Parijs in 1871. 1891. No. 144. Dinsdag 8 September. Vijfóe Jaargang. VERSCHIJNT PRIJS DER ADVERTENTIES G. M. KLEMKERK, te Goes F. P. D'HÜIJ, te Middelburg. YK. De Plattelandsgemeenten en de kleine steden tegenover de Prostitutiekwestie. UITGAVE VAN ELKEN MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Prjjs per drie maanden franco p, p. /0.95. EN Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel Enkele nummers/0.02s. meer 10 cent. Ylissingen, 8, 9, 10, Hen 12 September. Onder dezen titel schrijft de heer Joh. van der Steur in het Maandblad een ar tikel vol bijzonderheden uit zijn ervaring in de Middernachtzending geput, dat we in zjjn geheel overnemen want ook van dit kwaad en zijn verderfelijke gevolgen mag men zeggenhet is overal. Het artikel luidt aldus In den laatsten tijd is mijn aandacht meer dan eens bepaald bij de kleinere ge meenten, waar geen gereglementeerde pro stitutie voortkomt. Gelukkig zijn er nog zelfs verschillende betrekkelijk grootere plaatsen, waar wij den strijd niet hebben aan te binden tegen de bordeelen en al den treurigen aanhang daarvan omdat zij er niet zijn. Of het daarom een bewijs is, dat het op zulke plaatsen en in het alge meen ten platten lande zoo gunstig met de zedelijkheid gesteld is? "Wij hebben groote reden dit te betwijfelen. Wij zeggen dit voor een groot deel op grond van onze eigen ervaring in de groote steden. In zoo vele steden toch ontmoetten wij in de mid dernachtzending op marktdagen, in den nacht die aan dien dag voorafging, tal van boeren en kooplieden, die maar al te wel den weg naar de openljjke en verkapte bordeelen bleken te kennen. Aan de bor deelen en op alle verdachte plaatsen is het gewoonlijk druk den nacht voor de vee markt in elke stad, die zulk een markt bezit. In Utrecht zagen wij meermalen, dat veeboeren de achterdeur ingelaten werden van hetzelfde bordeel, waar, in de salon, deftige heeren zaten te drinken. Wij behoeven geen namen van andere plaatsen te noemenhet is een ver schijnsel, dat zich overal voordoet, dat de boeren soms met troepen bij zulke gelegen heden de verdachte huizen bezoeken. En ook op Zondagavond hebben zulke huizen het niet het minst druk van buitenlieden. Zoo bleven in Harderwijk de burgers al spoedig weg na het optreden der midder nachtzending, maar van de omliggende dor pen kwamen de bezoekers nog een tijd lang, wijl zij niet zoozeer vreesden herkend te worden. Over deze dingen nadenkende, wordt het mij steeds duidelijker, dat men op het platte land nog gansch niet verstaat welk belang men heeft bij het streven van de Ned. Vereeniging tegen de Pro stitutie. Men leeft en deelt er niet in 13.) FEUILLETON. (Eene bladzijde uit de dagen der Commune) «Dit is nog niet alles. Gisteren terwijl iedereen aan zijn werk of in het vuur moest zijn, beraadslaagden de kommandan ten, of zij ook een nieuw stelsel van ver dediging zouden voegen bij dat, hetwelk ik had aangenomen, teneinde te gemoet te komen aan hun gebrek aan voorzorg en tot steun van hun gezag dat altijd wankelde en nooit werd gehoorzaamd. Uit hun over leg sproot een plan voort op het oogenblik dat men soldaten noodig had. Mijn ver ontwaardiging bracht hen tot een ander denkbeeld, en men beloofde mij voor heden als het laatste bewijs van bemoeiingen voor het Comité een georganiseerde krijgsmacht van 12.000 man, waarmede ik aannam tegen den vijand op te rukken. Die troepen zouden te half twaalf bijeen zijn. Het is een ure en zij zijn niet gereedinplaats van 12.000 man zijn zij ongeveer 7000 man sterk, wat geenszins hetzelfde is. sAlzoo de onbeduidendheid van het Comité voor de artillerie belette de organisatie van dat wapende aarzeling van het Centraal Comité van het Verbond belemmert de administratiede kleingeestige bemoeiingen van de kommandanten verlammen de mobi lisatie van het leger.» En na herhaald te hebbep dat hij zijn ontslag neemt, voegt bij er bij »Zoo ik nog beschermd werd door de openbaarheid mijner daden en machteloos heid, zou ik kunnen aan blijven. Maar de Commune heeft den moed niet om de open baarheid tegen te treden. Reeds tweemalen heb ik u de noodige inlichtingen gegeven en tweemalen hebt gij, mij ondanks, een geheime vergadering verlangd. »Mijn voorganger heeft de fout gemaakt dien strijd. Men beschouwt de gansche beweging van onze Vereeniging, van den Vrouwenbond en de Middernachtzending meestal alleen van belang voor de groote steder. In kleinere gemeenten kan men zich daar best buiten houden. Dit nu is geheel onjuist gezien. Ook in kleine ge meenten moet belangstelling geboren wor den. Men moet ook daar erkennen, dat deze vereenigingen ook tot hun heil werken. Maakt men schandelijke wetten en regle menten in en voor de groote steden, dan doen deze hare werking ook zeker op het platte land gevoelen. Immers een groot gedeelte van de jonge mannen vertoeft lan gen tijd in de garnizoensplaatsen, en menig maal zijn daar in de schaduw der kazerne de bordeelen reeds aan te treffen. De doch ters van het platteland worden meerma len in de groote steden, in rendez-vouz huizen of elders, ten val gebracht. Heb ben de ouders er dan niet het hoogste belang bij, dat haar verleiders niet langer maarzoo straffeloos en ongemoeid daarhenen gaan En hoe vaak geschiedt het niet dat zulke meisjes na haren val steeds dieper zinken en zich in bordeel of stille knip geheel en al der zonde in de armen werpen, dikwijls zonder dat de ouders er iets van weten Iedere stand behoort het gewicht van deze vragen te geVoelen. Of komen ook niet een groot aantal jongelieden, die voor hunne studie een tijd lang in de groote steden vertoeven ten val Het platte land lijdt zeer zeker onder de gevolgen van de openlijke verleiding tot ontucht in de groote steden. Van uit die steden wordt het zedenbederf en de besmetting dikwijls op het land overgebracht. En zoo wordt de toestand ten platten lande dikwijls ellendig, ook daar waar ze te voren betrekkelijk goed was. Hebben de jonge lieden een tijd lang in de stad vertoefd en hun lusten bot gevierd door de gemak kelijke gelegenheid tot het kwaaddan hebben zij, van daar teruggekeerd, dikwijls geen rust, maar zoeken dezelfde uitspatting. En zoo zien wij dan ook reeds in sommige kleinere gemeenten huizen van ontucht ont staan. Het zal wel niet lang meer duren, of de medische liefhebbers van bordeelen zullen zich warm maken over de gevaren van de prostitutie op de dorpen en ook daar een keuring willen ingesteld zien. Overal vindt men de geschriften verspreid van dokters, die ,het noodzakelijke van de prostitutie betoogen, en zulke vuile geschrif ten worden veel meer gelezen dan men wel vermoedt, ook op het platteland. En waar de kwade begeerten van den mensch zulke bondgenooten krijgen, houdt het geweten ge woonlijk niet lang de overhand. Daarom zou ik zeer wenschen, dat op het platteland meer gewerkt werd door versprei- om in dezen ongerjjmden toestand te blijven voortleven. Door zijn voorbeeld geleerd en wetende dat de kracht van den revolutio nair slechts bestaat in de zuiverheid van den toestand, heb ik tweeërlei gedragslijn te kiezen den hinderpaal te breken die mij belet te handelen, of terug te treden. »Ik zal den hinderpaal niet breken, want die hinderpaal zjjt gij en uwe zwakheid; ik wil geen aanslag doen op de volkssou- vereiniteit. »Ik trek mij dus terug en heb de eer u een cel in Mazas te verzoeken. Rossel.» En hij kreeg een cel in Mazas. Eerst werd hij voor de Commune ge daagd en herhaalde hij in nog scherper bewoordingen zijne beschuldiging. Daarna werd hij naar de gevangenis gevoerd. Een der leden van de Commune, Gerar din, bood aan hem te bewaken. De voor slag werd aangenomen, en de burgers Rossel en Gerardin verdwenen met de Noor derzon. In geen jaren kwamen zij weer boven water. Toch schreef Rossel herhaaldelijk brieven van opwekking in verschillende Parijsche dagbladen. Het volk hield van hem en zou zijne terechtstelling toch nooit geduld hebben. De mannen van de Commnne hadden wat minder wantrouwen, een recht vaardiger zaak en een tiran als Napoleon moeten hebben doch deze ontbraken De Commune meende door ontslaan en benoemen in de verschillende comité's de mis loopende zaken weder in orde te krij gen. Zij heeft zich daarin deerlijk vergist. Wat haar ontbrak kon niemand haar geven. Rossel werd door Delescluse vervangen. VIII HET SPEL BEGINT. Reeds den 26sten April was tot den val van de Vendöme-zuil besloten. Toebereid selen werden gemaakt, doch men vorderde ding van eenvoudige en degelijke lektuur door onderwijzers, predikanten, doktoren en allen, die hun invloed ten goede willen aanwenden. Men moest lid worden van onze Vereeniging en onze pogingen steunen met zjjn geld. Men moest onze geschriften lezen en zich een krachtige opinie vormen in dezen strijd. Men moest nauwkeurig volgen, wat op dit gebied gewerkt wordt, wjjl het ons aller belang geldt, het belang van ons gansche volk. Allermeest van het opkomend geslacht. Waarom laten zich de onderwijzers over 't algemeen zoo weinig met de kwestie in Niemand mag koel en onverschillig staan tegenover zulk een ernstig belang. Als er in een gemeenteraad als in Arn hem met 20 tegen 2 stemmen besloten wordt om de bordeelen te handhaven, om dat men zc zoo nuttig vindt, en zij, die ernstig den strjjd tegen de prostitutie heb ben aangebonden in het aangezicht gesla gen worden, zoo moet er een kreet van verontwaardiging opgaan van alle welge- zinden, niet alleen in de stad, maar ook daar buiten in de omliggende dorpen. Al de bewoners van zedelijke beginselen ia destreek, waarvan Arnhem het middelpunt is, moesten niet zwijgen, maar luide pro- testeeren tegen zulke besluiten. Wannneer de hh. raadsleden eens kon den gevoelen, wat kwade begrippen zij alzoo bestendigd hebben in de harten van dui zenden nienschen, en wat goeds zij had den kunnen bewerken door een tegenge steld besluit, zij zouden stellig verwonderd staanHet wordt hoog tijd, dat het volk zelf deze dingen leert verstaan, en dat er protest worde gewekt tegenover zulke be sluiten, die met het recht en de bevorde ring van goede zeden in zoo lijnrechten strijd zjjn. Wanneer ouders uit liefde tot hun kin deren en allen, wien het heil van het op komend geslacht ter harte gaat. eens in zagen, hoe zeer onze strijd juist dit welzijn beoogt, velen hunner zouden voorzeker niet terug blijven. Mochten ook predikants vrouwen en andere dames van invloed niet nalaten het hare te doen om degelijke reine, kloeke beginselen aan allen, die onder hare leiding staan, in te prenten. Indien de toestand onder allen, die van vaste zedelijke beginselen zijn, was, zooals hij wezen moest dan zouden de raadsleden van alle zjjden onderricht zijn, en zoo zij onaandoenlijk bleken, men had zich op velerlei manier kunnen uitspreken en protesteeren, of het hielp of niet. Nemen zij de verantwoordelijkheid op zich om de gelegenheid tot het plegen van ontucht gemakkelijk en voor den schijn minder ge vaarlijk te maken, en staan zij alzoo elke poging tot grondige bestrijding der prostitu tie in den weg, laat hen dan weten, dat de tjjd komen zal, dat zij zoodoende alle ouders, wien de zorg voor het zedelijk wel zijn hunner zonen op het harte weegt, en allen, wien het ernst is met de bevorde ring der zedelijkheid tegen zichin't harnas jagen 1» N. P. G. Y Van een andere meening. Tegenover de meening van De Maasbode, staat die van een ander katholiek blad, De Limburger Courier, in zake het ministerie TakSmidt- Seyffardt. „Eene zaak staat voorop vast als een paal boven water. Dit ministerie zal voor de groote belangen van't land, voor't godsdien stig en zedelijk belang, noodlottig zijn. Niet omdat deze 'of die persoon er deel van maakt, maar alleen omdat 't liberaal is. Men moge over 't liberalisme in andere opzichten denken en oordeelen wat men wil, in 't op zicht van den godsdienst, vooral katholie ken en z\jn strenge, onverbiddelijke zede- leer is 'teen ramp en een verderf. „Gaarne willen wij gelooven, dat onder de nieuwe ministers mannen zijn, die den godsdienst geen kwaad hart toedragen, die zelfs voor niets ter wereld hem zouden wil len uitgeroeid zien. Dat kan alles niet hel pen. Als volgelingen der liberale leer, als verspreiders der liberale beginselen werken zij al zij 'tdan onbewust de vernie tiging van den godsdienst in de hand. Want de kern, het wezen van -t liberalisme is on geloof, onverzoenlijke vijandschap niet al leen tegen den Christelijken, maar tegen al len godsdienst in 't algemeen, 't Woord van den bekenden Laurent, den liberalen hoog leeraar van Gent, is immers bekend„het liberalisme is de vrijdenkerij, of het is niets". „Duidelijker en brutaler kan 't niet gezegd worden. Een liberaal, die geen vrijdenker, d. i. geen ongeloovige is, is geen liberaal. Het wezen van 't liberalisme steekt dus in 't ongeloof. En bijgevolg werkt ieder aan hanger en verspreider van 't liberalisme mede tot uitroeiing van het geloof en den godsdienst. „Daar valt voor een denkend mensch niets tegen in te brengen, 't Sluit als een bus „Mitsdien moet ieder geloovig Christen het optreden van een liberaal ministerie als een ramp beschouwen voor den godsdienst en voor de zedelijkheid, die alleen door den godsdienst in hare zuiverheid en volledig heid kan gehandhaafd worden. „Deswege begrijpen wü ook niet, hoe meerdere katholieke bladen met zoo'n lucht hartigheid, met schijnbaar genoegen zelfs, de blijde intrede van dit ministerie kunnen begroeten. „Dat zij in de nieuwe ministers de dooden- gravers der legerwet zien, is, onzes erachtens, geen voldoende grond daarvoor. Hoe ge- wenscht de dood der hatelijke wet hun ook zij - eer zij den lijkbesteller toejuichen, zouden zij eerst zeker moeten zijn, dat de doode niet weldra verrijze, en vooral, dat de spade van den doodengraver, die den gehaten doode onder de aarde bedelft, geen maar langzaam. De bedoeling was haar den 5en Mei, den sterfdag van haar oprich ter (Napoleen I, overleden 5 Mei 1821) te doen vallen. De kolom zat echter zoo ste vig in elkander dat het den ingenieurs onmogelijk was op dien dag klaar te zijn. Etrst den 15en Mei kon alles in gereed heid wezen. De Vendöme-zuil staat in het midden van het Vendömeplein, op de plaats waar eens het standbeeld van Lodewjjk XIV stond, dat in 1792 werd vernield. Lang werd zij de zuil van Austerlitz genoemd, omdat Napoleon I haar gesticht had ter herinnering aan zijne overwinning bij Aus terlitz in 1806. Ia 1814, na Napoleons val, werd zij weder omver gehaald, maar in 1833 door koning Lodewijk Philips op Dieuw opgericht. Deze kolossus weegt of liever woog op het oogenblik waarvan ons verhaal spreekt, ruim anderhalf miljoen kilogram. Hjj was geheel van steen, overtrokken met brons dat afkomstig was van het gesehut door Napoleon I op de oostenrijksche en russische legers veroverd. De strooken van het brons, dat de kolom omwond, waren een el breed. Tal van de schitterendste wapenfeiten van Napoleon waren er in basreliëfs op aange bracht. Het voetstuk droeg aan de vier zijden zegeteekenen, waar boven festoenen van eikenloof prijken. Op elk der vier hoeken is een adelaar van massief die de 60 meter hooge kolom ondersteunen. Door een trap van binnen komt men op de galerij, waar boven een voetstuk met het standbeeld van Napoleon I, vier meter hoog, met den verrekijker in de hand, de grijze kapotjas aan en den driekanten hoed op. Wat die zuil, wat dit beeld toch wel uitgevoerd had, om zulk een roemlooze straf oefening te moeten ondergaan? Er was veel vandalisme in het spel, en veel booze hartstocht en veel brooddronken heid. Doch één ding mag niet vergeten worden. Onder deze vernielers en ver- woesters van dit historisch monument waren er die het in een vrijen onafhankelijken staat een beleedigiog achtten voor de vrijheid, een herinnering in eere te zien aan mannen die volgens hunne opvatting die vrjjheid met voeten hadden getreden. En de dwepende massa was het met deze averechtsche vrienden volkomen eens. Met den val van deze stomme zuil zoo meenden zjj zou de dageraad eener nieuwe toekomst aanbreken. Op het uur dat de groote val zou plaats hebben, had een tallooze menigte zich in de naburige straten of voor de ramen ver zameld. Toch zouden zjj weinig van de plechtigheid te zien of te hooren krijgen, daartoe was de afstand te ver, en op het plein lagen zes voet hoog zand, mest en takkebossen opgestapeld. Rechts en links stonden twee stevige pa len, bestemd om de zuil tot op het oogenblik van haar val in loodrechte richting te houden. In de rue neuve (nieuwstraat) was een kaapstander geplaatst, waaraan een ont zaglijke kabel die bevestigd was aan den tip der van onderen uitgehouwen of door gezaagde kolom. Eindeljjk werd de driekleur op de kolom gezet, ten bljjk dat ook de nationale vlag met de kolom zou worden neergehaald. De muziek speelde natuurlijk de Mar seillaise. De klaroenen schetterden gelijk bjj den val van Jericho's muren. Twintig soldaten en matrozen beginnen den kaap stander in beweging te brengen. De drie kabels spannen zich al meer. Daar hoort men een slag maar het was de ko lossus niet. In zjjn val zou hij nog groot zijn. Het was een der spaken van den kaapstander dien hij breken deed. Zeven mannen vallen ter aarde en een hunner is zwaar gekwetst. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1891 | | pagina 1