1891. No. 98.
Zaterdag 23 Mei.
Vijfde Jaargang.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK. te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES
ONZE GEDRAGSLIJN.
elken MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
Prjjs per drie maanden franco p. p. ƒ0.95.
Enkele nummers/0.02f.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel
meer 10 cent.
Bij dit nommer behoort een Bijvoegsel.
YR
Goes ook voor Kloetinge, Kattendijke,
's Heer Hendrikskinderen en WLsekerke.
Van 21 Mei tot 2 Juni.
Alvorens het principiëele gedeelte van
de rede Maranatha over te nemen, sta een
woord van protest, over de totaal onjuiste
uitlatingen en gevolgtrekkingen, die een
deel der pers zich over dat deel dezer toe
spraak heeft veroorloofd; en waarop wij
met een «Bedoeld noch gezegd» kunnen
antwoorden.
De Vaderlander, de rietstaf der Zeeuwsche
«liberale» pers, is geërgerd aan den «laag-
hartigen gruwel» dat dr. Kuyper met «god
lasterlijke woorden» hen «die zich tegen
over hem plaatsen» op éen lijn stelt met
«een verrader» en «den man van Isearioth».
Indien dr. Kuyper dit gedaan had zouden
wjj volgaarne de Vaderlander helpen dit
godlasterlijk zeggen aan de kaak te stellen.
Slechts een is ooit bevoegd geweest een
«verrader» te schelden (schelden in den zin
van spreken bedoeld) die «zich tegenover
hem Jplaatste». Het was toen de Heiland
in de uiterste zielesmart het «een uwer
zal mij verradenuitsprak.
Geen schepsel ter wereld vermag dit, ook
niet onder geljjke omstandigheden den Hei
land na te zeggen. En dus heeft dr. Kuyper
dit gedaan, dan heeft «De Vaderlander» niets
te veel gezegd.
Evenwel kunnen wjj, die én de reda
gehoord, én de brochure gelezen hebben
verzekeren dat het niet alzoo is, als zij zich
voorstelt.
Over die zich tegen hem stelden heeft
dr. K. niets gezegd. Wel over menigeen
die verraad pleegde aan de zaak, waarvoor
hij eens met geestdrift gestreden had.
Namen werden niet genoemd: indezen liet
de spreker het oordeel den Heere over.
Slechts toonde hij met teksten uit den
Bjjbel aan, dat sommiger afval en verraad
niemand verwonderen moet. Reeds David,
later de Heiland zelf, en daarna Paulus en
Johannes maakten met dezulken kennis,
't Is inderdaad onbegrijpelijk dat men voor
beseha'ifde lieden die lezen kunnen, dit nog
verduidelijken moet.
Laten wij de bedoelde passage even af
drukken
En klaagt go, wel niet in het Kabinet,
maar onder de kiezers om sommiger afval
en over meer dan een die v e r r a a d pleegde
en overliep naar den vijand, wat nood?
Wie het „Maranatha" kent, en weet wat
ons in de Schrift geprofeteerd is, voor dien
is het niets vreemds dat gedurig de gele
deren verbroken worden; ja, bij dien staat
het vast dat zulk een afval gedurig moet
komen. Reeds David klaagde over he:
verraad van zijn boezemvriend, die eens
zijn brood at en heimelijk met hem raad
pleegde (Ps. 55,14, 15). Uit de twaalven
die Jezus zich verkoren had, is de man
van Isearioth tot zijn laaghartigen gruwel
uitgegaan. Er moeten, zegt Paulus
afscheuringen komen van wie eerst met u
liepen, opdat degenen die op
recht onder U zijn, openbaar mo
gen worden (Cor. 11 19). Reeds dertig
jaren na 's Heeren hemelvaart klaagde
Johannes van deze ontrouwen en renega
ten „Ze zijn uit ons uitgegaan enz. (1 Joh.
2 19)." Even stellig betuigt ons de b(j
Damascus geroepene dat het Maranatha niet
kan ingaan, „tenzij eerst de afval gekomen
zfj (2 Thess. 23). En ons aller fout is
maar dat we wel deze dingen in de Schrift
lezen, maar als ze nu in onze eigen om
geving ook alzoo uitkomen, vergeten dat
het zoo inde Schrift staat.
Maar opdat niemand op al de kiezers die de
antirevolutionaire lijn verlieten, dit zeggen
zou toepassen, voegde de spreker er deze
zeer nuchtere waarschuwing bij
Daarbij komt dat ge niet moet over
drijven en nog volstrekt niet op allen
die een oogenblik deinsden, deze profetie
van den afval moogt toepassen. Yan hoe
menigen martelaar staat hit niet tot onze
zelfontdekking opgeteekend dat hij eerst,
in een oogenblik van vervaardheid, de zaak
zijns Heeren prijs gaf en toch later met
berouw en boete weergekeerd, fier als een
held zich voor zijn Heiland in den dood
gaf. Heel wat dient ook op rekening ge
steld van onzen kibbelenden, bedilzieken
volksaard
En dan, is liet zoo wonder dat veler geest
verbijsterd wierd bij zoo herhaalde schokken
in ons kerkelijk leven
Ja, ligt er niet veeleer oorzaak van dank
in dat eene actie op kerkelijk gebied die
elders nauwelijks den waterspiegel zou doen
rimpelen, in ons vaderland nog in staat
bleek het slijk uit de diepte naar boven
te woelen
Neen ik jammer niet over afval,
maar verbaas mij veeleer dat zoo weinigen
vanons gingen; dan houd ik de kleine
zuivering die plaats'greep ten deele wel
voor gezond; en verheug er. mij in dat
juist de mannen van beteekenis en dege
studie, van energie en karakter, heel het
land door, onder hooge en onder lage stan
den niet slechts eenparig op onze zijde
bleven, maar zich veeleer nog nauwer aan
ons volk aansloten.
Dr. Kuijper had van 2 Thess. 2:3 al
leen de woorden aangehaald «dat een
afval komen moet.» Is het nu eerlijk, is
het humaan van den tegenstander dat hjj
den geheelen tekst aanhaalt en dan uitroept
hij ziet in ons een «openbaring van den
mensch der zondert
Bijna denken wij hier aan opzettelijke
woordverdraaiing, en beschuldiging tegen
beter weten in.
Neen, wilt gij de gezindheid van dr.
Kuijper tegen vroegere tegenstanders kennen,
leest dan wat hij verder laat volgen
Dan betreur ik daarom wel het afdeinzen
van wie toch eigenlijk by ons hoorde, maar
geldt ook hier voor nfij het: „Zij weten
niet wat zfj doen." Want neen, ze verstaan
het niet hoe zedoor aan een liberalist hun
stem te geven, feitelijk, in onze nationale
worsteling een stem uitbrengen tegenhun.
Heere. En daarom keert wederm a n n e n-
broeders! roep ik hun toe. Laat het Ma
ranatha ook voor u den doorslag geven.
Want immers, wie als eens de Heere we
derkomt, uit de dooden verrijzen zal om
als een gekochte door het bloed des Lams
te staan op den berg des Heeren, die moet
ook nu, terwijl hij nog onder de levenden
is, in hart en huis en vaderland, de
Banier zijns Heeren aankleven, „getrouw
tot in den dood".
Hier moet dus onderscheiden worden
tusschen bewuste en onbewuste afvalligen.
Van de eersten zal toch zeker ook De Vader
lander or wel kennen, en als broeders trachten
te vergeten.
Na deze toelichting nemen wij nog het
volgende uit deze geprezen en gelasterde
Openingsrede over
En zegt ge: Maar dan behooren ook ue
Roomsch-Katholieken bij ons, zoo bid ik u,
dat ge u wacht voor een zoo overijlde
gevolgtrekking. Want het is zoo, terwijl
de partijen der Revolutie eenparig de weder
komst des Heeren zoo al niet bespotten, dan
toch ignoreeren, belijden ook onze roomscli-
katholieke landgenooten met ons Van
waar Hij wederkomen zal, om te ,oordeelen
de levenden en de dooden. Het Maranatha
leeft ook bij hen. Ja, wat meer zegt, ook
bij hen ligt achter dat Maranatha dezelfde
achtergrond van overtuigingen en van feiten.
Zij en wij erkennen, dat alle gezag en alle
macht ook op aarde uit God vloeit en ge
grond is in het feit der Schepping. Ze
belijden met ons, dat God de Heere ook
voor het staatkundig leven der Volkeren op
buitengewone wijze Zijn wil geopenbaard
heeft, en dat diensvolgens Vorst en volk
aan dien wille Gods gebonden zijn. Ze
zeggen, wat gij zegt, dat deze Gud Zijn
eeniggeboren Zoon in de wereld gezonden
heeft, en Hem, als loon voor Zijn kruis, de
Middelaarskroon op het hoofd heeft gedrukt.
En óók, ze betuigen evenals gij, dat deze
van God gezalfde Koning nu zit aan de
rechterhand Godsvan dien Troon der
Majesteit het lot van volkeren en Staten
regelt; en eens in het einde der dagen
weder zal komen, om alle volk en alle men-
schenkind te dagen voor Zijn rechterstoel.
In zooverre hebt ge dus volkomen gelijk,
dat bet Maranatha uit hun en onzen mond
weerklinkt, en ons mét hen aan één kant
stelt tegenover alle andere partijen, die van
geen Hallelujah voor «het Lam, dat geslacht
wierd» weten.
En toch wijs ik zoo beslist mogelijk de
gevolgtrekking af alsof we daarom saam als
één man met hen konden optrekken. Dat
dit niet kan, ligt aan onze glorieuze historie
dat dit niet kan, ligt aan het bloed der
martelaren, dat gevloeid heeftdat dit nu
niet kan en nooit zal kunnen, ligt aan den
.-ebranderen grijsaard te Rome, die de
pretentie maakt, gevolmachtigd stedehouder
van Christus op aarde te zijn. Al moge
zich dan ook om de eenheid in grondbe
ginsel, en om de gelijke finale, die beiderzijds
wordt ingewacht, vaak eenheid van streven
openbaren, toch gaapt er tusschen hen en
ons een klove, die ons dwingt tot geïsoleerde
partij-formatie en nooit mag worden over
brugd. Steeds zou ik dan ook van verraad
aan onze historie, van een verraad aan onze
beginselen roepen, zoo er ooit van ineen
stemming, of ook maar van te nauwe
aaneensluiting met onze roomsche landge
nooten sprake viel. Immers, wat tusschen
hen en ons ligt, is het heilig pleit voor
de Vrijheid der consciëntie, waarvoor wij
nogmaals ah onze vaderen ons bloed zouden
laten, en waartegen zij, hoe toeschietelijk
ook in de practijk, toch in beginsel steeds
blijven aangekant. Juist het Maranatha
bindt ons aan de historische l(jn, en die
historische lijn eischt van ons, dat we, trouw
aan onze roemrijke historie, Calvinisten zijn
en blijven zullen, met jaloerschheid wakende
voor het ons toevertrouwde pand. Ja, waarlijk,
niet slechts met vagen term Christen, maar
Calvinist in zeer beslisten zin, omdat de
Cliristennaam u met Rome gemeen is, en
alleen in het Calvinisme uw Nederlandsche
grondgedachteen historisch het ons onder-
fdieidend kenmerk ligt,
Vrijheid van oonsciëntie, en juist daarom
in alle geestelijke zaak nooit anders dan
overreding en uitsluiting van allen dwang.
Eens komt er dwang, als Christus in
majesteit uit de hemelen terugkeert en de
anti-Christelijke macht door hem met de
roede zal gebroken worden en hij haar,
naar het woord van Psalm 2, in stukken
slaan zal als een pottebakkersvat. Hem
komt dit toe, omdat hij kenner van aller
hart is en aller rechter zal zijn, maar ons
niet. Wij mogen alleen met geestelijke
wapenen strijden en Jezus ons kruis, hem
vroolijk volgende, nadragen. En zoo aan
vaarden wij dan ook, zonder heimelijke
bedoeling, de positie van rechtsgelijkheid
voor de wet met wie anderes geestes zijn,
en vragen voor ons zeivengelijk Groen
sprak, geen andere grondwettige vrijheid
dan om Christelyke plichtsbetrachting
mogelijk te maken.
Door dat beginsel wordt ons ook de taak
waartoe wij geroepen worden, aangewezen.
Het Calvinisme kent de roest van het
Conservatisme niet, maar poogt actief in te
werken op eiken keer die in onze volkstoe
standen komende is Het komt nooit achter
aan, maar koos zich steeds een eereplaats
in de voorste gelederen en ziet zich deswege
ook thans tot ernstige plichtsvervulling
geroepen bij het keerpunt in ons nationaal
bestaan, waar we thans aan toe zijn.
Een flinke stap.
De minister van oorlog heeft een flinken
stap tot toenadering gedaan. Kamerleden
van verschillende richting hadden bezwaar
gemaakt tegen het artikel dat het contingent
regelt. Men geeft wel toe, zooals het nu
is, kan 'took niet blyven, maar vraagt
de minister niet wat veel De minister
toch vraagt een gezamenlijke sterkte van
bijna 166000 man.
De minister is aan de bezwaren tegemoet
gekomen door voor te stellen een gewijzigd
artikel luidende:
„Het aantal jaarlijks by het leger in te
lijven dienstplichtigen bedraagt:
lo. ter volledige oefening, ten
hoogste 31.5 ten honderd van het aantal,
in het vorige jaar tot 1 October ingeschre
venen voor den dienstplicht;
2o. voor korte oefening, bestemd
voor de depottroepen van de infanterie en
van de vestingartillerie, ten hoogste 5 ten
honderd van het aantal ingeschrevenen onder
lo. vermeld;
met dien verstande, dat jaarlijks ter
volledige oefening niet meer dan
13.200 dienstplichtigen en voor korte
oefening niet meer dan 2500 dienst-
pli;htigen mogen worden ingelijfd".
Door deze wijziging wordt nu het con
tingent voorloopig met ruim 15000 man
verminderd, zoodat de druk iu de eerste
jaren zeer weinig van den tegenwoordige
zal verschillen.
Wij hopen dat onze vrienden de toege
stoken hand zullen aangrijpen. Er zijn
onder de «liberalen» voorstanders der wet,
wien de wijziging wel wat ver gaat. Aan
het bezwaar van den meerderen druk is
dus heelwat tegemoet gekomen.
Herzie u zelf.
De liberalen van '48 hebben het Ko
ninklijk gezag op losse schroeven gezet.
Thorbecke is daarmede begonnen. Groen
had principiëel bezwaar tegen Thorbecke's
verloochening der Souvereiniteit van het
Huis van Oranje.
Wie daar meer van wil weten, leze
slechts zijn «Verscheidenheden over Staats
recht en Politiek», en Thorbecke's eigen re
devoeringen op dat punt.
Thorbecke's geesteskinderen, ook die van
'1887, het bleek bij de Grondwetsherzie
ning, hebben hunnen vader op dat punt
en in zake verplaatsing van de macht des
Konings naar de tweede kamerniet ver?
loochend. Ja van ouds hebben de libertij
nen zich steeds tegen de aangroeiende
macht van het Huis van Oranje verzet.
Willen zij Groen v. Prinsterer niet geloo-
ven, zij lezen er dan hun Fruijn, hun Pot
gieter, hun mr. de Beaufort (het kamerlid)
maar op na.
En zoolang nu deze feiten vaststaan,
gait het niet aan de antirevolutionairen
bij de stembus te bestrijden, met het on
waar beweren dat «de Standaard de repu
bliek heeft ingeluid».
Men behoeft nog niet eens veel van Heldt
en Van Houten gelezen te hebben, om te
kunnen vaststellen dat het liberalisme in
zake eerbied voor het gezag van Oranje
veel te weinig zuiver op de graat is, om
zelfs maar een eenig antirevolutionair van
republikeinisme te mogen verdenken.
Den beschuldigers mag in dezen wel een
welgemeend Herzie u zelf worden toege
roepen.
22 Mei 1891.
Zleriksee. De centrale liberale kiesver-
vereeniging heeft met algemeene stemmen
den heer J. J. v. Kerkwijk weder candidaat
gesteld voor de tweede kamer.
In de Woensdag te Borssele gehouden
vergadering van ingelanden van den Cali-
mateusen polder Borssele werd, na vaststel
ling der rekening van '1890/1891 en de