IJ %J
1891. No. 19.
Donderdag 12 November.
Zesde Jaargang.
De Collegianten.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES
De „kleine luyderr en de
aanzienlijke standen.
SOCIAAL CONGRES.
elkfn MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
Pi jjs per drie maanden franco p. p. f 0.95.
Enkele nummers0.02f.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cant, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Het ongeloof, of, wil men, de moderne
levensbeschouwing, heeft veel beloofd. Doch
op welk terrein die richting ook optrad,
heeft zij geleid tot verbastering van 's volks
zeden, tot een hooghartig neerzien van het
kapitaal op minder gegoeden en tegelijk tot
een ontevredenheid en een jagen naar ge
not en afwisseling in alle rangen en standen,
welke het ergste doen vreezen.
Meer dan ooit beschikt het ongeloof thans
over kapitaal, geleeriheid en invloed. Om
zijn denkbeelden van «verlichting» en «be
schaving» te verbreiden heeft het allerlei
hulpmiddelen in zijn dienst. Maar hoe groo-
ter het getal predikers van die richting
wordt en hoe meer zij op o'.erwim ingen
kan bogen op «bekrompenheid en «duister-
linnen» behaald, zooals het geloof in en de
be'ijders van den eenigen God genoemd
wordenhoe ernstiger de toestand op
maatschappelijk en zedelijk gebied wordt.
Het onderling vertrouwen verdwijntvijan
dig staat de eene stand tegenover den
anderen i werkstakingen zijn aan de
orde van den dag krankzinnigen-gestichten
en gevangenissen zijn overvol; het getal
zelfmoorden neemt met den dag toeover
een faillissement schamen weinigen zich
meer. Wat onze middernachtszendt lingen -
van het zedelijk gehalte van een groot deel
onzer jongelingschap, voor het meerendeel
behoorende tot de gegoede standen, weten
mede te deelen, is dikwerf afschuwelijk, al
tijd zorgwekkend.
Hoe duidelijk dit alles aantoont dat het
ongeloof fiasco gemaakt heeft, ook van
het liberalisme op het gebied des Staats moet
dit gezegd worden toch weet het van
geen stilstaan. Het zoekt steeds meer over
winningen te maken. In heel de maat
schappij onder alle rangen en standen,
trachten de ongeloofspredikers hunne nood
lottige denkbeelden ingang te doen vinden.
Aan den eenen kant pogen de hooge-
scholen, door een wetenschap buiten God
en tegen de geopenbaarde Waarheid in,
de hoogere of meer aanzienlijke standen
voor het ongeloof te winnen aan den an
deren kant wordt het volk verleid het aloude
geloof den rug toe te keeren hier door
ruwe woordvoerders als Domela Nieuwen-
huis, elders door beschaafde en gematigde
«volksvrienden» als de Kerdijken.
Wat heeft nu de geloovige richting daar
tegenover te stellen
Gewichtige vraag, wel waard om er even
bij stil te staan.
Terwjjl het ongeloof schier op ieder terrein
zijn banier plantte, heeft God in het begin
dezer eeuw een weeropleving, een geeste
lijke opwekking gegeven. Het Réveil
heeft velen van den rand des verderfs ge
red. En ongetwijield is die gebeurtenis van
FEUILLETON.
ii.
Als elke nieuwigheid vond ook deze zaak
aanstonds aanhangers. Naast en na de van
der Kodde's worden bijzonder genoemd een
visscher, in de Kaag woonachtig, Antonie
Cornelisz, en een zekere Jan Batten van
Leiden. Meer aanwinst voor de nieuwe ge
meenschap was het toetreden van meerdere
gewezen Reinonstrantsche predikanten, die
ten opzichte van den kinderdoop het ambt
der overheid en het gebruik van wapenen,
drie leerstukken, waarin de nieuwe broe
derschap van het gemeen gevoelen sterk
afweek, de Remonstrantsche opvatting niet
konden huldigen. Zoo is een voormalig pre
dikant van Alkmaar, Joh. Geesteranus, reeds
in 1619 of uiterlijk in '20 in hun midden
gedoopt.
Niet zoodra was het gerucht der nieuwe
beweging aan de hoofden der Remonstrant
sche partij te Antwerpen ter oore gekomen,
of zij vaardigden aanstonds een predikant
uit hun midden, Hendrik van Holten, naar
Rijnsburg at, om de leiding der zaken op
zich te nemen. Ofschoon velan hem gaarne
hoorden -preken, wist inzonderheid Gijs-
brecht v. d. Kodde, misschien beducht voor
het verlies van zijn pas verworven gezag,
door zijne ,onheusche bejegening den pre
diker tot heengaan te bewegen. Niet beter
slaagden de beide volgende afgezondenen,
Wouter Kornelisz en Paschier de Fijne.
Eerst werden zij in de vergadering met
hardnekkigheid tegengesproken, later meed
de partij der v. d. Kodde's het huis van
samenkomst zoolang zij als sprekers bleven
grooten en heilzamen invloed geweest, ook
voor ons vaderland. Bilderdijk, De Clercq,
Da Costa Capadose, Groen hebben niet te
vergeefs geleefd. In Gods raad zijn ze voor
Neerland's volk tot een zegen en tot een
roepstem geweest. Een zegen voor het
eigenlijk gezegde volk en voor enkelen uit
de gegoede standen een roepstem voor heel
de natie, in het bijzonder voor de hoogere
standen.
Een zegen voor het volk. We behoeven
hier er niet aan te herinneren wat de man
nen van het Réveil voor den kleineren bur
gerstand, voor de onaanzienlijke standen
hebben gedaan.
Zij hadden in dat volk vertrouwen. Hun
hoop voor het vaderland was in de eerste
plaats op de «kleine luyden» gevestigd.
Toen Nederland op het punt ston 1 zijn
gewetensvrijheid te vei liezen en met slaat-
sche banden voor goed aan de Spaar.sche
tyrannie verbonden te worden, was het dat
volk, hetwelk goed en bloed over had voor
de goede zaak. Waar de hoogere standen
ontrouw waren geworden, naar den vijand
overliepen of zich op andere wijze aan het
gevaar onttrokken, waren het «de kleine
luyden» die voor de zaken des geloofs
en des vaderlands pal stonden.
Dat volk nu tegen den giftigen invloed
van revolutie- en ongeloofs-prediking te be
veiligen, was het streven van een Da Costa
van een Groen.
Hun arbeid is door God in rijke mate
gezegend. Schier allen uit de kringen van
geboorte, geleerdheid, kapitaal werden door
den tuimelgeest medegesleept. Het eigenlijk
gezegde volk daarentegen bleef, waar het
dit reeds bezat, zijn geloof behouden.
En toen Dr. Kuyper en anderen het
groote en heerlijke werk van die mannen
voortzetten, kon weldra het heuchelijke
feit geconstateerd worden, dat het land
overdekt was met een net van lagere
scholen, Waar de kinderen onzes volks
van Christus hoorden spreken, waai' een
onderwijs werd gegeven, dat niet het ongeloof
versterkt maar dat in het geloof opbouwt.
Die Christelijke scholen zijn een dam ge
weest en zijn het nog tegen het
voortwoekerend ongeloof.
Dat de arbeid van mannen als Da Costa,
Groen en wie tot hun arbeid zijn inge
gaan een zegen is geweest en nog is voor
die breede schare van burgers en onaan-
zienlijkenmen lette slechts op onze
godsdienstoefeningen. Waar de hoogere of
meer aanzienlijke standen zich allengs van
alle godsdienstoefeningen onttrekkenvul
len de anderen de kerkgebouwen, waar de
Waarheid wordt verkondigd.
Een prediker, die den Christus naar de
Schriften verkondigt, kan nog altijd in de
Nederl. Herv. Kerk om van andere
kerken te zwijgen op een talrijk gehoor
rekenen, een gehoor evenwel voor de nver-
groote meerderheid bestaande uit menschen
van niet aanzienlijken stand.
optreden. Zoo moesten ook zij vertrekken.
Die strijd want het gebeurde is moei
lijk anders te noemen stelde de her-
eeniging van beide partijen in het verre
verschiet, en gat tot meerdere beslistheid
aan de zijde der zich afscheidenden aanlei
ding. Het heette nu, dat men, na de Re
monstrantsche predikanten zoo heihaaldelijk
gehuisvest en aldus hun gedrag van nabij
gadegeslagen te hebben, moeieiijk nog eer
bied kon koesteren voor den geestelijken
stand als zoodanig. Daarbij voegde zich als
tweede geschilpunt, dat de Remonstranten
zich hier en daar met wapengeweld
trachtten te handhaven, iets wat tegen
de gevoelens der nieuwe gemeente lijnrecht
indruischte. Zoo werd door uitstel de mo
gelijkheid door hereeniging steeds kleiner.
En zoo ontstond anno 1619 naast de Re
monstrantsche broederschap die der Rijns-
burgers of Collegianten, wel als de kleinere,
maar toch ook op voet van gelijke.
Haar naam ontleende de nieuw gestichte
kerkgemeenschap aan hare geboorteplaats
Rijnsburg. Men sprak ook wel van «Collegi
anten» naar de wekelijksche vergaderingen
of collegiën (d. i. oefeningen) der nieuwe
sekte der Propheeten» met zinspeling op
1 Cor. XIV, l et hoofdstuk over de geeste
lijke gaven of ook wel van «kwakers.»
Door hun vergaderen in particuliere huizen
ontgingen zij echter veelal aan de aandacht
van het publiek en bleven zoo van vervol
ging en bespotting verschoond.
I.
Het dogmatisch-hoofdbeginsel der Colle
gianten vloeit uit de aanleiding tot het
ontstaan dier sfikte rechtstreeks voort. Had
in Dordrecht kerkelijke onverdraagzaamheid
zoo zij meenden den toon aangegeven en
Een zegen voor het volk is de arheid
dier mannen geweest.
Maar ook een roepstem voor de hoogere
standen.
Zeker er is veel bedroevends, wanneer
men let op de groote schare werklieden,
die in Friesland en in de groote steden de
woordvoerders volgen, welke hun steenen
voor brood geven. Maar er is ook veel wat
tot dank stemt, als men let op de trouw
en de toewijding van het eigenlijk gezegde
volk in alles wat de zaken van Gods Konink
rijk aangaat. De zuivere prediking der
Waarheid vindt daar steeds meer waardee
ring. Waar een keikgebouw verrijst en
de prediker naar het hart van Jeruzalem
spreekt, daar is ook gehoor 'fin een aan
dachtig en een eerbiedig gehoor, dat met
iederen Zondag toeneemt.
Maar helaas daar staan grootendeels
onze hoogere standen buiten. Eenlingen
zijn het, die nog prijs stellen op de zuivere
prediking. Niet de mannen van geboorte,
van positie, van geleerdheid, de «kleine
luyden» vormen thans de keurbende, die in
den reuzenstrijd tegen het ongeloof de ba
nier onzer heilige beginselen omhoog houdt.
Is het te verwonderen? Voor de kinde
ren van den burgerman, voor het kroost
van den onaanzienlijke is gezorgd. Voor
hen zijn christelijke scholen gebouwd, waar
aan zij een opleiding ontvangen voldoende
voor hun maatschappelijke positie.
Wat is echter tot heden voor de kinderen
der min of meer aanzienlijken gedaan Of
hebben zij niet noodig van Christus te
leeren, den weg des verderfs en dien des
behouds te onderscheiden? Zoo ja; maar
waar zijn dan de christelijke Hoogere
burgerscholen, de christelijke Gymnasia, de
christelijke Iioogescholen
O, welk een voorrecht genieten de kin
deren onzes volks in onderscheiding van de
zonen en doch teren der aanzienlijken. Wat
weten de eersten meer dan de laatsten
Groen was zich daarvan reeds bewust,
toen hij op de vraag, waarom zijn geschrif
ten in het Fransch of in een klassieke taal
boven de bevatting van ongeletterden waren
gesteld, antwoordde, dat de niet geletterden,
de onaanzienljjken niet van hem behoefden
geleerd te worden, maar dat de hoogere
standen en de geleerden een onkunde ten
opzichte van de heilswaarheden en de goede
beginselen aan den dag legden, waartegen
hij - - alleen voor hen en dus in hun taal
moest waarschuwen.
Is de neutrale school verderfelijk voor
den leerling, in veel erger mate is dit
het neutrale middelbaar en hooger onderwijs.
Toch blijft men op dit terrein werkeloos.
Alleen van gereformeerde zijde is men aan
het werk getogen. De gymnasia te Zetten
en te Amsterdam zijn er de bewijzen van.
Bovenal de Vrije Uuiversiteit.
De gereformeerde richting van die stich-
broeders van broeders vervreemd, in hun
kring was volstrekte en onbeperkte ver
draagzaamheid het wachtwoord, ook bij de
meest uiteenloopende en elkander uitsluiten
de gevoelens. Ieder werd als broeder het
Welkom toegeroepen, die Jezus als den
Christus, den Zoon Gods, beleed en de H.
Schrift als het Woord Gods erkende,
't Was echter ongeoorloofd, een dwaling,
die de H. Schrift kennelijk veroordeelt (b.v.
de loochening van de opstanding der dooden
te huldigen, of in openrofre werken des
vleesches te leven. Zich aan eenige belij
denis te binden was een bukken voor on-
dragelijken menschelijken dwang. Het Col-
legiant zijn sloot echter ook blijkens de
praktijk het lidmaatschap van een an
dere Kerk uiet uit. Zooals men ziet, was
hun grondbeginsel, doordien zij de vrijzinnig
heid en de verdraagzaamheid op de spits
wilden drijven, van zoo breeden grond
slag, dat zelfs de zeer kettersche Socinianen
niet konden worden geweerd. In alle ge
meenten werden dezen dan ook, schoon on
gaarne, opgenomen. Alleen de gemeente te
Groningen heeft in later dagen, toen men
de smet van Socinus' ketterij haar aan
wreef, in een verantwoordingsgeschrift van
haren opziener het gevoelen der Socinianen
als dwaalleer veroordeeld, en eens voor al
besloten dat men voortaan de dwalenden
door overreding tot andere gedachten zou
trachten te brengen en hen eerst dan uit
de gemeenschap zon uitstooten, als zij hard
nekkig in hunne stellingen volhardden.
Door hun afwijkende meeningen ten
opzichte van belangrijke theologische vraag
stukken waren de Collegianten bij geen
enkele bestaande Kerk in te deelen. Wat
aangaat de hoofdquaestie dier dagen, de
vijf geschilpunten van Dordt, hielden zij het
tingen bevalt niet aan vele christenen. Dat
is mogelijk. Maar gaan ze daarom vrij uit
Kunnen zij het blijven aanzien, dat familie
op familie, waarin eertijds nog God en zijn
dienst geëerd werden, het ongeloof verster
ken De vader, die nog als godsdienstig
bekend stond, wordt vervangen door den
zoon, die op de Hoogere burgerschool of
het Gymnasium, straks op de Hoogeschool
al die «dwaze denkbeelden» van geloof heeft
verloren.
;Het ongeloof heeft zich van schier alles mees
ter gemaaktvan de rechtswetenschap, van
de letteren, van de geneeskunde. Waar, op
welk terrein der wetenschappen wordt Chris
tus nog geëerd of met Gods W oord rekening
gehouden
Straks kan ons volk zijn mannen niet meer
vinden, die in 's Lands Raadzaal voor zqn
rechten hebben te pleiten of voor de goede
beginselen hebben op te komen. Vreeselijke
toestand
Toch blijft men er blind voor terwijl de
weg voor allen is aangewezen.
Dezelfde zegen, die van het christelijk la
ger onderwijs nitging, is ook te verwachten
van het christelijk middelbaar en hooger on
derwijs. Geld is er genoeg. Daaraan ont
breekt het toch nu nog niet.
En mocht dit dat het geval zijn, dan is het
plicht van ieder christen om de Vrije Uni
versiteit te steunen.
Of zal het ongeloof bij niet-gereformeerde
christenen hooger staan dan de gereformerde
richting
Tot zooverre «de Boodschapper» met wiens
betoog we ons in hoofdzaak van harte ver
eenigen. Wel zal bij dezen en gene bezwaar
bestaan tegen de opmerking als zouden van
gereformeerde zijde alléén de noodige stap
pen zijn gedaan tot keering van den stroom.
Toch is dit niet geheel weg te redeneeren,
De stichtingen van Ds. van Dijk en te Amers
foort de Tehuizen voor studenten te Utrecht
en Amsterdam toch, hoe uitnemend ook,
we wenschen ze niet te beoordeelen,be
doelen iets anders en bewegen zich alleen
op het gebied der Godgeleerdheid.
Maar dit is zeker, wisten de Christenen,
de gereformeerde en niet-gereformeerde be
lijders van den Christus, de ernstige belij
ders, wat gevaren er aan de gymnasiale en
academische opleiding verbonden zijnzq
zouden er niet bq blijven stilzitten.
Maar de onwetendheid kan zonde zijn en
worden. Dal heeft reeds lang voor Dr. Kuy
per, Ds. de Liefde, op voor ieder verstaan
bare wijze, gezegd. Heeft men toen niet ge
hoord, dat men nu toch beter deed
Men schrjjft ons uit Amsterdam.
Welk een ontzaglijke toeloop was het
Maandagavond aan het gebouw voor Am
sterdams Werkende Stand, toen dr. A. Kuij.
beslist met de Remonstranten, waren tegen
de leer der verkiezing, en vóór die der
algemeene genade. Doch in andere zeer be
langrijke leerstukken gingen zij hun' eigen
weg, of naderden zij zeer dicht tot het
Doopersch gevoelen. Zoo was als eerste
geschilpunt met de Remonstranten het al
dan niet wenschelijke en schriftuurlijke van
het leeraarsambt op den voorgrond getreden.
Ten tijde van de eerste verbittering hadden
de Collegianten de Remonstrantsche predi
kanten voor letterknechten uitgemaakt en
zich zelf voor door den Geest bezielden
uitgegeven, 't Werd toen aan niemand
hunner vergund den openbaren eeredienst
in eenige kerk bij te wonen. Later, toen
het Jkwaad der overdrijving zich zelf begon
te genezen, achtten zij .het predikambt wel
goed en stichtelijk, maar niet van godde-
lijken oorsprong. En wat hen zeiven betrof,
als volwassenen en mannen in Christus kon
den zij de leeraars best missen. Hoever
zij met deze schijnvrome redeneering van de
waarheid der Schrift afweken, springt bij
eenig nadenken gemakkelijk in 't oog.
Waren de Rijnsburgers dus betreffende
de waardeering van het ambt van predikant
alles behalve Remonstrantsch, in andere
opzichten waren zij bepaald Doopsgezind.
Niet alleen dat zij het ambt der overheid
verwierpen en tegen het gebruik van wa
penen waren, maar den Doop bedienden zij
steeds door onderdompeling, daarin dus de
Doopersche dwaling nog overtreffende.
Hoe zij over de Socinianen oordeelden,
bleek ons reeds bij de bespreking van hun
dogmatisch hoofdbeginsel. We zagen toen,
hoe alle gemeenten hen in hun midden
duldden, met uitzondering van die te Gronin
gen, die de hardnekkigen na vergeefsche
herhaalde aanmaning als onverbeterlijken
afsneed. s(Wordt vervolgd