Parijs in 1871. 1891. No. 132. Dinsdag II Augustus. Vijfde Jaargang. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK. te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIES In liet Buitenland over onze Koloniën. ONGEPAST. elken MAANDAG- WOENSDAG- en "VRIJDAGAVOND Prijs per drie maanden franco p. p. ƒ0.95. Enkele nummers T ƒ0.02'. UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1 5 regels 50 cent. iedere regel meer 10 cent. Het bekende Bazelsche Zendingstijd schrift nEvangelisches Missions-Magazin levert in zijne voortreffelijke overzichten maandelijks een blik op al -de zendingspos- ten en den arbeid der onderscheiden zen- dingsvereenigingen over het gansche Zen- dingsveld. Zoo komt in het vorige week verschenen nummer van Augustus o. m. ook de arbeid ter sprake van de Rijnsche Zending op Su matra en Nias. Na gewaagd te hebben van den gezegenden voortgang van het woord des Evangelies, zelfs onder de meest fanatiek mohammedaansche bevolking wordt aan de Rijnsche Zendingsberichten No 0 (1891) het volgende ontleen^: «Door den onmiskenbaar gunstigen in vloed, dien de Zending op de volksstammen van Sumatra uitoefent en op de verhouding van deze tot de Hollandsehe regeering, is de laatste ook veel voorkomender en vrien delijker voor de zending geworden dan zij vroeger was. Hoezeer de stemming ten gunste der Zending is gekeerd, blijkt ook uit wat onlangs in een vergadering van het Indisch Genootschap werd besproken en vastgesteld. De leden van dit Genootschap hebben bijna allen in Indië hun werkkring gehad en in de op 31 Maart gehouden vergade ring nu was onderwerp der bespreking de Evangelische zending in Ned. Indië; over welk onderwerp Mr. O. J. H. Graaf van Lim burg Stirum de bespreking inleidde met het uitwerken der volgende hoofdgedachten: le. De Zendingsarbeid is geen onvruchtbare arbeid 2e. de zending levert geen gevaar op voor de Regeering, maar is juist haar bondgenoot. 3e. De Regeering heeft derhalve de dure roeping alles te doen om belemmeringen die den voortgang der zending tegenhouden, weg te nemen. Graaf van Limburg Stirum wees op de gevolgen en den zegen van den zendings arbeid ook voor onze koloniën, en drong op grond van de feiten aan op betere rechtstoestanden voor de inlandsche chris tenen dan zij nu hebben, en niet minder op een door de tijdsomstandigheden drin gend geboden wijziging in de stemming der Regeering aangaande de zending. Een levendige en waardeerende gedachtenwisse- ling ontspon zich uit dit Referaat, wat te meer beteekent, omdat zij die er aan deel namen van huis uit meestal, zachtst gespro ken, zeer koel en er tegen ingenomen waren, en vóór alles het belang des Rijks in het oog hielden. Deze meer vriendelijke houding der re- 7-) FEUILLETON. {Eene bladzijde uit de dagen der Commune Buiten de wallen bleef de strijd nog we ken voortduren. Dagelijks zag men de lijkstaties door de stad trekken, want der gesneuvelden was vele. Een lijkkoets, zonder andere versiering dan vier omfloers- de roode vlaggen op de hoeken, bracht telkens een gesneuvelde grafwaarts. Op de baar lag dan zijn met bloed be vlekte uniform. Soms ging de treurmuziek vooruit, terwijl een kompagnie soldaten, met de familie in het midden, zoo die er was, de koets volgde. De soldaten droe gen dan het geweer met de bajonet en de loop naar benedenen op hun kepi prijkte een immortelle. Gelijk het met alles gaat, raakte het volk ook aan deze sombere plechtigheden gewoon. Toch was de eerste van dien aard indrukwekkend genoeg om eene be schrijving te verdienen. De commune had op groote papieren met rouwranden de uitnoodiging doen druk ken, dat ieder tegenwoordig zou zijn bij de begrafenis van de eerste gesneuvelden. Eene ontzaglijke volksmenigte gat aan de oproeping gehoor, en verkeerde waarlijk onder den verpletterenden indruk van dezen rouwstoet. Daar zag men tal van lijkwa gens, alle letterlijk gevuld met kistenwant wagens zouden er te kort gekomen zijn om al de dooien een voor een te vervoeren. Achteraan kwamen de soldaten. Die maar gemist kon worden, voegde zich bij den stoet. En dan wat men te hooren kreeg I Boven de tonen der treurmuziek klonken de weeklagen dar vrouwen en de vêrwen- schingen der vrienden van de gesneuvel den, terwijl de menigte, de onafzienbare menigte zwijgend, doodstil dit tooneel aan staarde. geeringskringen tegenover het streven der zending heeft zich pas in de laatste jaren en nog zeer langzaam baan gebroken, daar voorheen [zij het enkel voorheen! de regee ring in al hare daden beheerscht werd door de toch door niets gerechtvaardigde en nood lottige vrees, als zou door de verbreiding van het chr. geloof het fanatisme der Mo hammedanen opgewekt en ontketend zijn geworden, en de Regeering in de knel zijn gekomen. De uitkomst heeft anders bewezen en zal dit verder doen. Tot zoover de Rijnsche berichten, En hierop laat de in zendingsgeschiedenis en in kennis der feiten zoo doorknede redactie van het Bazelsche Magazinvolgen »Door deze onverschillige en vaak zelfs vijandige houding ten opzichte der zending is echter de Islam in Ned. Indië, die steeds een vijand van vreemden-overheersching was, niet weinig in de hand gewerkt, en het is meer dan tijd dat de Hollandsehe regeering ga erkennen waar zij haar vijand hebbe te zoeken. Tijd en ervaring hebben haar nu een weinig bekeerd, en kunnen overtuigen dat van de Zending en van verbreiding van het Christelijk geloof in hare koloniën niet het minst gevaar is te duchten, maar dat integendeel de zegen der Zending in niet geringe mate door haar wordt genoten.» Overal; in Amerika, Engeland, Duitsch- land eDZ. waar men dit voortreffelijk tijd schrift leest, kan men zich dus op de hoogte stellen met het verstandig beleid dier Re geeringen, die in onze koloniën het ver raderlijk element van den Islam hebben ver sterkt. En hoe men oordeelt over de weg zending van ICeuchenius, is bekend. Wat zullen de zendingsvrienden buiten Nederland echter wel moeten gaan denken, als nu weer eens een liberaal Ministerie «de heide nen liever in hun eigen geloof wil laten zalig worden In hetzelfde overzicht komt ook, overge nomen uit het Zendingsblad der Broeder gemeente de volgende mededeeling voor over het zoogenaamd spektakel in Suriname «De Koloniale Staten, eenigermate het Parlement voor Suriname, z(jn ingesteld se dert 25 jaren, en zoolang bestaat dus de kolonie. Bat gedeelte der bevolking, dat door die Staten vertegenwoordigd is, wenseh- te dit feit feestelijk te herdenken, en de I2e Mei was als feestdag aangewezen. De negerbevolking echter die over de Koloniale Staten niet te best te spreken is, wilde niets van het feest hooren en zocht het te ver hinderen. Waar nog bijkwam dat het gemoed Gansch Parijs had gevoel van deze eerste plechtigheid. En zelfs in wijken, waar de bewoners niet met de Communards mee deden, ontblootte een ieder eerbiedig het hoofd, als de stoet hem voorbijtrok. Doch zooals we reeds zeiden - dit was de eerste plechtigheidal de volgende van dien aard gingen ongezien en weinig betreurd voorbij. Gelijk het met alle dingen gaat, de sleur verstompte zelfs het medelijden. De Commune haastte zich om voor het lot te zorgen van de weduwen en weezen der gesneuvelden. Hun werd een jaargeld van 600 franks toegekend. Onder deze vrouwen waren verscheidene, die met hun gesneuvelden vriend niet wettiglek waren verbonden geweest. Doch de Commune, daarmede het vrije huwelijk huldigend, gaf hun hetzelfde pensioen als. aan de wet- |'g gehuwde nabestaanden. En elk der kinderen, wettige of niet, van de gesr.euvel den, zou tot zijn 18e jaar een frank per dag ontvangen. Ook de overige betrekkin gen, ouders, broeders of zusters werden bedacht. Hun pensioen bedroeg tot ouO francs per jaar. Deze mildheid was echter niet in de eerste plaats vrucht van waardeering der ver diensten van de gesneuvelden, doch van de overweging dat men op die wijze nieuwe soldaten zou aanwerven. Doch ondanks dit alles_ bleef de krijgs kans den opstandelingen ongunstig, en den indruk er van trachtte Cluseret onder een vloed van woorden en holle zinsneden te verberged. Welk een dwaasheid toch Gelijk de struis den kop in het zand ver bergt, meenende dat dan zijn vervolger hem niet ziet, zoo trachtte Cluseret, door de naakte waarheid op te sieren, het voort- dringen des v\jands aan het oog der Pa- rijzenaars te onttrekken. Maar wat baatte het Het belettedezen toch niet dat hij na elke der gekleurde bevolking zeer was veront rust door het bericht van het aftreden des Gouverneurs, welke zoowel den negers als de Zending zeer genegen was. Zoo kwam het dan van 1214 Mei in de stad Para maribo tot onrust. De voorbereidselen voor het feest, gemaakt om het volk ook te kun nen laten genietencaroussels enz. werden in de rivier geworpen, en bij eenige jood- sche ingezetenen de ruiten vernield. Een groote schare negers, wel 2000, be gaf zich naar het huis van den Gouverneur, om hem tot blijven te bewegen. De Gou verneur stelde ze gerustzij moesten zoo zeide hij naar huis gaan vrijwillig trad hij af, en zijn opvolger was van dezelfde gevoelens als hij. Sinds 14 Mei is door op treden der Marine met de politie de rust hersteld. Om verdere onlusten te voorko men is echter 15 Mei de staat van beleg van Paramaribo afgekondigd. De winkels moesten gesloten blijven. Samenscholingen en samensprekingen wer den verboden, en 's avonds na 9 uur mocht niemand zich meer op straat vertoonen. Ook onze scholen bleven in die dagen ge sloten, en gedurende de Pinksterfeest dagen konden de avondvergaderingen in onze kerk niet gehouden worden. Deze toestand duurde tot Woensdag na Pinksteren. Toen herna men de dingen hun gewonen loop. Maar onze zendelingen hebben sinds dien tijd nog altijd een zwaren strijd. Een deel der be volking, niet de negers, toont groote ver bittering tegen de zendelingen, en ziet in hen de bewerkers der onlusten. Echter is het volk steeds door onze zendelingen tot gehoorzaamheid aan wet en overheid ver maand op den tweeden Pinksterdag is dit nog met nadruk van den kansel geschied. Overigens zijn de rumoermakers meest on der het jonge volk te vinden, dat zich niet aan de kerk stoort, en op hetwelk onze zendelingen geen invloed hebben. Tijdens de jongste ministriëele crisis was door liberale bladen het gerucht verspreid dat de heer de Ranitz, se cretaris dder Koningin, nog al veel invloed bij II. M. heeft en oorzaak was dat het met de benoeming van het liberale ministerie niet vlotten wilde. Andere liberale bladen namen dit praat je over en voegden daarbij hunne beschou wingen aan het adres der Koningin Regen tes, beschouwingen die soms de grenzen van het ongepaste naderden. De Nieuwe Groninger schreef: De loop der zaken wordt hier dan ook in alle kringen zeer betreurd en dat wel vooral om de waardig- worsteling voorwaarts rukte en het terrein al kleiner werd dat de Communards hadden te verdedigen. Een langdurig bombardement op een der straatwegen, strekkende om het opwerpen van barricades te beletten, was noodlottig voor de Are de Triomphe (de Triomf boog van Napoleon I.) Een kogel toch bescha digde dezen en doodde eenige nieuwsgierigen Doch met dit al, de commune naderde schoon met langzame schreden, het begin van haar einde. NIEUWE OFFERS. Terwijl de Nationale Vergadering pogingen aanwendde om de opstandelingen met zich te verzoenen, werden de krijgsbewegingen door de Commune, en dus ook door de Regeering voortgezet. De regeeringstroepen stonden onder bevel van den generaal Mac Mahonzij hadden verscheidene hoogten bezet, onder anderen die van Courbevoie en den Mont Valerien (spreek uit Mon Valeerjénj, en hadden tevens gezorgd dat de Commune geen gemeenschap kon onderhouden met de bevolking in de provinciën. De communards daarentegen hadden enkele van de voornaamste forten, benevens de wallen bezet, terwijl zij zich versterkten op de heuvels van Haute Bruyère. De taak van Mac Mahon was de wallen al dichter te naderen, zich meester te maken van de verschillende forten, de insurgenten binnen Parijs terug te werpen en de stad van alle kanten aan te vallen. De eerste aanvallen waren gericht op Neuilly en Asnières. Na een heldhaftige verdediging trokken de opstandelingen op het eerste punt terugdoch bleven meester van het tweede. Langs de laan van Neuilly op te rukken, bleek den regeeringstroepen eveneens onmogelijkzij waren niet bestand tegen de kogels. Van beide zijden vielen vele dooden. heid der kroon, die niet inluis- ter en aanzien kan winnen door een zoo opvallende afwijking van de goede richting, die wijlen Z M. "Willem III steeds in 'toog hield." Let wel, die man zegt dat alle kringen den (tragen) loop der zaak .betreuren, en dat de Kroon er niet bij zal winnen. Een ander vriend van Oranje, de Zutfen- sche, wat minder gemoedelijk, zegt het volgende 't Is waar 't volk kan wachten, soms lang wachten. Maar 't moet niet gezegd kunnen worden, dat dit geschiedt om 't per soonlijk gevoelen van deze of gene't moet niet gezegd kunnen worden, dat het Konink lijk gezag zich laat meevoeren in dezen of genen yartijstroom, naar 't welbehagen van A of B." De (katholieke) Maasbode werpt de schuld onbescheidenljjk geheel op de Koningin Regentes tegen wie zij haar overleden Ge maal uitspeelt. Zij zegt Leefde Koning Willem III nog, de crisis zou vermoedelijk reeds lang opgelost zijn. Het blijkt, dat, zoo er al pogingen beproefd zjn om tot een oplossing te geraken, men in elk geval blijkbaar niet aan de goede kantoren heeft geklopt. De Midd. Crt. doet het in netter termen, maar wil de Weduwe in Haar rouw tijd toch ook nog even op haar Gemaal wijzen, die het zooveel beter deed dan zij „Het is waarlijk in het belang van het, land en niet minder in dat van de koningin regentes zelve te hopen, dat H- M. zich niet op die wjze van den constitutioneelen weg zal laten afbrengen. In dit opzicht hand- have koningin Emma de goede tradities van wijlen haren gemaalzij zal er de liefde en gehechtheid des volks, die reeds zoozeer haar deel zijn, door versterken." Bedenkt nu hierbij dat al deze dreige menten door de liberale krantenschrijvers in de pen hadden kunnen gehouden worden, als zij eenvoudig de leugen hadden ver zwegen dat de schuld van de vertraging b(j den heer de Ranitz en bij H. M. de Koningin Regentes lag. Van dit geheele praatje was eenvoudig niets waar. Bovendien al ware het waar geweest, de heer De Ranitz is in ieder geval een liberaal en zou dus geen tegen het liberaal partijbelang indruisende adviezen aan de Koningin gegeven hebben. Of is het vra gen van advies en het plegen van kalm beraad altemet aan het vertegenwoordigend Hoofd van den Staat verboden 1 Daarbij komt dat het ongeduld toch wel wat al te vroeg openbaar werd. Immers reeds den 31 Juli bevatte |het liberale hoofd blad in onze provincie eenige opgewonden zinsneden om de Koningin Regentes aan Eindelijk echter liet Mac Mahon het ge schut van den Mont Valerien dienst doen, en de oproerlingen dwingen terug te trekken. Zij vonden een schuilplaats in de huizen, van waaruit zij een moorddadig geweervuur op de regeeringstroepen onderhielden. Van huis tot huis, van steen tot steen moest met bloed gekocht worden. Als leeuwen streden de nationale gardendoodsgevaren niet tellend, dew(jl zij zeer goed begrepen, wat lot hen wachtte zoo zij levend den soldaten van Mac Mahon in handen vielen. «Niets zoo afschuwelijk», zegt een oog getuige, «als deze strijd. De verbittering en woede van beide partijen was afgrijselijk. De soldaten lagen plat op den grond om tegen de kogels eenigszins beschermd te zijn, maar zij zagen er uit als lijken. Als er een hoofd zichtbaar werd of een man opgetild werd, vielen er terstond, tien, twaalf schoten. Het was geen gevecht meer tus- schen menschen, het was een jacht. Ik heb twintig slagvelden bijgewoond ik heb tusschen dooden en gekwetsten door bloed gewaad, maar nooit zag ik, nooit droomde ik van zulk een verschrikkelijk schouwspel als die wreede broedermoord buiten de mu ren van Parijs. Als een kanon gelost werd. zag men bij het laaie schijnsel der vlam uit het kanon eensklaps eenige spookachtige gedaanten van tusschen de boomen te voor schijn springen, om bij dat zelfde licht hun prooi te kiezen en een medeburger neer te schieten. De gewonden kermden en gilden, maar niemand durfde een stap voorwaarts te doen om hen te helpen of te redden. De bezetting van Neuilly kostte aan de troepen een [aantal offers; een generaal, Besson, werd gedoodeen ander, Pechot, ernstig gewond en een derde, Montaudan, licht gekwetst». „Het vermoorde Parijs". Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1891 | | pagina 1