1891. Ho. 31. Donderdag 10 December. Zesde Jaargang. verschijnt G. M. KLEMKERK. te Goes F. P. D'HUIJ. te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIES elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND Prqs per drie maanden franco p. p. f 0.95. Enkele nummers10.02s. UITGAVE VAN en. van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1 5 regels 50 cent. iedere regel meer 10 cent. Landbouwcrediet. De heer D. Stigter, leeraar te Goes, heeft in het Sociaal Weekblad een artikel over landbouwcrediet geschreven. Dat aan ver betering daarvan de hand diende geslagen, betoogde indertijd reeds de Landbouw-com- missie in haar lijvige rapportenzij noemde de slechte regeling van het kredietwezen een der meest werkzame oorzaken van den achterlijken toestand van onzen landbouw. En ook op het Sociaal Congres werd die slechte regeling erkend en uitgesproken dat de landbouwers te hooge rente voor het geleende kapitaal betalenen tevens dat zij voor korten termijn bij de Ned. Bank niet terecht kunnen. Daarom werd de wenschelijkheid geuit, dat een Rijkshypo- theekbank wierd opgericht, wier rente voeling hield met den stand der geldmarkt. Maar de heer Stigter pleit voor het oprich ten van crediet-kassen in coöperatieven vorm, naar het stelsel dat door Raifïeisen met veel succes in Duitschland is inge voerd. Zoo krijgt men vereenigingen die het crediet verschaffen, waaraan de «kleinere luyden» onder de landbouwers bepaaldelijk behoefte hebben. Het zijn zoo omschrijft hij nader vereenigingen in kleineren kring van nijvere lieden, die den landbouw in middelmatig en kleiner bedrijf uitoefenendie elkander kennendie elkander als het ware contro leeren, zonder elkander voor lastige contro leurs aan te zien vereenigingen wier bestuur een voorzitter, een onder-voorzitter en drie bijzitters en wier commissie van toezicht van negen ot twaalf leden, zooder veel omhaal van onnoodige paperassen en formaliteiten, die aanvragen der leden op het betrekkelijk kleine gebied, dat zij nauwkeurig kennen, spoedig behandelen en afdoen, en toezicht houden op den kassier boekhouder, de ziel der vereeniging, die, voor zijne eenvoudige en toch stelselmatige boekhouding met weinig salaris beloond, daarmede tevreden is, omdat geld voor deze bijbetrekking in dien kring een gewaar deerde, eene eer ebe trekking slechts de aanvullende belooning behoeft te wezen. De boekhouding wordt bovendien jaarlijks gecontroleerd door een der zake kundigen controleur, van staatswege aangesteld, of, nog beter wellicht, aangewezen door den Bond, dien de gezamenlijke vereenigingen vormen en waardoor het crediet in sterk progressieve mato toeneemt. En dit is noodig om de vereenigingen, in o zereenslem- ming met den aard van het landbouw-cre- diet, voorschotten te doen verstrekken op termijn van drie maanden, op langen ter mijn met jaarlijksche aflossingen inrekening courant. «Zulke vereenigingen, zegt de heer Stigter, wier kapitaal uit aandeeltjes bestaat, waarvan het bedrag voor bijna ieder door wekelijkscho of maandelijksche stortingen bereikbaar is en die tevens als spaarbank dienen voor tijdelijk beschikbare sommetjes, vormen haar reservefonds door het verschil tusschen de ontvangen en de betaalde rente; een fonds dat nimmer mag worden verdeeld en tot onderpand blijft voor het vertrouwen in de vereeniging, voor de onverzwakte werking van den kapitaalmagneet. Zoodanige crediet-kassen zijn in onze dagen eene sociale behoefte: zij behooren tot wel- zjjn van het algemeen ook hier te lande opgericht en tot groepen vereenigd te worden, gelijk bonden van honderdtallen van zulke crediet-kassen sedert jaren werken in Duitschlandï. Pogingen om een dergelijke crediet- bank op to richten, worden te Renkum, c. s. aangewend. Red. Eerbied voor den eed1 Inde tweede kamer wordt weinig eerbied voor de heilige plechtigheid der eedsaflegging aan den dag gelegd. Dit is oen waarheid, waaraan de «Boodschapper» herinnert met de volgende mededeeling. Gewoonlijk is er aan da plechtigheid van beëediging weinig plechtigs. De Griffier leidt het nieuwe lid binnen; de Voorzitter leest het formulier vooren de gekozene spreekt den eed of de belofte uit. Maar de Kamer stelt er al heel weinig belang in. Menigmaal heb ben wij oQS daaraan geërgerd. Als in een Gemeenteraad een lid wordt geinstalleerd, staan alle leden op en zien eerbiedig toe. Maar in's Lands raadszaal is dat anders. De een blijft zitten, anderen zetten hun discours met mede-leden voort, en slechts enkelen rijzen uit eerbied voor de plechtigheid van hun zetels op. Oneerbiedig genoeg dus. In een Dlattelands-raadsvergadering gaat het heel wat plechtiger toe. Toch ging het, by debe- ëediging van den heer H a v e 1 a a r, wel wat anders, 't Scheen wel alsof heel de Kamer het van belang achtte een man als den oud- Minister van Waterstaat in haar midden te verkrijgen. Alle leden stonden van hun zetel, op; er was een min of meer plechtige stilte; en toen de 'oeëediging was afgeloopen, werd het nieuwe lid van alle zijden verwelkomd, door liberalen zoowel als door niet-liberalen Zelfs de Minister Van Tienhoven, zijn opvolger L e 1 y en ook de MinisterT a k die de plannen van den heer H a v e 1 a a r steeds bestreden had, drukten het gecozen lid voor Gouda de hand. Dat de leden der tweede kamer hier plech tig opstonden, was dus niet om den eed, maar om den persoon die den eed aflegde. V Een lof waar wel wat af kan. Het Handelsblad schreef dezer dagen «Wij liberalen vormen de grootste, meest aaneergesloten parijj van ons va derland, omdat onze beginselen en idealen in de .meest volkomen overeenstemming zijn met de beste tradities van ons volk, met die vrijheidsliefde en gematigdheid, met dien hartstocht voor gewetensvrij heid en voor zelfbedwang, dat knoestige gezond verstand, dien eerbied voor gods dienst, dien eerbied voor het gezag dei- rede, welke Holland zelfstandig eo groot maakten. «Geestdrift voor vrijheid is de drijf kracht der liberalen. Deze geeft historische hechtheid aan onze partij. Die hartstocht voor de vrijheid mankt liberalen de vrien den en verdedigers van het gezag dat ten nutte van het algemeen wordt ge veerd en denken, spreken en schrijven .vrijlaat. «Want al de liberale klokken luiden hetzelfde schoone lied. Het klinkt van de carillons der hooge stadstorens, het luidt van de torens der roodbruine steden en witte dorpen te midden der groene wei den en aan de breede stroomtn Het is het oude heerlijke lied van de vrijheid». Wie dit onbevoordeefd leest, zal zich niet meer verwonderen dat Narcissus op zijn eigen beeld verliefde. Wie zou niet wenschen tot eene zoo onvolprezen partij als die van den schrijver te behooren En toch welk liberaal zal durven ontken nen dat de schildering eigenlijk te mooi is, en op deze heerlijke} idylle van «de meest aaneengesloten partij» niet wat valt af te dingen Immers, wat voor de verkiezingen werd aangetoond kwam ook in de jongste zit tingen der tweede kamer bij vernieuwing vrijwel uit, dat namelijk de liberale partij ten opzichte van verschillende zaken lang niet eenstemmig denkt. Inzake kiesrecht, in zake belastinghervor ming, in zake krijgswezen bestaat onder haar groote verdeeldheid. En ook in be trekking tot het sociale vraagstuk vielen niet minder dan drie stroomingen waar te nemen. Men had daar een groep die zooveel mo gelijk de staatsinmenging wenscht te ver- rninJerenniet zoozeer dewijl zij het in beginsel met de voorstanders der volstrekte staatsoppermacht niet eens zijn, als wel om het minder profijtelijk geblekene van dezen maatregel. Woordvoerders dezer groep zijn de heeren Hintzen en (tot op zekere hoogte) Mees. Een tweede groep trof men aan die een langzaam voortgaan op den weg der staats- bemiddeling aanbeveelt. Zij wordt gesteund door de heeren Van Houten en Rutgers. Eindelijk was daar nog een derde groep van hen die het geneesmiddel der Staatstusschen- komstzoo krachtig mogelijk wenschen toe te passen, en wars zijn van alle langzaam wer kende remedies. Haar stelsel wordt verde digd door de heeren Heldt, Kerdijk en Poelman. Terwijl ten slotte als einspaoner nog har der dan deze groep, voor haar uit draaft het radicale lid voor Winschoten, de heer Tij: dens. Zoo bogrijpt dus terstond wie wil, dat de historische hechtheid waarop het boven aangehaald artikel stoft, nog lang niet het stempel van historische echtheid vertoont. Eén ding staat echter bjj de verschillende groepen vast, en daarin zijn zij het onvoor waardelijk eensniet in antirevolutionairen zin zullen zij de verschillende quaestiën op lossen. Van het woord Gods als leiddraad voor blijvende hervormingen willen zij niet weten. En al heeft nu de antirevolutionaire partij bij monde van de heerer. Keuchenius en Beelaerts verklaard dat zij met welwil lendheid de daden der regeering wil af wachten bij monde van den heer Van Al phen heeft zij ten opzichte van het sociale vraagstuk reeds enkele lijnen aangegeven, waarlangs zij de oplossing er van zoekt. De belangrijke opmerkingen van het ge- chte Kamerlid uit Ommen in betrekking tot deze zaak wenschen wij in een voglend nommer over te nemen. Y Een liberaal overhel Sociaal Congre*. Wel niet in Zeeland maar dan toch in Groningen heeft men van liberale zijde reden kunnen vinden om een goed woord te zeggen over het jongste christelijk sociaal congres. Het liberale kamerlid, dr. Poelman, schoon afkeerig van dat zoeken naar algf-meene beginselen in de Schrift, erkent dat het Congres niet onvruchtbaar was. Hjj zegt er van: „Toch heeft het sociaal congres onzer an' tirevolutionairen meer cn beter vruchten op geleverd dan het katholiek congres van Mecbelen. De ernst, de gloed en de scherp zinnigheid, waarmede de groote vragen van den dag hier behandeld werden, zijn niet verspild aan ijdele droomery'en. Men begon wel met de Schrift, maar men hield haar toch niet altoos vastmen stapte uit den ouden tfjd over naar den nieuwen, en er werden ettelijke besluiten genomen, die be wijzen, dat men hier in vollen ernst den maatschappelijken vooruitgang wil en dat men zelfs voor forsche maatregelen niet te rug zal deinzen, om de maatschappelijke en- gelijkheid, met al het onrecht en de ellende, die zij met zich brengt, te bezweren. Geer overmatige arbeid en geen arbeid zonder voldoende belooningde arbeider geen werk tuig, maar mensch in den vollen zin van het woord; beperking van het grondbezit en geen opeenhooping van kapitaalhervor ming der belastingen naar de financieels draagkracht van eiken burger; bestrijding van de ontucht en van het misbruik van den sterken drauk, zoo noodig ook door af schaffing van het gebruik, ziedaar eenige conclusiën, die voorgesteld, besproken en aangenomen werden. Wat maakt het uit, langs welken weg men tot deze gedachteD komt, en of de gronden, waarop men ze verdedigt en aanneemt, ontleend zijn aan de schrift of van elders Deze denkbeelden zijn geen spoken uit den voortijd; ze zijn uit den geest van den nieuwen tijd ont sproten. Hunne verwezenlijking zal niet leiden tot achteruitgang, zij zal ons voor waarts drijven. Uit de samenwerking van allen, die daarnaar streven, onverschillig tot welke politieke partij zij behooren, kan niets anders dan goeds geboren worden." Voor zulk een welwillend woord, van die zijde, betaamt ons dank. Waren de tegenstanders in onze buurt ook reeds zoo ver, met hoeveel meer ingenomenheid nog wjj daarvan zouden gewagen. Faillissementen. Nog altijd vindt men lofredenaars op de 19e eeuw als den tjjd van bijzonderen vooruitgang, van beschaving van verlich ting enz. Maar wat na te zeggen van deze cijfers, die men dezer dagen onder de finantiëele berichten kon lezen FaillissementenIn het jaar 1890 zijn in het geheel 902 personen in staat van faillissement of kennelijk onvermoge* ver klaard, of 19 meer dan het jaar te voren. Van de faillietverklaarden waren 846 bijzondere personen, 34 vennootschappen, waaronder een firma en 1 naamlooze ven nootschap 21 personen werden bovendien in staat van kenneljjk onvermogen ver klaard, of 7 minder dan het jaar te voren. Onder de gefailleerden komen voor de kruideniers en winkeliers voor '13 pCt.: de kooplieden en fabrikanten in manufacturen 13 pCt. de koffiehuishouders enz. voor 9 pCt.de timmerlieden enz. elk voor 5 pCt.de broodbakkers enz. voor 7 pCt. de schoen- en laarzenmakers en de grofsme- den enz., elk voor 3 pCt,de galanterie handelaren, de kleermakers, de huis- en rijtuigschilders, de makelaars enz., de met selaars en loodgieters, de sigaren- e» tabaks handelaren, de slagers en veeverkoopers, de aannemer» enz., elk voor 2 pCt.de behan gers, de boter en kaasfabrikanten, de glas- en aardewerkverkoopers, graan- en meel handelaren, de kooplieden in turf, hout, de meubelmakers, de petten- en hoedenfabri kanten, elk voor 1 pCt. Ter zake van bankbreuk werden 33 ge- failleerden vervolgd. Van de faillissementen in 1890 geopend, werden 568 uitgespro ken op eigen aangifte, 330 op aangifte van schuldeischers en 4 op vordering van het O. M., te zamen 17 minder dan het vorige jaar. Zijn al die faillissementen soms ook be wijzen van vooruitgang en toenemende beschaving te noemen Vooral als men hierbij weet, dat in 1871 het aantal fail lissementen bedroeg 269 en dat dit getal reeds in 1880 geklommen was tot 623. En nu in 1890 niet minder dan 902! Dit maakt met 1871 een verschil van 633Zeker geen onwederlegbare bewijzen van steeds toenemende welvaart en meer dere beschaving! De Noodwet in nood. Minister Seijffardt, eens minister Ber- gansius vurigste bestrijder in de legerwet- quaestie, bemerkt dat liet makkelijker is eon wetsvoorstel al te breken, dan een nieuw te maken. Hij heeft een noodwet ingediend waarmede het land en de verdedigings middelen voorlojpig gebaat zijn. Doch het verzet tegen deze noodwet, die te veel en te weinig geeft, is zoo groot dat de com missie. van rapporteurs (opmakers van het verslag der afdeelingen over de noodwet) eenparig den minister aanraadt de wet in te trekken, wijl zij, zooals zij daar ligt, niet tot stand komt. Van partijdigheid is hierbij geen sprake, wijl de meerderheid der Kamer en der bo vengenoemde commissiënuit liberalen bestaat. De oppositie tegen de alleszins billjjke wet van den katholieken oud-minister begint zich dus, spoediger dan men dacht, te wreken. 9 December 1891. Aan den kommies der 4e klasse bjj 's rijksbelastingen J. P. W. Rumrael te Axel is op zijn verzoek eervol ontslag ver leend met ingang van 1 December '1891 en verplaatstmet 15 December 1891 de kommies der 4e klasse B. 'tHart van Pos- terholt naar Axel. Argentinië. Naar aanleiding van wat in de tweede kamer is gezegd, schrijft de heer Bauduin in de N. R. G. een en ander over de Nederlanders in Argentinië wat niet loffelijk luidt. De consul had onder andere 44 Nederlanders die bedelden, van straat opgeraapt en bij een zijner vrienden op de Estantia geplaatst gekregen. Zij wilden echter niet werken, doch wel dikwijls eten, zoodat zjj eindelijk moesten worden wegge zonden. De eonsul heeft ze toen op eigen kosten een maand lang te Montevideo ge houden en ten einde raad hen per Holiandseh schip naar Nederland terug gezonden. Sluis, 7 Dec. '91. Gelijk vroeger van hier werd gemeld, bestaat bij den heer Gerritsen c. s. te Breskens het plan in deze gemeente een beetwortelsuikerfabriek op te richten in de onmiddellijke nabijheid van het kanaal naar Brugge, de stoomtram SluisBreskens en die van Sluis naar llejjst. Te dien einde was door den heer Ger ritsen aan het bestuur van bet waterschap «Sluis aan de Wielingen» het verzoek ge richt, het uit deze fabriek verbruikte water in het uitwateringskanaal te mogen loozen. Tot groot leedwezen van de gansche be volking en ongetwijfeld ook van vele land bouwers in deze streek, heeft de meerderheid van genoemd bestuur zich ongenegen be toond, dit verzoek op de algemeene verga dering van afgevaardigden der polders, die deel uitmaken van het waterschap, in gunstige [overweging te nemen. Het be stuur van het waterschap schijnt tevens het genot van vrije uitwatering te betwisten aan die gronden, welke deel uitmaken van de voormalige vestingwerken van Sluis en van de overige platte gronden, welke tot de vroegere stad behoorden, indien men ertoe mocht overgaan deze suikerfabriek te stichten op een perceel tuingrond, gelegen binnen de stad, dat sederteeuwen vrije uitwatering bad op het Zwin en zulks nu bezit evenals de gemeenten Aardenburg en IJzendijke op de in 1871 gebouwde zeesluis aan de Wielingen. Het laat zich niet begrijpen, dat de be zwaren om eenig water afkomstig uit eene suikerfabriek in het bestaand afvoerkanaal foe te laten, zoo gewichtig kunnen zijn, om de stichting van zulk eene inrichting on mogelijk te maken, te meer, omdat de oprichting van eene dergelijke fabriek den gan«chen landbouwersstand in deze streek zou ten goede komen en uit den gedrukten toestand kunnen opbeuren. Het wil er eindelijk alhier bjj lieden die een gewoon menschenverstand bezitten niet in dat eene Wateischapsvergadering zonder hooger beroep de macht zou hebben, om sommige takken van nijverheid op die wijze tegen te houden of onmogelijk te maken, eenig en alleen door de overgeërfde meening van sommigen dat de capaciteit van de zee sluis onder Cadzand onvoldoende zou zijn, niet alleen om nog eenige m.M. water meer naar zee af te voeren, maar haar ook niet groot genoeg achten voor de H. A. welke er thans onverbeterlijk door afwateren. Het laat zich niet verwachten, dat het laatste woord in deze materie zal gesproken zjjn. Voor het belang der landbouwers

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1891 | | pagina 1