schotland, Uw vaderland, zooals ge het
noemt, waarvoor ge uw leven laat, die
woest en dor en ledig zijn en waarop nie
mand van U den voet zou durven zetten,
laat staan, dat gij het zoudt durven bebouwen
Gij weet, hoe de hongerige Israëlieten
werden gevoed met het «manna», dat uit
den hemel kwam? Welnu, ah datzelfde
manna hier in Schotland nederdaalde, zou
niemand Uwer het durven aanraken
Zulke toestanden schreien ten hemel en
de prediking van Gods woord vooral ook
a..n de hoogere standen van de maatschap
pij moet hun zelf tot inzicht brengen, dat
zij bij groot grondbezit ook groote verant
woording dragen. Prov. N, Holl.
Der tijden nood.
Steeds ellendiger toestanden worden ook
in ons vaderland openhaar.
Christenen, broeders moeten dsn arbeid
staken, omdat die arbeid misdaad wordt.
Misdaad van de zijde dergeneri, die hem
opleggen.
Maar ook misdaad voor het geweten van
den arbeider, met het oog op vrouw en
kinderen.
Christenen, broeders, en al zijn het
geen Christenen menschen, mannen
moeten in Friesland het zwaarste werk
doen, slooten graven, voor 40, 50 of 60
centen daags.
Van Java, en uit onze Indiën, gaat het
geroep dergenen, die onze landen gemaaid
hebben, reeds zoo lang op in de ooien van
den Heere Zebaoth. Maar ook Neêrlands
bodem zoog en zuigt bloed in. Deze dingen
moeten voor onze harten komen, opdat we
medelijden zouden hebben.
Ze moeten komen voor onze consciën-
tiën, opdat wij ons met land en volk
schuldig zouden kennen.
Zij moeten ons bloed in beweging bren
gen, opdat de trage handen en slappe
knieën voor volk en vaderland opgericht
worden, en voor den arbeid op heel het
breede terrein des levens de koorden van
de beurs en de slaapmuts van den schedel
zouden worden gerukt.
Niet«Wat heb ik en wat krijg ik?»
leidde en daze opende. «Hierin het tuintje
sfaat de regenton, die voor het oogenblik
ledig isverberg u daarin, men zal u daar
niet zoeken».
Juist had Kalfsvel zich in zijn schuilplaat*
begeven, toen een herhaald geklop, nog
luider dan te voren en thans vergezeld van
dreigende woorden, bewees, dat de bezoekers
hun plan niet opgaven en van hun ongeduld
wilden doen blijken.
«Ja, ja!» zeide vrouw Kalfsvel, terwijl
ze, na de achterdeur goed gesloten te heb
ben, de voordeur trachtte te openen. «Ik
ben niet gewoon, op dit uur mijn deur te
openen, vooral niet als ge op zulk een wijze
toegang verlangt. Gij kunt wel dieven zijn».
«In naam van den Schout, doe open,
vrouw Kalfsvelklonk het van buiten.
«Ik zal mij niet verzetten», antwoordde
zij, terwijl ze de deur ontsloot, «maar wat
verlangt ge van een arme vrouw op dit
onzalige uur?»
«Van u niets», was het antwoord.
moeten uw man hebben. Waar is hij?»
«Waarom verlangt ge hem te spreken?»
vroeg ze.
«Vrouwvoor redeneeringeD hebben wij
geen tijd. Zeg onmiddellijk, waar uw man
zieh bevindt», zei de aanvoerder van het
viertal gerechtsdienaren eenigszins driftig.
«Helaas, mijnheer!» zeide vrouw Kalfsvel,
als betreurde zy het, hen te moeten teleur
stellen. «Mijn man is niet in huis».
«Je man is wel thuis!» riep Vos in, die
gelijk we weten, zich bij de afgezonden die
naren had aangesloten, om reeds in de
gevangenneming een klein deel van zlJ*j
wrok tegen Kalfsvel te gevoelen. «Ik zelf
heb hem gezien», ging hij voort.
«'tls wel mogelijk», zeide vrouw Kalfsvel
«misschien gisteren avond nog!»
«Terg mij niet, wijt 1» riep hij woedend
uit, daar hij zich eensklaps aan zijn neder
laag herinnerd zag, als je ten minste niet
maar: «Wat ben ik en wat doe ik?» en:
Wat doet de Kerk in het midden der
menschheiddat moet meer de vraag
worden.
Fn eindelijk, er moeten gebeden en
smeekingen komen voor alle menschen.
(N. H. Kerkb.)
22 Jan. '92.
Vlissing-en, 22 Januari 1892. In eene
heden namiddag onder voorzitterschap van
den heer Tutein Nolthenius gehouden zit
ting van den gemeenteraad, die door den
voorzitter, als zijnde de eerste in dit jaar
met een toepasselijk woord werd geopend,
werd na lezing en goedkeuring der notulen
van de vorige zitting, mededeeling gedaan
van ingekomen stukken en besluiten. Tot
het publiek verkoopen van het voormalige
waaggebouw, wijders het verzoek van den
heer C. Maters, in zake het aftrekken van
een zeker bedrag zijner aannemingsom als
aannemer der onderhoudswerken in 1891 te
wijzigen van de hand.
Het verzoek van de Koninklijke Maat
schappij «de Schelde» om opruiming van
houtgewas aan den Prins Hendrik weg,
wordt tegen eene betaling van f 0.25 per
M2 ingewilligd. Na mededeeling van den uit
slag der aanbesteding van het onderhoud
der gemeentewerken en gebouwen in 1892
wordt aan Burg. en Weth. machtiging
verleend tot herbesteding van perceel 7 art.
36 (schilderwerk). Wordt besloten tot het
doen afgraven van een gedeelte van den
vestingwal nabij den Westbeer en tot het
aanleggen van een wandelpad ter breedte
van 3 Meter bedekt met koolasch, van af
den dam bij den Westbeer over den kruin
van den zeedijk langs den Spoorboezem.
Het verzoek van den heer J. W. M. Brou
wer, in zake het ophoogen van de stoep
voor het door hem in eigendom toebehoo-
rende perceel in de Korte Wolstraat, wordt
ingewilligd en besloten tot den aanleg van
een trottoir op kosten der gemeente.
Ten slotte worden Burg. en Weth. mach
tiging verleend tot het opnieuw publiek
verpachten van enkele perceelen weiland tot
30 November 1893. waarna de zitting wordt
gesloten.
'g Heer Arendskerke. Onze nieuwbe
noemde burgemeester, jhr. Lewe van Nijen-
stein legde Donderdag in handen van den
Commissaris der Koningin de eeden af en
reisde terstond naar onze gemeente, waar
de feestcommissie voor eerepooiten met lam
pions en groen gezorgd had. Na een knrte ge
meenteraadszitting waarin de nieuwe titularis
werd geïnstalleerd, werden verschillende
corporatiën, ook uit 's Heer Hendrikskinderen
enNieuwdorp, aan hem voorgesteld, en hij
door velen ook uit Goes gecomplimenteerd.
In de school werd den burgervader door de
wilt, dat wij je allemaal aan de] galg helpen.
Dit geheele ketternest moest uitgebrand
worden! Waar is hij?» riep hij, als
buiten zich zelf, «want bij de Heilige Maagd 1
hij zal duizendwerf boeten, wat hij aan mij
misdaan heeft en als hij van de pijn weg-
krimpt
«Man zeide vrouw Kalfsvel, «ik zou er
de moeder des Heeren maar niet bijroepen,
warit het is eerder de Satan, die je zulke
goddelooze gedachten inblaast» en zich voorts
tot de gerechtsdienaren wendende, zeide ze
«Ik herhaal u, dat mijn man niet in huis is.»
«Hoor eens, vrouwtje 1» was het antwoord
«wij kunnen op uw woord niet afgaan
vooral als meester Vos verzekert, Jat hij uw
man hier heeft zien binnengaan wij zullen
dus genoodzaakt zijn het huis te doorzoeken».
En de daad by het woord voegende, ging
het vijftal aan het zoeken in de kasten, in
de bedstede, in den kelder, op den zolder,
totdat op het laatst allen in de keuken by een
waren met de wetenschap, dat tot nu toe
alle moeite vergeefs was.
«Ziet ge wel,» zeide vrouwe Kalfsvel, dat
ge onverrichterzake terug zult moeten gaan
Waarom niet naar mij geluisterd?»
«Ho, hol» zeide Vos, «wij zijn er nog
niet. Hoe is het, kan die deur niet open
zij leidt toch zeker naar een tuintje of plaatsje?
Daar zou hij wel in kunnen zitten. Waar
is de sleutel?»
Stilzwijgend reikte vrouw Kalfsvel hem
den sleutel. De angst sloeg h'.ar om het
hart, terwijl het zweet haar uitbrak. Zij
kon geen woord uitbrengen, waat het was
alsof haar de keel werd toegenepen. Nog
een oogenblik en haarman was in de macht
van hem, die niet zou rusten voor hij met
medewerking van het kettergericht, hem
voor eeuwig het zwijgen had opgelegd.
«O, God I smeekte zij in de benauwdheid
harer ziele, «geef uitkomst!»
Vos had intusschen de achterdeur ont-
kinderan een welkomslied toegezongen.
Des avonds was het feest in de gemeente.
Aan C. Constandse en J. De Jonge,
kommiezen te water van de 2de klasse te
Bath, is vergunning verleend tot het aan
nemen en dragen der versierselen van het
Burgerlijk Kruis 1ste klasse, hun door Z. M.
den koning der Belgen geschonken.
De «Limburger Koerier» schrijft:
«De verliezen, die de Katholieke Kerk in
onze eeuw te betreuren, de stormen, die zij
te doorstaan heeft, dagen ons niet van den
kant der Calvinisten, maar van den kant
der liberalen op. De zielen, die der Katholieke
Kerk ontrukt worden, zijn in de netten van
't libersliame en niet in die van 't Calvinisme
gevangen. De wetten, die onzen godsdienst,
onze priesters en kloosterlingen verdrukken,
de wetten, die onzen kinderen het geloof aan
Christus en zijn heilig Evangelie uit hart en
geest uitroeien die wetteu danken haar
ontstaan niet aan den geloovigen protestant
maar aan 't ongeloovig liberalisme. Dat zijn
allemaal waarheden, die ieder katholiek én
door de onderrichtingen der Pausen én door
eigen inzicht moet kennen.
Ds. Gispen laat op deze alleszins juiste
woorden het onderstaande volgeu
Doch zulke stemmen vinden onder de
Roomschen weinig gehoor. De groote menigte
ziet aan, wat voor oogen is ziet naar
de uitwendige macht en schittering en gaat
mede met de Conservatief liberaie party,
als de party van de wereld, geloovende,
dat de kerk er zoodoende 't best aan toe is
Het zal vel daarin zyn oorzaak vinden,
dat ook de meeste Roomschen niet leven
u i t het geloof als levensbeginsel, maar b y
het geloof als overlevering, als wereldmacht,
voor uitwendige aangelegenheden niet te
versmaden, terwyl zy de Katholieke kerk
hartstochtelijk vereeren als, in hun oog,
de beste assurantie-maatschappij tegen de
onzekerheid en gevaren der eeuwigheid.
Ten slotte komt het voor geloovige Ka
tholieken zoowel als voor geloovige Protes
tanten daarop noer, (dat do rechtvaardige
leeft door zyn geloof. Voor de menigte der
Roomschen is dit denkbeeld nu nog even
belachelijk als voor de menigte der Protes
tanten. Want de wereld der zichtbare
dingen beheerscht over het algemeen het
leven.
De loting voor de nationele militie in het
loopende jaar zal plaats hebben te
Middelburg, Maandag 8 Febr., voorm.
9 uren voor Arnemuiden en Nieuw- .en St.
Joosland; en 10 ure» voor Middelburg.
Vlissingen, Dinsdag 9 Febr., voorm.
9 uren voor Vlissingen, 10% uren voor West-
kapelle, Biggekerke en Zoutelande en des nam.
2 uren voor Koudekerke, Oost- en West-
Souburg en Ritthem.
Veere, Woensdag 10 Febr-, voorm. 9%
uren voor Veere, Vrouwepolder en Seroosj
sloten. Het was stikdonker, zoodat de
schuilplaats op het eerste gezicht niet be
merkt werd.
«Denk je, dat hij hier nog zal zitten
man!» zei de aanvoerder der afgezonder.e»,
die nu ook het tuintje intrad, «hij heeit
ons natuurlijk gehoord en zal hier zyn
blyven zitten om ons af te wachten. Indien
hij er geweest is, is hij thans al lang over
dezen muur geklommen.»
«Daar ben ik nog zoo zeker niet van,»
hernam Vos, «en zie ik daar geen ton
staan
Bons 1 daar hoorde men de voordeur
met groot geweld openslaan.
«Gelukkigzei vrouw Kalfsvel als in
zich zelve, doch zóó dat Vos het kon hooren.
Deze viel in den strik.
«Wat?» riep hij uit, «zeg je: gelukkig?
Wacht 1 we zullen hem spoedig krijgen.
«Mannen 1» ging hy voort, «daar snapt hy
de voordeur uit», en het onderzoek plotseling
opgevende, snelde bij, gevolgd door zyn
metgezellen, de straat op, den gewaanden
vluchteling na.
Een zware last viel de arme vrouw van
het hart. Hare tegenwoordigheid van geest
had haar man gered. De voordeur, welke
oogenschynljjk gesloten was geweest, was
ten gevolge van het openstaan der achter
deur, door de daaruit ontstane trekking met
geweld opengewaaid, en den schijn, dien zij
met haar uitroep had aangenomen als ware
dit het werk van haar vluchtenden man,
had den armen Vos van de wys gebracht en
was oorzaak dat deze een tijd lang de stad
in alle richtingen doorkruiste, om eindelijk
teleurgesteld en moede en grimmend van
spijt, zich met de zynen te voegen bij de
dienaren, die onder leiding van Antonio, op
de gevangenneming van Jan Woutersz uit
waren.
Wordt vervolgd.)