Parijs in 1871.
1391. No. 143.
Zaterdag 5 September.
Vijfde Jaargang.
VERSCHIJ AT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTEAT1EA
Y Vrije examens.
U W.
ëlken MAANDAG* WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
Prgs per drie maanden franco p. p. ƒ0.95.
Enkele nummers/0.02s.
UITGAVE VAN
ek
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Boodschappers van goede tijding.
Vlugger en handiger kabinet dan het mi
nisterie v. Tienhoven hebben wij nog nooit
gehad. In werkkracht en goede voornemens
overtreft het al zijne voorgangers. Zelfs het
ministerie Thorbecke I laat het verre ach
ter zich 1
Met iederen dag vermenigvuldigen zich
de groote plannen van de ministers en bijna
geen dagblad verschijnt er of de lezer kan
het uit den mond zijner kinderen vernemen:
Pa, nu heeft minister die of die weer wat
bedacht voor het landsbelang.
Het Handelsblad had wel gelijk toen
het onder den indruk van de aftreding van'
het luie kabinet-Mackuy zoo uiig neerschreef
dat de heer v.Tieuhoven zoo van zessen
klaar is. Wie zal het haar niet nazeggt n,
nu het bleek hoe kranige krachtige mede
werkers hij aan zich heeft weten te ver
binden.
Nu moet erkend worden: men had goede
verwachtingen van het nieuwe ministeiie.
Daartoe had liet te veel getreurd over de
traagheid der Mackay's en Havelaars,
maar dat het in die twaalf dagen reeds
zulk een bovenmenschelijk blijk van wils-,
en geest-, en denk- en werkkracht zou ont
wikkelen, als thans is aan den dag gelegd,
zal zelfs door den meest welwilh-nden
liberalist zeker niet zgn gedroomd. Reeds
meldden wij van een brief aan Gedepu
teerde Staten in zake gemeenten die moe
ten geholpen worden. Reeds vernam men
dat men al druk bezig is om de uitbrei
ding van het kiesrecht voor te bereiden.
Reeds meldden al de liberale bladen van
minister Pierson dat hij «het ernstig voor
nemen» heeft om eene comptabiliteitswet
voor Nederland tot stand te brengen.
Voor dien luien Godin de Beaufort om
van te blozen. Die had immers nooit, en
voornemen» 1
Maar o allerbenijdenswaardigste van
alle ministeriën daar komt nog een an
dere stapel heerlijke belaften van ministi-r
Tak voor den dag. Laat de Zutfensche
Courant het u zeggen
„De minister van binnenlandsche zaken
heeft niet alleen gedacht aan de noodlij
dende gemeenten, maar hij zal ook schielijk
t o o n e n een groot voorstander te zijn
van vakonderwijs en de invoering
van leerplicht"
Die noodlijdende gemeentenja, daar
heeft Godin de Beaufort ook nooit am
gedachten vakonderwijs De Savomin
Lohman heeft er zich nooit mee ingelaten
Hoe gelukkig toch dat die maar ver
vangen zijnZij dachten ook nergens aan
en pok hadden zij zulke gedienstige over
brengers hunner gedachten en voornemens
niet 1 Ook met «de regeling der sociale be-
J2.V
FEUILLETON.
[Eenebladzijde uit de dagen der Commune.)
Wij boorden liet nieuws vroeger reeds
boe in koelen bloede het doodvonnis werd
uitgesproken over de reusachtige Vendóme-
zuil, als gold het een jong konijntje te
slachten. Dit geslacht was vaste lijk beslo
ten voor niets terug te deinzen.
In de verschillende barricaden waren voorts
vijf openingen gelaten. Daarachter waren
nog andere verdedigingswerken aangelegd.
Het geheel vormde een dubbele massa aar
de, besloten tusschen zakken en tonnen.
Vooral de omtrek van de Tuileriën en
het ministerie van marine was sterk ge
barricadeerd, terwijl de hardnekkigste ver
dediging van Raadhuis en Place Vendome
werd voorbereid, een arbeid die geheel on-
noodig scheen te zijn, daar het wel niet
denkoaar was dat de vijand het raadhuis
door middel van de goed bezette hoofd
straten zou kunnen bereiken. Hetzelfde
kan ook gezegd worden omtrent den Tri
omfboog, die eveneens ook met bovenmensche-
lijke inspanning onneembaar was gemaakt.
Letten wij nu op het geheel van deze
verdedigingswerken, dan moet gezegd wor
den, dat zij geen omwalling vormden, dat
zij den vijand niet zouden deren, doch
alleen hem in zijne bewegingen belemme
ren konden en dat juist maakte de bevol
king ongerust, want nu was de stiqd in
de straten onvermijdelijk. Gezwegen nog
van het groote gevaar dat vele meester
stukken van kunst, talrijke monumenten
van Frankrijks oude glorie door deze roe-
kelooze wijze van verdedigen konden wor
den vernietigd of althans beschadigd.
Generaal Rossel boezemde groote ver
wachtingen in. Zijn eerste daad was een
daad van grooten moed, zij het ook slechts
langen» is nu een «betere» weg ingeslagen.
Waterstaat heefter zich reeds mede be
moeid.
Hoe overstelpen ons hier de goede tij
dingen 1 Wij zijn weer al verlangend te
weten welke «voornemens» in de volgende
krant zullen staan.
Een liberale krant natuurlijk. Zulke pret
tige boodschappen moeten niet door «Ker
kelijke» bladen gebracht worden
Bovenstaande was reeds geschreven toen
wjj in «De Standaard» over deze zelfde
zaak het volgende lazen
Het is inderdaad of er nog nooit zooveel
gewerkt is aan de departementen, als sedei t
den 22en der maand Augustus.
Wij hebben al een nieuwe kieswet 1
Wfj hebben al een nieuwe comptabiliteits
wet 1
Wij hebben al een nieuwe belastingwet
Wij hebben al vakonderwijs 1
Wij hebben al leerplicht 1
Wij hebben al ondersteuning van noodlij
dende gemeenten 1
Wij hebben al het leeuwendeel der so
ciale wetten deen verhuizen van Justitie
naar Waterstaat!
„Reken daar nu nog eens bü de diners
en de dejeuners waarop nu reeds de zeld
zame urbaniteit van den nieuwen Minister
van Buitenlandsche Zaken zoo schitterend
heeft uitgeblonken, dan kunt ge immers
niet anders concludeeren dan„Neen, maar
nu zal het gebeuren 1"
De «Middelb. Crt» waarschuwde reeds
tegen dergelijke reclame-berichten en r.oo-
digt vooral de Haagsche Correspondenten uit
niet te schrjjflustig te zijn. Moge dan ook
hiar eigen correspondent dit ter harte ne
men. Want ook deze heelt van 1888 tot
1891 heel wat gefantaseerd.
Een fantasie zal ook wel zijn wat de
Haagsche correspondent van «De Amster
dammer» schrijft als zouden de hh. Tak en v.
Tienhoven ontsticht zijn over de candiila
tuur Vrolik te Amsterdam.
Immers hoe kan zoo'n correspondent dat
weten zonder de vertrouweling van de
genoemde ministers te zijn
Dergelijke voelbare verzinsels, hetzij van
Middelburgsche of van Amsterdamsche
«Haagsche Correspondenten» moesten kunnen
geweerd worden. W(j hebben ze steeds
betreurd ten aanzien van het kabinet Mac
kay, en doen het eveneens nu het een ons
ongezind ministerie betreft.
Het doet toch riiets af aan de erkenning
«dat de zwakke Kamermeerderheid, reeds
vóór de zitting geopend wordt, zoowel door
de wijze waarop de ministers zijn bijeen-
getrommeld, als door de oneeniglieid waar
mede deze verkiezing in Amsterdam wordt
voorbereid, er niet sterker op wordt.»
Deze laatste woorden zijn uit «De Am
sterdammer.»
een moed die zich op papier' uitsprak.
Kolonel Leperche, kommandant van een
der voorhoeden van liet regeeringsleger,
schreef hern dat hij zich en het fort Issy
had over te geven en dat dan de bezetting
leven en vrijheid behouden zou.
Leperche meende dat zijn aanbod om op
zulk een gemakkelijke wijze uit hun hache
lijke positie verlokt te worden, met beide
handen zou zijn aangegrepen. Maar liet
antwoord van Rnssel ontnuchterde hem.
Deze schreef hem
«Waarde Kameraad I
De eerste maal dat gij mg weder zulk
een onbeschaamde sommatie durft zenden,
laat ik uw parlementair overeenkom
stig het oorlogsgebruik fusilleeren.
Uw toegenegen Rossel.»
Deze kameraadschappelijke toon was geen
ironie of beleediging. Zij was integendeel
ernstig gemeend. Leperche toch en Rossel
hadden somen tegen de Duitschers gestre
den bij Metz en hadden zich daar te za-
inen verzet tegen Bazaine's laffe plan om te
capituleeren.
De brieven werden op de muren van
Parijs aangeplakt en verschaften den Pa-
rijzenaars in hun hachelijk lot nog eenige
opgewekte oogenblikken.
De Commune had na liet dwaze besluit
om het nachtelgk bakken te verbieden, een
nog lomper bevel gegeven, namelijk om
alle leenbanken af te schaffen. De Commissie
«voor den arbeid en den handel» had be
weerd dat leenen op pand onnoodig was
voor de werkliedenen zie de werklie
den maakten er juist het meest gebruik van
Voorts verkondigde zij de stelling dat de
arbeiders recht hadden op crediet, enz. De
wjjze van uitvoering was echter nog zon-
I de man die den brief overbracht.
Otu het belang der zaak nemen wij de
volgende stellingen over uit de Chr. School
bode, voorshands zonder critiek
I. De opvoeding der kinderen wordt
noodzakelijk bepaald door hiar doel. De
bepaling van dit doel is volstrekt verschil
lend, naarmate de Heilige Schrift als richt
snoer van geloof en leven erkend of ver
worpen wordt. Daarom zullen ook
de grondslag en het beginsel
der opvoeding in de Christ e-
lijke, d. i. onze vrije school,
geheel verschillend zijn van
d,ie der neutrale overheids-
school, die slechts oog heeft
voor hetgeen dit levenaangaat.
II. De opleiding der onderwijzers behoort
plaats te hebben met het oog op de be
hoefte der scholen, welke zjj dienen zullen.
Diensvolgens zal ook de op
leidingder onderwij zers moe
ten verschillen.
III. Daar het examen een onderzoek
is, of de voorbereiding of opleiding die
„bekwaamheid" heeft aangebracht, welke de
school vordert, zoomoet het exa
men verschillend zijn.
IV. Wat de overheid in de onderwijzers
voor hare school eischt, vuldoet zoomin ten
aanzien van hare beginselen en strekking
als van inhoud on verhouding aan hetgeen
de Christelijke School in hare onderwijzers
noodig acht, en is er ook geen onderdeel
van- Het neutrale overheid s-
program past bij de opleiding
voor de neutrale school.
V. Door dat program voor alle onder
wijzers te doen gelden, dringt dus de
overheid ook onze opleiding in eene rich
ting, afwijkende van die der Christelijke
School, op welker vrijheid het
jUbreuk maakt.
VI. De vrijheid der Christelijke School
zal dus eerst dan een feit zijn, als de op
leiding harer onderwijzers zal kunnen plaats
hebben met het oog -op de behoefte dier
school en het examen, dat liun afgenomen
wordt, hunne geschiktheid voor die school
kan doen blijken.
VII. Zulk een examen noemen wij een
vrij examen, als noodzakelijke voorwaarde
voor de geestelijke vrijheid der vrije School.
Uithoofde van het publiek karakter der
School en het belang, dat de overheid
stellen moet in het onderwezen worden
harer landskinderen, is het toezicht der
overheid ook bij het vrij examen noodzake
lijk en onzerzijds gewenscht.
In hoofdzaak vermelden wij deze stellin
gen met instemming. Wij hopen daarom
gelegenheid te vinden later op deze zaak
terug te kunnen komen.
Y Progressie.
Nu de anti-revolutionairs minister van
derlingei' dan het besluit zelf. De eigenaars
van panden beneden de 20 francs konden
die halen. Men berekende dat er een mil
joen en 200 duizend dergelijke panden wa
ren, verdeeld over drie bankende uitgifte
er van zou, wanneer men 3000 of zelfs
4000 menschen daags hielp, 300 dagen,
dat is bijna tien maanden duren. Al dien
tjjd zouden dus de armen, die een of ander
in de lombard hadden staan, daar heen
moeten gaan en daar den ganschen dag
blijven om te vernemen of hun nummer
ook aan de orde was.
Tegenover deze onbeholpen, or.practische
uitvoering staat weer de flinke poging over
om een degelijker maatregel uit te voeren,
namelijk om de goede zeden te bevorderen.
Daartoe moesten te middel nacht alle open
bare plaatsen van vermaak, bals, herbergen
enz. worden gesloten.
Op sommige plaatsen werd aan dit besluit
sterk de hand gehouden. Wel liet de zede
lijkheid vnn sommige leden der Commune
veel te wenschen over; en waren er mis
schien wel andere reden om dit besluit te
nemen, het neemt niet weg dat de maat
regel goed was en althans in het leger een
oogenblikkelijke tucht invoerde. Opeen der
appèls ontbraken eenige stafofficieren van
de nationale gardemen ging hen zoeken
en vond hen met slechte vrouwen in een
koffiehuis drinkende. Op last van het Comité
in hechtenis genomen, werden deze heeren
naar Bicètre gezonden om dienst te doen
in de loopgraven. De vrouwen zond men
naar het Lazare, om zakken voor zand te
inaken.
Een van Rossels grootste verdiensten was
dat hg strenge straffen stelde op misbruik
van sterken drank, waardoor hij, zij het
al voor korten tijd, tucht en orde wist te
vestigen. Zgn grootheid was echter van
kotten duur; want hg moest het foit Issy
overgeven. Het moet echter tot zjjne eer
fina iciën, zeer tot onzen spijt, door den li
beralen minister Pierson vervangen werd,
zal de natie ook hebben te rekenen op eene
vroegere of latere invoering eener progres
sieve inkomstenbelasting.
Behalve de heer Glinderman, is ons geen
antirevolutionair bekend die van dit radicaal
systeem ernstige studie heeft gemaakt. En
juist hij kwam tot de slotsom geen pro
gressie, het leidt tot grove onbillijkheid.
Ook de antirevolutionaire bladen velden
tot nog toe een ongunstig oordeel over dit
vraagstuk. En hunne vrees schijnt niet
ongegrond dat bjj deze ingrijpende verande
ring de onbillijkheid van het eene stelsel
voor die van het andere zal plaats maken.
Kenners beweren dat de proeve, ten onzent
met de wet op het personeel genomen in
zoo bedenkelijke mate ongelukkig uitviel,
dat er allerminst een aanbeveling in lag,
en zelfs de progressief-proportioneele belas
ting op de haardsteden tot stuitende on
billijkheid voerde. (Zie «De Standaard» van
20 October 1888).
Toch dient in beginsel toegegeven dat
afgedacht van de uitvoerbaarheid, het denk
beeld van progressie de zuiverste grondslag
is voor een rechtvaardig belastingstelsel.
Het is daarom zeer te wenschen dat de
antirevolvtioiraire oeconomen dit stelsel goed
in de oogen zien, en er weldra degelijke
studiën mogen ter perse gaan, waaruit de
antirevolutionaire bladen de gegevens mo
gen putten inhoever wij met den eisch om
eene progressieve inkomstenbelasting mogen
medegaan.
Want dit vraagstuk blijft op de agenda,
ook al geeft het door zijn socialistischen
grondtrek aan niet weinigen reden tot
ernstige bedenking.
De meergegoede het meest, de minge-
goede het minst; dit bljjve de grondslag,
mits de Staat niet eerst het budget vast-
stelle om daarna den burgers de verplich
ting tot belasting op te leggenmaar eerst
zich van de draagkracht vergewisse, om
daarnaar het bestuur zijner huishouding
te regelen.
4 September 1891.
Goes, Er heeft zich verleden jaar, naar
aanleiding van het 25jarig oestaan der H.
B. S. alhier, uit de oudleerlingen dier school
en der H. B. A. eene commissie gevormd,
bestaande uit de heeren Ph. M. Van der
Mandere, I. D. Fransen Van de Putte,
Gust. Van der Hoek, I. G. J. Kakebeeke
en J. C. De Beste Az, met het d^el om
een fonds te stichten, waardoor zonen van
onbemiddelde ouders in de gelegenheid zou
den kunnen worden gesteld gratis de
Burgeravondschool te bezoe
ken. De pogingen dier commissie, die
daarbjj trouw ter zijde werd gestaan door
gezegd worden dat hij het niet overgaf
eerdat het tot een geraamte was geschoten.
Natuurlijk werd hjj door gewetenlooze
schurken als Felix Pyat en anderen voor
een verrader gescholden. Doch nog den
zelfden dag schreef hij een brief aan de
«Burgers-leden van de Commune» waarin
hij zijn ontslag nam, en wel op de volgende
gronden(Wij nemen ze letterlgk uit zijn
brief over).
»Toen de artillerie moest georganiseerd
worden, heeft het Centraal Comité voorde
artillerie be.aadslaagd, maar niets voorge
schreven. Na een revolutie van twee maan
den was de dienst van het geschut geheel
overgelaten aan den moed van eenige vrij
willigers, te gering in aantal.
»Bjj mgn komst aan het ministerie, toen
ik eenheid wille brengen in het krijgsbe-
sluur, paarden wilde hebben, de onwilligen
vervolgde, verzocht ik aan de Commune
dat zij de bevoegdheden der arrondissemen
ten zou uitbreiden. De Commune heeft
beraadslaagd, maar niet besloten.»
Vervolgens klaagt hij dat het Comité
van Algemeen Welzijn hem zijne mede
werking, dat wil zeggen de bemoeiing met
Rossels taak als bevelhebber heeft opgedron
gen en dat hg geen militaire macht bezat
om de aanvallen op het fort Issy af te
weren. En om een staaltje te geven van
de tuchteloosheid die er heerschte, zoodat
elk man deed wat goed was in eigen oogen
deelt hg het volgende mede
«Het garnizoen was slecht aangevoerd en
kreeg vrees. De officieren overlegden met
elkander en joegen den kapitein Dumont
weg, een man van geestkracht die gekomen
was om hen te bevelen en al overleggende
verlieten zg het fort, na er over gesproken
te hebben of zij het ook in de lucht zouden
laten springen, iets wat hun nog onmoge
lijker was dan om het te verdedigen.
(Wordt vervolgd.)