JASSEN, veren Werken. alvorens gij TEIJLER emelksch Meikaasje ssche Boot De Collegianten. nontoir. Goes. prijzen. it. i$ versch irvoet, te Goes. 1891. No. 18. Dinsdag 10 November. Zesde Jaargang. betaling genomen. VEERMAN, VERSCH IJ NT G. M. KLEMKERK. te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIES Gevolgen van een Koninklijk besluit. EN 'J Zoom. vegers, ekpen- auden-, :e-Nez. puilen, ousen. soorten artikelen voor Zak-, Tafel-, Dessert-, Sla- IScheermessen, Trocarts en les (nieuwste kapperschaar.) jibbele-, navel- en kinder- raar bij den heer iding van f 2,40 zendt BODEGRAVEN (Z.H.) rca 7 "ffi fr. p. p. MBOOTDIENST 4IDDELB.-R0TTERDAM. November. enomen Zondags van Vlis- |m Middelburg 8,45, van u. loES naar ROTTERDAM |Nov. 'smorg. 4,30 u. 10TTERDAM naar GOES Nov. 'smorg. 11,u. te Rotterdam bij deD .DE LANGE,op'tHa- lij M. BOUWMAN. JijJ. BOS Directie. Rotterdam Nieuwe IPakkenbrug. UW. elkfn MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND Prgs per drie maanden franco p. p. ƒ0.95. Enkele nummers/0.02f. UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Bij koninklijk besluit werd in 1816 aan de aloude gereformeerde kerken een orga nisatie opgelegd. Dit was een besluit van verreikende gevolgen. Waren zij vroeger verbonden geweest door de gemeenschappelijke belijdenis, thans werd het bestuur haar band. Vroeger toch leefde de (nederlandsch hervormde) kerk zooals thans bijvoorbeeld de christelijke ge reformeerde kerk leeft. Iedere gemeente had baar zelfstandig bestuur, zij vertrouw den en eikenden elkaar dewijl allen de belijdenis onderteekenden. Zoo deden ook de kerkeraden, zoo deden ook de predikanten. Het al of niet zijn in de kerk hing niet af van de gehoorzaamheid aan eenig bestuur, waar ook wonendeinaar enkel en alleen van het aanvaarden der belijdenisdit laatste was als het ware het contract dat de opzieners aangingen met de gemeente. Werd er gezondigd in leer en leven, dan volgde er een aanklachten zulk een zaak werd behandeld. Maar sinds nu koning Willem I aan de kerken een synodaal bestuur had opge drongen, of liever opgelegd, want de ke.ken, in onwetendheid veelal verzonken bespeurden van de verandering niets sinds dien tijd kwam de verwarring. Wan neer nu iemand klaagde over het niet-hand- haven der belijdenis, dan werd hij verwe zen naar een reglement, waarin artikel 9 nog altijd de leer der kerk vermeldt. En beriep men zich elders op deze belijdenis, dan heette het dat de kerk zich met de leer niet inliet. Zoo was het toen. Dat het thans beter is, zal zelfs de meest overtuigde verdediger van koning Willems ingrijpende daad, wel moeten ontkennen. Immers als een kerkeraad een lid der kerk nog niet eens straft, doch hem een voudig het recht tot het bekleeden van eenige betrekking ontzegt, dewijl hij de schandelijkste, de erger dan dierlijke, god- delooze leer van het Malthusianisme, de leer van de beperking der geboorten pre dikt, dan wordt niet de verkondiger van deze vieze leer, doch de kerkeraad door hoogere besturen is het ongelijk gesteld. Toen voor eenige maanden uit Amerika van eene keik aldaar een verzoek kwam aan de Synode om saam de belijdenis der kerk te .herzien, werd er geantwoord dat de nederlandseh hervormde kerk geloovigen en niet-geloovigen huisvest en dus van een belijdenis dier kerk geen sprake kon zijn. Aanvankelijk waren er enkelen die zich tegen deze verandering verzetten. Doch hunne klacht baatte niets. Immers als zij zich bij den Koning beklaagden, verwees deze hem naar de Synode, en door zich tot deze te wenden, zouden zjj hare wettige optreding als kerkelijk lichaam erkennen dus men deed dit niet. Ds. Molenaar ver stoutte zich in zijn «brief aan mijne neder. FE U I L L ETON. Wat de levenservaring is voor den Chris tus, is de Kerkgeschiedenis voor de Chris tenheid, n. m. de bevestiging] en practische toepassing van het heilig Woord Gods. En geljjk de levenservaring, ook als hare herin nering bitter is, ons nuttige kennis aan brengt aangaande hetgeen verwerpelijk be vonden en dus voortaan te vermijden is, zoo ontsluit ook de Kerkgeschiedenis, als zij afdwalingen en ketterijen boekt, een rijke bron van leering en waarschuwing. Onder de afdwalingen van ons eigen voor geslacht moet o. m. de stichting van de Rijnburgsche broederschap worden vermeld, van een secte, door de familie v. d. Kodde aldaar iu de woelige jaren van 1618/19 in het leven geroepen. Laat ons met betrek king tot dezen merkwaardigen uitwas der Oud-Nederlandsche Kerk u iets mogen me- dedeelen. Het geslacht der van der Kodde's is al vroeg voor de Reformatie van belang ge weest. Reeds in 1580 lag het onder ver denking van ketterg. En dat niet ten on rechte. Want de grootvader der drie ge broeders, Willem Jansz, schoenmaker te Rijnsburg, had op zijn land, onder Warmond gelegen, een hut opgetrokken, die hij twee maal per week bezocht om zoo het heette naar zijn vee te zien, maar in werkelijk heid orn de H. Schrift in het verborgen in de hut te lezen. De zaak schijnt noch- thans uitgelekt te zijn. Althans er kwam een pauselijke aanschrijving aan den bis schop van Utrecht, om acht te geven op een zeker geslacht te Rijnsburg, dat met landsch-hervormde landgenooten» heel wat van deze koninklijk-synodale organisatie te zeggen. Doch hij haalde bakzeil, zoodra hij zich het ongenoegen des konings op den hals gehaald zag. Hij heieed schuld over zijn revolutionaire handelwijze om tegenover eene van buiten ingevoerde macht, te plei ten voor het goed recht der kerken. Toen is de scheiding van 1834 gekomen: juister ware het te spreken van een uit werping. Immers zjj die zich tegen deze Synode verzetten werden afgezet, zoo zij predikantenen van hun lidmaatschap vervallen verklaard, zoo zij gewone leden der kerk waren. In plaats van dus de vrij heid van beweging aan de kei ken te her geven, en de verdere ondermijning der be lijdenis te voorkorren, handhaafde men de nieuwe organisatie en zette de mannen die het voor de belijdenis opnamen, bui ten de kerk. Een staatswet die samenkom sten van meer dan 19 personen verbood, kwam het leed der uitgeworpenen ver- hoogen en duizenden werden aan boetes geofferd voor de overtreding van deze be- paling. Eerst onder de regeering van 's konings opvolgers werden de afgescheidenen erkend, mits zij afstand deden van de goederen der nederduitsch hervormde kerk. Wat bleek dus toen Dat niet meer de belijdenis, maar de goederen de hoofdzaak geworden waren. Het spreekt overigens van zelf dat die ver klaring der afgescheidenen rechtens hoege naamd geen beteekenis heelt, wijl immers de koning geen recht had die verklaring te vorderen, en de afgescheidenen ze even min mochten geven. Zoo werd langzamerhand de kerk geneu traliseerd. In 1850 liet koning Willem (III) de teugels los. Hij gaf het door hem (n. 1. Willem I) in het leven geroepen bestuur de vrijheid om nu zelf vrjj de kerk te organiseeren. Dit bestuur was tegenover de kerk zeer onbillijk in het stellen der keuze, want in plaats van te zeggen erken mij of organiseer u zelf zooals gij wiltzeide hetneem ons reglement aan of houd u aan dat van den koning. Waarljjk geen twee goede dingen om uit te kiezen 1 En daar men nu van twee kwade dingen het slechtste vermijden moet, onderwierpen zich de kerken nog liever aan het koninklijke reglement. Wel heeft men later in het bekende artikel 23 den gemeenten vrijheid gegeven, zelf hunne kerkeraden en predikanten aan te wijzen, doch ook dit «algemeen stem recht» was afhankelijk van de erkenning der besturen. Nog eens de keus waarvoor de gemeen - ten geplaatst waren, was onbillijk. Men gaf de goederen aan een algemeenc kerk, doch waarvan eigenlijk uitgesloten zijn vele gereformeerden. Goederen die aan eene belijdeniskerk behoorden, kwamen terecht bijeen bestuurskerk, en hen die èn toen èn een gevaarlijke ketterij besmet was. De vervolgingen, die kort daarop over de fa milie van der Kodde uitbraken, gaan we met stilzwijgen voorbij. We vei melden even min, wat de zoon van Willem Jansz, Jacob Willems om des geloofswille heeft onder gaan. Tot zjjn eere moet gezegd worden, dat hij zijnen acht kinderen een voor dien tijd zeer degelijke opvoeding deed geven, zoodat zijne zonen verschillende oude en nieuwe talen als hunne moedertaal konden spreken. Een dier zonen is de in de we tenschappelijke wereld gunstig bekende Gul helmus Goddaeus, die in 1601 tot hoog leeraar in de Hebreeuwsche taal aan de Leidsche hoogeschool werd benoemd. In '19 werd hij in zgn ambt geschorst en in '21 afgezet omdat hij weigerde de Dordsche leerregelen te onderteekenen. Zijne drie broeders, die hier vooral ter sprake komen, heeten Jan, Adriaan en Gijsbrecht, en woonden respectievelijk te Oegstgeest, Rijnsburg en Warmond. Of schoon allen lederbereiders van beroep, wa ren zij nochtans in allerlei takken van wetenschap niet het minst in die der the ologie, grondig onderlegd. En wat (in zake theologie) immers nog meer zegt, zjj dwon gen door hun levensgedrag den beslist contra-Remonstrantschen predikant van Rij.rsburg het getuigenis af, dat hg hen altjjd voor zuilen en pilaren van zijne ge meente had gehouden, en dat hg ze met droefheid zag heengaan.» Wat was nl. het geval. Tot 1619 toe, zooals de Collegi anten zeer terecht tegenover de Remon stranten staande hielden, kon men eigenljjk niet van «Remonstranten» als van een be paalde Kerk of gezin spreken, 't Is waar, de Remonstrantie was lang te voren inge- later aan de belijdenis vasthielden bleef dus niets anders over dan de kerk te verlaten. Niemand kan aantoonen (zoo sprak de heer Lohman in zijne bekende rede, die wij in hoofdzaak volgden) dat vóór 1816 voor de kerk het bestuur of de wil der meerderheid hoofdzaak was. Niemand kan ontkennen dat èn voor de Kerk, èn voor de Overheid de belijdenis, en wel de formu lieren van eenigheid de hoofdzaak waren. De kerkeraden waren gebonden aan de be lijdenis. Dat is nu juist omgekeerd het tegenovergestelde hebben wij thans Men beweert ten onrechte dat deze org>v nisatie onherroepelijk is aangenomen. Ook de Hooge Raad was in 1886 van oordeel dat zij ten eeuwigen dage moet big ven. En ook het ministerie Heemskerk bleek van dit gevoelen toen het bij de jongste grond wetsherziening er voor zorgde, al de toen genoten subsiniën te verzekeren, zoodat alleen bij een volgende grondwetsherziening daarop kan worden teruggekomen. Een populair voorstel voorzeker, een be minnelijk voorstel. Immers gelijk Lodewijk Napoleon aller harten won, toen hij aan allen suhsidiën gaf, zoo wint iedere regee ring de harten, zoo zij maar veel geld en goed jbelooft. En zoo is het ook, bij hare bekende partijliefde, van de liberalen goed gezien, dat zij voor deze quaestie, die de harten verdeelt en de consciëritien verkracht, de oogen gesluten houdt. Wij geven dit toe, al kunnen wij niet nalaten te vragen liberalen van alle tjjden, die eens zoo vurig met «scheiding van kerk en staat» hebt gedweept, waar blijft uw goede naam, uw karakter bij dit alles? Hebt gjj het niet alles met de kerkelijke quaestiën verdonke remaand Maar wat is hier tegenover nu de roe ping der antirevolutionaire partjj Hierover later, zoo wg hopen. Zonder in bizonderheden te willen treden over de boetes welke in die jaren werden betaald daartoe is ons blad min der de geschikte plaats, daar zijn de hand boeken over de geschiedenis der Afscheiding voor kunnen wjj toch niet nalaten even te herinneren van enkele boeten door Goe- senaars opgebracht. Wg vonden hiervan toevallig een en ander in de geschreven aan- teekeningen van een der eerste afgeschei denen te Goes. „Voor boeten zijn betaald in Goes voo prediken en bevestigen van ds. H.J. Budding: door H. Zwieterf 46,2272 door L. Louwerse382,23 door J. de Jonge Gz. en Pieter Geense te zamen708. Van C. Louwerse nog 100. En van idem voor 't apeleeren 96. Saam f 1332.4572 De" misdaad waarop deze boeten betrek king hebben, wordt in deze oude aanteeke- ningen aldus beschreven: Op Zondag den 28 Januari 1838 is voor de eerste maal in Goes door onzen leeraar diend en had aan beide partgen haar naam geleend. Maar toch, tot op den tijd der definitieve synodale beslissing leefden Re- monstrantsch en contra-Remonstrantsch in ééne Kerk bijeen, Remonstrantsche gemeen teleden onder contra Remonstrantsche pre dikanten en contra-Remonstrantsche leden onder Remonstrantsche predikanten. De Dorische Synode, die gesteund door den sterken arm der hooge overheid, aan die vermenging in korten tijd een einde maakte, was ook de naaste aanleiding tot het ont staan der Remonstrant=che broederschap. Alle predikanten en hoogleeraren, die de 5 artikelen tegen de Remonstranten weiger den te teekenen, werden uit hun ambt ontzet, of zelfs uit hun vaderland geban nen. Strenge plakkaten, die nog strenger werden uitgevoerd, maakten elke kerkelijke samenkomst der onderliggende partg schier onmogelijk. Toch waagden zich vele Re monstrantsche predikanten, voortgedreven door den moed hunner overtuiging, in 4619 en de volgende jaren weder op Staatschen bodem, en als vluchtelingen van plaats tot plaats voortgedreven, spraken zij in ge heime bijeenkomsten bij nacht en ontij hunnen verdrukten geloofsgenooten moed in. Paschier de Fijne vooral dwingt ons door zijn onverdroten ijver eerbied af. Zoo wisten de mannen van beginsel, zij het dan niet van ons beginsel, overal hunne geestverwanten tot kleine gemeenten te verbinden in de eene Remonstrantsche broederschap. Slechts op één plaats stieten zg het hoofd, of, zoo men wil, vischten zij achter 't net, te Rijnsburg. Daar ter plaatse had de anti-Calvinistische partg niet een Remonstrantsche, maar een meer Doopsge zinde gemeente gesticht. Beter nog men H. J. Budding gepredikt in een bergplaats van hout van bakker de Jonge. Des voor middags onder de bevestiging van ouder lingen en diakenen kwam de commissaris van politie met twee dieners. Hg schudde den predikant hevig bg den arm en riep Budding, Budding, schei er uit, en staak deze onwettige vergadering, op last van burgemeester en wethouders dezer stad. Doch de dominé bleef bidden, en bg het eindigen zeide hg Indien de vergadering wii zal ik direct heengaan, maar anders niet. Toen vroeg de commissaris den leeraar zijn naam, en hij antwoordde dat h(j dien al genoemd had; daarna vertrok hg,Geen kleine beroerte onder de godsdienstoefening, gebracht hebbende De tekst was Jesaga 53: 12 het laatste gedeelte. Des namiddags doopte hij kinderen. Toen kwam de commissaris weder met twee die ners, met het verzoek zooals 's morgens en dat de leeraar zich moest komen verant woorden ter plaatse daar hij zou geroepen worden. De leeraar zeide dat h(j dit door Gods genade wenschte te doen. Daarna ver trok de Commissaris. Des avonds kwam hij niet weder. Bg het uitgaan stond veel volk buiten. De een zei dit, de ander weer wat anders. Zelfs roomsche menschen waren ons te mee en onze vijanden spotten met ons, scheldende ons knikkers en knikke- rianen." Tot zoover de aanteekening op dit punt waarvan de herinnering misschien voor Zuid-Bevelandsche lezers nog aangenaam zal zg'n. Zoo ouders, zoo kinderen. Het orgaan der Socialisten Recht voor Allen-» wekte dezer dagen zijn Amsterdam- sche partjjgenooten op tot het bijwonen eener aangekondigde uitvoering van het kinderkoor Hoop der Toekomst. «Dat het een goeden indruk zal maken»schreef de redactie, «be wijst het naast ons liggend, goed gekozen, bijna geheel nieuwe programma. Vooral het lied De Martelaren van Chicago belooft wat ook het satirische Een politie feest zal de aandacht trekken.» «Goed gekozen» voor die zangers in kiel of jurkje «Arme kinderen roept het Sociaal Weekblad uit, en volkomen terecht. Maar men vergete niet, de sociaal-demokraten zien in hun idealen heil, en 't is hun ernst met wat zij belgden goed en waar te zijn. Grond er voor hebben ze niet. Het is illusie en de uitslag zal vreeselijk ontnuch terend zjjn. Maar wat te denken van Christenen, die gruwen van het socialisme, en die toch hun kinderen ter opvoeding, hun zonen ter vor ming toevertrouwen aan onderwijzers en protessoren op lagere scholen, gymnasia, academies, wier ouderwijs het zaad is, waar uit het socialisme als vrucht gerijpt is? Zulke averechtsche dingen doen de sociaal democraten niet. Wat zij gelooven, prenten zg ook hun kinderen in. Kan het ook van de Christenen uit alle had er zich onder de leiding van het geslacht v. d. Kodde tot een gezelschap vereenigd, waarin algemeene Christenliefde en onbe perkte verdraagzaamheid voorzaten. Zie hier in 't kort de toedracht der zaak. Het Dordsche eindoordeel had ook de Re monstrantsgezinde predikanten van War mond en Oegstgeest doen uitwijken en had de Remonstrantsche inwoners dier dorpen en hun Rijnsburg*che geestverwanten van alle zielzorg beroofd. Gijsbrecht v. d. Kodde, als ouderling van Warmond, besefte levendig, dat hij het aan de gemeente verplicht was in den geestelijken nood op buitengewone wjjze te voorzien. Na samenspreking met zgn beide broeders en anderen werd het besluit genomen zelf een kleinen kring tot onderlinge stichting in het leven te roepen. Ieder zou vrjjheid van spreken genieten, en wie zich door den Geest geroepen achtte of zich bekwaam wist mocht vrjj het woord nemen en de vergadering troosten en opbouwen. Volgens het plan «zouden zij somwijlen bij eikanderen gods- dienstigljjk samenkomen. Dan moest iemand eenige hoofdstukken uit den Bijbel voor lezen en een gebed doen. Konde hg iets voortbrengen tot onderwijzing, vermaning en stichting, zulks zoude hem vrijstaan. Alzoo zoude men niet alleen eikanderen kunnen opleiden tot godsdienstige werk zaamheden, maar ook de predikanten, die anders hen heimelijk zouden willen bezoe ken, van vele gevaren verschoonen, en zich zeiven zoo van het verstoren der ver gadering als van de boete des plakkaats be vrijden.» Gijsbrecht en zijne broeders traden achtereenvolgens in de drie verga deringen als sprekers op. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1891 | | pagina 1