A,
ntels.
ikens,
uw.
VAN
gekleurd,
JLER
se kleuren,
NNING.
IRAJVD.
s-Etalage
J. Minnaar te MlddeIburg-
Handmoffen.
'OES.
m
ngerii
RLETTERS
Mftccractieri.
1891. No. 29.
Zaterdag 5 December.
Zesde Jaargang.
ÏABIG.
ruikte
HACCOIL
rhanden
ZWEEDEN.
"hocolade en
soorten.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKKRK, te Goes
Scheiding van Staat en Kerk.
PRIJS HER ADVERTENTIES
Gemengde Berichten.
ien
S en twee cilinder
St. Janstraat.
BES.
IAAT.
n Corsetten in alle
ico-dames-onder- en
tor kinderen, Trico-
choener», als ook ruim
Moffen, Kinderboed-
trico-Jurkjes. Tevens
ninderde prijzen van
van f0.60 en f0,50
ünair 30 cent
itlTSLETTERS
r aanbeveling,
VLISSINGEN
die p r ij z e n bij
W. DE VRIES.
Langeviele.
andacht
z., Goes,
ier en Glasier.
ei.ken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
Prijs per drie maanden franco p. p.
Enkele nummerst
UITGAVE VAN
uxwir CtlOAvIi 1 IK
Bij dit nommer behoort een Bijvoegsel.
Het eigenlijke punt uit des heeren Noord t-
zij's rede is thans aan de orde.
De heer Noordtzij wees er op dat
liberalen als van Houten met de antirevolu
tionaire party op dat punt hetzelfde willen.
Toch zoo zegt hij al mogen liberalen
en antirevolutionairen beiden voor scheiding
van Staat en Kerk zijn, de gronden waarop
zijn verschillend.
Het is heel wat anders te willen dat de
Staat zal ophouden aan de verschillende
kerkgenootschappen iets uit te keeren, o m-
dat wjj met de kerk niets op
hebben, zooals v. Houten dan wel omdat
wij in die zilveren keten gevaar zien
voor de Kerk; zooals de antirevolutio
naire kamergroep.
Als twee hetzelfde doen, is het nog niet
hetzelfde.
Er is toch groot verschil in beginsel, on
derscheid in het hoofdmotief, uit kracht
waarvan èn de liberale en de antirevoluti
onaire partij aandringen op scheiding van
Kerk en Staat; evenals wat betreft de
w ij z e waarop deze moet doorgevoerd
worden.
Ten betooge van het verschil in b e g i n-
sel slechts ééne korte herinnering aan
hetgeen zoo kort en snedig door mr. Groen
van Prinsterer in zijn tijd gezegd is. Steeds,
zeide hij, te eischen „eene meer dan zoo
genaamde scheiding van Kerk en Staat".
Én als hy een weinig omschreef, wat hij
daarmede bedoelde, dan heette het„Schei
ding van Staat en Kerk. In revolutionai
ren of in christelfjken zin Dit is thans
het bfjna overal op den voorgrond geplaat
ste probleem".
„Maar laat hij er in vragonden vorm
op volgen zal Nederland blijven in
eene zoogenaamde scheiding van Staat
en Kerk, waarbij de kerk aan een van den
godsdienst losgescheurden Staat geboeid
blijft
Ik behoef dat verschil in beginsel niet
verder uit te werken. Het spreekt duide
lijk genoeg. Maar ook betrekkelijk de wijze
waarop die scheiding moet doorgevoerd,
heerschte verschil van gevoelen, Groen vroeg
evenwel„moet de gelijkstelling van rech
ten dor gezinddeken .uitloopen op gelijkheid
van onrecht?" En met dit eene woord wees
hij het groote verschil aan, tusschen de
liberalen, naar 1789 beoordeeld, en de anti
revolutionairen bestaande, betrekkelijk het
antwoord op de vraag hoe moetde verwerke
lijking van het groote beginsel geschieden
Docli de antirevolutionaire partij is wars
van onrecht en zij toont het, daar zij alle
uitkeeringen die in 1816 bestonde» eerbie-
digd als een schuld aan de gezindheden
en nimmer tot schrapping daarvan zal
overgaan dan na aan de rechthebbenden
in kapitaal te hebben uitgekeerd wat
zij aan jaarlijksche inkomsten moeten derven.
Daarom moet dan ook, by de oplossing
van de tegenwoordige geldelijke betrekkin
gen, ons erachtens [.eerbied worden betoond
voor historische rechten; zelfs „de schijn
van spoliatie" moet vermeden worden. Op
lossing naar recht, zonder schijn van
spoliatie, met andere woorden :door recht
tot vrijheid, zietdaar onze leuze,zietdaar
het wachtwoord van de antirevolutionaire
partij zooals zij hier is vertegenwoordigd
Maar zietdaar dan ook een wachtwoord,
waarmede die partij wil palstaan, niet al
leen tegenover de pogingen, ik zeg niet
van het, maar van een radicalisme, dat
de rechten van derden zou willen schenden,
historische rechten niet achten, maar ook
tegenover een conservatisme dat er den
Staat toe zou willen brengen] om te koes.
teren een, zy het niet in wettelijken zin
dan toch door de dienstvaardigheid in de
praktijk, herlevende Staatskerk
De heer Noordtzij vrilde niet wijzen op
de welvaart der chr.geretormeerde ker
ken, die finantiëel van den Staat' loS zijn
Hij kon ander' allicht van partijdigheid of
vooringenomenheid; verdacht worden. Maar
laat de billijkheid een woordje mee
spreken. De minister van justitie zelve heeft
gezegd dat bij toepassing van het subsidie
stelsel de rechtvaardigheid niet wordt in
acht genomen. Ook heeft hij er op gewezen
dat de subsidiën voor de verschillende ker
kelijke gezindheden onregelmatig zijn toe
genomen. En dan al die kerken, 800 min
sten», die geen subsidie ontvangen tegen
over dezen is het evenmin billijk.
Vervolgens legde spreker den nadruk op
de zedelijke zijde der zaak. Hij beriep zich
daarbij op geen mindere autoriteiten dan de
Grondwet en den minister van justitie,
Het mag als aangenomen geacht worden
dat het beginsel van scheiding van Staat
en Kerk zooals het in het hoofdstuk „Van
den godsdienst" in de Grondwet is om
schreven, inderdaad inhoudt dat de Staat
in geloofszaken volkomen onzijdig moet zijn.
De minister van eeredienst zei in 1848
-Vrijheid voor allen, ook van belijdenis; de
Kerk niet boven den Staat, niet buiten den
Staat, maar zich vrijelijk bewegende in den
uwe stem op dhr.
den Staat.
'Daartegen hebben wij antirevolutionairen
nietsintegendeel in de erkentenis levende
van deze waarheid dat alle zielen onder
danig moeten zijn aan de machten over
haar gesteld, wijl er geen macht is dan van
Ged en de Overheid Gods dienaresse is, ach
ten wij dus ook de Kerk uitnemend ver
plicht te dezen opzichte een goed voorbeeld
te geven. Daarover of de kerken onderwor
pen zijn aan het gemeene recht of aan de
orde van den Staat, kan dus tusschen ons
geen verschil zijn. Wij stemmen dan ook in
met hetgeen door den minister van justitie
vroeger is gezegd: „In het beginsel van
„scheiding van Kerk en Staat ligt niet op
gesloten dat de Kerk zou staan bovenden
„Staat, evenmin als zij daaronder staat", ver
klaarde deze eens, en nog krasser drukte
hij zich uit toen hij zeide„Ook hare on
afhankelijkheid is zelfstandigheid in eigen
kring de Staat heeft zich met de
„regeling of huishouding der Kerkgenoot
schappen niet in te laten".
Is deze schoone gedachte, de zedelijke
kant van de scheiding tusschen Kerk en
Staat, reeds tot werkelijkheid geworden
vroeg de heer Noordtzij.
Het antwoord op die vraag moet ontken
nend luiden.
Ten bewijze voerde spreker o. a. het vol
gende aan
In de wet van 10 September 1853 is het
hoofdbeginsel van scheiding van Kerk en
Staat bewaard en uitgedrukt in de eerste
alinea van art- 1 „Aan alle kerkgenoot
schappen is en blijft de volkomen vrijheid
verzekerd alles wat hunnen godsdienst en
de uitoefening daarvan in hunnen eigen boe
zem betreft, te regelen.
Slechts wordt vervolgens de verplichting
opgelegd om „de bepalingen betreffende de
inrichting en het bestuur mede te deelen"
let welmede te deelen. Slechts dan wan
neer in de bepalingen of statuten der ker
kelijke gezindten iets voorkomt dat de
medewerking van het Staatsgezag vereischt,
wordt van „goedkeuring" gesproken. Slechts
dan Doch wat geschiedt, of is in elk geval
geschied
Het is voorgekomen dat door zeker rechts
geleerde voor eene kerkelijke gemeente
niet van de gezindheid waartoe ik behoor
heeft aangevraagd bekendheid bij de Regee
ring volgens de wet van 1853. Aan dit ver
zoek werd voldaan, maar toen door dien
zelfden rechtsgeleerde in dienzelfden vorm
ipsis verbis voor eene andere gemeente
van hetzelfde geloof en met volkomen ge
lijke kerkelijke inrichting, ook gevraagd
werd bekendheid naar de wet van 1853,
kon aan dien wensch niet worden voldaan.
Waarom niet? Het was dien rechtsgeleerde
ook onbegrijpelijk. Ik deel dit slechts mede
als een staaltje van de wijze waarop op
administratief gebied gehandeld wordt in be
trekking tot gemeententot kerkelijke ge
zindheden, die aanvrage doen om bekend te
zij n bij de Regeering. Nog slechts een korten
tijd geleden, evenwel vóór de optreding van
dit Kabinet, is het gebeurd dat zekere ge
meente in Friesland, die aanvraag deed om
bekend te zjjn naar de wet van 1853, werd
afgewezen om redenen, ontleend aan de
wijze waarop zij meende geregeerd te moe.
ten worden naar Gods Woord
En is nog meer.
Van de wet op de kerkgenootschappen
gesproken. Mijnheer de Voorzitter, ook met
het oog op haar een enkel woord, ter ad
structie van het antwoord op de vraag, ge
lijk dat door my in ontkennenden zin is
gegeven. De titel is: „wet regelende het
toezicht op de onderscheidene kerkgenoot
schappen". Nu weten wij allen, [dat het
woord „kerkgenootschap," vooral in de
laatste jaren, eene zeer eigenaardige betee-
kenis heeft aangenomen. De Ministar van
Justitie heeft in zijn meergenoemd werkje
te recht gezegd: „kerkgenootschap," in zijne
samenstelling reeds een genootschap van
kerken [aanduidende, onderstelt naar het
tegenwoordige spraakgebruik altijd eene
georganiseerde vereenigingvan ettelijke kerk
gemeenten onder een algemeen bestuur. De
Minister heeft ook niet ontkend, dat de
beteekenis van het woord „kerkgenootschap"
in den gewonen zin volstrekt niet samen
valt met de uitdrukking „kerkelijke gezind
te of gezindheid."
En te recht,maar dan vraag ik, indien
het ulykt, gelijk het reeds lang is geble
ken en reeds in 1848 bekend was, dat zekere
kerkelyke gemeenten zich niet als kerkge
nootschap kunnen en naar hare overtuiging
mogen organiseeren, doch slechts als ker
kelijke gezindheid, wordt het dan niet de
taak, moet het dan niet de roeping, de plicht
geacht worden van de overheid en ook
van dit bewind, te zorgen dat de vrijheid
van organisatie niet langer l elemmerd wordt?
Of moet er een directe dwang uitgeoefend
worden van den Staat op de organisatie van
kerkelyke gezindheden
In art. 1 van genoemde wet is sprake van
mededeeling van bepalingen betreffende de
inrichting en het bestuur. Ik moet mij de
opmerking veroorloven, dat kerkelijke ge
zindheden, die zich naar de Gereformeerd-
kerkrechtelijke beginselen inrichten gelyk
uit te brengen, aangezien hem onder andere ook de Christelijke Gerefor-
Tflii'f'éhire'bj&.wua'giejïibiV ^'meerde kerk, geen kerkelijk bestuur ken
nen. Daarbij spreekt men wel van meerdere
verhuringen, doch zoodra die vergaderin
gen uiteengaan, ook al is dit de „hoogste"
vergadering, de synode, is er geen algemeen
„bestuur" meer.
Waarom moeten Gereformeerde kerken nu
gedv-ongen worden om, zoo zij bekendheid
naar de wet willen erlangen, naar waarheid
bekend willen staan by de Regeering, zich
te dringen en te dwingen in een corset, dat
haar volstrekt niet past, maar knelt, belem
mert en haar onwaar doet worden Moet de
wetmedewerken om onwaarheid te bevor
deren*? Neen; ik g«loof, dat de vraag door
ieder weldenkend afgevaardigde ontkennend
zal worden beantwoord.
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent. iedere regel
meer 10 cent.
Ook de ongeregelde rechtspositie der ver
schillende gezindheden komt kwalijk over
een met het beginsel van eerlijke seheiding
tusschen Kerk en Staat en doel meer den
ken aan verdrukking van de eerste door
den laatste.
In de derde plaats nog een enkel woord
over de beantwoording der vraag in ont
kennenden zin, in betrekking tot de rechts
positie van vele kerkelyke gezindheden of
gemeenten ten onzent. Vloeit de rechtsper
soonlijkheid van eene kerkelyke gezindheid
voort uit het formeel bekend zijn bij de
Regeering naar de wet van 1853? Ziedaar
eene vraag waarover bijna niemand, die de
zaken van alle kanten heeft bezien, tegen
woordig een beslissend oerdeel durft uitspre
ken. Laatst nog zeide mij een liberaal rechts
geleerde, die veel werk hoeft gemaakt van
't kerkelijk staatsrecht „mijnheer het is een
chaos." Men is hy bedoelde met die
„men" de kerkelijke gezindheden eigen
lijk overgeleverd aan de goedwilligheid van
den rechter. Natuurlijk, hij sprak van den
rechter geen kwaad en ook ik wil van den
rechter geen kwaad denken, maar ik vraag
is het goed, dat in een welgeordenden Staat,
in een Staat, die «cheiding van Kerk e Staat
als een zijner hoofdbeginselen heeft aanvaard
en die scheiding van Kerk en Staat opvat
in dien zin. dat de Kerk vrij zal zijr;- in hare
or^i.isatie - is het goed dat dergelijke
„chaos", gelijk die rechtsgeleerde het noemde
blijft bestaan Is het wenschelyk dat zooveel
in onzekerheid en twijfel bly'ft
Onlangs is ook ten aanzien van de gemeente
Genderen, behoorende tot de Christelijke
Gereformeerde Kerk ontkend dat zij de rechts
persoonlijkheid bezat, hoewel in 1870 naar
de wet van 1853 bekend. Zij kwam in hooger
beroep en de uitspraak is geweest dat zy
subsidie voor hare school kon krijgen, omdat
zjj het geluk had reeds in 1841 krachtens
een Koninklijk besluit te zjjn toegelaten.
Is ditnu eengozonde verhouding? Gemeen
ten, die na de wet van 1853 overeenkomstig
hare bepalingen bij de Regeering zijn bekend
geworden, worden niet geacht rechtspersoon
lijkheid te bezitten, terwijl eene gemeente die
voor 1853 op Koninklijk besluit is toegelaten
wel geacht wordt rechtspersoonlijkheid te
bezitten. Moeten dergelijke misstanden nog
langer bestaan Kunnen zij inderdaad
strekken om den godsdienstvrede te bevor
deren? Is het niet wenschelyk ze zoo spoe
dig mogelijk te doen ophouden
Voor deze degelijke en welsprekende uit
eenzetting der zaak (wat zelfs door de liber
ale pers wordt erkend) verdient de afge
vaardigde uit Kampen den dank der natie.
2 December 1891.
Met hoe groote brutaliteit soms de
leugenachtigste berichten door correspon
denten van provinciale bladen worden in de
wereld gezonden, blijkt weder uit het vol
gende.
De Haagsche briefschrijver van de Mid-
delburgsche Ct. beweerde in zijn jongsten
brief:
lo. dat de heer Victor de Stuers de
omnis homo der vorige regeering zou ge
weest zijn waar deze iets te doen had op het
gebied van kunst enz;
2o dat genoemde hoofdambtenaar de ont
werper zou zijn van de door den tegen-
woordigen minister van Financiën afgekeurde
muntbiljetten;
3o. dat hij de ontwerper zou zijn van
het model der nieuwe gouden tientjes;
4o. dat de tegenwoordige minister van
Financiën deze tientjes zou hebben afge
keurd
5o. dat de heer De Stuers de nieuwe
postzegels met het borstbeeld van Koningin
Wilhelmina zou hebben geteekend;
6o. dat hij de teekening zou hebben
gemaakt voor de nieuwe ridderorde, welke
H. M. de Regentes zou hebben afgekeurd.
Deze beweringen deden de ronde door
nagenoeg heel de pers. Wij maakten er
met voordacht geen melding van, omdat
wij ze terstond wantrouwden wegens
den hatelijken vorm, waarin zjj waren ge
steld.
Uit eene tegenspraak van den heer De
Stuers blijkt thans, dat zij van a tot z
onwaar zijn. Avondpost
Middelburg 2 Dec. In het laatste verslag
van den gemeenteraad te Middelburg bepaalde
onze aandacht zich onwillekeurig bij hetgeen
de gemeente der Chr. Gereform. (parochie
St. Pieterstraat) vraagt aan den gemeenteraad.
Op het in den laatsten tjjd veelbesproken
Hofplein heeft de evengenoemde gemeente
van den tegenwoordigen eigenaar grond
gekucht, om er eene kerk op te bouwen.
Zal de straat, die tusschen deze kerk en het
gebouw van bet Zeeuwsch Genootschap loopt,
evenwijdig en ruim genoeg zijn, dan moet
de stad eenige ellen grond hebben van de
door Chr. Ger. gemeente gekochte; maar
zal deze in de Ijjn en evenwijdig kunnen
bouwen, dan moet zij van de stad grond
hebben.
Bij adres aan den gemeenteraad nu heeft
de Chr. Ger. gemeente gevraagd, om in zijn
>n in haar belang grond te ruilen en te
koopen, dewijl zij heel wat ellen meer moet
hebben. Voor eene schouwburg, weten
we, werd de grond voor niet gevraagd, en
verkregen voor half geld.
Hoe zal dat gaan, nu het niet voor eene
schouwburg, maar voor een kerk is Niet
alleen moet de kerk voor evenveel mensehen
dienen als de schouwburg, is ze ook voor
ieder toegankelijk en heeft ze beschaving,
verheffing, veredeling en nog veel meer
ten doel, maar daarenboven zijn de menschen
die haar begeeren in de verste verte niet
zoo vermogend als zij zijn die den schouw
burg wenschen. Wij zijn inderdaad benieuwd
hierover den voorzitter van den gemeenteraad
eens te hooren.
Tot onzen spijt kunnen wij van de
lezing van Talma over het Sociaal Congres
geen verslag geven. WTij weten niet of de
pers toegangskaarten heeft ontvangen, recht
gevend op een gereserveerde plaats. Wij
weten alleen dat onze verslaggever evenals
zoovelen van het publiek onverrichter zake
moest terugkeeren, j dewijl zelfs de gang
overvol was.
Bij deze belangstelling steekt overigens
koud af dat voor een dergelijke lezing te
Goes door de hh. Plazier en Buijse, jongst
leden Maandagavond slechts 19 hoorders
waren opgekomen!
Een wetsontwerp eener progressieve
belasting op het vermogen heeft het depar
tement van financiën verlaten.
Uit een schrijven van ds heeren
v. Nunen en Walter heeft ook [de 2e
samenkomst der katho.ieke eerste- en tweede
kamerleden niet tot de gewenschte een
stemmigheid kunnen leidenalthans er is
met algemeene stemmen aangenomen een
motie om te verklaren dat de heeren het
niet eens zijn in zake een programma der
partij en een daarmede in verband staande
aansluiting aan de centrumsclub (de dissi
dente katholieken].
By kon. besl. is, aan mr. L. A. Bijbau,
op zijn daartoe gedaan verzoek, eervol ont
slag verleend als kantonrechter-plaatsvervan-
ger in het kanton Goes, en benoemd tot
kantonrechter-plaatsvervanger in het kanton
dhr. G. H. van der Meer Mohr., te Goes.
Bij de Dinsdag te St. Maartensdijk
gehouden verkiezing voor een lid van den ge
meenteraad waren uitgebracht 159 geldige
stemmen. Hiervan verkregen de heeren N.
J. Nelisse 62, A. Kloet Mz. 46 en I. P. Hage
Cz. 29 stemmen, terwijl de andere stemmen
over verschillende personen verdeeld waren.
Er moet dus herstemming plaats hebben
tusschen de twee eerstgenoemden.
Aan de politie te Botterdam werd kennis
gegeven, dat eene moeder en haar zoon in
hoogst armoedigen en ziekelijken toestand
zich bevondenin hunne bovenkamer in pand
no. 13 aan het Spinhuiswater. Bij onderzoek
bleek, dat beide personen zich geruimen
tijd van de wereld hadden afgezonderd en
van de door hen bewoonde kamer niet af
kwamen;de deur hielden zij steeds zorgvuldig
gesloten. Zij leefden van eten, dat hun soms
door de buren door eene opening in het
beschot werd toegestoken.
De politie verschafte zich toegang. In het
vertrek vond men niets anders dan een
hoop lorren, waaronder de bewoners, die
nagenoeg van kleederen waren ontdaan,
sliepen. De kleur van hun huid was niet
te onderkennen onder de laag vuil, die er
op lag. Zij waren nagenoeg wezenloos en
toonden zich menschenschuw.
Per ziekenwagen werden zij naar het
Ziekenhuis overgebracht.