1891. No. 95. Donderdag 14 Mei. Vijfde Jaargang. VERSCHI.J XT G. M. KLEM KERK. te Goes F. P. D'HUIJ, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTE\TlEi\ Ie belastingwetten ver- nlijken druk vermeerde- tarvanis landverhuizing.; nt het ligt niet in d'en om gedrild te worden Duitsche volgzaamheid lit en ilk ;ende, deuken dat wij raag conscriptie (loting) Maar de conscriptie be- wetsontwerp brengt verandering, niet verlangt gedrild teer Viiuly daarom tegen dan moet hij zich ook bestaande wet, tegen ar het gaat niet aan te :en groot voorstander van tplicht, maar ik ben tegen mdat ons volk niet gedrild ide beweringen houden blijkbaar ly, toen hij aldus rede- liet oog 1 liet op het volk laar op de betrekkelijk die tot dusver niet «ge- die hij dit begrijp ik dit drillen zou willen ont- vaardigde heelt zich ook verp verklaard omdat het ancien der natie vordert Regeering dat zij is op- ;eldelijke lasten van de en en toch vermeerdert, ent hoorde ik nooit van vanneer hij bij de Re- om subsidie voor den afgevaardigde weet dat ereid ben hem zooveel helpen, maat' wanneer dat de Regeering uit zakelijke lan moest hij niet komen zaken waarin hij belang alleen aan ten betooge te weren wat men liever en bezigt waaraan men hecht. ;n paar hoofdredenen aan >n voor den persoonlijkeu mordeelen uit militair eheel ter zijde). Wan- er natie buiten den per- lot houdt, dan vraag ik t zal zien wanneer het id komt te staan, ioieden De vermogenden van de natie zullen dan en; zij zullen in de so- na te gaan hoe de afloop terwjjl de mannen uit iede standen zon- ndat de wet het hun voor het vaderland, en dit moeten aanzien, zijn om te strqden t kunnen strijden, want jd, dat men binnen 4 a et zijn voor den krijg, elte kan binnen dien tijd lat zal, alsof het een krijgsbedrijven nagaan .fwachten. Maar wat natie over, wanneer op tegenover het buitenland r van H'outen gezegd de eer van de natie niet de helft van de natie ij wil aan de tie oefenplicht telling acht ik niet juist, elft van de natie blijft aarom is niet de helft baar. Wanneer eenmaal ireken, wordt die andere die diensten, welke men hebben juist voor het zen bodem, zonder dat der wapens vereischt >r niet juist op aan om et land met de wapens ieder moet op de wijze hikt wordt geacht, bij verdediging. ationeel en verstandig schen niet noodeloos ge- het hanteeren der worden ingeschreven orn sten te verrichten, die verdediging des lands (Slot volgt.) iad ook kunnen wijzen ij de onderwijsuitgaven, elkfn MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND Piqs per drie maanden franco p. p. ƒ0.95. Enkele nummersƒ0.025. UITGAVE VAN E>" van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Familieberichten van 1 5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Bij dit nommer behoort een Bijvoegsel. De rede van Minister Lohman {Slot.) Aan de schoone en kernachtige redevoe ring van den minister van Binnenlandsche zaken ontleenen wij nog het volgende Ik kom tot het tweede hoofdargument voor den persoonlijken dienstplicht, het billijkheidsivgamexii, dat vooral door den heer Harte (l) is aangevallen. Van redenen van billijkheid heeft die afgevaardigde gezegd, kan geen sprake zijn, iedereen is immers bevoegd om een plaatsvervanger te stellen het is niet de wet die iemand daarin verhindertmaar alleen gebrek aan fondsen en daarvoor is de wetgever niet aansprakelijk. De heer van Houten, in dezen eensgezind met den heer Harte, herinnerde aan de uitspraak van den heer de Roo om het leger te organiseeren, desorganiseert men de maai schappij; en dhr. v. Houten heeft verder gezegd dat men bij de invoering van den persoonlijken dienstplicht vergeet dat er in de maatschappij verdeeling van arbeid is en terugkeert tot de barbaarsche toestanden van voorheen, door met die ver deeling van arbeid geen rekening te hoeden. Dit alles zou zeer fraai zijn, wanneer er voor niemand dienstplicht bestond, en wan neer wij een leger hadden van vrijwilligers. Dan zou men kunnen zeggenwie het land vrijwillig wil dienenwie liever in persoon dient dan belasting betalen, moet dat zelf weten daarmee houdt de wetgever zich niet op. Maar zoo ligt het geval niet. De wet heeft aan alle zonen des Vaderlands een zeer zware verplichting opgelegder is dus geen quaestie van een Vj'jj willigen arbeid, van vrije beweging, van verdeeling van arbeid, maar eenvoudig van een last. Hoe is thans de feitelijke toestand Men zegt gewoonlijk allen moeten dienen, maar die kan mag zich vrij kooj-en. Men kan echter even goed de stelling omkeeren en dan met evenveel juistheid zeggen ieder die kan mag een vrijwilliger stellen, mits hij dezen zelf betalewie dat niet kan moet persoonlijk dienen. "Daarin ligt een zeer groote onbillijkheid. In het oude strafrecht gold de regeldie de boete niet betalen kan, worde gestraft aan den lijve. Men is langzamerhand tot de overtuiging gekomen dat boete en lijfstraffen geheel ongelijksoortige zaken zijn en in het tegen woordige strafrecht heeft men dan ook een prineipiëel onderscheid gemaakt tusschen boete en gevangenisstraf. Doch bij de wet op de nationale militie doet men echter het omgekeerde. Hier wil men aan de natie blijven zeggen: zorg gij voor vrijwilligers, maar als gij niet betalen kunt, leg ik u een persoonlijken last op, die oneindig veel zwaarder is dan het betalen der geldsom gevorderd voor het stellen van een vrij williger. Hierin ligt mijns inziens de on rechtvaardigheiddat men twee geheel ongelijksoortige grootheden aan elkander gelijk stelt. Hier komt nog iets anders bij, waarop ik de aandacht vestig. Door de wetgeving, waaronder wij thans leven is voor de dienstplichtigen die deel uitmaken van het leger een toestand ont staan, die naar mijne meening in hooge mate onrechtvaardig en onbillijk is. Ten yorigen jare ontving ik een adres, waarvan ik den inhoud wil mededeelen niet als ar gument, maar alleen omdat het de uitdruk king bevat van hetgeen op dit punt door mij bedoeld wordt. Het was een adres van eene vrouw, die aan den Koning verzocht om haar zoon, die zich aan den dienst had onttrokken terug te mogen hebben. Katholiek Kamerlid voor Grave, De heer v. Houten mag wel zijn tegen voeter heeten. Hij toch is liberaal afgev. yoor Groningen,.en vrijdenker. Zij zegt daarin«Ik weet, Sire, dat mijn kind de straf verdient, daarbij niet aan zijn plichten jegens zijn Koning voldaan heelt. Maar het is ook een harde srijd voor een welopgevoed man in den diensttijd buiten alle fatsoenlijke kringen gesloten te zijn. Wel zijr. mijn kinderen burgerlijk groot gebracht, maar zijn hun afkomst niet vergeten. Ik kan met waarheid aan mijn Koning verkla ren, dat wij het geld niet bezitten om een plaatsvervanger te stellen. Het zal voor mij een groot geluk zijn, als uit alle standen moeten dienen; dan hoop ik dat binnen een paar jaren mijne beide kleinzonen de wapen rok van de Koning met eer mogen dragen.» Ziedaar hetgeen in velerlei gemoed om gaat. De wet legt aan de natie een zwaren last op, maar tengevolge van de bepalingen van diezelfde wet wordt de vervulling van dien last in veler oogen bijkans een schande. Wanneer daarover nog twijfel kon be staan, dan beroep ik mij op de redevoeringen die in de laatste dagen in deze Kamer uitgesproken zijn. Alsof wij nooit van het leger gehoord hadden, hebben wij plotseling vernomen dat er geen rechtszekerheid voor den soldaat bestaat, dat de kazernen zijn pestholen, verblijfplaatsen van jammer en ellendedat geen vader, die nog iets gevoelt voor zijn kind, het naar die pestholen zenden mag. En ieder onzer weet hoe de gewone soldaat, om zijn soldatenrok, bijna buiten alle kringen gesloten is. Mag dit geschieden Zelfs tegen de verplichting dat de kostwinners moeten dienen zonder behoorlijke vergoeding is men in deze Kamer nooit opgekomen. Wanneer men zegtgij desorganiseert de maatschappij om het leger te organiseeren, mag dan aan den anderen kant niet gevraagd worden of men om het leger samen te stellen het huisgezin mag desorganiseeren Toch is dit, de heer Van Houten vergete het niet, jarenlang geschied met toestemming van de gansche ertegenwoordiging men is daartegen niet opgekomen. Doch nu het zal gelden het desorganiseeren ook van andere huishoudens, nu komt men er wèl tegen op. Wanneer de ingezetenen uit alle standen dienen, dan zal de dienstplicht ook voor de minder gegoeden worden verlicht. Het kan toch niet ontkend worden dat wanneer ook onze zonen in het leger zullen dienen, tal van zaken, die nu beslaan en waarover men met recht klaagtzullen ophouden maar dit geschiedt niet, wanneer de toestand gehandhaafd blijft. Waarom niet? Omdat het niet helpt of men al betere wetten maakt. Ik wil nu het Crimineel Wetboek niet in bescherming nemen maar in het Reglement van krijgs tucht liggen zeer goede beginselen. Toch zijn groote en gegronde grieven over de uitoefening dier tucht aangevoerd. Waar ligt de fout In de uitvoering, in de toe passing Maar van die toepassing verneemt men weinig of stelt er weinig belang in, zoolang niet allen dienen. Wanneer er over de Academie te Breda iets te klagen valt, dan wordt onmiddellijk eene enquête inge steld, maar geschiedt dit nu ook als er iets in de kazernen gebeurt De heer Dobbelmann heeft gezegd dat er sedert 23 jaren zulke ergerlijke toestanden in de kazernen bestaan, en dat is eerst nu aan het licht gekomen. (De heer Dobbel mann zegt, den minister in de rede vallende: Maar ook vit de laatste drie jaren.) De Minister vervolgtGoed Maar nóch :n die laatste 20 jaren nóch in die laatste 3 jaren heeft de heer Dobbelmann of eenig ander lid der Kamer gemeend tegen derge lijke zaken met dezelfde kracht te moeten opkomen, als nu is geschied in de laatste 10 dagen sedert dit wetsontwerp in behan deling is Onze spoorwegen. Tegenover het geroep van zekere zijde dat ook de spoorwegwet van den antirevo lutionairen minister Havelaar niet veel bijzonders is, maakt het een aangenamen indruk in een liberaal blad, de Zwolsche Coulant, het volgende te lezen «Zij, die tot nu toe de wet niettemin afkeurden, zullen voor een deel althans wel gunstiger over haar gevolgen gaan denken, als zij vernemen, dat met 1 Jan. '92 een zeer aanzienlijke tariefsverlaging voor het pi rsonenvervoer in al de drie klassen zal intieden. Die verlaging zal vermoedelijk niet minder dan 30 tot 40 procent bedragen, met opheffing echter van de reductie voor retourkaarten». 13 Mei 1891. GEMEENTERAAD VAN MIDDELBURG Zitting van Maandag 11 Mei Afwezig de heeren Hoogerwaard, den Bouwmeester, F. G. Sprenger en A. P. Snouck Hur- gronje, de drie laatsten met kennisgeving. De notulen der laatste vergadering worden gelezen en gearresteerd. Voorlezing geschiedt van een adres van Ch. Aves, J. P. Meijer en F. B. den Boer, waarbij zij verzoeken, bij de behandeling van de ontwerp-verordening van algemeene plaatselijke politie, ook strafbaar te stellen het verwjjlen zonder noodzaak op de stoepen van ingezetenen, waarvan zij veel overlast hebben. Aangenomen wordt het voorstel des voorzitters om dit adres b|j art. 46 van de verordening te behandelen. Die verordening wordt alsnuj aan de orde gesteld en de algemeene beraadslagingen daarover geopend. Niemand verlangt echter het woord, behalve de heer van Danné, die, behoudens breedvoeriger bespreking bij de artikelsgewijze behandeling, thans reeds wil opmerken dat de verordening drie zaken tot beginsel heeft n. 1. de openbare orde, gezondheid en veiligheid, waar dit beginsel vaak is overtreden. Ook de manier waarop de voorgestelde wijzigingen zijn behandeld, kan zijne goedkeuring niet wegdragen, terwijl hq den voorz. bij voorbaat wijst op art. f9 van het reglement van orde, indien het hem in den loop der discussie mocht goeddunken hem het woord te weigeren. Op voorstel des voorz. wordt nu tot de behandeling der afzonderlijke artikelen over gegaan. Ter bekorting stelt hij voor die artikelen niet stuksgewijze te doen voorlezen, evenmin de daarop voorgestelde amende menten, terwijl de vergadering ook volgens zijn voorstel zonder discussie besluit de artt. 1 en 7 tot nader aan te houden. Op art. 2, 8e al. zeggende- dat elke ver gunning of vrijstelling wordt verleend voor een bepaalden tijd en daaraan voorwaarden kunnen worden verbonden in het belang van de openbare orde, zedelijkheid en ge zondheid, had de heer Snijders als amen dement voorgesteld tusschen de woorden «orde en zedelijkheid» nog b|j te voegen «veiligheid». De heer van Hoek wijst op art. 435 gemeentewet, dat der commissie hier tót voorbeeld gestrekt heeft. De heer Snijders merkt op, dat volgens art. 190 der igemeenfewet het woord, «veiligheid» hier goed op zijn plaats is. Zijn amendement wordt aangenomen met 7 tegen 6 stemmen. In dezelfde alinea had de heer van Dunné voorgesteld in plaats van «eenen» te lezen «een». Hij vermeent dat dit beter is, ofschoon zoowel eenen als een taalkundig juist is. Hij wil er echter niet bij blijven stilstaan en laat het aan de wijsheid der vroede vaderen over. Al. 2 luidende«Elk krachtens deze verordening gegeven voorschrift geldt, tot dat het wordt opgeheven of door een ander vervangen» wordt door den heer van Dunné voorgesteld te schrappen, daar het volgens zijn inzien onnoodig en een algemeen rechts beginsel is. De heer van Hoek zegt dat de Commissie die twee jaren lang met de meeste zorg aan de verordening gearbeid heeft, zulkt opmerkingen niet verwacht had. Wanneei het amendement van Dunné wordt aange nomen, zou art. 31 al zijne kracht verliezen. De heer van Dunné beroept zich op art. 5 der algemeene bepalingen. De heer Schorer merkt op dat in dat artikel gesproken woi dt van wetten. Doch tusschen wet en voorschrift is een groot verschil. En dan nog, neemt aan dat die woorden overbodig zijn, schaden zullen zjj niet. Het amendement van Dunné wordt met| 11 tegen 2 steuimen verworpen. Op de derde alinea had de heer van Dunné ale amendement voorgesteld achter het woord «eenig» te voegen «deswege» en de commissie achter het woord «niet» te voegen «geheel». Het amendement der commissie werd zonder discussie aangenomen, dat van den heer van Dunné ondervond tegenstand van de zijde der h eeren Schorer en van Hoek. De laatste meende zelfs dat het woord aldus geplaatst, in plaats van verduidelijking, verwarring zou te weeg brengen. Beter ware dan in stede van «deswege» te her halen op deze «verordening.» De heer van Dunné zou zich hiermede kunnen vereenigendoch vindt de re ductie nog duidelijker, wanneer gelezen werd, «op deze verordering gegrond.» De heer W. J. Sprenger vraagt of de leden der commissie zich hiermede vereeni gen kunnen De heer van Hoek antwoordt, dat hjj zal tegenstemmen als protest dat de zaken door nietsbeteekenende amendementen nut teloos worden opgehouden. De heer van Dunné komt hiertegen op. Gaarne heeft hij een woord van waardeering voor den arbeid der Commissie over, doch het recht van anderen om, waar zjj meenen dat de commissie onwillekeurig te kort schoot, wijzigingen aan te brengen, moet eveneens gewaardeerd worden. Het gaat toch niet op hier tegen beter weten in alles van de commissie aan te nemenzij toch kan ook falen. De zaak is volgens hem van geen gewicht ontbloot, ja zelfs veel- beteekenend, daar later vonnissen op deze verordening zullen geveld worden en het dus, in het belang vooral van eventueele beklaagden, van veel waarde is dat de ver ordening zoo duideljjk mogelijk zij voor den rechter. Het amendement van Dunné wordt ver worpen met 8 tegen 5 stemmen. De art. 3, 4 en 5 worden onveranderdt goedgekeurd, B(j art. 6, handelende over dieren en voorwerpen die des nachts onbeheerd op straat worden gevonden, kan de heer van Dunné zich niet vereenigen met hqt woord «des nachts.» Wat verstaat men met da woord Het is te algemeenz.i. ware het beter uren te noemen. Wel heeft de commissie op zijn amendement betoogd dat de be- teekenis van bij nacht in ieder concreet geval aan het wijs beleid der justitie moet worden overgelaten, doch hiermede kan hij zich evenmin vereenigen. Hij heeft allen eerbied voor justitie en politie, doch op haar wijs beleid ons te verlaten, gaat niet op. De schrapping van de kiezers lijsten van Borstrok b.v. door den raad gevoteerd en door de Middelburg che Recht bank bevestigd, v ordt door den Hoogen Raad vernietigd, wel een bewijs dat niet alles aan het beleid der justitie kan worden overgelaten. De vrijheid der bur gerij moet voor ons ook waarde hebben, reeds te veel wordt aan de willekeur der politie geofferd liberalen en radicalen zoe ken hun heil tegenover de eischi-nde i minderen in politie en soldaten. Wanneer uren worden genoemd, kan de rechter niet

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1891 | | pagina 1