RECHTSZAKEN.
INGEZONDEN STEKKEN.
ARMENZORG.
En onderwijl zij bezi." was dpzo regeering
hare werkeloosheid te verwijten, zat zij zelve
voor de zooveelste maal den parlementairen
tijd te verleuteren, en dwong zij de re
geering in werkeloosheid aan hare voeten
te komen zitten en h ire holheden aan te
hooren.
Indien niet de antirevolutionaire Kamer
leden zich hadden weten te verloochenen en de
verdediging der beschuldigden niet aaneen
drie- ot' viertal woordvoerders hadden over
gelaten, wie weet of de heeren zelts in
Juni nog wel zouden klaar gekomen zijn.
Wilden ook zij in even groeten getale en
verscheidenheid er op los praten gelijk zoovele
liberalen zulks doen, wier klein ste helft in
de laatste dagen reeds aan het woord was,
waar het dan zou heen moeten met haar
goeden naam van georganiseerde aaneen
gesloten partij en van practische staatslieden,
die met den parlementairen tijd weten te
woekeren
En wat de katholieke partij betreft, voor
zoover zij in haar grootste helft de politieke
inzichten van dr. Schaepman deelt, gaf
zij een keurig blijk van discipline,
met den heer Schaepman alleen de taak toe te
vertrouwen, voor deze regeeiing den hand
schoen op te nemen. Doch het zwijgen
van die andere fractie die in de heeren
Vermeulen en Harte haar leiders
eert, maakte een geheel anderen indruk.
Katholieken 1 waarom spreekt gij niet in
het debat Zoo had .men hun van liberale
zijde toegeroepen.
Of men er daar ook belang bij heeft,
dit te weten. De heer Hafïmans, die hierop
het stizwijgen verbrak, heeft het dan ook
duidelijk doen uitkomen, toen hij zeide
Liberalen, gij krijgt ook in 1891 de meer
derheid niet, tenzij gij het vuur der twee
dracht vermoogt aan te blazen en de
katholieken zich aan de samenwerking met
de antirevolutionairen onttrekken.
Ten slotte werd de beraadslaging gesloten
en het hoofdstuk Onvoorziene Uitgaven,
met 67 tegen 19 stemmen aangenomen.
Onder de tegenstemmers waren 9 katholie
ken de bekende ontevredenen v. Nnnen,
v. Vlijmen, Vermeulen. Harte, Mutsaers,
de Ram, Travaglino, Lambrechts, en de
heer Haffmansvoorts 9 liberalen de be
kende onverzoenlijken, tevens radicalen
Schepel, Kerdijk, Heidt, Hartog, Lieftinck,
Zijlker, Borgesius, v. Houten en de heer
Seyffardtbenevens Domela Nieuwenhuis.
Beseffen de kiezers eenigermate welke
gewichtige dagen de regeeriog thans door
leeft Ook onze Kamerleden hadden
een zeer moeielijke taak. Dat niemand
onzer na dien parlementairen strijd werkeloos
blijve. Thans is de beurt aan onze kies
vereenigingen
Verzoend
Wij voorspelden reeds meermalen dat de
komende stembus ons zonderlinge combi
naties zal doen zien tusschen liberalen
en die anderen van wie zij in 1888
zulk een hevigen afkeer schenen te hebben.
En zie, het gecoquetteer begint al.
Pas heeft de heer Treub, de fel bestreden
radicaal, den socialisten het jak uitgeveegd,
of liberalen als Handelsblad en Vaderland
drukken hem met beide handen aan het hart,
en werpen hun aasje uit om de radicalen te
vangen.
Het liberale kamerlid Hartog ging nog
wat verder en nam zelfs de sociaaldemo
craten, mits zij ordelijk zijn, in het corps
der bondgenooten op.
Handelsbl td zei dan ook (no van 28
Jan.): «Het optreden van mr. Hartog
heeft getoond dat de geavanceerde liberalen
van de radicalen enkel in graad van spoed
verschillen.»
En Vaderland voegde daarbij«In bijna
alles zijn wij het eens. Het is beter voor
ons samen te werken dan in felle verdeeld
heid tegenover elkander te staan.»
Ziedaar het begin al.
30 Januari '91.
Het detachement van het 3e reg.
infanterie onder den 2en luitenant J. M.
C. Vermande wordt den 2 Februari te
Terneuzen vervangen door een detachement
uit Vlissingen onder bevel van den 2en luit.
M. J. Kanaar.
Bij Kon. besluit is tot militair lid van
den militieraad in Zee and benoemd majoor
v. Aken, prov. adjudant te Middelburgen
tot zijn plaatsvervanger kapt. jhr. Bowier
van het 3e regiment inf. te Middelburg.
Arrondiss. rechtbank te Middelburg.
Heden, Vrijdag, zqn veroordeeld wegens
bedreiqing: C. K., 24 j., werkman
'i Heer Hendrikskinderen tot 7 d. gev.,
belecdigingC. v. F. 50 j. koopman
Goes, tot f5 b. s 5 d. h.
diefstalH. v. d. K., 19 j., werkman,
Schore tot 7 d. gev.;
diefstal en huisvredebreukII. v. P.,
19 j. schippersknecht, Dirksland, jlhans te
Wemeli'.inge, tot 14 d. gev., en
mishandeling: S. B. 22j. Heinkenszand,
en L. 1'. 27 j. 's Heer Arendskerke, land
bouwersknecht, ieder tot 14 d. gev.
Allen in de kosten.
Inzake D. de P. 41 j. dijkwerker West-
kapelle, appellant van een vonnis van het
kan'ongerecht te Middelburg, waarbij hij
terzake van overteding der jachtwet is
veroordeeld tot f20 b. s. 5 d. h., is het
hooger beroep ontvankelijk verklaard en
met te niet doening van hetzelfve het
vonnis 4 quo bevestigd, met vei oordeeling
van den appellant in de kosten.
Naar wij vernemen zal op Vrijdag
6 Februari a. s. des voormiddngs om elf
uur de opening plaats hebben van het ge
sticht «'s Heeren Loo», inrichting tot opvoe
ding en verpleging van idioten en achterlijke
kinderen.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie
Mijnheer de Redacteur!
In no. 44 van de Zeeuw, dato 13 Jan.
1891, las ik over armenzorg een inge
zonden stuk van den heer K. L. C. uit
Midbelburg. Dit gaf mij aanleiding tot
onderstaand schrijven, waarvoor ik u be
leefd plaats vraag in uw blad. Hoezeer
ik ook me bewust ben dat courantenge
schrijf over armenzorg niet veel uitwerkt,
hoe menigmaal ik ook teleurgesteld ben in
adressen aan kerkeraden om verbetering in
de diaconale armverzorging, nochtans houd
ik mq overtuigd dat ee» onderwerp als
armenzorg niet doodgezwegen mag blijven.
Er blijft mij dus niet» over dan wederom
de toevlucht te nemen tot de pen en doe
ik dat enkel en alleenj| omdat ik het
vertrouwen nog koester dat het werk
der dioconale armverzorging, hoe verre nu
ook afgedwaald, nog eens ten volle zal
beantwoorden aan haar oorspronkelijke
roeping.
De heer L. C. zegt onder meer «Van de
kerk en niet van verschillende commission
en vereenigingen behoort de barmhartigheid
uit te gaan aan haar zijn de armen en
ellendigen toevertrouwd, en dit nu wordt
in vele kringen^niet genoeg ingezienmen
steunt en zorgt vooral voor die vereenigingen
en laat de diaconie als het hinkende paard
achteraar:komen. Al deze vereenigingen zijn
een aanklacht tegen de christenen t n tegen
de kerken met hare diaconieën. Deze toe
stand mag niet bestendigd worden de Kerk
met de diaconie mag het noodige niet ont
houden worden, en dan zal er van haar een
zegen uitgaan in de maatschappijde dia
kenen zijn in staat de nooden en ellenden
recht te leeren kennen en hun ambt is
zulk een goede leerschool, terwijl de ouder
lingen door hun huisbezoek hen hierin een
goede voorlichting kunnen zijn.»
'Lisez, relisez et réfléchissez, dat bracht
ik in toepassing op het schrijven van den
heer L. C. tot dat eindelijk een diepe, diepe
zucht mij van 't hart moest, toen ik nog
eens las «de diaken voorgelicht door het
huisbezoek der ouderlingen.» Als van zelf
kwam nu voor mijn geest de Kerk met
hare diaconie, de kerk der Ned. herv. gem.
alhier met hare diaconie en geen wonder
dat ik een antwoord zocht op" de bij mij
opgekomen vraagwaarom komt ook f ier
de diaconie als eer. hinkend paard achteraan,
terwijl men hier vereenigingen en commis
sion aan het werk ziet, als 't ware wed
ijverende in het werk der armenzorg.
De heer C. schrijft dit aan deri treurigen
toestand toe waarin de Kerk de* Heeren in
deze landen is vervallen, mijn antwoord
luidt heel anders. De diaconieën (zoo wordt
beweerd, doch met die bewering ga ik niet
mee) zqn niet in staat in de behoeften
hunner armen te voorzien, met andere
woorden dus aan de diaconieën wordt niet
voldoende geofferd. En men offert toch voor
het werk der armenzorg, doch buiten de
diaconie om. De vraag ligt voor de hand,
waarom worden de gaven aan de diaconie
onthouden
Kan het zijn omdat rij Kerkelijke arm
verzorging is? Och neen! dat kan ik niet
gelooven, en ik geloof het ook niet op grond
eener zesjarige ervaring; immevs dan zou
het hier nog ellendiger gesteld zijn de niet
kerkelijken alhier hebben altijd nog getoond
en toonen het nog dat zij voor de armen,
voor de diaconie der Ned. herv. gemeente
gelden of gaven over hebben. Waarom
dan haar niet alles toevertrouwd Zou dit
I de reden niet kunnen wezen van het hin
kende paard: omdut diakenen uitsluiten,
(o schoone gelijkenis van den barmhartigen
Samaritaan) omdat hun eerste vraag steeds
is: zijt ge wel lid van onze. Kerk. Ik geloof
dat de diaconiegelden worden teruggehouden
wijl zij niet beantwoordt aan hare roeping
zij is afgeweken en wijkt verder af van de
leer door Jezus geleerd. Hij toch sprak
over de armen, zonder aanwijzing van de
eene of andere categorie. Ik kan niet aan
nemen dat Jezus in den tegenwoordigen tijd
onderscheid zou maken tusschen lidmaat
en geen lidmaat. Zoo ooit dan gevoel ik
hier de schreeuwende behoefte aan samen
werking, samenwerking op het gebied van
armenzorg. Waarom niet. En zoolang deze
gemist wordr. zal de diaconale armverzor
ging achteraankomen als het hinkende paard.
Waarom kan de Economische spijsuitdeeling
blij zen bestaan en ik twijfel geen oogenblik
aan haar voortbestaan, waarom Enkel en
alleen omdat zij niet uitsluit. Denken wij
ons den toestand hier eens in van het niet
bestaan onzer Economische Spijsuitdeeling
maar neenzij bestaat, ook dezen winter
werkt zij weer gezegend. Een ieder geeft
dan ook aan haar in 't volste vetrouwen
zijn gaven over, immers een ieder zegt van
haar: zij werkt goed. Kan dit nu ook
gezegd worden van onze diaconale armver
zorging mij dunkt de overtuiging van het
tegenovergestelde is de reden waarom haar
nog wel wat, maar niet alles wordt toever
trouwd. Het is mij alsof ik den toestand
zie geboren worden, zoo hij er niet reeds
is, dat men zich harer geheel onttrekt. En
aan wie dan de schuld Aan wie de schuld
dat de barmhartigheid uitgaat van commis-
siën en vereenigingen? Aan de Kerk Neen
niet aan haar, maar aan hare diaconieën,
aan haar diakenen Kerk en diaconie zijn
twee. De *chuld aan haar diakenen Dat
te bewijzen valt niet moeilqk. Doch vooraf
zij gezegd dat ik sprekende over een diaken
ook spreek over een christen. Diakenen dan
zijn bang voor de toekomst, bang voor een
ledige kas te zullen staan, van daar hun
opstapelen op het grootboek, waar zij hun
kapitalen plaatven tegen een karige rente,
en vreezen wel elke andere belegging top
welken grond berust deze vrees?) Vreezen
en niet vreezen, in plaats van vertrouwen en
gelooven. Aan wie de schuld Aan de kerk
Nogmaals neen.
Niet bij de Kerk, maar bij haar diakenen
berust de uitvoering der armverzorging.
De kerk moge in verval zqn, de oorzaak
daarvan uit te werken zou mij te ver van
mijn onderwerp afbrengen, niet in verval
is het medelijden met de armen. Ik weet
wel diakenen zijn gebonden aan het Sy
nodaal Diaconie reglement, rnaar boven
dit reglement staat nog een anderhebt
uw naasten lief als u zelf. Ja I maar het
is orde, het hoort zoo, dat de diaken
zich houdt aan zqn diaconie reglemeEt. Ik
heb er vrede mee, als dat reglement maar
beantwoordt aan de Jleer van Jezus, van
wia de diaconale armverzorging toch is
uitgegaan.
Gq wilt dus dat we onze fondsen zullen
aanspreken en daarvan ook de niet tot onze
gemeente behoorende armen bedeelen zullen?
In tijden van nood, van dringende buiten
gewone behoeften ja? Zoodra de beschikbare,
loopende fondsen niet toeieikend zijn om
in het lot der armer, te voorzien, en di
akenen hun nood der gemeente hebben
kenbaar gemaakt, en deze hen niet van
meerdere middelen voorziet, dan doen zij
hun plicht door van het kapitaal te nemen;
in geen geval de armen meer laten lijden
dan noodig is.
En wat betreft de niet tot uwe {gemeente
behoorende armen, daarop ver vijs ik U
naar God zelf; Hij is een. God van orde,
jamaar geen God van verdeeldheid, geen
God van de eene of andere party, luister
wat Jezus zegtGod isOnze YADER.
Welnu, niets meer, en niets minder dan
Diens wil te gehoorzamen, is |de eerste
plicht ook van den diaken. Gaarne er
ken ik dat in dezen tqd, tqd van toene
mende verdeeldheid, het diaken zqn ont
zettend moeilijk valt, doch de oorzaak zit
in het gemis aan eenheid: aan samenwerking
van alle liefdaJigheidsgenootschappen tot
éene corporatie is, zooals ik het nog dezer
dagen in een onzer hoofdbladen van Nederland
las, de eenige weg om tot een gezonden
toestand te geraken. En die samenwerking
is mogelijk, als zij maar gewild wordt.
En zoolang die samenwerking er nog niet
is, zóólang geven diakenen meer en meer
blijk dat zij een gezonde armverzorging
bedoelen, een armverzorging, waarvan een
ieder zal moeten getuigendie diaconie
werkt goed. En wanneer dit getuigenis 1
var. U kan worden afgelegd, dan zullen
-zoolang ook meerdere gaven U toevloeien'
En zegt ge nu daarop meer geven, ruimer
bedeelen dan wjj nu doen, hoe ook door-'
drongen van de noodzakelijkheid, hoe vurig,
ook ooor ons gewenscht, we kunnen niet;
geef eens als ge niets hebt, welnu, dan
openljjk daarvoor uitgekomen, uwe gemeente
den juisten toestand bloot gelegd, en de
ondervinding heeft het geleerd, zij zal u
steunen in het werk der armverzorging.
En, hetzij de krachten zich vereenigen,
hetzij de krachten zich blijven verbrokkelen,
gewerkt moet er worden het werk der
armverzorging eischt enorm veel, en zij
die voor dat werk zich geroepen gevoelen,
mochten zij allen vroeg ol laat kunnen
getuigen, met de talenten mij gegeven heb
ik gewoekerd en daardoor winste behaald.
Samenwerking ook in ons stedeke op het
gebied van armverzorging
Waarom niet Waarom zou onze arm
verzorging, nu Z30 verdeeld, niet onder
éen bestuur kunnen gebracht worden
Waarom kan dat bestuur jniet bestaan
uit leden van de bestaande liefdadigheids-
genootschappen? Waarom kunnen hoomsche
en ProtestantscheChristelijke Gerefor
meerde en Israëlitische' armverzorgers,
burgerlijk armbestuur en nog zoovee!
anderen, waarom zouden zij allen niet
onder een bestuur kunnen werken, in het
weik der armverzorging? Ik weet wel
de bestaande fondsen in de R. K. gemeente
zqn niet bestemd voor de protestantsche
armen, en omgekeerd deze niet voor de
R. Katholieke armen, doch evenzeer weet
ik ook dat bijaldien allen onder éen
bestuur werkten, de fondsen toch gesepa-
reerd konden blijven. En de Kerkelijke
armverzorgers, van welke gezindte zq ook
mogen wezen, zq behoeven niet te vreezen
dat hunne betrekking als diaken bjj
hunne gemeente daardoor zou opgeheven
worden. Integendeel meer en beter dan
ooit zouden ze dan in hunne betrekking
werkzaam kunnen zqn. Indien werkelijk
door samenwerking begeerd, verlangd wordt
op het gebied van armenzorg en wie zou
de behoefte daaraan niet erkennen, een
dracht maakt immers macht, indien in-
èi nsmelting van onze plaatselijke liefdadig
heidsinstellingen erkend kan worden als de
eenige weg tot de gezonde armverzorging,
dan heb ik hoop dat al de hier ter stede
bestaande besturen van armenzorg zich de
moeite zullen getroosten te beginnen met
eens saam te komen, «aam van gedachten
te wisselen, en wie weet van welke uitsteken
de gevolgen zulk een eerste algemeene verga
dering zou zqn. Immers om bq het einde
hunner eerste samenkomst het alle heeren
eens te zjjn; algemeene samenwerking wordt
gewenscht. Mq dunkt dat is de eerste stap
op den verlangden weg. Moge er nu maar
éen lijn die tot deze eerste bijeenkomst
wil oproepen, die deze eerste bqeenkomst
wil leiden; mij dunkt, zoo iemand zal wel
gevonden worden, als hij doordrongen is
van het nut, var. het doei dat beoogd wordt.
Goes 29/1 '91 R.
Mijnheer de Redacteur I
Mag ik voor onderstaande een plaatsje
vragen in uw blad
Bq den brand op 27 dezer hebben de
manschappen, behoorende bq de Cortgeen-
sche brandspuit, zich dapper gedragen. Wat
echter op te merken viel Dit, dat lang
niet allen die tot de brandweer behooren,
niettegenstaande klokgelui en alarmgeroep,
waren opgekomen om zich van hunne taak
te kwijten. Bleven velen tehuis en gingen
velen terug na even hunne nieuwsgierigheid
te hebben bevredigd, jammer dat hieronder
waren «chefs» en «onderchefs» van afdee-
lingen. In oogenblikken van gevaar dienen
dezen in de eerste plaats op hun post te zijn.
Dunkt u mijnheer dat er wetsbepalingen
zijn om deze plichtverzakers door den rechter
te doen veroordeelen Weet dat de brand
plaats had op het terrein der gemeente
Colijnsplaat.
Met de beantwoording hiervan verplicht u
Een chef die wel op zijn post was.
Cortgene, 29 Januari 1891.
De inzender begrijpt dat wij niet op de
hoogte zijn van de verordening op deKort-
geensche brandweer. Vermoedelijk echter
is daarin bepaald dat allen tot de brandweer
behoorende op het luiden der brandklok
moeten opkomen en blijven totdat de opper -
brandmeester het hun vergunt heen te gaan.
Bestaat een dergelijke bepaling dan heeft
natuurlijk overtreding plaats gehad en zou
vervolging kunnen geschieden, mits op eën
proces-verbaal op te maken door de met
het constateeren der absentiën belast» amb-
1 tenaren. Red.