1891. No. 23.
Zaterdag 21 November.
Zesde Jaargang.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK. te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES
Dr. A. PIERSON EN DE VRIJE
UNIVERSITEIT.
elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
Prjjs per drie maanden franco p. p. f 0.95.
Enkele nummers/0.02s.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Bij dit nommer behoort een Bijvoegsel.
Gelijk niet alle antirevolutionairen inge
nomen zijn met bovengenoemde stichting,
zoo staan ook niet alle liberalen er vijandig
tegenover.
In een der jongste geschriften van den
liberalen professor Allard Pierson komt ten
minste zeer veel voor, dat van waardee
ring van de Vrije Universiteit getuigt en
waardig is, na reeds in de wetenschappe
lijke kringen te hebben dienst gedaan, ook
in onze volkskringen bekend te worden.
Het is van een liberaal, en wel een,
wiens talenten hem recht geven voor tien
door te gaan.
Wij drukken hieronder een gedeelte van
zijn welwillend betoog over
«De Universiteit op Gereformeerden grond
slag», zoo schrijft hij, «trekt te weinig aan
dacht van hen, die zich aan de beschaving
van ons volk gelegen laten zijn. Voor een
groot deel is dit het gevolg van de on
verschilligheid, die zich in ons Vaderland
kenmerkt ten aanzien van wijsgeerige ver
schijnselen. Voor een ander deel is het even
laakbare ondankbaarheid. De onbeduidend
heid onzer zoogenaamde beschaafde krin
gen is zoo groot, dat men de offervaardig
heid van burger en boer, die een Gerefor
meerd onderwijs van allerlei rang en daar
enboven Gereformeerde kerken sticht en in
stand helpt houden, nauwelijks met genoeg
erkentelijkheid kan begroeten. Een bur
gerklasse, die hare belastingen betaalt waar
uit zoovele richtingen worden bekostigd in
wier bestaan zij zich niet kan verheugen en
die bovendien zich de ons allen beschamen
de weelde veroorlooft, van inrichtingen naar
eigen geest en stempel in het leven- te
roepen een burgerklasse die daarmede
toont voor hoogere belangen, gelijk zij die
verstaat, niet alleen de min kostbare «sym
pathie» te gevoelen, waarmede men in ons
Vaderland zoo uiterst mild pleegt te zijn,
maar zich voor die belangen ook ontberin
gen te willen getroosten, heeft recht op
onzen dank. Zij verheogt de waterpas on
zer natie; zij is voor haar deel het zout
van ons volk. Hoe zelden steken wij zelf
de hand in den buidel voor onze meest
gevierde idealen? Hier wordt het aanhou
dend en bij toeneming! gedaan. Het on
derstelt een zedelijke overtuiging, een wils
kracht, een toewijding, die grooten eerbied
afdwingen en ons met verlangen doen uit
zien naar den tjjd, waarop een billijker
staatregeling praktisch deze deugden zal
kunnen aanmoedigen, door hare beoefening
gemakkelijker te maken voor in den regel
weinig gevulde beurzen.»
En dan laat hij over de leidende gedach -
te die haar in het leven riep zich aldus
uit
Het is een methodologische vraag, die
met het bestaan der Vrjje Universiteit op
Gereformeerden grondslag is gegeven. Het
is die Universiteit naar ik meen, er niet
om te doen de dogmata van de Nederland-
sche Hervorming tot criteria te verheffen
van de uitkomst van wetenschappelijke on
derzoekingen. Evenmin gaat zij uit van de
stelling, dat aan de methode van denken,
die Calvijn is gevolgd, een methode zou zijn
te ontleenen, die proefhoudend kan blijken
bij de beoefening van elke wetenschap.
Het schijnt mij toe, want bij het ont
breken van een genoegzaam aantal duide
lijke verklaringen, afkomstig van de stich
ters der genoemde Hoogeschool, betaamt
het met omzichtigheid te spreken, dat
de methodologische beteekenis der Vrije
Universiteit in geheel iets anders moet wor
den gezocht, namelijk in den eisch dat de
godsdienstige en wetenschappelijke vorming
niet uit elkander worden gerukt.
Ik beken tot deze formule gekomen te
zijn, niet op grond van officiëele teksten,
maar tengevolge eener redeneering. Ik
heb mij afgevraagd: wat kunnen verstan
dige mannen in onzen tijd hebben tegen
hetgeen ik kortheidshalve zal noemen onze
wetenschap Kunnen zij bezwaar vinden
in het aannamen van natuurwetten Kun
nen zij het nut en de onmisbaarheid mis
kennen van die onderstellingen, die ons
wel buiten het gebied van het zinnelijk
waarneembare voerenmaar toch alleen
worden uitgedacht om verschijnselen te
verklaren Kunnen zij de weldaad der
kennis verachten Haar gebied willen be
perken? Het is ongerijmd, iets van dien
aard te onderstellen. Waarom dan niet
met ons medsgegaan Waarom onze ge
lederen niet versterkt? Waarom eene af
zonderlijke Universiteit opgericht?
Er kan slechts een reden voor wezen,
en die reden moet gelegen zijn in den
wensch om het éene te bevorderendat
juist aan onze wetenschap krachtens haar
geheelen aanleg ontbreekt. Onze weten
schap kan in verband worden gebracht met
het godsdienstig leven harer beoefenaars
wordt er niet zelden mede in verband ge
bracht, maar dat verband wordt niet gezocht.
Het blijkt inzonderheid uit onze inrichtin
gen van Hooger Onderwijs. Zij beoogen in
geenen deele de vorming zoowel van den
religieusen als van den wetenschappelijken
mensch. Deze tweeledige vorming kan alwe
der geschieden onder den invloed van den
een of anderen persoonmaar geen hoog
leeraar verzaakt zijn plicht, wanneer hij
zich van het godsdienstig leven zijner hoor
ders onkundig houdt, of het alleen gedenkt,
om het niet noodeloos te kwetsen. Wij po
gen den wetenschappelijken geest te bevor
deren, en zijn terecht van oordeel, dat dit
pogen niet slagen kan zonder tevens een
geest te bevorderen van hoogen zedelijken
ernsteen ernst, die ook de vroomheid
louteren kan, maar dit een en ander ge
schiedt indirectgeschiedt niet omdat wij
het willen, maat terwijl wij het wenschen
geschiedt in de evenredigheden, die toege
laten en zelfs bepaald worden door bet bij
zondere vak, waarin wij onderwijs geven
geschiedt, eindelijk, wat de wettelijke in
richting van ons Hooger Onderwijs betreft,
toevallig. Als vertegenwoordigers der weten
schap hebben wij formeel het volste recht
beginselen in te prenten, die de onderschei
dene godsdiensten niet in achting bren
gen ;j die alle zedelijke theorieën als betwist
baar voorstellen, die in het afgetrokkene
beschouwd, leiden kunnen tot omverwer
ping van onze staatsinstellingen, althans
tot veroordeeling van haren geest, gelijk
wij evenzeer, uit een formeel oogpunt, het
recht hebben, een sterk reactionnair karak
ter aan ons onderwijs te geven. Aan de
zelfde Hoogeschool kunnen en mogen in
hetzelde vak krachten arbeiden, die elkan
der tegenwerken. Alhetwelk geen zin zou
hebben, wanneer wij niet, om welke reden
dan ook, voor de wetenschappelijke vorming
onzer studenten opzettelijke bevordering van
hun gemoedsleven ontbeerlek en zells scha
delijk meenden te zijn.
Het is hierin, dat de Vrije Universiteit
van ons verschilten het blijkt dus al aan
stonds dat hetgeen ons methodologisch ver
deelt, niet in de eerste plaats betrekking
heeft op onze opvatting van de wetenschap,
maar van het onderwijzen der wetenschap.
Ten slotte zal elk pedagogisch verschil,
wanneer het de opleiding van studenten
raakt, op een verschil tan aanzien van den
aard der wetenschap uitloopen. Maar nog
eens ons geding gaat niet van den aanvang
over dit laatste. Voorop staat, dat wij over
de school anders denken, zij het ook de
hoogste school. De Vrije Universiteit be
gint niet met de wetenschap, maar met het
Hooger Onderwijs te hervormen. Die her
vorming tast, gelijk van verstandige men-
schen verwacht kon worden, ons Hoo
ger Onderwijs niet op bijzondere pun
ten maar in zijn eigenlijk wezen aan,
en stelt dus tegenover onze weigering, we
tenschappelijke en godsdienstige vorming
opzettelijk te vereenigen, de leer, at zij
nooit gescheiden mogen worden.
Nog verder gaat Dr. A. Pierson en prik
kelt zelfs het tegenwoordig liberaal Minis
terie om ook de Vrije Universiteit ten op
zichte van de diploma's ter wille te zijn.
Zij wier beteekenis en gave voor mij
uitsluitend gelegen is in haar werkzaam
geloof aan de mogelijkheid en het nut van
de Protestantsch godsdienstige opvoeding
onzer natie, heeft thans al hare veelszins
uitnemende krachten vrij, om ook theoretisch
de waarde, de onmisbaarheid dier opvoeding
te doen blijken voor elk, die in eigen gees
telijk welzijn gelijk in dat van zijn volk
belangstelt. Ik zou mij verheugen in een
waarlijk vrijzinnige Regeering die haar op
onbekrompen wijs en zonder achterdocht
bejegende. Men heeft in Regeeringskringen
dikwerf zooveel op met particulier initiatief.
Hier is het zoo ergensen hier kan die
ingenomenheid door het wegnemen van
belemmeringen worden getoond.
Wat de spot doet.
Ootmoedig en rondborstig verklaarde de
zer dagen de hoofdredacteur van «Het Han
delsblad» dat hij onder den invloed der
wekelrjksche spotprenten van «Uijlenspiegel»
van de Calvinisten die het jongste congres
saamstelden eene zeer minne voorstelling
had gehad, doeh na eigen waarneming het
nu beter weet.
Hoe is 't mogelijk zoo vroeg «de Stan
daard», daar gij immers in 1880 ongeveer
dezelfde bekentenis hebt afgelegd
Den 21 October 1880 was namelijk de
Vrije Universiteit te Amsterdam geopend
en toen zag de hoofdredacteur van «Het
Handelsblad» ook die stoere Calvinisten
bijeen, en ook toen was hij onder den in
druk van de nobele gezichten dier man
nen en kapittelde hij «Uilenspiegel» over
zijne laffe prentjesmakerij. Hij schreef:
„Het was belangrijk die schare van lie
den aan te staren, die het ruim vulden en
wier giften deze Hoogeschool oprichtten en
steunen. Men zou die mannen, die, toen
het orgel begon te spelen, onmiddellijk een
psalm aanhieven, overal in de wereld ge
kend hebben als Hollanders. Men zag niet
die domme gelaatstrekken, welke men den
antirevolutionairen op spotprenten toekent,
maar vele ernstige, goede, oud-Hollandsche
gelaatstrekken, met breede bovenlip en vast
besloten mond.
„De Ruijters graftombe kon licht tot
achtergrond strekken van vergaderingen van
Nederlanders, die zijn hoogen aard, zijn
liefde voor godsdienst en vaderland, zijn
trouw aan beginsel minder tot eer verstrek
ten dan deze vereeniging van ernstige lie
den, die voor hun overtuiging en beginsel
zooveel over hebben en die openlijk belijden.
„Hun beginselen zijn de onze niet en
hun theocratie zullen we steeds bestrijden,
maar er is iets zeventiende-eeuwsch in hun
pogen en streven, dat ons doet gevoelen
in hun midden dat we onder landgenooten
zjjn, gemeenschappelijke erfgenamen van
een heerlijk verleden. Wij brengen dr. Kuy-
per als rector der nieuwe vrije universiteit
„het eere-saluut van ons woord", want we
bewonderen de geestdrift en waardeeren
de geestkracht, Jdie hem en den zijnen tot
deze ons onmogelijk toeschijnende poging
moed geeft".
T-.recht schrijft het liberale blad «De
Amsterdammer», die deze herinnering ter
tafel bracht
Zoo ziet men welk een macht de duivel
der spotternij heelt, vooral als hij met
prentjes werkt. Telkens verzet de engel in
den mensch zich tegen zijn bekoringen en
telkens duikt die engel weer onder dein
zende voor zijne toovenarij. Zoo leeft de
gevoelige sterveling steeds in gevaar, en dat
in toenemende mate. Want de spotprenten
worden menigvuldiger.
Bladen, die niet met de heiligheid van
Gods wet rekenen, vermanen elkander op
zoo ondubbelzinnige wijze om aan de lec
tuur van dergelijke spotbladen niet mee
te doen.
Hoe veel te meer voegt het den Christe
nen, elkander in deze ernstige tijden te
waarschuwen dat niemand die den naam
van Christus noemt, zich met dergelijke
pers-litteratuur ophoqde.
«Die vuil is dat hij nog vuil worde»,
maar ook «die rechtvaardig is, dat hij nog
gerechtvaardigd worde».
Het redmiddel van onzen tijd.
Groot is de ellende die in alle kringen,
voornamelijk in die der arbeiders, geleden
wordt. Het Christelijk Sociaal Congres heeft
op dat punt geen nieuws gezegden de
herinnering die dr. Kuyper in zijne openings
rede gaf, kwam niet voor de eerste maal,
ook niet van antirevolutionaire zijde. Doch
nooit genoeg kan het herhaald dat terugkeer
tot de oude paden van Gods Woord het
eerste middel is om tot beteren toestand
te geraken.
Tegenover deze stemmen klinken uit het
liberale kamp ons geheel andere tegen.
Daar spot men eenvoudig met al die be
roepen op Gods Woord. Als men daar nog
eens een bijbeltekst aanhaalt, dan is het
omdat dit zoo in de kraam te pas komt.
Doch niet zoodra klinkt van onze zijde het
«Werpt al uwe bekommernissen op Hem,»
«Zoekt eerst het Konkrijk Gods en zijne
gerechtigheid,» «Bidt zonder ophouden», of
de beschuldiging wordt vernomen dat wij
een wissel trekken op de eeuwigheid en
de werklieden willen zoet houden met bij
belteksten.
««Het Handelsblad» verwijt dat ook thans
weder niet ondubbelzinnig aan den voorzitter
van het Chr. Sociaal Congres.
Het verwerpt al de middelen die Gods
Woord aan de hand doet, het spot er zelfs
medeen doet uit de schatkameren van
het Ongeloof eenige redmiddelen van beter
allooi, naar zij meent, aan de hand.
Neen, zoo roept zij uit, wil de arbeider
zijn levenslot verbeteren, dan moet hij zorgen
dat er niet te veel kinderen bij hem ge
boren worden. Kleine gezinnen, dat is de
zaak. Heldt heeft haar in de Tweede
Kamer reeds bepleitdoóh toen was men
nog fatsoenlijk genoeg hem het zwijgen op
te leggen. Maar grooter mannen dan hij
verkondigen nu de leer van de beperkte
geboorten met onverholen vrijmoedigheid.
Zoo onder anderen het Kamerlid v. Houten,
en «Het Handelsblad» raadt zelfs dr. Kuyper
aan de christelijke werklieden in datzelfde
spoor te leiden, door mr. Verrijn Stuart
geteekead, in de volgende woorden
„Wie durft beweren dat de sociale quaestie,
de mes- en vork-quaestie van thans, het
zelfde scherpe en bittere karakter, dat haar
nu kenmerkt, zou hebben behouden, indien
de arbeiders er voor gezorgd hadden door v
een rationeele r eg el i n g h u n n e r
progenit uur, dat^ het niet stond 95
percent arbeiders tegenover 5 percent ka
pitalisten, maar 50 percent tegenover 50
percent Ik geloof dat de bevolking s-
quaestie van alle economische
problemen, die onze belangstelling
vragen door den loop der gebeurtenissen,
steeds meer alles domineerend worden zal,
en de ellende die te verhelpen is en het
periculum in mora is zoo ontzettend groot,
dat men ernstiger dan tot dusver geschiedde
naar middelen ter bestrijding zal hebben
om te zien."
De gespatieerde uitdrukkingen schijnen
onverstaanbaar toch bevatten zij den boven
omschreven wenk om het huisgezin zoo min
mogelijk te vermeerderen. Als gij zoo
luidt het cynisch advies van de heeren uit
de liberale schoolbrood genoeg verdient
voor drie personen, zorg dan dat er geen
vierde persoon bij komt, want dan lijdt gij
met uw vieren gebrek
En dat heet nu het redmiddel.
20 Nov. 1891.
Tot aanvulling van een vroeger be
richt in betrekking tot de miliciens, dient
het volgende
Bij kon. besluit van 26 Oct. jl. is vast
gesteld dat vermindering van diensttijd wordt
toegestaan aan de militieplichtigen
lichting 1892, die voor hunne inlijving door
vrijwillige oefening in den wapenhandel
reeds eene zekere mate van geoefendheid
hebben verkregen. Aan hen worden alsdan
uitgereikt getuigschriften, waarvan het mo
del is vastgesteld bij punt 10 der beschik
king dd. 2 September 1889 no. 57.
Deze mate van geoefendheid kan tegen -
woordig door iederen militieplichtige wor
den verkregen. Zij hebben zich daartoe
slechts op te geven in plaatsen waar gar
nizoen ligt bij den commandeerenden offi
cier; in plaatsen waar geen garnizoen ligt,
doch waar een dienstdoende schutterij be
staat, hij den commandeerenden officier
dier schutterij, en in plaatsen, waar noch
garnizoen, noch dienstdoende schutterij ligt,
bij den burgemeester der gemeente.
De eerste oefeningstij d voor die dienst
plichtigen wordt verkort op v ij f maanden,
wanneer de milicien, voorzien van een ge
tuigschrift, binnen drie maanden na zijne
indienststelling is aangesteld tot milicien-
koporaal en heeft doen blijken een bruik
baar korporaal te zijn.
Lotelingen, die niet in de gelegenheid zijn
geweest het getuigschrift van geoefendheid
te verwerven, doch zich ook hebben geoe
fend en bij hnnne indiensttreding blijken ge
ven voldoende praetische en theoretische
kennis te bezitten, kunnen ditzelfde voor
recht verkrijgen.
Dezen beiden categorieën kan op aan
vrage van hunne ouders of voogden aan
den commandeerenden officier van het korps,
waarbij zij zijn ingedeeld, worden toege
staan om buiten de kazerne te wonen.
De oud-gepensionneerde loodsen van
het 1ste tot en met het zesde district heb
ben aan de Tweede kamer een adres ge
richt waarbij, in verband met de bepalin
gen van de ingediende pensioenwet en erop
wijzende dat de toegestane pensioenen te
klein zijn, zij verzoeken in het nieuwe
wetsontwerp bepalingen op te nemen,
waardoor de gevolgen van een te lang uit
stel der verbetering van de pensioenen en
onderstanden worden gematigd, zoodat niet
langer armoede en ontbering het deel zij
van een groot deel der gepensionneerden
en niet langer een beroep op de openbare
liefdadigheid behoeft te worden gedaan. M. C.
Gekozen tot lid der Eerste Kamer voor
Noord-Holland (vacature Insinger) de heer
mr. II. J. Kist, oud-lid der Tweede Kamer,,
te Amsterdam, met 33 van de 64 stemmen
Een verblijdende mededeeling doet de
minister van Justitie in zijn M. v. A. om
trent de werking der drankwethet aantal
der veroordeelingen bij de kantongerechten
wegens openbare dronkenschap is (bij eene
vermeerdering der bevolking met een half
mïllioen) sedert 1882 gedaald van 39,822
tot 27.616, en het aantal drankgelegen
heden van 43950 tot 25911.
Evenals ten vorigen male gaf «Het
Nieuws van den Dag» heden weder een