1891. No. 28. Donderdag 3 December. Zesde Jaargang. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK. te Goes F. P. R'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIEN GELIJK RECHT LANDBOUW. Gemengde Berichten. U ëlken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND Prijs per drie maanden franco p. p. f 0.95. Enkele nummersƒ0.02'. UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Scheiding van kerk en staat is jarenlang het ideaal der liberalen en het schibboleth der antirevolutionaire partij geweest. Niet zelden werd een deel van het an tirevolutionaire kiezersvolk in den waan gebracht, dat er geen kerkelijke quaestie in ons vaderland bestond en dat vrat de verhouding tusschen staat en kerk betreft, alles zoo billijk mogelijk geregeld was. Dien schijn had het althans. Bij de jongste grond wetsherziening vatte de heer Lohman de zaak weer eens principiëel aandoch het bleef hy zijn eene rede. Geen der partijen ging op zijne beschouwingen in. De anti revolutionaire minister van financiën de heer Godin de Beaufort had blijkbaar een open oog voor de oplossing dezer belangrijke quaestie. Ware hij langer aan het roer ge bleven, allicht ware men de oplossing eene schrede nader gebracht en naar men ver luidde was de antirevolutionaire partij in de kamer het met artikel 20 van «Ons Program» eenslosmaking van den gelde- lijken band tusschen kerk en staat, mite na uitkeeririg aan de rechthebbenden van de gekapitaliseerde renten, thans nog in deD vorm van tractementen, enz. uitgekeerd. Nu onze partij weder in de minderheid is, dacht men dat de eenstemmigheid op dit punt jweder zoek was geraakt. Toch scheen dit maar zoo. Immers de heer Noordtzij die Woensdag over deze zaak het woord voerde namens de club, verklaarde dat deze eenstemmigheid nog wel degelijk aanwezig was. Doch hooren wij den spreker zei ven. Eerst herinnerde hij aan deze woorden van den heer Beelaerts Onze trouw aan de beginselen die ons hei lig en dierbaar zyn, omdat wy daarvan het hoogste welzijn voor het vaderland verwach ten, blyve ongerept. Ook zullenwy daarvoor blpven getuigen. Daarop laat de heer Noordtzij volgen Ik herhaal deze verklaring, omdat er niet weinigen zijn die meenen dat de anti revolutionairepartij, gelfik zij in deze kamer vertegenwoordigd is, op dat gebied volstrekt niet eenstemmig zou zijn. Men vergist zich en naar ik hoop en veronderstel, te goeder trouw. Over de scheiding van Staat en Kerk door een zeer geacht lid der liberale partij ook mfjns inziens terecht genaamd het hoofd beginsel van ons staatsrecht", wensch ik thans to sprekenen wel zoo dat ik de vraag stel of dat hoofdbeginsel van ons staats recht reeds zoodanig is doorgewei kt dat de kerkelijke gezindheden geacht kunnen wor den vrij te zijn en gelijk recht te heb ben. Die vraag stel ik niet alleen met het oog op de financiëele maar ook in ver band met de zedelijke zijde van het vraagstuk. Spreker wenscht de quaestie voorwerpe- lyk te bespreken, en niet als lid van de eene of andere verongelijkte kerk. Hij beeft niet als «afgescheidene» het woord gevraagd, maar als volksvertegenwoordiger. Vooraf echter vergunt mij de opmerking dat ik deze quaestie hier niet ter sprake breng als lid van een zekere kerkelijke ge zindheid, welke dan ook. Ik heb daaraan, omdat ik behoor tot een kerkelijke gezind heid die tamelijk welvaart en naar de wet van 10 September 1853 bekend is. niet de minste behoefte. Doch wat ik mijn plicht reken te zijn is dit, dat ik hier heb te spre ken als volksvertegenwoordiger die onder anderen ook het artikel onzer Grondwet heb bezworen dat, naar luid van een geacht liberaal rechtsgeleerde, in meer rechtskundi gen zin het voorschrift inhoudt: .dat de Staat aan alle kerkelijke, zedelijke lichamen geljjk recht verzekert, zonder het eene hoven het andere te bevoordeelen". Spreker herinnert dat de geldelijke (finan ciëele) zijde der quaestie reeds bij het jong ste debat over het Adres van Antwoord Is ter sprake gebracht door mr. r. Houten,en wel in verband met de wijze waarop de liberale partij meerderheid is geworden. Natuurlijk een consekweat (zich gelijk blijvend) man als mr. v. Houten moet zich wel minder aangenaam gestemd gevoelen by den aanblik van die verkregen meerder heid, als hi] denkt aan wat hjj zelf noemde, h et feit dat aan de meerderheid toege voegd zijn ook leden die gekozen zijn ten gevolge eener minder goede verslandhou ding tusschen de antirevolutionaire partij en een groep synodalen, die vroeger met haar stemden. Synodalen die zich vroeger met de antirevolutionairen konden vereeni gen, hebben zich (zegt hij) „bij ons aange sloten. Blijkbaar wil die groep hare hulp duur laten betalen door langzamerhand te trachten de liberale party in een Synodale om te zetten". pe heer v. Houten schynt te vreezen voor dien invloedby voegt aan de daar luist aangehaalde woorden dezebeteekenis- Olle zinsnede toe: „Wil echter onze rech. tervleugel" (der liberalen) „voor de synoda len het hek openzetten, dan zal ik van mijn kant dat eveneens gaarne doen voor de anti-synodalen, die het beginsel van scheiding van Staat en Kerk tot waarheid willen maken". Een zijdeliagschebedreiging dus? En waar om Slechts om die enkele leden Of ook om hetgeen ter verkrijging van die en kele leden bij de verkiezingen in liberalen kring is geschied? Zeker ook het laatste, want waar hy gewaagt van de hulp, die door genoemde groep zou worden gevraagd, heeft de heer van Houten ook gezegd „dat die hulp in zyn kring niet gevraagd en niet gewenscht is." Toch zoo gaat de heer Noordtzjj voort hebben de liberalen in den lande wel degelijk op de hulp der «synodalen» bij de jongste verkiezingen gespeculeerd. Toch wettigt het door mr. v. Houten gesprokene tot de vraag, wat de liberale party nu met de scheiding van kerk en staat zal doen. Wat zal de liberale partij nu doen in be trekking tot wat een barer corypheeën „het hoofdbeginsel van ons staatsrecht" heeft ge noemd Spreker heeft er nogal moed op. Als ik mij herinner dat het juist de libe rale partij is geweest die het beginsel van scheiding van Kerk en Staat heeft voorge staan, die dat beginsel, trots veler weerzin, heeft doorgezet in ons staatsrecht; als ik mij herinner dat door een liberaal oud-Minister in een rapport aan Z. M. den Koning in 1878 is gezegd scheiding van kerk en staat is het cement onzer volkseenheid en het plechtanker van ons zelfstandig bestaan", dan vermoed en veronderstel ik dat de liberale party genoeg liefde zal hebben voor onze volkseenheid, en sympathie voor ons zelfstandig bestaan om geen terugtred te doen in de richting van scheiding van Staat en Kerk. Bij de warmte der jongste verkiezingen is die richting door de liberalen verlaten. Zij zwegen er eenvoudig van. De leuze «Scheiding van kerk en Staat» werd ver loochend, of althans geraakte onder de ko renmaat. Maar enfin, nu zullen zy zich beter houden en de heer Van Houten heeft, blijkens het boven aangehaalde ook zelfs om onzen steun gevraagd. De heer Van Houten heeft ook ons anti revolutionairen uitgenoodigd mede te wer ken om een oplossing te geven aan deze beginselenquaestie en wel „door te breken met de bepaling van art. 171 der Grondwet en daarvoor in de plaats te stellen de" (zijns inziens) juiste bepaling van de Grondwet van 1798, dat elk kerkgenoot schap zorge voor het onderhoud van zyne dienaren en gestichten". En nu mag als bekend ondersteld worden dat de antirevolutionaire partij reeds lang op de toepassing van dergelijke bepaling heeft aangedrongen, op de noodzakelijk heid van doorvoering van het groot beginsel heeft gewezen. Spreker herinnert tevens aan het Pro gram van Actie van 1888 en dat van 1891. Het program van actie van 1888 herin nert „dat regeling bij de wet van uitbeta lingen, die geschieden krachtens art. 171 der Grondwet ter bevordering van de rechts gelijkheid noodzakelijk is. Ja de party sprak het toen zelfs uit, dat herziening van de Grondwetsartikelen, regelende de verhouding van den Staat iot de Kerk, teneinde den financiëelen band tusschen Staat en Kerk los te maken, behoefte is. Ook bij de jongste verkiezingen is het on omwonden door haar beleden dat „herstei voorzooveel dat aan de Overheid staat, van den godsdienstvrede in het land, door de uitvoering van artikel 20 van het antirevo lutionair program, zoo spoedig mogelijk by organieke wet voor te bereiden", noodza kelijk kan, noodzakelijk moet genoemd worden. Toch zoo liet de spreker er op vol gen, is het lang niet hetzelfde of me» van revolutionair, dan wel van antirevoluti onair standpunt de verhouding tus*chen kerk eh staat bespreekt. De revolutionaire scheiding van Kerk en Staat of Godsdienst en Staat, verlangt de antirevolutionaire partij natuurlyk in geeneu deele. Doch hierover in een volgend nummer. Met twee matenl In een Londensche Correspondentie in de Nieuwe Rotterdammer Courant komen enkele mededeelingenen is verband daarmede eenige opmerkingen voor die men in een blad van die kleur niet zoeken zou. Er wordt namelqk gewaagd van een pas ge- voerden verkiezingsstrijd tusschen de «Ge matigde» en «Vooruitstrevende» partijen, waarbij de sehrijver zyn blijdschap te ken nen geeft over den voor de gematigden te Londen zoo glorierijken uitslog. Hy schrijft »De mannen die den hoofdelijken om slag voor schoolcommissiekosten te Londen hebben opgedreven tot één shilling per pond, en er op snoefden dat zij dien omslag desnoods wel op twee shillings per sovereign zouden schroeven, zijn ge voelig geslagen en daarover kan niemand rouwig wezen.» En verder: »De beteekenis der schoolraadverkiezin- gen is dat er een einde komen zal aan de krankzinnige jaarwedden, aan «supe rieure» onderwijzers en onderwijzeressen betaald, die in kinderscholen niet verlangd worden: aan den bouw van weelderige schoollokalen, op plaatien waar zij over bodig zijnaan het sluiten van allerlei nadeelige contracten, zonderdat er gelet is op het geld der burgerij, waarvan het gevolg is geweest, dat wij hier eenen hoofdelijken omslag voor schoolcommissie- onkosten hebben, dubbel zoo groot als die te Birmingham.» Ten slotte schrijft bij »Maar het beteekent bovenal, dat er een einde komen zal aan den kostbaren nonsens der berijders van stokpaardjes, welke de lagere school te Londen een voudig misbruikten om hunne zucht voor nieuwigheden bot te vieren onder het voorwendsel van vooruitgang. Men zij vooruitstrevend zooveel men wildoch dat beteekent niet dat men al de dure krankzinnigheden van de meer derheid zou moeten beamen. Piano's en muziekles op de lagere scholen was al erg genoeg, maar nu zijn zwemscho len er by gekomen. Geen lagere school compleet, zeggen zy, of er moet in zyn een bekken, waarin de kleinen gebaad worden en zwemles ontvangen. Op die manier voortgaande zuüen zij van ons gaan verlangen, dat wij de kleinen voeden, kleeden, en voor hun pleitier op reis zenden op onze kosten maar aan alles komt een einde, ook aan het geduld ier lankmoedigste burgery.» Men lette dus wel opHet is hier niet het beginsel, maar de overdrijving die deze aanverwante partyen verdeelt. Net als bij ons, zouden wij zoo zeggen. Toch is er veel waars in wat deze corres pondent schrijft; schoon veel van wat hij veroordeelt, in ons land zelfs door de kalm- sten zijner geestverwanten reeds werd tot stand gebracht of wordt begeerd. 2 December 1891. De acht ministersMackay, c. s. die gaarne nog vier jaren, ja zoo de belangen* van Koningin en Vaderland het eischten, hun levenlang hunne zware taak zouden hebben vervuld, doch by de jor.gste verkie zingen voor liberale bewindslieden moesten plaats maken, zyn thans op pensioen gesteld. Het blad van D >mela Nieuwenhuis, en blij kens de overneming door de Goe'clte Cou rant, ook een Belgisch blad hebben daar het hunne, dat wil natuurlijk zeggen het hatelijkste van gezegd. Doch opmerkelijk is dat blijkens de Goesche Courant, alleen de pensioneering van Minister Lohman aan leiding tot minder gemanierde aanmerkingen scheen te geven. Reeds vroeger was in de Tweede Kamer ge vraagd hoeveel pensioen den oud-gouverneur Lohman slechts toekomten thans wordt een Belgisch blad gebruikt, waaraan men dan quasi het bericht ontleent, om het te hoege pensioen van den minister Lohman te laken. Deze tactiek hebben de liberalen van hun vriend Multatuli geleerd; alleen met dit onderscheid dat hij het minder geniepig, meer op den man af deed. Na de pansioneering toch van jhr. de Brauw die ook slechts zeer kort minister was, sehreef deze leermeester van het den kend deel: «Dat de Koni»g, de Ministers, de Kamer laden onbekwaam zyn \of erger: zie de voor genomen tindiafstal op Blitoeng 1) weten wy nu eenmaal. Dat de daaraan schukli gen niet vervolgd worden is in den regel. (Die de Brauw is «onderdankbetuiging voor de doer hem bewezen gewichtige diensten» gepensioneerd. De vent is nog betrekkelijk jong en staat nu levenlang op het budget voor 11500 'g jaars. «'t Is weinig om 'wat hij ten behoeve der dieven heeft willen doen, maar daar hy dan ook overigens niets /erricht had, vind ik f1500 te veel, enz.» De Goesche Crt, of liever de liberale pers heeft destijds terecht geweigerd deze lafheden, een oud minister ais jhr. de Brauw betref fende, te verspreiden. Maar waarom dan nu niet eveneens het beleedigend bericht om trent den oud-minister Lohman op haar weg laten liggen Waarom zoo gretig het bericht uit de Indépendance overge nomen, waar dat van Multatuli, haar vriend, nog wel, met zekere kieskeurigheid was genegeerd Zou het peil dezer bladen sinds dien tijd gedaald zijn; ol moest de naam Loh man weer eens door het slijk gesleurd worden Benoemd tot ingenieur van den pro vincialen Waterstaat in Zeeland te Zierikzee de heer J. M. W. van Elzelingen. Aan den minister vau Staat, oud- rainisier van Koloniën mr. A. baron Mackay is een pensioen van f4000 'sjaars: en aan den oud-gouverneur van Suriname jhr. mr. M. A. de Savornin Lohman een pensi oen van f 3098 's jaars verleend. De heer J. A. C. Nonhebei, vice-con sul te Rosario de Santa Fé is in die hoe danigheid door de Argentynsche regeering erkend. In de Vrydag gehouden vergadering van het Nederl. Landbouw-coinilé werd in de Commissie tot wijziging der statuten onder anderen benoemd de heer J. J. v. Weel van Wolfaartsdijk. In betrekking tot hetlandbouw-weekblad werd meegedeeld dat de uitgevers De Bussy en Tjeenk Wil link aangenomen hebben voorloopig voor drie jaren het blad te drukken. De strekking van het weekblad is tweeledigeen zich bezighouden met agrarische toestanden en daarnevens met meer practische zaken op landbouwgebied, opdat door die samenwer king het blad een waardige plaats op staathuishoudkundig gebied irmeme. Men rekent op een oplage van meer dan 10.000 exemplaren. Prof. Corl v. d. Linden zal als raadgever voor het blad optreden en de heer Rein- ders te Wageningen als hoofdredacteur worden benoemd. Tot commissarissen zjjn benoemd de hh. Fontein de Jong, Sickesz en Bultman. Een landbouwer uit Oudendijk moest voor eenige dagen te Gorinchem een vet en zwaar varken afleveren. Toen hij zyn varken woog, viel het fgewicht hein niet mee. Doch hierop wist hy raad. Fluks werd een mengseltje van klei en zand klaarge maakt en de lichte vriend knor-knor werd gedwongen deze, zelfs voor varkens onsma kelijke spijs naar binnen te werken. Het bleek daarna dal het levend spekmagazyn, eenige ponden in gewicht was toegenomen en nu ging de boer met zijn zwaar beestje op weg. Bij den kooper te Gorinchem gekomen zou het dier weer gewogen worden. Doch op de weegschaal zakte het ineenhet bleek door het onverteerbare hapje gebarsten te zijn. Van den verkoop was geen sprake meer en het varken moest voor weinig geld van de hand gedaan worden. Door den predikant der Ned. herv. ge meente te Dinksperloo ds. J. W. Kautzman, wordt, zoo meldt de Arnh. Ct., een eigen aardig middel toegepast, om den sterken drank te bestrijden. Jongelieden, die hun huwelijk kerkelijk door hem wenschen te doen voltrekken, moeten vooral beloven, dat geen sterke drank op de bruiloft zal geschon ken worden. In het militair hospitaal te Schoon hoven worden zooveel zieken verpleegd aan de influenza lijdende, dat men iu de kazer ne een kamer voor zieken heeft moeten inrichten.— Een echtpaar te Venloo dat een bierhuis hield, is sedert eenige dagen stilletjes verdwenen met achterlating van zes kinderen van 2 tot 11 jaar, waaronder 2 idiootjes. Uit China zyn de ontzettendste bijzon» derheden ontvangen omtrent den christen- moord in Taku, aan den mond der Peiko, welke ongehoord wreed was. Zelfs in de Chi- neesche jaarboeken vindt men er de weêrga niet van. De Belgische zendelingen en be keerlingen hadden geen kans op ontsnappen. De slachting begon met de inlandsche chris tenen. Jonge kinderen werden klein gehakt en daatna op een vuurgebraden. Belgische nonnen werden gruwelijk mishandeld; daar na de hersenen ingeslagen. De wreed ge martelde Belgische zendelingen verdroegen de folteringen zeer gelaten. Aan een werden tong en hart uitgerukt. Na het bloedbad werden de moordenaars door den hoofdman darijn van het district feestelijk onthaald 1 Uit Mongolië luiden de tijdingen ook ove rigens zeer ernstig. De opstandelingen groei en aan en rukken onverlet voort. Nog ver scheidene steden vielen hun in handen. De leider van den opstand te Chen King met name Kolot, is gevangen genomen en ter dood gebracht. In Duitschland is een toestel uitgevon-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1891 | | pagina 1