De Collegianten.
1891. No. 21.
Dinsdag 17 November.
Zesde Jaargang.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
RECHTS OF LINKS?
11 ZEEUW.
elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
Prijs per drie maanden franco p. p. f 0.95.
Enkele nummers/0.02s,
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Prof. mr. v. d. Berg te Delft heeft eene
brochure onder bovenstaanden titel het licht
doen zien, waarin hij zijn standpunt als
christen en staatsburger blootlegt. In tegen
stelling met hen die bij hun leven tot de
liberalen zeggen uw volk is mijn volk,
om bij hun dood tot de orthodoxen te zeg
genuw God is mijn God; verklaart de
schrijver dat hij op theologisch gebied ge
matigd orthodox is en op staatkundig ge
bied zich gaarne voegt bjj de antirevolutio
naire «droite».
Niet behoorende, naar hij het zelve uit
drukt, tot de «Afgescheidene of Doleerende
Gemeente» belooft hij geen «tale Kanaaas»
te spreken, en «kan hij zich het best neder-
leggen bjj de breedere opvatting en inter
pretatie (verklaring) van den Bijbel, meer
en meer door de zoogenaamde Evangelische
r ichting in het Protestantisme, vooral in
het buitenland, voorgestaan.».
Deze brochure, bestemd om in wijderen
kring gelezen te worden, zal veel belang
stelling vinden. De schrijver toch is een
ontwikkeld wetenschappelijk man die
schoon op kerkelijk gebied tegenstander
vanneem maar welk «berucht» «do
leerende» gij wilt, toch bij ernstig naden
ken tot de slotsom kwam, zich bij de partij,
die door roomsche en protestantsche cleri-
calen smadelijk de doleerende wordt ge-
heeten aan te sluiten.
Zijn aansluiting bij de antirevolutionaire
partij geschiedde ook niet uit persoonlijke
genegenheid of afkeer, maar uit nuchter
inzien der hoofdzaak.
De schrijver vindt dat de vraagChris
telijk of anti-Christelijk? op het oogen-
blik de keusbepaler tusschen rechter- en
linkerzijde moet zijn.
Hij kan zich dan ook niet begrijpen maar
spreekt het ruiterlijk uit: Een zich niet
gelijk blijven» eene inconsequentie in het
quadraat is het, wanneer personen van po
sitief christelijke beginselen aan ééne der
beide groote christelijke partijen den rug
toekeeren niet alleen, maar zich zelfs laten
inlijven bij den vijand, alleen omdat zij op
praktisch gebied de wenschen van een deel
hunner partijgenooten niet beamen, of, wat
nog erger is, uit afkeer tegen den leider,
welken de meerderheid hunner geestverwan
ten volgt.»
Het karakter van den strijd onzer dagen
teekent hij met deze woorden: «Geljjk
de zaken thans staan, is de strijd op gods
dienstig gebied niet meer een strijd voor
meer of minder breede opvatting, maar een
strqd tegen het Christendom in al zijne
verschillende schakeeringen.»
In engeren zin, wat betreft het recht,
geldt het de vraag, of de grondslag van het
4.)
FEUILLETON.
(S l o t).
Dat we, over de Collegianten handelen
de, van hun verhouding tot andere gezinten
mogen spreken, hen zoodoende als een op
zich zelf staande gemeente erkennende, zou
den de Remonstranten van 1620 niet heb
ben toegestemd. Immers, volgens hen wa
ren de Collegianten te beschouwen als een
tijdelijk zich afzonderend deel der Remon-
strantsche broederschap, m. a. w. Remon
stranten uit de Remonstranten. Daaren
tegen bleven, volgens onze inleiding over de
v. d. Kodde's, de Rijnsburgers hunne saam-
hoorigheid met en hunne afstamming uit
de Remonstrantsche gemeenschap pertinent
ontkennen. Reeds daar ter plaatse kozen
wjj de zijde der laatsten. Het gelijktijdig
ontstaan der Remonstrantsche en Rjjns-
burgsche broederschappen plaatste de eerste
niet als moederkerk boven, maar als zus
terkerk nevens de laatste. Dat de Collegi
anten de vijf artikelen van Dordt mede
verwierpen, daarvan is evenzeer als de
inhoud dier besluiten de algeheele verwer
ping van alle menschelijke belijdenis door
de sekte als oorzaak te noemen. Bovendien
was welhaast alles, wat tot het wezen eener
Kerk behoort, in hun midden voorhandeu
een voor allen geldend hoofdbeginsel, bij
zondere grondstellingen, eigen bijeenkom
sten, eigenaardige viering van Doop en
Avondmaal, kerkregeering en tucht, enz.
En als negatief argument konden zij wijzen
op hun bekende gevoelens omtrent den
Doop, het ambt der overheid en het gebruik
van wapenen, gevoelens die de echte Re
monstrant nooit kan beamen.
Waren zij dus bij de Remonstrantsche
broederschap bezwaarlijk m te deelen, even
min kon men hun onder de verschillende
Doopsgezinde richtingen dier dagen een
recht wordt gegeven door eene hoogere open
baring of het een methaphysischen (boven
natuurlijken) grondslag heeft dan wel of die
grondslag door de souvereine menschelijke
rede wordt geschapen.
Waar wij in het laatste geval zullen
moeten belanden, toont de schrijver ten
opzichte der beginselen van eigendom, straf,
familierecht aan.
Ia het vjjfde hoofdstuk worden enkele
grieven van die «velen, die, ofschoon posi
tief christelijke beginselen toegedaan, niet
alleen van hunne kerkelijke geestverwanten
in de politiek zich afscheiden, maar zelfs
ijverige strijders in het kamp der tegenpar
tij worden,» besproken.
Het zesde behandelt het monsterverbond
afzonderlijk.
Wij hopen dat ook velen onzer van verre
staande oude vrienden dat geschrift van den
Delftschen hoogleeraar lezen en er door over
tuigd worden, welken weg zij in den strijd
tusschen Geloof en Ongeloof, tot leiding van
den geest des volks, ook op staatkundig gebied
hebben te kiezen.
V Ergerlijke verwaandheid.
In de Volksonderwijzer, een or
gaan geschreven door en voor openbare
onderwijzers, was onlange weer eens een
staaltje ts lezen van de ergerlijke verwaand
heid van sommige dier jongelieden.
In een artikeltje, waarin de wensch werd
uitgesproken dat de onderwijzer stoatsamb-
tenaar zij, kon men o. a. het volgende lezen:
„Aan onze collega's vragen wij op nieuw
moeten wij nog langer overgeleverd wor
den aan de willekeur er. de domme dwaze
inzichten van christelijke en liberale gemeen
teraadsleden
„Moeten wij nog langer afhankelijk zijn
van metselaars, ververs, boeren, schoenlap
pers, kruideniers en dergelijken, die in ont
wikkeling verre beneden ons staan
„Want dat zijn de lieden, die leden worden
van den gemeenteraad.
„Wy hebben genoeg van de heldere inzich
ten van den nooit volprezen kruideniersstand.
„Laten we ons krachtig tegen zoo'n over-
heersching verzetten.
«Hef onderwijs worde Rijkszaak.
„Dan lappen we de praatjes van godzalige
gemeenteraadsleden aan onze sloffen, en dan
lachen we om een pedanten rijken boer, als
om eenpuistigen raap meteen hoogen hoed."
„Wat zegt men wel vraagt de T ij d
van zóóveel beminnelijke bescheidenheid bij
lieden, zeiven voor verre het grootste gedeel
te uit dien zóózeer door hen gesmaden boe
ren en-kleinen-burgerstand voortgesproten
Die boeren, kruideniers, metselaars en ande
re verachte burgerluidjes, het zjjn de vaders,
de broeders van de „heeren" onderwijzers,
die niet alleen de geleerdheid en de wéten-
schap, maar ook al het gezond verstand der
hunnen in pacht schijnen te hebben en dus
op de overige wereld met diepe verachting
plaats aanwijzen. Want ofschoon zij in de
drie zoo even genoemde beschouwingen
de Doopersche zeer nabij kwamen, bleven
toch als verschilpunten bestaanle het
feit, dat de Collegianten den Doop niet
beschouwden als middel ter opneming in de
broederschap2e de handelwijze der Doops
gezinden, die weigerden den te Rijnsburg
gedoopte als lid aan te nemen3e de
vergadering van alle Doopsgezinde gemeen
ten, waarop de Collegianten niet mochten
verschijnen.
En wat hunne verhouding tot de Socini
anen betreft, schoon zij niet altijd, door deze
vrijgeesten in hun midden op te nemen, aan
de verdenking van «Socinianerjj» konden
ontkomen, toch was er tusschen beide
richtingen een te groot dogmatisch verschil
dan dat zelfs een Collegiant er steeds over
heen had kunnen stappen. Zoo vermelden
we zelfs, dat, terwijl overal elders de Colle
gianten de Socinianen als broeders opnamen
de Groningsche gemeente in de 18e eeuw
hun alle gemeenschap ontzeide. Toch bleek
ook hier, waar een verkeerd gekozen be
ginsel tegen wil en dank heenleidt. Voor
dat de 18e eeuw aan de 19e eeuw het
aanzijn schonk, was het meerer.deel der
Collegianten tot de leer der subordinatianen
(de Zoon en de H. Geest aan den Vader
ondergeschikt) vervallen.
Van een eigenlijk gezegde verbreiding
van de sekte der Collegianten kan voor
1646 geen sprake zijn, daar tot op dat
jaar de gemeente te Rijnsburg de eenige
in ons land was. Toen evenwel ontstonden,
voor de buitenwereld schier onmerkbaar,
zendinggemeenten te Amsterdam, Rotter
dam, Leiden, Haarlem, Alkmaar, Hoorn,
Enkhuizen, Leeuwarden, Groningen enz,
Dat zij van uit Rijnsburg gesticht waren,
is af te leiden reeds uit het enkele feit,
dat zjj door middel van de twee groote of
jaarvergaderingen een zeer nauwe gemeen
schap metj de moedergemeente onderhielden.
mogen neerzien-"
Ons dunkt, dat het uitstekend is, dat de
heeren maar flinkweg voor hun gevoelen
uitkomen, want des te duidelijker wordt
het den ouders, aan wie zij hunne kinderen
toevertrouwen, zoodat we hun ook thans
weer toeroepenOuders, ziet jtoe, aan wie
ge uw kroost overgeeften bedenkt, dat gij
bij den doop van uw kind beloofd hebt, het
in de leer van Gods Woord naar uw ver
mogen te zullen onderwijzen, of het te doen
en te helpen onderwijzen!
Doet. Weekbl.
16 Nov. 1891.
Argentinië. In zijn antwoord op het Voor-
loopig Verslag over zijne Begrooting bespreekt
de minister van Buitenl. zaken den toestand
van Nederlandsche onderdanen in Argentinië.
Die toestand schijnt hem niet zoo bedenkelijk
als algemeen wordt aangenomen. De arbeidza
me en bekwame landverhuizers hebben daar
veelal ten langen leste een behoorlijk bestaan
gevonden, zij het dan ook dat de financiëele
crisis aldaar ook op hun toestand niet zon
der invloed is gebleven. Dat het aan ande
ren niet wel is gegaan, schijnt dikwijls ook
aan eigen schuld te wijten te zijn. Voorzoo
ver men het inderdaad verdient kan men in
vele gevallen geholpen worden door de Ne
derlandsche Vereeniging die zich op het initia
tief van den Consul Generaal te Buenos-Ayres
heeft gevormd en de vraag kan rijzen of
de Vereeniging niet meer steun uit Neder
land zou kunnen erlangen.
De consul-generaal aldaar heeft altijd ge
waarschuwd tegen landverhuizing van per
sonen die geen ambacht verstonden, niet
eenig geld meebrachten, een groot huisge
zin hadden of niet gewend waren aan een
arbeidzaam, geregeld leven.
Suriname I Blijkens de beraadslagingen
\i de sectiën der tweede kamer hebben
enkele leden de onbescheidenheid gehad
hunnen haat tegen de familie De Savornin
Lohman op minder nobele wijze te luchten.
Er werd namelijk aanmerking op gemaakt
dat bij koninklijk besluit van 1 Juli tegen
15 Juli aan het departement van koloniën
tot adjunct commies was benoemd de 'jonge)
heer Lohman uit Suriname. Natuurlijk werd
er niet aan gedacht dat iemand die 3 jaar
in de West is geweest, nuttig werkzaam
kan zjjn op een bureau aan Koloniën. Al
leen begunstigingen voorschuiving was weder
bedoeld geweest. Bovendien werd, geheel
in aansluiting aan het liberalistisch systeem
dat de iD den weg staande tegenstanders
liefst in hun buik straft, gevraagd of de
oud-gouverneur Lohraan, op grond van zijn
wanbeheer wel pensioen mocht hebben
of het niet beter ware hem zonder pensi
oen uit 's lands dienst niet-eervol ontslagen
te beschouwen. Anderen, schoon het daar-
M—M—M—CH—
Nimmer schijnt eenige gemeente zich aan
het gezag harer oudere zuster te hebben
willen onttrekken waaruit gevoegelijk kan
worden opgemaakt, dat de, gemeente van
Rijnsburg aan het hoofd van de anderen,
niet boven dej anderen stond. In dit op
zicht althans heeft de broederschap haar
beginsel van onbeperkte verdraagzaamheid
eer aangedaan.
Niettegenstaande de tijden na Dordrecht
nu juist niet door tolerantie in zake van
religie hebben uitgemunt, heeft de Rijns-
burgsche kerk toch ook hare tijden van
bloei gehad. Mannen van naam en invloed
hebben tot haar behoord. Zoo was de
beroemde latere burgemeester van Am
sterdam, Koenraad van Beuningen, pl. m.
1651 te Rijnsburg als Collegiant werkzaam,
een man, die de soms wat buitensporige
«profetieën» zjj ner geestverwanten zoozeer
in practijk bracht, dat hij, naar men ver
haalt, zich beroemen kon eens een geheel
jaar van nog geen dertig gulden te hebben
geleefd. Op wetenschappelijk gebied ver
dient de groote vaderlandsche historicus
Jan Wagenaar (pl. m. 1773) te worden
genoemd, die het gevoelen der Rijnsbur
gers van harte was toegedaan en meer
malen door woord en pen hun zaak be
pleitte. Als derden vertegenwoordiger der
richting wijs ik op Matthias van Gerus,
die in de 18e eeuw aan de hoogesehool
van 't Sticht de medicijnen doceerde. Voor
beelden genoeg om aan te toonen dat de
sekte ook onder de hoogste standen hare
aanhangers telde.
Anderhalve eeuw heeft de Rijnsburgsche
broederschap in ons vaderland bestaan, maar
ook niet veel langer. Het beginsel verloor
in de laatste helft der voorgaande eeuw zijn
eigenaardige beteekenis doer het steeds meer
veldwinnend Rationalisme, verstandsgods
dienst, dat èn aan het Schriftgezag èn
aan het geloof in Christus als de oorzaak
der zaligheid èn aan de kerkelijke onver
mede eens, wenschten echter de wet op dit
punt uit te voeren. Dus als er geen wet
ware
Eere wien eere toekomtDe liberale
professor Spruijt is een van de weinigen
die telkens zjjn eigen partij durft kapittelen
over haar laksheid en wat dies meer zij.
Zoo betuigde hij 1.1. Zaterdag in de vergade
ring der Liberale Unie openlijk zijn leed
wezen, dat het bestuur niet cordaat de hou
ding der liberale partjj tegenover het mi
litaire vraagstuk op de agenda had geplaatst.
De liberale partjj heeft zich, zoo sprak hjj,
als één man voor persoonleken dienstplicht
verklaard ook de Liberale Unie. Wat nu
deze minister doet, heeft daarmee niet veel
overeenkomst, 'f Is juist het tegenoverge
stelde en alzoo, als de liberalen op dit
punt eerlijk geweest zijn in den verkie
zingstijd, juist tegen hun wenschen in.
Professor Sprujjt constateert, dat minis
ter Seyffardt in zjjn ingediende Noodwet
den persoonljjken dienstplicht niet op
neemt en ook daarvoor geen steekhoudend
argument aangeeft.
Spreker hoopt, dat de liberale partjj den
minister duideljjk zal toonen, dat zjj weet,
wat zjj wil.
Wij vreezen, dat professor Sprujjt's hoop
jjdel zal blijken te zjjn. Heeft de geschie
denis hem daarvan nu nog niet genoeg
geleerd Af.- en M. bode.
De Tijd meldtDe uitnoodiging tot
het houden eener algemeene vergadering
van katholieke leden der Staten Generaal
is thans door de hh. de Bruyn, Dobbel-
mann, Michiels v. Verduynen en Walter
aan hun medeleden verzonden. De verga
dering zal gehouden worden Woensdag 25
Nov. en heeft «uitsluitend ten doel de eens
gezindheid tusschen de katholieke leden te
herstellen».
Naar Het Vaderland verneemt heeft
jhr. mr. A. M. de Savornin Lohman oud
gouverneur van Suriname, het plan zich te
Nusky in Pruisisch Silezië te vestigen.
Benoemd bjj koninklijk besluit met
ingang van 8 Dec. tot burgemeester van
Breskens de heer J. G. Gerritsen.
Ja, er wordt geleden-, er bestaat
schreiende nood. Nog niet zoozeer in de
kringen van onze geregelde ambachtslieden,
maar wel bij het proletariaat, dat achter
hen staat, en niet minder in sommige stre
ken ten plattelande.
Vraagt ge mij dan ook, of er dan nog
meer moet gegeven, dan antwoord ik zonder
aarzeling: Zeer gewisselijk, maar dan haast
ik mjj er bij te voegen: Een barmhartig
heid, die alleen geld en niet ook zich zalven
weet te geven, is nog de Christelijke liefde
nietDr. A. Kuyper.
(in zijn rede op het Sociaal Congres.)
draagzaamheid doodelijke steken toebracht.
Toen onverschilligheid onder den schoonen
naam van verdraagzaamheid alle harten be
ving, had de sekte der Collegianten als
zoodanig alle reden van bestaan verloren.
Tevens kwam zjj langzamerhand in hare
beschouwingen de Doopsgezinden zoo nabjj
dat pl. m. 1780 de laatste Collegianten
zich bjj de Doopsgezinde! broederschap
aansloten.
En zoo zjjn we M. V.aan het eind
onzer beschouwingen gekomen. Veel bekoor
lijks zagen wij op onzen weg, veel dat aan
trok en boeide. Wie zal niet de algemeene
Christelijke Kerk het ideaal der toekomst
achten, ook al is hij ongeneigd met de
Rijnsburgsche sekte reeds voor Christus'
wederkomst hare oprichting te beproeven.
En wie voelt geen sympathie voor die
stillen in den lande, die te midden van
zooveel kerkelijke ijverzucht in allen een
voud de vaan der algemeene menschenliefde
hoog hielden. Maar ook ieder van ons
heeft in de geschiedenis dier richting de
veroordeeling kunnen opmerken van elk
pogen, om nog voorde wederkomst (parousie)
alle Christusbelijders met één keikeljjken
band te omsluiten.
Zoo was het ook nu wederom de histo
rie, die in de vruchtelooze pogingen van
vroeger eeuwen onze idealen ons voor oogen
stelde, die door de worsteling van voorbjj-
gegane geslachten ons iets te denken en ta
leeren gaf. Haar taal op te vangen is eerst
waarlijk op de schouders van het voorge
slacht te staan. Zq heeft ons voor ditmaal
genoeg geleerd, wanneer we door het wei
nige, dat we hoorden, opgewekt zjjn ge
worden om de geschiedenis der oude Ge
reformeerde kerk van Nederland, zooveel
ons mogeljjk is, te bestudeeren, en, met
hare kennis gewapend, de waarachtig
Christelijke verdraagzaamheid in beoefening
te brengen. Jongelingsbode