1891. No. 12.
Dinsdag 27 October.
Zesde Jaargang.
VERSCHIJNT
PRIJS DER ADVERTENTIES
G. M. KLEMKERK. te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
V Oei I
y
UITGAVE VAN
elk en MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Prijs per drie maanden franco p. p. ƒ0.95.
en
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
Enkele nummers/0.02s.
meer 10 cent.
Bedeeling van de bezittende klassen
Radicalen zijn consequente liberalen. Zo
nen, die eenvoudig de lijnen doortrekken,
door hun vaderen aangegeven. Ook op het
gebied van onderwijs, niet alleen van lager-,
maar ook van middelbaar- en hooger on
derwijs.
En waar men nu jarenlang geroepen
heeft dat onderwijsonderwijsbetere
toestanden scheppen zou, daar is het een
vanzelfsheid dat nu ook anderen gaan zeg
gen indien gij, welgestelden, voor een
kleinigheid 'sjaars uwen kinderen zells
mi ilelbaar- en hooger onderwijs kunt be
zorgen, dan geeft ook ons gelegenheid om
voor het weinige dat wij missen kunnen,
onze kinderen op dat peil te doen brengen
hetwelk te bereiken voor hunne zedelijke en
maatschappelijke volmaking zoo r.oodig is.
En waar gij zei ven er nog nooit been
in zaagt u te laten bedeelen door rijk en
gemeente, die wat gij aan schoolgeld voor
uwe kinderen te weinig geeft, moeten bij
passen, daar eischen wij dat men ook ons
in dien vorm bedeele, en de bedeeling tot
nog toe door u genoten, ophefïewant
gij kunt het best betalen en wij niet.
Een redeneering, die nu wel geheel in
sti ijd is met de waarheid adat het onder
wijs de taak der ouders is», maar die toch
geheel past in den gedachtengang, waarin
zekere partij de kinderen der 19e eeuw
heeft geleid, als zou het onderwijs de taak
van den Staat zijn en het kind niet behoo-
ren aan de ouders.
In dit licht beschouwd heeft onderstaan
de klacht van De Amsterdammer inder
daad beteekenis, te meer nu hij aandringt
op herstel van een onrecht, waarop van
onze zijde reeds zoo vaak tevergeefs gewe
zen was.
Niet evenredig schoolgeld wil voor de ver
mogenden eenvoudig zeggen een t e 1 a a g
schoolgeld, een schoolgeld benedenden
kostenden prfjs, m. a. w. een gift
van den staat of gemeente aan don rijke in
den vorm van onderwijs aan zijn kinderen.
Met menschen nu die verklaren als men
mij en mijns gelijken zulk een gift onthoudt,
begin ik te denken aan opheff ing van den
eigendom valt doodeenvoudig niet te re
deneeren.
In ons land, waar op bijzonder onderwijs
zooveel prijs wordt gesteld, en dit eer toe-
dan afneemt, zal men niet licht komen
tot een staatsschool, die voor alle kinderen
kosteloos toegankelijk is. Schoolgeldheffing
zal om des lieven vredes wil ter betrach
ting van rechtvaardigheid noodig blijven.
En nu dit zoo is, kan evenredige school
geldheffing moeilijk uitblijven. De billijkheid
vordert het, en het belang van het onder
wijs eischt het evenzeer. En dat zoowel bij
het hooger en middelbaar als bij het lager
onderwijs.
Indien ieder, die betalen kan, den kosten
den prijs voldeed, en de overigen naar even
redigheid van hun vermogen schoolgeld be
taalden, hoeveel meer zou de gemeente kun
nen doen voor hen, die thans de scholen
eerste klasse bezoeken, en hoe groot zou
het aantal jongelieden zijn, die van de mid
delbare scholen en van de universiteit kon
den gebruik maken, zonder dat de staat of de
gemeente op hoogere kosten werden gejaagd.
"Want dit is juist het fatale van het thans
lieerschende stelsel, dat men om bij het
Hooger onderwijs ons te bepalen geheele
scharen van. niet-bezitten weert, door het
onderwijs voor de bezittenden verre beneden
den kostenden prijs te geven. Onze univer
siteit kost jaarlijks direct en indirect
minstens f 300,000 aan de gemeente. De
Rijks-universiteiten evenzoo aan directe
en indirecte uitgaven f 1,500,000, terwijl het
aantal studeerenden pl. m. 2600 bedraagt.
Wanneer men nu nagaat, dat de studeerenden
voor verreweg het grootste deel de zonen
zijn van zeer welgestelde burgers, zou het
dan aan ernstigen twijfel onderhevig zijn,
of zij die van het Hooger onderwijs genie
ten, door naar vei mogen daarvoor te be
talen het deficit van staat en gemeente tot
een zeer klein bedrag konden terugbrengen
Zou het Hooger onderwijs door opheffing
van een der Rijksuniversiteiten en hervor
ming: van onze gemeentelijke universiteit-
tegelijk met invoering van een een billijk
gesteld evenredig schoolgeld, niet veel min
der geld verslinden dan tegenwoordig het
geval is, en zou dat onderwijs zelf er niet
bij winnen, wanneer door de invoering van
een tamelijkhoog progressief schoolgeld, paal
en perk werd gesteld aan de belachelijke
weelde en de demoraliseerende geldverkwis-
ting, die onder de spes patriae zoo in-
heemsch is?
Zoo leveren de gymnasia voor het rijk en
de gemeente een tekort op van f 600,000.
De uitgaven voor middelbaar enderwijs be
droegen f 2.105,000 en die voor lager onderwijs
11/2 caillioen, terwijl alle takken van onder
wijs te zamen in 1888 van het rijk en de
gemeente de som vroegen van ruim 15V2
millioen guiden.
Zeker ontbreken de gegevens om zelfs bij
benadering aan te geven, hoeveel onder die
miliioenen aan giften voor vermogenden is
begrepen, hoeveel miliioenen.
Maar toch er is grond voor de vraag:
zouden de groote uitgaven, die het gevolg
moeten zijn van de invoering van leerplicht
niet voor een zeer groot deel gedekt zijn,
als Staat en gemeenten, door de heffing
van een biliijk evenredig schoolgeld voor
hooger, middelbaar en lager onderwijs een
eind maakten aan de bedeeling van de be
zittende klassen?
Schoon met de premissen niet instem
mende, kunnen vele antirevolutionairen de/
conclusie van dit liberaal betoog beamen.
Kosteloos onderwijs voor den onvermo
gende goed maar de welgestelde betale het
schoolgeld voor zijn zoon naar den kostenden
prijs,, gelijk zij immers ook voor hun eigen
werjy zich tot den kistenden prijs laten
betalen.
Leden van het tegenwoordig ministerie,
liberale Kamerleden en persmannen, hadden
in den jongsten zomer den boeren wijs
gemaakt dat, zoo er een nieuwe regeering
en een nieuwe Kamer kwamen, de zaken
met spoed zouden woiden doorgezet en wij
nu een tal van gezegende hervormingen
zouden krijgen.
Zoo sprak men op alle plaatsen van ons
land en die het zei geloofde het al even
hard als die het hoorden.
Gevolg was dat er eene nieuwe meerder
heid kwam, die in welwillende verwelkoming
der liberale regeering voor de oude meerder
heid niet onderdeed.
Nu zou het hervormingen regenen.
Wel met een beetje verschil of nu juist
kieswet gelijk beloofd was, of belasting
wetten, wat ook beloofd was, het eerst zuu-
den aan de beurt komenmaar vast stond
dan toch dat de hervormingen zouden komen.
Het liberale Kanaiin stond op eens voor
alle Nederlanders aan alle zijden open.
Maar lees nu het bevriende en
vriendelijke Handelsblad van heden eens,
naar aanleiding van het voorloopig verslag
dat de eerste schriftelijke ontmoeting tus-
schen regeering en volksvertegenwoordiging
meldt.
Het bevriende blad schrijft
De leden der nieuwe Kamer, zoo dachten
wij alvorens wij de lezing begonnen, zijn
nu in de afdeelingen bijeen geweest en
hebben gelegenheid gehad eens flink den
toestand des lands onder de oogen te zien.
Er is in Juni een geheele ommekeer gebracht
in de Kamer. De rechter zijde heeft niet
alleen de meerderheid verloren, zij is ook
uiteengespat. Met het bondgenootschap der
Katholieken en antirevolutionairen is het
uit en bovendien liggen de katholieken on
derling overhoop. De minderheid is dus niet
alleen verslagen, maar ook innerlijk ver
zwakt. Kracht kan zij niet ontwikkelen.
Daarentegen hebben de liberalen zich bij de
stembus nauw aaneengesloten. Zfj hebben
uit de geschiedenis der laatste jaren ge
leerd, dat de tjjd van krakeelen en talmen
nu voorbij moet zyri, dat het land hun de
moerderheid heeft verschaft om de handen
uit de mouwen te doen steken en wat lang,
veel te lang verzuimd was met alle krachts
inspanning zoo spoedig mogelijk in te halen.
Stellig zal het Kamerverslag der algemeene
beschouwingen duidelijk uitdrukking geven
aan dat besef. Het zal aan de natie toonen,
dat de liberale partij vol vuur en ijver is
om het liberaal hervormingsprogram tot wer
kelijkheid te maken en de Regeering harer
richting bij haar streven krachtigen steun
toe te zeggen.
Maar op deze ironische inleiding laat het
liberale blad onderstaande tegenstelling
volgen
Met dezen indruk namen wij het voor
loopig verslag ter hand, maar met een
anderen indruk legden wjj na de lezing het
neder. Want wij hadden er van alles in ge
vonden behalve wat wfl er vóór alles, in
elke paragraaf, in hadden gewenscht: een
flinke verklaring, dat de Kamer vooruit wil
en zich hare verantwoordelijkheid tegenover
de natie, die hervormingen verlangt, volko
men bewust is. Zeker: tal van onderwerpen
worden aangeroerd en nu en dan zelfs
breedvoerig behandeld. Maar daarbij blijft
het ook. Nergens ontmoeten wij de uiting
eener meerderheid, die duidelijk te kennen
geeft welken weg zij uitwil en daardoor niet
alleen aan de Regeering, maar ook aan de
natie welke door die Kamer vertegenwoor
digt wordt, het bewijs geeft, dat men ein
delijk eens uitzicht heeft op vruchtbaar sa
menwerken.
Dan wijst het blad er op dat tal van
zaken in het voorloopig verslag zijn ter hand
genomen en van alle kanten bekeken. Maar.
Een ellenlange lijst dus. Maar vraagt men,
na die geheel te hebben doorgeworsteld
wat wil nu de Kamer? welke richting gaat
nu de meerderheid uit dan laat het ver
slag het antwoord telkens wachten.
Hebben de liberale verkiezingsapostelen
van den zomer tegen beter weten in beweerd
dat thans in hunne party de volmaaktste
eenstemmigheid heerschte ten opzichte van
alle staatkundige vraagpunten, het Handels
blad deed uit het voorloopig verslag, nogal
door enkel liberalen opgemaakt, een gansch
andere ervaring op.]
Als van oudsher verschijnen wederom, de
„enkele", „verscheidene", „sommige", „ande
re", „vele", „een aantal" ledenten tooneele,
voor de verscheidenheid nu en dan eens af
gewisseld door de heeren „eenerzijds" en
„anderzijds". Slechts een enkelen keer mag
men vernomen dat er tusschen de leden
een groote mate van eenstemmigheid be
stond, maar enkel bij meeningen, die nu
juist niet van overwegende beteekenis zijn.
Zoo werd „vrij algemeen erkend dat de op
treding van het tegenwoordig Kabinet naar
constitutioneele beginselen gewettigd was,"
Het is zeker aangenaam te vernemen, dat
aldus de verandering van bewind geen te
genspraak vond, ook niet bij de rechterzijde.
Maar veel meer dan aan jhet uitspreken van
zulk een waarheid had men gehad aan de
mededeeling, hoe de meerderheid denkt over
de vraag eerst kiesrecht, of eerst belasting-
verbetering
Zoodra die vraag aan de orde wordt ge
steld, in 3 vooraan, vindt men zonder
eenige aanduiding van getalsterkte, alleen
de „eenerzijds" en „anderzijds" aan het woord
geflankeerd door „sommigen", „enkelen" en
„anderen".
Men leest wel hoe de een de zinsnede der
troonrede over het kiesrecht zus, de ander
zoo uitlegde ieder natuurlijk naar zijn
inzicht over de zaak wel had men eenerzijds
„een algemeen gebleken volkswensch" ver
nomen, waarvan anderzijds „niets gebleken
was" maar wat de Kamer wenscht blijft
in het midden.
En van de legerwet heet het
Krachtige aandrang van de meerderheid,
om dit overwegend landsbelang toch niet
op den achtergrond te schuiven, hebben wij
niet mogen ontdekken.
En na er vervolgens op gewezen te heb
ben dat in zake belastinghervorming het
verslag slechts spreekt van een zwakke in
stemming met dezen eisch des tijds, ja zelfs
dat niet alle liberalen het er mede eens zijn,
komt het blad tot de volgende slotsom, oi
beter gezegd tot de vojgende niet onver
diende afstraffing zijner partij
"Wjj hebben beter dunk van de Kamer dan
dit voorloopig van ons hier en elders geeft,
maar betreuren dat daarvan zoo bitter wei
nig blijkt. De Kamer vertoont zich in dit
ouderwetsch verslag als een persoon zonder
ruggegraat, die staat te waggelen en te sta
melen, en niet kan zeggen wat .hij eigen
lijk wil. Waarlijk geen gelukkig debut 1
Als men terugdenkt aan hetgeen pas vier
maanden geleden bij de verkiezingen is ge-
sproken en geschreven, had men beter mo
gen verwachten dan deze tamme, weinig
zeggende opsomming van losse meeningen.
Een persoon zonder ruggegraat
Dit moest een antirevoluvionair eens ge
zegd hebben. Gelukkig kwam de beschuldi
ging van een onverwacht goedmoedig geest
verwant, en dus zal het wel waar zijn, al
verdenken wij hemzelven met dezelfde kwaal
bezocht te zijn. Of mogen wjj dit niet opma
ken uit het feit dat Het Handelsblad ter
stond met een pleister [en dan, welk een
pleisterkomt aandragen voor de door hem
zelven geslagen wonde.
Door zulk een voorloopig verslag is in-
tusschen nog niets verloren. Als de meer
derheid maar goed voor den dag komt, wan
neer er gehandeld moet en de regeeaing ha
re medewerking tot hervormingen vraagt!
Zou het mogelijk zijneen miserabele
houding aan te nemen als het op woorden
zeggen aankomten tegelijk met fierheid
aan te pakken, als er gehandeld moet wor
den
Mogeljjk zijn op zoo stotterenden toon het
krijgsplan voor te lezenen het tevens met
forsche hand uit te voeren?
In het praatjes maken stond de «liberale»
partij nooit van achterende jongste ver
kiezingscampagne nog bewijst het. Dus be
scheidenheid kan het niet zijn, die haar tot
zoo aarzelend optreden aanzette. Het was
gebrek aan kracht. Het Handelsblad heeft
het goed ingezien. En hare vrienden zullen
hare afstraffing met pleister incluis geducht
voelen
26 October 4891.
Men schrijft aan de M i d d. C r t.
Met belangstelling hebben vooral de eigen
aars en pachters van gronden, gelegen in de
calamiteuze polders in deze provincie, kennis
genomen van het voornemen om aan het de
partement van waterstaat enz. eene afzon
derlijke afdeeling van landbouw op te
richten. Zij zien daarin eenige toenadering
tot het betreden van den weg, die leiden
kan tot eene herziening der wet van 19
Juli 1870 (Stbl no 119), houdende vaststel
ling der voorwaarden, waarop calamiteusen
polders in Zeeland tegemoetkoming uit
's rijks schatkist kan worden verleend.
Hoe hoog toch die eigenaars en pachters
ook met den weldadigen zin der wet zjjn
ingenomen, sedert de landbouw in een alles
behalve rooskleurigen toestand verkeert, be
staat bij hen een gewichtig bezwaar tegen
de artikelen 4 en 7, bepalende dat tot dek
king der kosten van zeewering en oever
verdediging een djjkgeschot zal worden be
taald, waarvan het bedrag vijf jaren na de
calamiteusverklaring bestaat uit de helft der
onzuivere opbrengst van de gezamen
lijke landerijen, na aftrek der grondbelas
ting, en dat die helft verhoogd zal worden
met 1/20, wanneer het maximnm der bijdra
gen van aangrenzende polders of waterschap
pen is bereikt.
De beteekenis dier onzuivere opbrengst
wordt nader verklaard in artikel 92 van het
reglement, vastgesteld in 1871, waaruit blijkt
dat onder onzuivere o p br en g s t wordt
verstaan de gemiddelde pachtwaarde, die
aan de gronden kan worden toegekend in
den toestand van vollen, onbezv» aarden en
tiendvrijen eigendom, volgens schatting van
deskundigenen onder pachtwaard^
de prjjs, die zonder bezwarende voorwaar
den van betaling van lasten, onderhoud, le
veringen en dergelijke, door den pachter aan
den eigenaar kan worden betaald. Inzonder
heid gedurende de landbouwcrisen drukken
die bepalingen van art. 4 en 7 loodzwaar
op de schouders (of den financieelen toe
stand) van de betrokken landbouwers. Bij
herhaling werd in laatstgenoemd tijdperk,
zoo dikwijls nieuwe schattingen plaats had
den, over zware lasten tusschen landbou
wers en deskundigen van gedachten gewis
seld, doch telkens werd de schuld geweten
aan de wet. De schattingen achtte men
steeds in overeenstemming met de pacht
waarde, doch de eisch van de halve op
brengst plus 1/20 behoorde herzien te wor
den en eenige percenten te dalen.
Bij de overweging dat van de, voor den
landbouwer overschietende wederhelft, mi
nus bedoeld 7ao> behooren te worden afge
trokken, zoo niet de renten van verschul
digde kapitalen en tiendrechten, dan toch
de kosten van onderhoud [waaronder gere
kend mogen worden onderhoudskosten van
gebouwen, paarden, knechts, arbeiders, ge
reedschappen enz.], zoo mag het oordeel ge
wettigd heeten dat beperking tot een derde
der opbrengst ernstige overweging verdient,
wil men de billijkheid betrachten en den
achteruitgang niet nog grooter maken.
Deze beperking zou tot het natuurlijk ge
volg leiden dat de eventueele tekorten,
waarin door tegemoetkoming vanwege 't rijk
en de provincie wordt voorzien, hooger zou
den klimmen, doch de verhoudingscijfers
van 2/3 en 1/3 waren in dien zin te wijzi
gen dat het verschil geheel ten laste van
de staatsbegrooting werd gebracht bijaldien
verhooging van de provinciale bijdrage be
zwaar ontmoette. In vergelijking toch met
de miliioenen, die van rijkswegeten behoe
ve van handel en scheepvaart worden uit
gegeven, ware meerdere staatshulp aan de
zwaar gedrukte calamiteuse polders wel te
verdedigen.
Middelburg. Woensdag a. te 1 uur ge
meenteraadsvergadering ter behandeling der
begrooting.
Middelburg. Het suppletoir kohier der
hondenbelasting over 1891 ligt van Zater
dag af gedurende 14 dagen ter secretarie
ter inzage,
In een correspondentie aan de Midd.
Crt. komt een belangrijke beschouwing
voor omtrent de Zuivelfabriek te Zonnemaire.
We ontleenen er het volgende aan:
De boter van de fabriek te Zonnemaire
is zoo uitmuntend, zoo smakeljjk en geurig,
dat vele menschen hier, die tot dusver niets
anders kenden dan het harde kaarsvetach
tige mengsel, dat allengs onder den naam
van Schouvische boter in consumtie kwam
met verbazing uitriepen dat zij niet wisten
dat er zulke boter bestond of bereid kon
worden. Inderdaad, die boter is best. Ze
behoeft, geloof ik, niet voor de van ouds
gerenommeerde Delftsche roomboter onder
te doen, zoo althans die renommée nu
weer hersteld is, want daar is ook de klad
in geweest. De boter van de fabriek is uit
muntend van smaak en geur, dat erkenden
velen diej ze proefden toen ze vaor het
eerst in de stad kwam, al was ze toen
ook nog wat te week volgens sommigen,
hetwelk aan de ijskamerj schijnt gelegen te
hebben. Anderen wisten reeds van te voren,
dat zq niet goed kon zjjn, dat het bluf
was, dat het n. b. enkel margarine was,
dat 't kunstboter was en dergelijke domme
beweringen meer.
Nu dezulken zullen er altoos zijn, die
elke nieuwe en betere handelwijze afkeu
ren en zjj moeten langzaam door den drang
der feiten overwonnen worden. Vele boe
ren hebben zich aangesloten om hun melk
aan de fabriek te leveren en van eenigen
van hen vernam ik reeds dat zij nu meer
geld van de melk maken dan vroeger. Som
mige boerinnen waren en zjjn er tegen
en dat is om de reeds vroeger door mij