1891. No. 121. Donderdag 16 Juli. Vijfde Jaargang. VERSCHIJNT G. M. KLEMKERK. te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIES FRIESCHE TOESTANDEN. BOEREN-PRET. D ZEEUW. elk en MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND Prjjs per drie maanden franco p. p. ƒ0.95. Enkele nummersƒ0.02'. UITGAVE VAN en van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. In het boekje van Graphoo (Ik schrijf) koinen schetsen voor die een treurig licht werpen op den toestand der arbeidersklasse in Friesland. «Patrimonium» nam een en ander uit dit vlugschrift over, waaruit blijkt dat het met de boerenknechts en boerenmeiden aldaar droevig gesteld is. Weinig onder wezen, vroegjrigp voor zwaren arbeid zoo wel des winters als des zomers, strjjken zij zelfs in den langen winter na het eindigen van hun moeilijken arbeid neer «in dat sombere, ongezellige hok met zijn leemen vloer,» waar «hun een klein olielampje wordt verstrekt», dat bestemd is, niet om er bij te lezen, want daartoe is dat licht ongenoegzaam, maar om de kille en akelige duisternis» te breken. In die «etenskaomer» (lees: «eethok») «geen kachel of knappend haardvuur», neen, «zijn ze verkleumd dan gaan ze naar den koestal, want daar is het warm, of ze gaan naar hun bed «achter de koeien, waar knechts en meiden in eikaars onmiddellijke nabijheid slapen.» Hun ontbreekt een «tehuis.» Is het wonder, dat ze «den Zaterdag- en Zondag avond in een of ander kroegje van minder allooi doorbrengen,» en «het zuur verdien de geld wordt ingeruild voor jenever?» Maar ook kan het bevreemding wekken, dat als zij tot meer rijpen leeftijd jgekomen zijn, ze veelal «gedwongen huwelijken» aan gaan en zoodra zij iets vernemen van de tegenwoordige arbeidersbewegingen sociale neigingen betoonen Doch genoeg, de boerenknecht heeft dan nu zich zedelijk gedwongen gezien de hem welbekende boerenmeid te huwen en wordt zoo hij zich niet naar elders verplaatst boerenarbeider. De boerenarbeider. Graphoo schrijft: «Wespreken nog niet over die zoogenaamde losse arbeiders, die slechts werk kunnen bekomen wanneer dat volop te verkrijgen is. We hebben het oog op die arbeiders, die jaar in jaar uit steeds jop dezellde boerderij werken. Ook hun lot laat zoo bedroevend veel te wen- echen over. 's Zomers moeten ze om drie, 's winters te vier uren aan de boerderij present zijn en daardoor in den regel bij den boer in den kost, verdienen dan over het algemeen f 150 per jaar terwijl «de vrouw er met veldarbeid 150 bij verdient.» Dus samen f200 per jaar. Niet weinigen van die arbeiders (vervolgt hij) hebben vrouw en zes kinderen. Stellen we als gemiddeld aantal vier dan moeten vijf per sonen (wijl, gelijk hjj zegt, de arbeider zelf er den kost bij heeft) van die nog geen f4 per week leven, dat is per per soon en per dag nog geen 12 centen. Is het bevreemdend, vragen ,wij, als bij zulke toestanden de armenzorg steeds ver meert en de niet meer te stuiten en gansch huipelooze armoede eindelijk tot een nood lottige crisis voeren zal En dat te eer en te meer, als we bedenken dat waarlijk liet lot van den boerenarbeider, zooals Graphoo het ons te llunsingoo-Fivelingoo schetst, nog zeer te benijden is bij dat van zijn standgenooten op vele andere plaatsen onzes lands. Want terecht zegt hij«Een belangrijke tegemoetkoming is het, dat velen dier ar beiders van den boer een plekje gronds ter bebouwing in «bruikleen» ontvangen, vol doende om bij goeden oogst een flinke hoeveelheid aardappelen als wintervoorraad op te leggen. Ook met huishuur hebben ze niets te doen.» En toch zoo eindigt Graphoo, blijft zulk een boerenarbeider, arm, althans zoo zijn huisvrouw te voren «boerenmeid» is geweest; zij hebben nimmer huiseljjk le ven gekend; hoe zullen zij kunnen huis houden en vrij blijven van de publieke liefdadigheid De redacteur van «Patrimonium» voegt hier aan evenwel toe, dat elders nog treu riger toestanden bestaan dan in dat deel van Friesland, FiveleDgoo. Hij heeft al thans ergens in Gelderland ontdekt dat het loon daar geregeld des zomers 50, in elke gevallen hoogstens 60, en des winters slechts 40 centen was en helaas het ergste en het meest ergerlijke hierbij was, dat daar twee algemeen als Christenen bekende groote heeren, van welke éen zelf d jaren aaneen eene hooge roeping vervu't, daar nog beneden gaan en aan hun beklagens waardige arbeiders de een 25 en de andere 30 centen dagloon uitkee.en. En dit alles niet met maar zonder kost en zonder vrije woning. Ter tegemoetkoming in dit gemis worden dezen menschen de volgende twijfelachtige buitenkansjes «vergund» «le dat de vrouw des arbeiders soms nog voor 25 centen daags mag arbeiden. 2e, dat de woning- huur niet te hoog is gesteld. En 3e, dat de vrouw of de kinderen onder «opgaande boomen» afgewaaide doode takken mogen sprokkelen of in de «passen» tusschen het «akkermaalshout» doode stompen mogen zoeken ten einde als brandstof te kunnen dienen.» De schrjjver vraagt hoe het elders is. Mogen velen deze vraag beantwoorden, opdat al deze «Friesche» toestanden open baar worden en de Christenen in Nederland al meer bepaald worden bjj hunne roeping. V Jodenvervolging. Onder dit opschrift schrijft dr. Wagenaar in de Friesche Kerkbode Zooeven had ik bij mij een uit Moskou verdreven jood, een jongeling van 18 jaren. Hij sprak in eigenaardig dialect vloeiend Duitsch, waarin hij uitstortte de volheid zjjner zielesmart. Aangrijpend was het, wat hij in soms bijna woeste welsprekendheid verhaalde van dien bangen paaschnacht, toen ze met hun acht honderden gedreven werden nadr het station. De sneeuw lag een raensch hoog. Het vroor hard. Ze mochten niet in het «Baanhof», in de wachtkamer schuilen, doch stonden den ganschen nacht buiten De kozakken namen hun hunne pelsjassen en mantels at en dekten er hunne paarden meê. Hij zag een vrouw met een kind aan de borst, van haren mantel berooid, neerzinken en doodvriezen op de sneeuw «Ik ben» riep hij hartstochtelijk uit »erger dan een hond. Een hond heefteen principaaleen balling heeft niemand geen vaderland, geen noensch, wien hij toebehoort. Ik ben een steen, dien men uit den grond trekt, en heen en weer werpt, telkens breekt er een stuk af, totdat hjj weg isDat is ballingschap. Gisteren avond heeft de Rabbijn mij deze kleederen gegeven. Had men mjj liever de witte lijkkleederen aangetrokken. In deze wereld is niets meer voor mij. Ik had een zaak buiten Moskouik droeg een gouden horloge. Men heeft mij alles ontroofd. Ik heb niets meer; ik ben een bedelaar en dat is niet te verdragen. Als ik op Zaterdag had willen werken en op Zondag naar de kerk gaan, dan had ik kunnen blijven, doch ik mocht het geloof mijner Vaderen niet verloochenen.» Mijn lezer, deze smarte heeft mij doen weenen. Waar Christenen zóó onbarmhar tig geloofsvervolging drijven zij daar toch eenige verzachting van zoo grooten jammer door betoon van Christelijke barmhartigheid. Het mocht het Messias-verwerpend Juda verteederenOch mocht het Hem leeren kennen, die zoo onuitsprekelijk gelukkig maakt, aanvankelijk reeds te midden van de ellende d. i. de ballingschap dezer aarde, volkomen in het Vaderhuis boven 15 Juli 1891. - Met het oog op den hagelslag, brengt men in herinnering de artt. 1628 en 1629 van het burgerlijk wetboek, luidende „Indien hij eene huur voor verscheidene jaren, gedurende den oogsttijd de geheele of de halve oogst van een jaar, door onver mijdelijke toevallen is verloren gegaan, kan de huurder eene vermindering der huurpen ningen vorderen, ten ware hij door den oogst? van vorige jaren reeds mocht zijn schadeloos gesteld. ,,Indien hij niet schadeloos gesteld is, kan de begrooting der vermindering van do huurpenningen niet geschieden, dan op het einde van de huur, wanneer het genot van al óio jaren tegen elkander wordt in vergelijking gebracht. „De rechter kan niettemin den huurder toestaan, om voorloopig, naarmate liet ge leden verlies, een gedeelte der huurpenningen in te houden." Art. 1629. „Indien de huur slechts voor een jaar is aangegaan en de oogst voor het geheel of voor de helft is verloren, is de huurder ontheven van de betaling van den geheelen huurprijs of van een evenredig gedeelte van denzelven. „Wanneer het verlies minder dan de hellt bedraagt; heeft hü geen aanspraak op eenige korting." Volgens art. 1619 komen ook de geringe en dagelijksche reparation, die anders voor rekening van den huurder van een huis zijn, zooals het breken van glasruiten, ten laste van den verhuurder, indien die door overmacht, als hagelslag noodzakelijk zijn geworden. Nog vestigt men de aandacht van hen wier eigendommen door hagelslag vernield zijn, op art. 53 en 54 der wet betrekkelijk de grondbelasting, inhoudende.- Ontheffing of vermindering van belasting in evenredigheid tot het geleden verlies wordt toegestaan vcor eigendommen, waar van onvoorziene rampen de opbrengst of het genot mot meer dan 20 ten honderd hebben doen verloren gaan. Ter bekoming van ontheffing of vermindering moet de belanghebbende, „ten tijde dat het ver lies van opbrengst of van genot kan woi- den opgenomeh en begroot," een bezwaar schrift, onder overlegging van een dubbel van zijn aanslagbiljet (dat voor 5 «ent by den ontvanger der directe belastingen to verkrijgen is), indienen by Ged. staten der provincie, waarin de aanslag ten kohiere is gebracht. Die van deze bepaling gebruik willen maken moeten een verzoekschrift op onge zegeld papier aan Ged. Staten inzenden. Soep. Ter kenschetsing van de holheden dia gedebiteerd worden om den esn of anderen vriend tot candidaat voor den gemeenteraad gekozen te krijgen, wijzen wij op hetgeen gezegd is ter aanbeveling van twee candi daten voor het lidmaatschap van den ge meenteraad te Amsterdam, onder opmerking dat dit de twee eenige candidaten waren in deze groote stad, die zich beschikbaar hadden gesteld. Natuurlijk zijn beiden liberalen. De gemeenteraad van Amsterdam telt 39 leden, waarvan 2 antirevolutionair en 2 katholiek zijn. Ter aanbeveling van den eersten liberalen candidaat werd volgens het verslag in het liberale «Dagblad voor Nederland» letterlijk gezegd«Hij is een man van de beurs, heeft gezond verstand, is gewoon alles te onderzoeken en men zal een kundig raads lid in hem verkrijgen.» Ter aanbeveling van den anderen (libe ralen) candidaat werd gezegd Hq is den vorigen keer bijna candidaat geweesthjj is een specialiteit; een man die alles wat hij kan en alles wat hij heeft in den raad beschikbaar wil stellen.» Weet men waarlijk geen geschikter aan- beveliog dan deze soep? Zijn er dan in bet geheel geen belangen meer betrokken bq een gemeenteraadsverkiezing Aardenburg. Als candidaten bjj de aan staande gemeenteraadsverkiezingen zijn door eenige antirevolutionairen gesteld: de bh. A. S. Lejjs en voorloopig P. v. d. Hemel en P. Omon (vac. de Vries). Kruisingen. In eene Maandagavond al hier gehouden vergadering der anti-revo lutionaire kiesvereeniging «Nederland en Oranje werden tot candidaten voor den gemeenteraad gesteld, het aftredend lid de heer C. der Weduwen, burgemeester en in plaats van den heer P. J. Visser aftre dend lid te Hansweert, den heer W. Vis- scher te Kruiningen. De prys uit het Sloetfonds voor een leer ling van de afdeeling A der rijkslandbouw school te Wageningen, die het eindexamen met den meesten lof aflegt en zich door ijver enz. heeft onderscheiden, is dit jaar uitgereikt aan den leerling W. Kakebeeke uit Goes. Dr. Voorhoeve te's Gravenhage is van 13 Juli tot 6 Augustus niet t6 consultee ren. Wij deelen dit mede in het belang van hen onder onze lezers die met genoemden arts medicineeren. Bij Kon. besluit is de heer B. G. v. d. Have te Ouwerkerk opnieuw benoemd tot lid der commissie van toezicht op de rijks landbouwproefstations. Stemgerechtigde deelnemers in de Ne- derlandsche handelmaatschappij hebben de heeren J. A. Tak en J. P. Fokker resp. als commissaris en commissaris-plaatsvervanger herkozen. Goes. Volgens een verslag in een der bladen zou de heer Quist voorzitter der a. r. kiesvereeniging aan den voorzitter der meeting van Zaterdagavond gezegd heb ben dat het bestuur van «Voor Nederland en Oranje» alhier het denkbeeld om slechts twee candidaten te stellen overwogen had en in dien geest een voorstel zou doen. De heer Quist heeft dit bij ingezonden stuk aan de Goesche Courant tegengesproken. Het bestuur heeft over deze zaak nog niet geconfereerd; alleen hebben enkelen zich in particulier gesprek in dien geest uitge laten. Na schijnt het ons wel niet onmogelijk dat het bestuur van «Voor Nederland en Oranje» adviseeren zal althans tegenover den heer Ochtman geen candidaat te stel len, doch alles hangt hier toch af van do a. r. kiesvereeniging die donderdagavond 8 uur D. V. saamkomt. DE LANDBOUW-COMMISSIE. De Landbouw-commissie, ingesteld bij Kon. besluit van 18 September 1886, heelt den minister van Waterstaat een advies doen toekomen ever de vraag in hoeverre de landbouwbelangen door eene wijziging van de bestaande belastingen zonden gebaat worden. Uit het verslag, opgenomen in de Staats courant van 24 dezer, blijkt; in hoofdzaak het volgende: De landbouw gaat in verhouding tot zijne productiviteit onder te zware lasten gebukt. Deze zware druk wordt in hooge mate onbillijk door den vrjjdom, welken het ka pitaal in portefeuille, geniet. Doch zelfs wanneer men den landbouw vergelijkt met andere wel belaste bronnen van inkomen, is de uitkomst voor den landbouw niet gunstig. Eene directe vergelijking van enkele land- bouwersbedryven met enkele handelszaken of neringen, zooals voorkomt in sommige enquête-verslagen, is zeker weinig afdoende. De patentwet werkt, zooals algemeen be kend is, zóó ongelijk, dat uit het eene ge val niet tot het andere mag worden beslo ten. Maar ook de druk der grondbelasting is allesbehalve gelijkmatig. Door de herzie ning van de belastbare opbrengst der onge bouwde eigendommen moge hierin belang rijke verbetering worden gebracht, de wer kelijke toestand is thans reeds aanmerkelijk afgeweken van dien welke den grondslag vormt der schattingen, eene afwijking die van jaar tot jaar snel toeneemt. Doch indirect blijkt de wanverhouding der belasting vol doende. Vooreerst dient in het oog gehouden te worden dat de landbouwer wel van patent is vrijgesteld, doch dat de personeele belas ting vow de meestens inderdaad werkt als bedrijfsbelasting. Dit is vooral het geval met de 2e, 3e, 5e en 6e grondslagen. In den regel betalen de mingegoede landbouwers aan personeel, voor| hunne paarden, inwo nende dienstboden, haardsteden en vensters, voor zoover deze geheel onmisbaar zijn voor hun bedryt, rneer in de personeele belasting dan kooplieden of industriëelen in het patent; vooral de groote industrieelen en de groote kooplieden mogen in vergelijking met de landbouwers en in verhouding tot hunne winsten zeer bevoorrecht worden geacht. Bovendien betaalt de grondeigendom een aanzienlijk percentage aan de grondbelas ting. Naar de laatste herziening bedraagt de netto huurwaarde 96 millioen. Rekent men voor het inkomen der landbouwers uit hun bedrijf bovendien 50 pet. van de huur waarde, dus 48 millioen, dan wordt de op brengst van den landbouw 144 millioen. Deze raming is ongetwijfeld te hoog en is verre van de werkelijkheid, omdat sedert de waardeering der belastbare| opbrengst de grond aanmerkelijk in waarde is gedaald, en het inkomen der boeren door] achteruit gang en schulden op een veel lager cijfer moet worden geschat. Doch neemt men de hoogere cijfers als basis van berekening en stelt men dat de grondbelasting met de opcenten zal bedragen 8 pet. van de belast bare opbrengst, dan wordt de verhouding tot het inkomen toch nog ruim 5 pet. Bij het personeel en de grondbelasting komt dan nog een aanzienlijk, hoewel niet onder cijfers te brengen bedrag, dat de land bouwer meer dan; handel en nijverheid be taalt aan mutatierechten en accijnzen. Eindelijk mag niet worden vergeten dat de landbouw in vele streken van het land bezwaard wordt met provinciale belasting, polder- of waterschapslasten, die voor een belangrijk deel dienen om uitgaven van al gemeen belang te dekken. Aan het einde van haar verslag verklaart de Commissie: «Zij deelt uwer Exc. hare overwegingen mede in de verwachting dat hare overtuiging dat de belangen van den landbouw grondige hervorming van verschillende belastingen eischen, door de Regeering moge worden gedeeld en in het vertrouwen dat hare wen- schen weerklank mogen vinden in maatre gelen, om billijke grieven weg te nemen en de ontwikkeling van eender groote takken van het volksinkomen te bevorderen.» Het Zuider-zendingsfeest van dit jaar be hoort weder tot de geschiedenis. Waarom nu het koopen van een program ma bij het nemen van een spoorkaartje verplichtend gesteld is, kan men lezen in dat gedeelte van 't programma, hetwelk hier is afgedrukt «Immers, er wordt wel eens vergeten, dat het doel van een Zendingsfeest is, de belangstelling te vermeerderen in het ge wichtige werk der Zending bij allen, die daarvoor een hart hebben en liefde tot dezen heerlijken arbeid te wekken bij dege nen, die daaromtrent nog onkundig zijn.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1891 | | pagina 1