1891. No. 68.
Dinsdag 10 Maart.
Vijfde Jaargang.
VERSCHIJNT
G. M. KLEMKERK, te Goes
F. P. D'HUIJ, te Middelburg.
PRIJS DER ADVERTENTIES
V
Suikeraccijns.
al
;e
n
r,
elk en MAANDAG- WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
Prjjs per drie maanden franco p. p. ƒ0.95.
Enkele nummers0.02f.
UITGAVE VAN
en
van 1 5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Familieberichten van 1 5 regels 50 cent. iedere regel
meer 10 cent.
-1
GEDACHTEN VAN EEN OUD-STRIJDER.
1. Zoomin een luipaard zich van zijne
vlekken kan ontdoen, zoomin is een school
zonder den Christus voor Christenkinderen
bruikbaar te maken.
2. Nooit hoop ik mij te laten wijs maken
dat ik roeping heb om voor eene Staats
school zon;Ier den Christus deu zegen Gods
af te smeeken. Ik kan toch niet bidden
«Heere zegen die school, waar Uw eenig
geliefde Zoon verbannen is.»
3. Tegen het bouwen van eene Christe
lijke School behoeft men nooit op te zien.
Men mag daarbij op des Heeren sterken
arm rekenen.
3. Te arbeiden aan anderer zielenheil,
er. dat voor zijne eigene kinderen na te
laten, door, in strijd met de doopsbelofte,
niet toe te zien op het onderwijs, dat zij
ontvangen, is met elkander in onverzoen-
lijken strijd.
5. Wie zijne kinderen zendt naar eene
school, waar desnoods van God, maar zeker niet
van Christus gesproken worden mag, kan
hem even goed steenen te eten geven.
6. Voor drie dingen moeten de kinderen
worden opgeleid.
Voor de vreeze Gods in dit leven, dat
kan niet buiten den Christus naai' de
Schriften.
Voor de maatschappij, maar de maat
schappij zonder den Christus loopt uit op
revolutie.
Voor de eeuwigheid, maar de eeuwigheid
zonder den Christus is het eeuwig verderf.
7. Wie zegtop de Staatsschool kan
mqn kind veel nuttige dingen leeren, die
op de Christelijke School niet worden on
derwezen en daarnaar handelt, vergeet het
woord«Zoek eerst het Koninkrijk Gods
en Zijne gerechtigheid.» Dat neemt niet
weg dat er gearbeid moet worden om de
Christelijke School aan alle billijke eischen
te doen beantwoorden.
De Christelijke School is door Gods ont
ferming eeri der machtigste bolwerken tegen
de revolutie. Wie haar tegenstaat, werkt
de revolutie in de hand.
9. Wie God liet heeft en zijne kinderen
laat opvoeden zonder den Christus, is als
Petrus in Kajaphas' zaal. Als Christus
veroordeeld wordt (in het opvoeden door
zijne kinderen) zal de Heere Jezus dien
vader aanzien.
10. Dc rechte verkondiging van Gods
Woord zal altijd bedoelen de eere Gods en
de volmaking der heiligen. Zij zal gekend
worden ook aan eene teedere zorg voor het
zaad der Kerk.
11. De vorst der duisternis maakt de
menschen wijs, dat er in den hemel niet
meer naar gevraagd zal worden, waar de
kinderen hebben school gegaan, als men
hun maar eene goede opvoeding geeft. Maar
de geloovige weet, dat de hemel een voort
zetting is van eene eeuwigdurende Go iver-
heerlijking, die hier op aarde een aanvang
nam, ook in het laten onderwijzen uit Gods
Woord; en dat Woord moet op school zijn.
12. Ieder, die zijn kind naar eene
Christelijke School zendt, alleen omdat
het hoofd der school z\jn vriend is, stelt
vleesch tot zijn arm. God bereikt dan zijn
doel wel, maar de vader zal het oordeel
niet ontvlieden.
13. Ik zie drie ongerijmdheden rondom
mij, waarvan mijne ziel eene walging heeft
j Een prediker, die kinderen doopt en niets
voor het Christelijk Onderwijs doet. Een
vader, die het «Onze Vader» bidt en zijne
kinderen op de neutrale school zendt. Eene
moeder, die voor het zieleheil harer kinderen
bidt en nimmer er over gedacht heeft, om
haar zaad op de School met den Bijbel te
doen onderwijzen.
14. Vele menschen denken, dat bidden
gemakkelijker is dan werken. Deze menschen
zenden hunne kinderen naar de openbare
schoolwat daar ontbreekt zullen zij, zoo
zij meenen, door gebed aanvullen.
15. Eene school, die door gebel ontstaan
is, door gebed ondersteund wordt, mag
nimmer om bijzaken verlaten worden. Doet
men dat, dan is zulk een gebed nimmer
een werk des Geestes geweest.
16. Zoodra een Chr. School niet meer
beantwoordt aan haar doel bij de stichting,
dan kan in zulk een school reformatie tot
stand komen, naar Gods Woord. Dat kan
nimmer in eene openbare school.
17. Zoodra de opvoedkunde in strijd is
met de vreeze des Heeren, die het beginsel
is van alle wijsheid, moet zij buiten
God zijn. Wie haar aanhangt of toestemt,
wil den Heere tegenwerken. Ieder, die dat
doet, moet vergaan.
18. Wie de ziel zijns kinds liefheeft,
zal allereerst zorgen, dat de ziel gered wordt.
Om de ziel van het kind te redden, zal
hij elk middel aangrijpen, dat Gode wel
gevallig is, en dan zal hij als een heer-
1 ij k middel de Chr. School dankzeggend
gebruiken.
19. Hij, die weet, dat de kinderen een
erfdeel des Heeren zijn, hij alleen zal zorgen,
dat zijn kind als een erfdeel voor den Heere
bewaard blijft, en daarom zendt hij zijn
kind naar de Chr. School. Wie zijn kind
niet naai; de Chr. School zendt, mag zich
nimmer beklagen, als hij bemerkt, dat zijn
kind niet waardig is een erfdeel des Heeren
te zijn.
Elke ouder, die zijn kind verloren ziet
gaan, waar hij dit kind nooit op een Chr.
School gezonden heeft, is verantwoordelijk
voor de ziel van dit kind.
20. Wie meer eischt van het Christelijk
Onderwijs dan er gegeven kan worden,
heeft nimmer een hart gehad, dat voor
liet Christelijk Onderwijs klopte.
21. De vijanden van het Christelijk
Onderwijs stellen steeds den eenen jongen
tegenover den andere, om hierdoor te be
wezen, dat ze beiden even ondeugend zijn.
t Zelfde deed ook het oude volk van Israel
lees slechts Jeremia 44:17, 18 en 19.
22. Vele menschen willen hetzelfde als
de duivel, nl. van steenen brood maken.
De Heere heeft alzoo nimmer gewild. Daar
om moeten wij onze kinderen naar de
Christelijke School zenden als een verordend
middel, om hen tot den Heeie te leiden.
Wie zegt: als mijn kind zalig moet worden,
zal het evrnwel zalig worden, laat zulk
een spotter nog verder gaan en zeggen
als mijn kind het a. b. c. moet leeren,
dan zal de Heere dat wel doen. Dit is
gruwelijk spotten.
23. Vraagt gij naar de vruchten op de
piediking des Woords, zie dan of er een
Christelijke School gebouwd wordt. Is er
een, zie dan of deze in een bloeienden of
in een kwijnenden toeetand verkeert.
Delvenaar.
De tweede kamer beraadslaagt thans
over het voorstel van den minister van
financiën om een einde te maken aan de
onschuldige wetsontduiking die in zake den
accijns van wege de suikerfabrikanten
plaats heeft.
Dit ontwerp is reeds maanden geleden
aan de orde gesteld, zonder dat een land
bouwer er notitie van nam. In de laatste
dagen echter werd er een adresbeweging
in het leven geroepen, die aan de adressen
tegen de schoolwet deden denken. Hon
derden landbouwers, opgezweept door de
fabrikanten, of door eigen overtuiging ge
leid, vroegen de tweede kamer om het
gevaar af te wenden, dat bij aanneming
van 's ministers suikervoorstel den landbouw
dreigt.
Inhoever dit laatste overdreven is, zullen
de debatten, of juister nog zal de tijd
moeten leeren. Het zal alleen maar
moeilijk zijn de vele landbouwers (ook in
Zeeland) die bij de bietencultuur belang
hebben van de rechtvaardigheid dezer wel
te overtuigen. Eu toch is deze boven
bedenking verheven. Immers wat is het
geval? Van alle suiker die hier ingevoerd
wordt uit Indië (rietsuiker) wordt belasting
betaald. Dit geschiedt ook ten opzichte
van de bietsuikerdoch niet van den invoer.
Immets de bietsuiker wordt in ons land
gemaakt van beetwortelen op onzen eigen
grond geteeld. Maar bij afzonderlijke wet
van 1867 is bepaald dat door de fabrikanten
een aanslag wordt betaald naar het sap dat
berekend wordt in eene zekere vastge
stelde hoeveelheid suiker te zullen aanwezig
zijn.
Dit is een zeer onhandige bepaling. Accijns
naar een hoeveelheid sap die niet aanwezig
is, doch verondersteld wordt wel aanwezig te
zullen zijn.
Nu bevatte het sap altijd meer suiker
dan de fiscus bepaald had, zoodat voor dat
teveel (overponden geheetenl natuurlijk
geen accijns werd betaald; eene onbillijk
heid die te meer uitkomt, doordat alle
rietsuiker belast is. Dit is dus een voor
deeltje voor onze Noord Brabantsche suiker-
fabrikanten, die dan oek niets liever wenschen
dan dat die wet van 1867 gehandhaafd
wordt.
Zij toch hebben nu, zegt men,van de campag
ne 1886, 87 af tot en met de campagne
1888, 89, d. i. in vier campagnejaren, ten
gevolge der overponden een premie genoten
van niet minder dan zeven miljoen guldens,
die de schatkist aan accijns verloor
en de consumenten hebben moeten betalen.
Elke fabriek dus een faveurtje van om en
l ij de twee en een halve ton.
Maar dit gaat niet op. Immers het getal
bieten verbouwende landbouwers: het aantal
fabrikanten en dus ook de suikerfabricage
neemt toe. En zoo wordt het rijk almeer bena
deeld door dezen door hemzelven in het leven
geroepen handel. Met ieder jaar werd de
accijns dan ook minderwat natuurlijk
niet het geval zou zijn indien de toenmalige
conservatieve regeering in plaats van het
sap, de aanwezige suiker als maatstaf voor
den aanslag had genomen. Om dit verlies
voor de schatkist te herstellen, strekt
's ministers wetvoorstel, volgens hetwelk
de fabrikanten zouden hebben bij te betalen
wat de accijns minder zou opbrengen dan
f 8.500.000 van welke bijbetaling zij echter
zouden zijn vrijgesteld, wanneer de ge
zamenlijke hoeveelheid droge witte brood
suiker, waarvoor de fabrikanten in een
bepaald werkjaar werden aangeslagen, het.
bedrag van 29 miilioen niet zou te boven
Nu hebben de landbouwers, die suiker
bieten verbouwen, op het oogenblik van de
indiening van dit wetsvoorstel veel hinder:
De fabrikanten die natuurlijk niet weten,
of bet aangenomen zal worden, hebben thans
geweigerd te contracteeren. Tal van land
bouwers die niet buiten het voorschot van
f 100 per bunder kunnen, hun door den
peeagent verschaft, zitten er nu mee in, en
't is dus te wenschen dat het voorstel spoedig
door de beide kamers worde afgehandeld,
al zijn de teleurstellingen hiermede niet
weggenomen. Het spreekt van zelf dat
niemand deze aan 't voorstel wijten kan.
Te avond of morgen moest hierin verande
ring komen. Het is de plicht eener regee
ring te zorgen dat de schatkist is dit
eenmaal bepaald ontvange wat haar
toekomt, althans niet worde j benadeeld
en ditt geschiedde hier wel degelijk. Het
verschil beliep enkele tonnen.
't Is echter een andere vraag of het
voorstel niet een weinig van zijne scherpe
kanten kon ontdaan worden. Zeven Kamer
laden door landbouwende distrieten afge
vaardigd, dienden reeds enkele wijzigingen
in, om de mogelijke nadeelen een weinig
te verzachten. Zij willen namelijk de ver
plichte bijpassing niet in dit jaar toegepast
hebbenzoodat de contracteering onver
anderd kunne doorgaan. Ook wilden zij de
verplichting daartoe doen beginnen, wanneer
45000000 kilo suiker is afgeleverd, in plaats
van 29000000 zooals de minister wil.
Wat de eerste wijziging betreft, zij zou
nuttig kunnen zijn daariu dat dan de
fabrikanten geen reden zouden hebben de
contracten te veranderenwat zij het
volgend jaar doen kan dan rijpelijk over
wogen en met de landbouwers besproken
worden, ter vereeniging van beider belan
gen. Of echter de tweede wijziging die
wel wat veel het belang van den fiscus
bij dat van de fabrikanten achterstelt, niet
het voorstel tot een wassen neus maakt,
«ijn wij geneigd te betwijfelen.
Gelukkig hebben wij hier niet met
de politiek te doen. Mannen als Gleichman,
Mees en Rutgers stonden den minister ter
zijde, terwijl v. Nunen, Borret en anderen
uit de rechterzijde zijn voorstel bestreden.
De uitersten raken elkaar. Dit bleek
zeker wel uit de bestrijding door de hh.
Norman (lib.) en v. Nunen (kath.) De
eerste zegt dat bij verwerping van 't voor
stel de landbouwer te veel beschermd wordt,
want dan wil de regeering heen naar het
entrepót-stêlsel met open premie. Bij de
toepassing van dat stelsel zal de fiscus bepaald
weten wat hij ontvangen moet, de fabri
kanten zullen eene vaste bescherming heb
ben en de landbouw zal van die bescherming
zjjn deel ontvangen, terwijl de landbauwer
dan tevens meer vrijheid zal hebben in de
keuze van den bietbouw.
De laatste is van oordeel, dat men hier
niet enkel heeft te letten op het belang
der consumenten, maar zeker ook op dat
der producenten en der landbouwers. Vol
gens spr. zal de onveranderde aanneming
der wet tot gevolg hebben, dat de beet-
wortelcultuur in Nederland geheel of grooten
deels onmogelijk wordt gemaakt.
De hh. Mees en Gleichman beiden voor
standers van het ontwerp, redeneeren er
weer anders over. Zij beweren dat toegeveo
aan de adressen (door dhr. Rutgers stof
\oor de prullemand genaamd, volgens den
minister een opgezweepte boelen volgens
dhr. Mees afkomstig van velen die met de
zaak niet rechtstreeks te maken hebben)
den nood van den landbouw niet zallenigen.
De eigenlijke toestand is volgens hen deze
men heeft eene rijkssubsidie, te betalen uit
de zakken der consumenten, door tusschen-
komst van de fabrikanten. Wil men den
landbouw helpen, men doe dit door directe
middelen. Door hetgeen de tegenstanders
nu willen, zullea de landbouwers toch niet
verzekerd zijn steeds hooger prijzen voor
de beetwortels te verkrijgen, terwijl de
beperking van de kunstmatige uitbreiding
der teelt juist zal zijn in het belang van
den landbouw.
Toch schijnt de meerderheid en ook
de heer Glinderrnan was hun tolk de
wenschelijkheid van een vergelijk in te zien.
Ook de heer Glinderrnan wenscht dat
de wet nog niet in-1891 worde toegepast,
en is mede voor de verhooging van het
cijfer der speling tusschen het wettelijk en
het werkelijk aantal geleverde kilo's. Hier
schijnt de middenweg de beste te zijn.
De Drankkwestie.
De heer D. de Clercq beantwoordt in het
Sociaal Weekblad de vraag: Hoe ra
ken wfj den sterken d;rank kwijten
behouden wij de gist waar het bij de
drankkwestie, z. i. op aankomt.
Den eisch. der volkspartij, „Sluit Schie
dam", tracht men te ontzenuwen, door
daartegenover te stellen„Waar moet dan
de gist vandaan komen?"
Beide partijen, zegt de heer De Clercq,
kon men bevredigen door:
lo. het fabriceeren verkoopen van
9
ie-
o